Verhouding tussen mens
en dier tegenstrijdig
Ondanks werkloosheid nog veel vacatures
Foute bomen
zoeken in bos
Toenemende wreedheid tegenover groeiend gevoel van verantwoordelijkheid
Prof. Hofstra:
opvoeding en onderwijs
kunnen er veel aan doen
Sommige bedrijven kunnen door personeelstekort niet uitbreiden
ET ITERDAG 15 JANUARI 1977
BINNENLAND
TROUW/KWARTET 9
anl
door Hans Schmit
AMSTERDAM De mens gaat al sinds
het begin van de beschaving met dieren
om, maar de wijze waarop Is nogal aan
veranderingen onderhevig geweest. Met
name in economische zin heeft het ge
bruik van het dier in de recente geschie
denis gigantische vormen aangenomen.
Zo zeer zelfs dat prof. dr. S. Hofstra.
onder meer oud-voorzitter van de Ne
derlandse vereniging tot bescherming
van dieren, meent „dat gebruik vaak tot
misbruik is geworden en dat beheer en
rentmeesterschap van de dierenwereld
veranderd is in exploitatie en zelfs des
tructie".
Naast de vernietiging van de natuur en de
dierenwereld en de grootscheepse uitbuiting in
de intensieve veehouderij, kenmerkt de Wes
teree cultuur zich echter ook door een toene-
mend gevoel voor het dier. zowel wat betreft
het behoud van een soort als de verzorging van
een Individueel dier. Een opvallende tegenstrijd
dlgheld, die in alle aspecten van de verhouding
tussen mens en dier is terug te vinden. Ener-,
zljds, zo schreef prof. Hofstra in het ln 1974
verschenen artikel „Dieren in een veranderen
de wereld", zijn wij getuige van een toename
van sommige van de gruwelijkste vormen van
wreedheid of onverschilligheid, vandalisme of
brute geweldsultoefening tegenover dieren en
van een exploitatie die enkel wordt gemoti
veerd door kortzichtige economische belangen.
Anderzijds echter is er een toename van het
gevoel van verantwoordelijkheid tegenover de
natuur en van het gevoel voor en het medele
ven met dieren.
Die verhouding tussen mens en natuur heeft
prof. Hofstra (73). die tot acht Jaar geleden
hoogleraar in de sociologie aan de universiteit
van Amsterdam en bijzonder hoogleraar in de
culturele antropologie aan de universiteit van
Leiden was, altijd in hoge mate geboeid. We
tenschappelijk gezien heeft de relatie mens-
dier nog weinig aandacht getrokken; slechts
losse aspecten daarvan zijn onderwerp van
studie geweest, zoals het economische aspect,
de wijze waarop dieren tot huisdieren zijn
geworden en de rol die dieren in godsdiensten
spelen of hebben gespeeld, zowel als offerdier
als onderwerp van verering.
In de vroegste tijden maakte de mens Jacht op
het dier ter verkrijging van voedsel en kleding,
later worden dieren gebruikt bij de bewerking
van het land en voor de veeteelt. Lange tijd is
de exploitatie (veeteelt; last-en trekdier op
een lage trap blijven staan en is de situatie te
vergelijken met die zoals die tot voor kort nog
in bepaalde delen van Afrika bestond. In Mali
bijvoorbeeld werden koeien door de herdersno
maden in de eerste plaats voor melk gehouden;
ze werden alleen geslacht als ze te oud werden
of voor ceremoniële aangelegenheden. Door
Europese Invloed echter en de daarmee toene
mende vraag naar vlees worden nu steeds
grotere aantallen vee verhandeld.
Wreedheid Jegens dieren (en mensen!) kwam op
grote schaal voor in de latere Romeinse be
schaving. In de middeleeuwen stond het dier
op een lagere trap dan in de vroegere bescha
vingen in Azië en de antieke beschavingen in
Griekenland en Egypte, hoewel een kerkvader
als Augustlnus voor dieren gunstige uitspraken
deed. In lager eeuwen nam de exploitatie toe,
evenais wreed tijdverdrijf met dieren. Be
langrijke denkers als Voltaire en Schopenhau
er verhieven vanaf het eind van de achttiende
eeuw hun stem ten gunste van het dier.
Verschuivingen
De laatste anderhalve eeuw hebben zich be
langrijke verschuivingen voorgedaan. Prof.
Hofstra: „De natuur werd meer en meer be
heerst en geëxploiteerd, vooral dankzij
technische ontwikkelingen en een versnelde
groei van kennis. Men stond daarbij onverschil
lig of onwetend tegenover het lot van het dier
en de niet-economische waarde van de natuur.
Tegelijk met deze ontwikkeling echter groeide
de aandacht en het gevoel voor de natuur. De
dierenbescherming is de oudste beweging
waarin deze gedachten opkwamen; in het
begin van de vorige eeuw al ontstonden dieren-
be6chermlngsbewegingen ln Engeland. De na
tuurbescherming kwam pas later, terwijl de
zorg voor de bescherming van het milieu van
nog recenter datum is".
Merkwaardig, die tegenstrijdige ontwikkeling:
enerzijds onverschilligheid, anderzijds zorg.
Prof. Hofstra: „In de cultuur lopen heel
merkwaardige lijnen. De recente ontwikkeling
vertoont wel een zekere oveeenkomst met wat
zich in de latere Romeinse beschaving heeft
voorgedaan. Overigens richt de toenemende
gevoeligheid zich niet alleen op het dier, maar
ook op de mens: denk aan de uitgebreide
sociale wetgeving. Tegelijkertijd echter la er
onverschilligheid, ln het groot zowel als in het
klein, in de eigen groep. Huisdieren krijgen
doorgaans veel zorg, maar een hond wordt
evengoed voor de vakantie zorgeloos uit de
auto gezet.
Men zegt wel eens dat de mens gemakkelijk
een dier aanschaft en weer weg doet omdafc-ie
gewend is te consumeren, iets te kopen en weg
te gooien. Ik vind dat echter geen afdoende
verklaring. De algemene principes van liefde
zijn, wat het dier betreft, vaak beperkt tot het
zichtbare, tot wat Je ziet. Veel mensen eten
graag vlees, maar grote groepen huiveren een
slachthuis binnen te gaan. Die afstand maakt
het gemakkelijk iets te accepteren dat ethisch
niet Juist is. Hoewel er natuurlijk ook mensen
zijn die zich wel bekommeren om wat ze niet
zien. De maatschappij wordt vaak zo ingericht
dat de minder prettige dingen verder van ons
afstaan, dat pijnlijke dingen op een afstand
worden gehouden zoals gevangenissen en
abattoirs".
Hoe zou de tegenstrijdigheid kunnen worden
overbrugd, hoe zou een duidelijker besef kunnen
groeien van wat men met een dier mag doen en
waarvoor men het mag gebruiken?
Prof. Hofstra: „Liefde ls een groot woord, maar
als de mensen meer respect en zorg hadden,
waren we al wat dichter bij wat kan worden
bereikt Op het gebied van opvoeding en onder
wijs ls veel te doen en hoewel er al veel gebeurt
kan het altijd nog meer wordea Ook de media
en de kerken kunnen een rol spelen door op de
problemen van het dier te wijzen. Vooral
kinderen zijn hiervoor ontvankelijk, meer dan
ouderen. Het is de vraag ln hoeverre men op
latere leeftijd die ontvankelijkheid kan
opbrengen".
De tegenstrijdige ontwikkeling weerspiegelt zich
ook in de wetgeving. Zo worden diersoorten
beschermd wanneer hun voortbestaan bedreigd
wordt. Zo ook Is mishandeling van een dier nog
steeds een delict tegen de zeden, omdat het
kwetsend is voor andere mensen. Een eigen
rechtspositie van het dier is daarbij nog niet aan
de orde. De nieuwe wet op de dierproeven legali
seert in feite de bestaande situatie, op allerlei
andere terreinen worden vaak maar halve maat
regelen genomen, zodat de tweeslachtigheid in
de wet tot uitdrukking komt Wat zou de rol van
een nieuwe wetgeving kunnen zijn en boe zou
die er uit moeten zien: een allesomvattende wet
of een aantal deelwetten, zoals voor huisdieren,
wilde dieren, vee, het transport, de slacht ens.?
Prof. Hofstra: 'Een goede wetgeving kan
gunstig werken, maar het ls de vraag of een wet
moet voorgaan of een wet vooruit moet
lopen op de publieke opinie of zich daarbij aan
moet sluiten. Ik geloof dat een wet wel kan
voorgaan, dat een wet een belangrijke factor
kan zijn in het lelden en verbeteren van de
publieke opinie inzake de houding tegenover
dieren. Een algemene omvattende wet zie ik
niet zo zitten, je kunt (en dat is vaak een
kwestie van opportuniteit) waarschijnlijk meer
in afzonderlijke wetten regelen. Waar het bij
voorbeeld gaat om het soortbehoud, hetgeen
een ander probleem ls dan de bescherming van
individuele dieren en waarbij de ethische as
pecten wat minder een rol spelen, moeten er
internationale regels komen. Daarnaast moet
er een algemene wetgeving voor bescherming
van dieren zijn, gericht op kwelling en mishan
deling enzo. Via andere wetten kun je dan
verbeteringen aanbrengen ln de blo-Industrie,
bij het transport van dieren en bij het slachten.
Er gebeurt op die terreinen ook internationaal
het een en ander, er wordt aan gewerkt in de
Prof. dr S. Hofstra
Raad van Europa, in de Europese ge
meenschap in Brussel; er zijn internationale
regelingen ln de maak'.
Hoewel er een toenemend aantal mensen is dat
voor het dier wil opkomen, lijkt er voor de
buitenstaander nof maar weinig eensgzindheid
te bestaan. Er zijn tientallen organisaties die
zich met verschillende aspecten van de bescher
ming bezighouden of xich op een enkel soort dier
richten. Meermalen is do verdeeldheid groot en
leven gelijkgerichte verenigingen in onmin.
Prof. Hofstra: 'We hebben ln Nederland één
grote, algemene vereniging, de Nederlandse
vereniging tot bescherming van dieren, die
60.000 leden telt. Het algemene heeft mij altijd
meer getrokken. Om een vuist te kunnen ma
ken, kun Je het beste groot zijn, dan wordt er
beter naar je geluisterd. Ik geloof dat als Je
alles bij elkaar zou brengen, de zaak toch weer
uiteen zou vallen. De kleine groepen doen op
hun eigen terrein vaak nuttig werk, ze zijn vaak
Juist opgericht voor een enkel aspect. Als Je de
kleinere groepen in hun recht laat, kunnen ze
zinvol zijn, zolang ze niet voortkomen uit split-
slngszucht'.
Wreedheid en exploitatie..
Liefde en verantwoordelijkheid
door
Barend Mensen
DORDRECHT - AUe
werkloosheid in dit land
ten spijt zijn er bedrijven
die met onvervulbare va
catures zitten. Het is
zelfs zo dat in sommige
van die bedrijven de pro-
duktie stagneert of dat
mogelijkheden tot een
zekere uitbreiding niet te
verwezenlijken zijn door
dat de arbeidsmarkt het
af laat weten.
Nu dient niet alle aanbod alle
vraag. Weliswaar is het aan
bod vele malen groter dan de
vraag, maar je kunt een met
selaar niet aan een draaibank
zetten. Toch blijken er situa
ties te zijn die. in het licht
van de huidige omstandighe
den. wonderlijk aandoen.
Dat is onder meer gebleken
uit een onderzoek dat de
Kring Dordrecht van de
FME, de Vereniging voor de
metaal- en elektrotechnische
industrie, heeft ingesteld
naar de behoefte aan perso
neel bij negentig FME-
bedrijven ln de Drechtstreek
(Dordrecht en de industriege
bieden langs Noord. Maas en
Merwede). De uitkomsten
van dat onderzoek waren
voor de voorzitter van de
Dordtse Kamer van Koop
handel aanleiding te spreken
over het „probleem van de
onvervulbare vacatures."
Aangenomen mag daarbij
worden dat dit probleem zich
niet alleen in de Drechtstreek
laat gelden, al is dit gebied
lang een witte vlek op de
werkloosheldskaart van Ne
derland geweest en ai ligt nu
nog althans in de indus
triële sector het werkloos
heidspercentage lager dan
het landelijk gemiddelde.
Uit het onderzoek bleek dat
van de negentig geënquêteer
de bedrijven er zesendertig
419 mensen in totaal konden
gebruiken. Zij hadden vaca
tures op verschillend niveau,
van magazijnbediende af tot
aan elektrotechnisch inge
nieur. Dat was op de peilda
tum waarop werd geconsta
teerd dat het aantal werkzoe
kenden in de metaalsector.
geregistreerd bU het geweste
lijk arbeidsbureau
Dordrecht, zich rond de 430
bewoog. De totale vraag van
metaalbedrijven liep ln no
vember van het vorig jaar
tegen de zevenhonderd. Een
maand later was het
werkloosheidscijfer ln de me
taal 479 en dat van de vraag
568. Het arbeidsbureau ver
meldde bij de teruggang van
de vraag dat van een zekere
seizoensinvloed sprake was
geweest. Het aanstellingsbe-
leld was in de laatste maand
van het Jaar wat trager verlo
pen dan anders.
Engeland
Twee Jaren geleden baarde
de FME-kring Dordrecht op
zien door voor bij haar aange
sloten bedrijven ar
beidskrachten te gaan wer
ven in Engeland. Er is in de
Drechtstreek nu een onder
neming die zonder resultaat
al zoveel geld aan personeel
sadvertenties heeft uitgege
ven dat zij overweegt het
voorbeeld van teen te volgen
en aan de overkant van de
Noordzee een wervingscam
pagne op touw te zetten.
Het verenigingsorgaan Meta-
lektro Visie van de FME
heeft naar aanleiding van de
door de kring Dordrecht ge
houden enquête met een aan
tal personeelschefs gespro
ken over de onvulbaar lijken
de vacatures en hun inspan
ningen om die koste wat het
kost bezet te krijgen. Dit ge
sprek bevestigde de conclu
sie van het arbeidsbureau
dat ongeschooldheid een
voorname oorzaak ls van het
probleem.
Er bleek echter ook uit dat er
knelpunten zitten in de pro
cedure om de werkloze weer
aan een betrekking te helpen.
Ook werd geconstateerd dat
er werklozen zijn, die weinig
interesse tenen. Zo had men
in samenwerking met het ar
beidsbureau geprobeerd ge
spreksgroepen te organise
ren. Achtereenvolgens waren
groepjes van 15 en 22 werklo
zen vooreen gesprek uitgeno
digd. In het eerste geval wa
ren er twee verschenen, ln het
tweede kwam er één. Sommi
ge personeelchefs zeiden dat
mensen die langer dan drie a
vier maanden werkloos zijn
vaak niet meer aan het werk
te krijgen zijn. Anderen had
den de Indruk dat velen de
WW als iets „normaals" be
schouwen maar dat „in de
WWV lopen" (de na de WW
twee jaar geldende wet
werkloosheidsvoorziening)
als onaangenaam wordt erva
ren en de begeerte om weer in
het arbeidsproces te worden
opgenomen doet toenemen
Begrip
De personeelschefs hadden
er wel begrip voor dat sommi
ge werklozen het niet aan
trekkelijk vinden om voor
een luttel bedrag méér weer
aan de slag te gaan en pleit
ten er zelfs voor. de werkloos
heidsuitkering na vier maan
den regelmatig te laten zak
ken tot aan het minimum
inkomen. Dit om de mensen
meer te motiveren werk te
aanvaarden. Het blijkt
maar dat was al bekend
moeilijk mensen er toe te be
wegen een werkkring bulten
hun directe woonomgeving
te aanvaarden. Wat de ar
beidsbureaus betreft zou
men graag wat ruimere op
vattingen met betrekking tot
het begrip „passende arbeid"
zien toegepast. Nodig ls ook
een betere registratie en een
beter inzicht ln de behoeften
van het bedrijfsleven. Het
moet niet voorkomen dat een
metaalman, die naar de bouw
is gegaan en in die sector
weer werkloos ls geworden,
alleen als werkloze bouwvak
ker wordt geregistreerd.
De personeelchefs staken
volgens Metaiektro Visie ook
de hand in eigen boezen. Bij
veel bedrijven is bijvoorbeeld
verbetering van de werk
omstandigheden nodig. Daar
is «n wordt al veel aan ge
daan, maar met name voor
zware en ln de openlucht te
verrichten arbeid is op dit
punt nog veel te organiseren.
Een van de werklozen, die
gehoor hadden gegeven aan
de uitnodiging te komen pra
ten. klaagde erover dat hij bij
sollicitaties nooit verder
kwam dan tot aan de perso
neelschefs. Een technische
baas zou zijn capaciteiten
veel beter op waarde kunnen
schatten. Een ander leverde
erfde veelgehoorde.) kritiek
op dat veel bedrijven op solli
citaties niet eens antwoord
geven
njuc aüjMSil HjiSj tgan gjSb gjfijgj
g :;.r-
£5 i&sllslwifiiii
door Rob Foppema
Problemen die wel dringend zijn, maar nauwelijks
oplosbaar, lopen het gevaar om naar de achtergrond te
worden geschoven. Als Je er toch niets aan kan doen, ls
het tenslotte rustiger om te doen of er niets aan de
hand is.
Als ln een onafzienbaar oerwoud drie giftige bomen
staan, kun je maar het beste naar de vogels luisteren.
Zo'n probleem was tot voor
enige tijd met spectaculaire
uitzonderingen dat van de
kankerverwekkende stoffen.
Het was zonder twijfel belang
rijk. Deskundigen schatten
dat tussen 50 en 80 procent van
alle gevallen van kanker in de
westerse samenleving door
factoren uit het milieu worden
veroorzaakt. Maar aan zo'n In
zicht heb Je weinig ais Je niet
weet welke stoffen de boosdoe
ners zijn.
We fcven tussen ongetelde
tienduizenden chemische stof
fen, zowel nituurprodukten
als door de mens gemaakte.
Tussen ooreaak (blootstelling
aan een bepaalde stof) en ge
volg (ziekte) kunnen tien of
twintig Jaar verlopen. Het ls
duidelijk dat directe ervarin
gen ons ln deze situatie slechts
in uitzonderingsgevallen iets
wijzer zullen maken.
Zulke ervaringen kwamen
vooral uit de Industrie, waar de
gevolgen van buitenissige stof
fen ln hoge concentraties nog
wel eens opvielen. Zeker wan
neer zij een overigens zeldza
me vorm van kanker veroor
zaakten, zoals ln het recente
geval van vlnylchlorlde. Maar
verder stemde de omvang van
het probleem tot machteloos
heid.
De enige manier om een rede
lijke aanwijzing te krijgen of
een bepaalde stof kanker ver
oorzaakt, was namelijk een
langdurig experiment met een
ton aantal proefdieren. Een
kwesUe van Jaren, met op het
prijskaartje een bedrag in de
orde van honderdduizend gul
den. Zelfs als de benodigde
miljarden op tafel zouden ko
men, zouden er ln de afzienba
re toekomst geen laboratoria,
geen dlervereorgers en geen bi
ologen genoeg zijn om de kwa
liteit van onze omgeving op
deze manier te onderzoeken.
Het systeem wordt dan ook
alleen ln bijzondere gevallen
gebruikt, bijvoorbeeld voor
stoffen die in voedingsmidde
len worden verwerkt of die in
grote hoeveelheden in het mi
lieu worden verspreid (zoals
bestrijdingsmiddelen). Verder
bestaat er langzamerhand wel
zoveel ervaring met het onder
werp dat bepaalde groepen
chemische stoffen als riskant
zijn herkend. Maar het bleef
allemaal behelpen.
Vandaar de gemengde gevoe
lens van ongeloof en
blijdschap toen de Amerikaan
se biochemicus Bruce N. Ames
een test introduceerde die in
twee dagen met behoorlijke
betrouwbaarheid aangaf of
een stof kankerverwekkend
was. Er kwam nog maar zijde
lings een proefdier aan te pas,
en de kosten waren met dui
zend gulden wel bekeken. Het
was haast te mooi om waar te
zijn.
De Ames-test werd dan ook in
het begin zeer terughoudend
bekeken. Zou een exercitie van
48 uur met bacteriën in een
glazen schaaltje werkelijk zin
nige informatie kunnen ople
veren over de kankerverwek
kende eigenschappen van de
onderzochte stof? Dat zou toch
wel heel erg aannemelijk ge
maakt moeten worden voor
men er ook maar enigszins op
durfde te rekenen.
Nu was professor Ames de
eerste om toe te geven dat zijn
test in beginsel iets anders
vaststelde. Namelijk of de on
derzochte stof mutaties ver
oorzaakte. blijvende verander
ingen ln de erfelijke ei
genschappen van de bacterie
die hU voor de proef gebruikte.
Aangezien „een" erfelijke af
wijking in behandelde bacteri-
eën moeilijker te vinden ls dan
een naald ln een hooiberg, nam
Ames een handige omweg.
Hij begon met bacteriën die
door zorgvuldig kweken een
bepaalde erfelijke afwijking
hadden meegekregen. Ze had
den daardoor ln hun voedings
pakket een extra bestanddeel
nodig waar hun gezonde
soortgenoten buiten konden.
Als ze dat niet te eten kregen
gingen ze dood. Tenzij de on
derzochte stof hun erfelijke el-
genschappen zodanig veran
derde, dat de gekweekte afwij
king weer ongedaan gemaakt
werd. Dan konden ze ook op
een niet verrijkte voedingsbo
dem groeien en bloeien.
Horden
Als bacteriën ln een glazen
schaaltje op een voedingsbo
dem groeien en zich vermenig
vuldigen, is dat na verloop van
tijd makkelijk te zien. Zo kan
dus worden vastgesteld in hoe
verre een bepaalde stof muta
ties veroorzaakt bij bacteriën.
Nu zijn er nog twee horden te
nemen. Hebben zulke muta
ties iets met het ontstaan van
kanker te maken? En heeft een
effect op bacteriën ons iets te
zeggen over gebeurtenissen in
het lichaam van dier of mens?
Wat die eerste vraag betreft:
Ames heeft in de loop van zijn
werk vastgesteld dat negen
van de tien bekende kanker
verwekkende stoffen die hij
onderzocht, ln zijn test ook
mutaties veroorzaakten. En
dat zulke mutaties maar zeer
zelden optreden bij stoffen die
wat kanker betreft buiten ver
denking staan.
Hij gelooft dus ln de theorie
dat bijna alle kankerverwek
kende stoffen hun effect heb
ben door ln een lichaamscel
een mutatie te veroorzaken.
Daardoor zouden de ongerem
de groei en deling kunnen be
ginnen die leiden tot gezwel
vorming. Die ervaring en dat
geloof van Ames bewijzen
strikt genomen nog niets.
Maar totdat het tegendeel aan
nemelijk ls gemaakt, kan er
wel met deze redenering wor
den gewerkt.
Dit alles hangt sterk sameh
met de tweede vraag: Zegt het
wedervaren van de bacteriën
ons lets over effecten ln mens
of dier? Wat de mutatie zelf
betreft, ls dat wel aannemelijk.
Het zijn vooral de neven
omstandigheden die sterk ver
schillen. De hele stofwisseling
van een verzameling bacteriën
is niet met die van een dierlijk
lichaam te vergelijken. Maar
het sterke punt van de Ames-
test ls Juist dat de omgeving
van de bacteriën wordt uitge
breid met een belangrijk stuk
dierlijke stofwisseling. Er
wordt namelijk een biologisch
preparaat uit de lever van rat
ten toegevoegd.
Praktijk
Daarmee wordt de „dierlijke"
praktijksituatie dicht bena
derd. Wanneer we zien dat een
bepaalde stof bij ratten kanker
veroorzaakt, ls het niet gezegd
dat die stof zelf de boosdoener
ls. In het lichaam wordt zo'n
stof aan omzettlngs- en af
braakprocessen onderworpen.
En het kan net zo goed zijn,
dat een van de vele tussenpro-
dukten nu Juist de schade ver
oorzaakt.
De door Ames gebruikte le
verpreparaten bootsen die pro
cessen ln het glazen schaaltje
na. Het ls deze kunstgreep
waardoor de nauwe relatie tus
sen kankerverwekkende el-
genschappen en testresultaten
bereikt kon worden.
Intussen blijft de Ames-test
meer een praktische wegwijzer
dan een criterium waar Je blin
delings op bouwen kunt. Pas
na veel ervaring kan blijken
hoe betrouwbaar de aanwijzin
gen zijn. Nieuwe gunstige erva
ringen vormen de ene aanlei
ding voor dit artikel. Een team
van het chemle-concern ICI
liet de Ames-test los op een
serie van 120 stoffen van aller
lei aard. Daar zaten expres een
aantal „moeilijke" dubbeltal
len bij, nauw verwante che
mische verbindingen waarvan
er één kankerverwekkend was
gebleken en de andere niet. De
test leverde ruim negentig pro
cent correcte resultaten op,
waaronder alle moeilijke ge
vallen. (I.F.H.Purchase e.a.,
Nature. 264. 624-627; 1976)
Alarm
De Ames-test lijkt dus zeker
waardevol als selectie-
Instrument voordat men zich
in de betrouwbaarder maar
aanmerkelijk duurdere klas
sieke dierproeven stort. Een
zeker zo belangrijke rol is die
van alarmschei voor het signa
leren van bedenkelijke situa
ties. Ames heeft al zoveel ver
trouwen ln zijn methode dat
hij de schel eigenhandig en
hard laat klinken over stoffen
waarmee textiel en plastics
brandwerend worden ge
maakt. (Arlene Blum en Bruce
N Ames, Science. 195, 17-23;
197T)
Met name het produkt tris-BP,
dat onder andere de
brandbaarheid van miljoenen
kinderpyjama's verlaagt,
blijkt in de Ames-test veel mu
taties te scoren. Daarmee is
niet gezegd dat het beslist
schadelijk is. Maar wel dat dat
met voorrang bekeken moet
worden. En dat er waarschijn
lijk onschuldiger manieren
.zijn om ongelukken met vuur
te voorkomen.
Rectificatie
In het verhaal over de bosten is
vorige week de tlotsin groten
deels weggevallen. Er had moe
ten staan: De vraag is niet óf
een wereldomvattend bosbe
heer dringend nodig is, de vraag
is alleen hóé nodig het is.