Verhouding tussen mens en dier tegenstrijdig Ondanks werkloosheid nog veel vacatures Foute bomen zoeken in bos Toenemende wreedheid tegenover groeiend gevoel van verantwoordelijkheid Prof. Hofstra: opvoeding en onderwijs kunnen er veel aan doen Sommige bedrijven kunnen door personeelstekort niet uitbreiden ET ITERDAG 15 JANUARI 1977 BINNENLAND TROUW/KWARTET 9 anl door Hans Schmit AMSTERDAM De mens gaat al sinds het begin van de beschaving met dieren om, maar de wijze waarop Is nogal aan veranderingen onderhevig geweest. Met name in economische zin heeft het ge bruik van het dier in de recente geschie denis gigantische vormen aangenomen. Zo zeer zelfs dat prof. dr. S. Hofstra. onder meer oud-voorzitter van de Ne derlandse vereniging tot bescherming van dieren, meent „dat gebruik vaak tot misbruik is geworden en dat beheer en rentmeesterschap van de dierenwereld veranderd is in exploitatie en zelfs des tructie". Naast de vernietiging van de natuur en de dierenwereld en de grootscheepse uitbuiting in de intensieve veehouderij, kenmerkt de Wes teree cultuur zich echter ook door een toene- mend gevoel voor het dier. zowel wat betreft het behoud van een soort als de verzorging van een Individueel dier. Een opvallende tegenstrijd dlgheld, die in alle aspecten van de verhouding tussen mens en dier is terug te vinden. Ener-, zljds, zo schreef prof. Hofstra in het ln 1974 verschenen artikel „Dieren in een veranderen de wereld", zijn wij getuige van een toename van sommige van de gruwelijkste vormen van wreedheid of onverschilligheid, vandalisme of brute geweldsultoefening tegenover dieren en van een exploitatie die enkel wordt gemoti veerd door kortzichtige economische belangen. Anderzijds echter is er een toename van het gevoel van verantwoordelijkheid tegenover de natuur en van het gevoel voor en het medele ven met dieren. Die verhouding tussen mens en natuur heeft prof. Hofstra (73). die tot acht Jaar geleden hoogleraar in de sociologie aan de universiteit van Amsterdam en bijzonder hoogleraar in de culturele antropologie aan de universiteit van Leiden was, altijd in hoge mate geboeid. We tenschappelijk gezien heeft de relatie mens- dier nog weinig aandacht getrokken; slechts losse aspecten daarvan zijn onderwerp van studie geweest, zoals het economische aspect, de wijze waarop dieren tot huisdieren zijn geworden en de rol die dieren in godsdiensten spelen of hebben gespeeld, zowel als offerdier als onderwerp van verering. In de vroegste tijden maakte de mens Jacht op het dier ter verkrijging van voedsel en kleding, later worden dieren gebruikt bij de bewerking van het land en voor de veeteelt. Lange tijd is de exploitatie (veeteelt; last-en trekdier op een lage trap blijven staan en is de situatie te vergelijken met die zoals die tot voor kort nog in bepaalde delen van Afrika bestond. In Mali bijvoorbeeld werden koeien door de herdersno maden in de eerste plaats voor melk gehouden; ze werden alleen geslacht als ze te oud werden of voor ceremoniële aangelegenheden. Door Europese Invloed echter en de daarmee toene mende vraag naar vlees worden nu steeds grotere aantallen vee verhandeld. Wreedheid Jegens dieren (en mensen!) kwam op grote schaal voor in de latere Romeinse be schaving. In de middeleeuwen stond het dier op een lagere trap dan in de vroegere bescha vingen in Azië en de antieke beschavingen in Griekenland en Egypte, hoewel een kerkvader als Augustlnus voor dieren gunstige uitspraken deed. In lager eeuwen nam de exploitatie toe, evenais wreed tijdverdrijf met dieren. Be langrijke denkers als Voltaire en Schopenhau er verhieven vanaf het eind van de achttiende eeuw hun stem ten gunste van het dier. Verschuivingen De laatste anderhalve eeuw hebben zich be langrijke verschuivingen voorgedaan. Prof. Hofstra: „De natuur werd meer en meer be heerst en geëxploiteerd, vooral dankzij technische ontwikkelingen en een versnelde groei van kennis. Men stond daarbij onverschil lig of onwetend tegenover het lot van het dier en de niet-economische waarde van de natuur. Tegelijk met deze ontwikkeling echter groeide de aandacht en het gevoel voor de natuur. De dierenbescherming is de oudste beweging waarin deze gedachten opkwamen; in het begin van de vorige eeuw al ontstonden dieren- be6chermlngsbewegingen ln Engeland. De na tuurbescherming kwam pas later, terwijl de zorg voor de bescherming van het milieu van nog recenter datum is". Merkwaardig, die tegenstrijdige ontwikkeling: enerzijds onverschilligheid, anderzijds zorg. Prof. Hofstra: „In de cultuur lopen heel merkwaardige lijnen. De recente ontwikkeling vertoont wel een zekere oveeenkomst met wat zich in de latere Romeinse beschaving heeft voorgedaan. Overigens richt de toenemende gevoeligheid zich niet alleen op het dier, maar ook op de mens: denk aan de uitgebreide sociale wetgeving. Tegelijkertijd echter la er onverschilligheid, ln het groot zowel als in het klein, in de eigen groep. Huisdieren krijgen doorgaans veel zorg, maar een hond wordt evengoed voor de vakantie zorgeloos uit de auto gezet. Men zegt wel eens dat de mens gemakkelijk een dier aanschaft en weer weg doet omdafc-ie gewend is te consumeren, iets te kopen en weg te gooien. Ik vind dat echter geen afdoende verklaring. De algemene principes van liefde zijn, wat het dier betreft, vaak beperkt tot het zichtbare, tot wat Je ziet. Veel mensen eten graag vlees, maar grote groepen huiveren een slachthuis binnen te gaan. Die afstand maakt het gemakkelijk iets te accepteren dat ethisch niet Juist is. Hoewel er natuurlijk ook mensen zijn die zich wel bekommeren om wat ze niet zien. De maatschappij wordt vaak zo ingericht dat de minder prettige dingen verder van ons afstaan, dat pijnlijke dingen op een afstand worden gehouden zoals gevangenissen en abattoirs". Hoe zou de tegenstrijdigheid kunnen worden overbrugd, hoe zou een duidelijker besef kunnen groeien van wat men met een dier mag doen en waarvoor men het mag gebruiken? Prof. Hofstra: „Liefde ls een groot woord, maar als de mensen meer respect en zorg hadden, waren we al wat dichter bij wat kan worden bereikt Op het gebied van opvoeding en onder wijs ls veel te doen en hoewel er al veel gebeurt kan het altijd nog meer wordea Ook de media en de kerken kunnen een rol spelen door op de problemen van het dier te wijzen. Vooral kinderen zijn hiervoor ontvankelijk, meer dan ouderen. Het is de vraag ln hoeverre men op latere leeftijd die ontvankelijkheid kan opbrengen". De tegenstrijdige ontwikkeling weerspiegelt zich ook in de wetgeving. Zo worden diersoorten beschermd wanneer hun voortbestaan bedreigd wordt. Zo ook Is mishandeling van een dier nog steeds een delict tegen de zeden, omdat het kwetsend is voor andere mensen. Een eigen rechtspositie van het dier is daarbij nog niet aan de orde. De nieuwe wet op de dierproeven legali seert in feite de bestaande situatie, op allerlei andere terreinen worden vaak maar halve maat regelen genomen, zodat de tweeslachtigheid in de wet tot uitdrukking komt Wat zou de rol van een nieuwe wetgeving kunnen zijn en boe zou die er uit moeten zien: een allesomvattende wet of een aantal deelwetten, zoals voor huisdieren, wilde dieren, vee, het transport, de slacht ens.? Prof. Hofstra: 'Een goede wetgeving kan gunstig werken, maar het ls de vraag of een wet moet voorgaan of een wet vooruit moet lopen op de publieke opinie of zich daarbij aan moet sluiten. Ik geloof dat een wet wel kan voorgaan, dat een wet een belangrijke factor kan zijn in het lelden en verbeteren van de publieke opinie inzake de houding tegenover dieren. Een algemene omvattende wet zie ik niet zo zitten, je kunt (en dat is vaak een kwestie van opportuniteit) waarschijnlijk meer in afzonderlijke wetten regelen. Waar het bij voorbeeld gaat om het soortbehoud, hetgeen een ander probleem ls dan de bescherming van individuele dieren en waarbij de ethische as pecten wat minder een rol spelen, moeten er internationale regels komen. Daarnaast moet er een algemene wetgeving voor bescherming van dieren zijn, gericht op kwelling en mishan deling enzo. Via andere wetten kun je dan verbeteringen aanbrengen ln de blo-Industrie, bij het transport van dieren en bij het slachten. Er gebeurt op die terreinen ook internationaal het een en ander, er wordt aan gewerkt in de Prof. dr S. Hofstra Raad van Europa, in de Europese ge meenschap in Brussel; er zijn internationale regelingen ln de maak'. Hoewel er een toenemend aantal mensen is dat voor het dier wil opkomen, lijkt er voor de buitenstaander nof maar weinig eensgzindheid te bestaan. Er zijn tientallen organisaties die zich met verschillende aspecten van de bescher ming bezighouden of xich op een enkel soort dier richten. Meermalen is do verdeeldheid groot en leven gelijkgerichte verenigingen in onmin. Prof. Hofstra: 'We hebben ln Nederland één grote, algemene vereniging, de Nederlandse vereniging tot bescherming van dieren, die 60.000 leden telt. Het algemene heeft mij altijd meer getrokken. Om een vuist te kunnen ma ken, kun Je het beste groot zijn, dan wordt er beter naar je geluisterd. Ik geloof dat als Je alles bij elkaar zou brengen, de zaak toch weer uiteen zou vallen. De kleine groepen doen op hun eigen terrein vaak nuttig werk, ze zijn vaak Juist opgericht voor een enkel aspect. Als Je de kleinere groepen in hun recht laat, kunnen ze zinvol zijn, zolang ze niet voortkomen uit split- slngszucht'. Wreedheid en exploitatie.. Liefde en verantwoordelijkheid door Barend Mensen DORDRECHT - AUe werkloosheid in dit land ten spijt zijn er bedrijven die met onvervulbare va catures zitten. Het is zelfs zo dat in sommige van die bedrijven de pro- duktie stagneert of dat mogelijkheden tot een zekere uitbreiding niet te verwezenlijken zijn door dat de arbeidsmarkt het af laat weten. Nu dient niet alle aanbod alle vraag. Weliswaar is het aan bod vele malen groter dan de vraag, maar je kunt een met selaar niet aan een draaibank zetten. Toch blijken er situa ties te zijn die. in het licht van de huidige omstandighe den. wonderlijk aandoen. Dat is onder meer gebleken uit een onderzoek dat de Kring Dordrecht van de FME, de Vereniging voor de metaal- en elektrotechnische industrie, heeft ingesteld naar de behoefte aan perso neel bij negentig FME- bedrijven ln de Drechtstreek (Dordrecht en de industriege bieden langs Noord. Maas en Merwede). De uitkomsten van dat onderzoek waren voor de voorzitter van de Dordtse Kamer van Koop handel aanleiding te spreken over het „probleem van de onvervulbare vacatures." Aangenomen mag daarbij worden dat dit probleem zich niet alleen in de Drechtstreek laat gelden, al is dit gebied lang een witte vlek op de werkloosheldskaart van Ne derland geweest en ai ligt nu nog althans in de indus triële sector het werkloos heidspercentage lager dan het landelijk gemiddelde. Uit het onderzoek bleek dat van de negentig geënquêteer de bedrijven er zesendertig 419 mensen in totaal konden gebruiken. Zij hadden vaca tures op verschillend niveau, van magazijnbediende af tot aan elektrotechnisch inge nieur. Dat was op de peilda tum waarop werd geconsta teerd dat het aantal werkzoe kenden in de metaalsector. geregistreerd bU het geweste lijk arbeidsbureau Dordrecht, zich rond de 430 bewoog. De totale vraag van metaalbedrijven liep ln no vember van het vorig jaar tegen de zevenhonderd. Een maand later was het werkloosheidscijfer ln de me taal 479 en dat van de vraag 568. Het arbeidsbureau ver meldde bij de teruggang van de vraag dat van een zekere seizoensinvloed sprake was geweest. Het aanstellingsbe- leld was in de laatste maand van het Jaar wat trager verlo pen dan anders. Engeland Twee Jaren geleden baarde de FME-kring Dordrecht op zien door voor bij haar aange sloten bedrijven ar beidskrachten te gaan wer ven in Engeland. Er is in de Drechtstreek nu een onder neming die zonder resultaat al zoveel geld aan personeel sadvertenties heeft uitgege ven dat zij overweegt het voorbeeld van teen te volgen en aan de overkant van de Noordzee een wervingscam pagne op touw te zetten. Het verenigingsorgaan Meta- lektro Visie van de FME heeft naar aanleiding van de door de kring Dordrecht ge houden enquête met een aan tal personeelschefs gespro ken over de onvulbaar lijken de vacatures en hun inspan ningen om die koste wat het kost bezet te krijgen. Dit ge sprek bevestigde de conclu sie van het arbeidsbureau dat ongeschooldheid een voorname oorzaak ls van het probleem. Er bleek echter ook uit dat er knelpunten zitten in de pro cedure om de werkloze weer aan een betrekking te helpen. Ook werd geconstateerd dat er werklozen zijn, die weinig interesse tenen. Zo had men in samenwerking met het ar beidsbureau geprobeerd ge spreksgroepen te organise ren. Achtereenvolgens waren groepjes van 15 en 22 werklo zen vooreen gesprek uitgeno digd. In het eerste geval wa ren er twee verschenen, ln het tweede kwam er één. Sommi ge personeelchefs zeiden dat mensen die langer dan drie a vier maanden werkloos zijn vaak niet meer aan het werk te krijgen zijn. Anderen had den de Indruk dat velen de WW als iets „normaals" be schouwen maar dat „in de WWV lopen" (de na de WW twee jaar geldende wet werkloosheidsvoorziening) als onaangenaam wordt erva ren en de begeerte om weer in het arbeidsproces te worden opgenomen doet toenemen Begrip De personeelschefs hadden er wel begrip voor dat sommi ge werklozen het niet aan trekkelijk vinden om voor een luttel bedrag méér weer aan de slag te gaan en pleit ten er zelfs voor. de werkloos heidsuitkering na vier maan den regelmatig te laten zak ken tot aan het minimum inkomen. Dit om de mensen meer te motiveren werk te aanvaarden. Het blijkt maar dat was al bekend moeilijk mensen er toe te be wegen een werkkring bulten hun directe woonomgeving te aanvaarden. Wat de ar beidsbureaus betreft zou men graag wat ruimere op vattingen met betrekking tot het begrip „passende arbeid" zien toegepast. Nodig ls ook een betere registratie en een beter inzicht ln de behoeften van het bedrijfsleven. Het moet niet voorkomen dat een metaalman, die naar de bouw is gegaan en in die sector weer werkloos ls geworden, alleen als werkloze bouwvak ker wordt geregistreerd. De personeelchefs staken volgens Metaiektro Visie ook de hand in eigen boezen. Bij veel bedrijven is bijvoorbeeld verbetering van de werk omstandigheden nodig. Daar is «n wordt al veel aan ge daan, maar met name voor zware en ln de openlucht te verrichten arbeid is op dit punt nog veel te organiseren. Een van de werklozen, die gehoor hadden gegeven aan de uitnodiging te komen pra ten. klaagde erover dat hij bij sollicitaties nooit verder kwam dan tot aan de perso neelschefs. Een technische baas zou zijn capaciteiten veel beter op waarde kunnen schatten. Een ander leverde erfde veelgehoorde.) kritiek op dat veel bedrijven op solli citaties niet eens antwoord geven njuc aüjMSil HjiSj tgan gjSb gjfijgj g :;.r- £5 i&sllslwifiiii door Rob Foppema Problemen die wel dringend zijn, maar nauwelijks oplosbaar, lopen het gevaar om naar de achtergrond te worden geschoven. Als Je er toch niets aan kan doen, ls het tenslotte rustiger om te doen of er niets aan de hand is. Als ln een onafzienbaar oerwoud drie giftige bomen staan, kun je maar het beste naar de vogels luisteren. Zo'n probleem was tot voor enige tijd met spectaculaire uitzonderingen dat van de kankerverwekkende stoffen. Het was zonder twijfel belang rijk. Deskundigen schatten dat tussen 50 en 80 procent van alle gevallen van kanker in de westerse samenleving door factoren uit het milieu worden veroorzaakt. Maar aan zo'n In zicht heb Je weinig ais Je niet weet welke stoffen de boosdoe ners zijn. We fcven tussen ongetelde tienduizenden chemische stof fen, zowel nituurprodukten als door de mens gemaakte. Tussen ooreaak (blootstelling aan een bepaalde stof) en ge volg (ziekte) kunnen tien of twintig Jaar verlopen. Het ls duidelijk dat directe ervarin gen ons ln deze situatie slechts in uitzonderingsgevallen iets wijzer zullen maken. Zulke ervaringen kwamen vooral uit de Industrie, waar de gevolgen van buitenissige stof fen ln hoge concentraties nog wel eens opvielen. Zeker wan neer zij een overigens zeldza me vorm van kanker veroor zaakten, zoals ln het recente geval van vlnylchlorlde. Maar verder stemde de omvang van het probleem tot machteloos heid. De enige manier om een rede lijke aanwijzing te krijgen of een bepaalde stof kanker ver oorzaakt, was namelijk een langdurig experiment met een ton aantal proefdieren. Een kwesUe van Jaren, met op het prijskaartje een bedrag in de orde van honderdduizend gul den. Zelfs als de benodigde miljarden op tafel zouden ko men, zouden er ln de afzienba re toekomst geen laboratoria, geen dlervereorgers en geen bi ologen genoeg zijn om de kwa liteit van onze omgeving op deze manier te onderzoeken. Het systeem wordt dan ook alleen ln bijzondere gevallen gebruikt, bijvoorbeeld voor stoffen die in voedingsmidde len worden verwerkt of die in grote hoeveelheden in het mi lieu worden verspreid (zoals bestrijdingsmiddelen). Verder bestaat er langzamerhand wel zoveel ervaring met het onder werp dat bepaalde groepen chemische stoffen als riskant zijn herkend. Maar het bleef allemaal behelpen. Vandaar de gemengde gevoe lens van ongeloof en blijdschap toen de Amerikaan se biochemicus Bruce N. Ames een test introduceerde die in twee dagen met behoorlijke betrouwbaarheid aangaf of een stof kankerverwekkend was. Er kwam nog maar zijde lings een proefdier aan te pas, en de kosten waren met dui zend gulden wel bekeken. Het was haast te mooi om waar te zijn. De Ames-test werd dan ook in het begin zeer terughoudend bekeken. Zou een exercitie van 48 uur met bacteriën in een glazen schaaltje werkelijk zin nige informatie kunnen ople veren over de kankerverwek kende eigenschappen van de onderzochte stof? Dat zou toch wel heel erg aannemelijk ge maakt moeten worden voor men er ook maar enigszins op durfde te rekenen. Nu was professor Ames de eerste om toe te geven dat zijn test in beginsel iets anders vaststelde. Namelijk of de on derzochte stof mutaties ver oorzaakte. blijvende verander ingen ln de erfelijke ei genschappen van de bacterie die hU voor de proef gebruikte. Aangezien „een" erfelijke af wijking in behandelde bacteri- eën moeilijker te vinden ls dan een naald ln een hooiberg, nam Ames een handige omweg. Hij begon met bacteriën die door zorgvuldig kweken een bepaalde erfelijke afwijking hadden meegekregen. Ze had den daardoor ln hun voedings pakket een extra bestanddeel nodig waar hun gezonde soortgenoten buiten konden. Als ze dat niet te eten kregen gingen ze dood. Tenzij de on derzochte stof hun erfelijke el- genschappen zodanig veran derde, dat de gekweekte afwij king weer ongedaan gemaakt werd. Dan konden ze ook op een niet verrijkte voedingsbo dem groeien en bloeien. Horden Als bacteriën ln een glazen schaaltje op een voedingsbo dem groeien en zich vermenig vuldigen, is dat na verloop van tijd makkelijk te zien. Zo kan dus worden vastgesteld in hoe verre een bepaalde stof muta ties veroorzaakt bij bacteriën. Nu zijn er nog twee horden te nemen. Hebben zulke muta ties iets met het ontstaan van kanker te maken? En heeft een effect op bacteriën ons iets te zeggen over gebeurtenissen in het lichaam van dier of mens? Wat die eerste vraag betreft: Ames heeft in de loop van zijn werk vastgesteld dat negen van de tien bekende kanker verwekkende stoffen die hij onderzocht, ln zijn test ook mutaties veroorzaakten. En dat zulke mutaties maar zeer zelden optreden bij stoffen die wat kanker betreft buiten ver denking staan. Hij gelooft dus ln de theorie dat bijna alle kankerverwek kende stoffen hun effect heb ben door ln een lichaamscel een mutatie te veroorzaken. Daardoor zouden de ongerem de groei en deling kunnen be ginnen die leiden tot gezwel vorming. Die ervaring en dat geloof van Ames bewijzen strikt genomen nog niets. Maar totdat het tegendeel aan nemelijk ls gemaakt, kan er wel met deze redenering wor den gewerkt. Dit alles hangt sterk sameh met de tweede vraag: Zegt het wedervaren van de bacteriën ons lets over effecten ln mens of dier? Wat de mutatie zelf betreft, ls dat wel aannemelijk. Het zijn vooral de neven omstandigheden die sterk ver schillen. De hele stofwisseling van een verzameling bacteriën is niet met die van een dierlijk lichaam te vergelijken. Maar het sterke punt van de Ames- test ls Juist dat de omgeving van de bacteriën wordt uitge breid met een belangrijk stuk dierlijke stofwisseling. Er wordt namelijk een biologisch preparaat uit de lever van rat ten toegevoegd. Praktijk Daarmee wordt de „dierlijke" praktijksituatie dicht bena derd. Wanneer we zien dat een bepaalde stof bij ratten kanker veroorzaakt, ls het niet gezegd dat die stof zelf de boosdoener ls. In het lichaam wordt zo'n stof aan omzettlngs- en af braakprocessen onderworpen. En het kan net zo goed zijn, dat een van de vele tussenpro- dukten nu Juist de schade ver oorzaakt. De door Ames gebruikte le verpreparaten bootsen die pro cessen ln het glazen schaaltje na. Het ls deze kunstgreep waardoor de nauwe relatie tus sen kankerverwekkende el- genschappen en testresultaten bereikt kon worden. Intussen blijft de Ames-test meer een praktische wegwijzer dan een criterium waar Je blin delings op bouwen kunt. Pas na veel ervaring kan blijken hoe betrouwbaar de aanwijzin gen zijn. Nieuwe gunstige erva ringen vormen de ene aanlei ding voor dit artikel. Een team van het chemle-concern ICI liet de Ames-test los op een serie van 120 stoffen van aller lei aard. Daar zaten expres een aantal „moeilijke" dubbeltal len bij, nauw verwante che mische verbindingen waarvan er één kankerverwekkend was gebleken en de andere niet. De test leverde ruim negentig pro cent correcte resultaten op, waaronder alle moeilijke ge vallen. (I.F.H.Purchase e.a., Nature. 264. 624-627; 1976) Alarm De Ames-test lijkt dus zeker waardevol als selectie- Instrument voordat men zich in de betrouwbaarder maar aanmerkelijk duurdere klas sieke dierproeven stort. Een zeker zo belangrijke rol is die van alarmschei voor het signa leren van bedenkelijke situa ties. Ames heeft al zoveel ver trouwen ln zijn methode dat hij de schel eigenhandig en hard laat klinken over stoffen waarmee textiel en plastics brandwerend worden ge maakt. (Arlene Blum en Bruce N Ames, Science. 195, 17-23; 197T) Met name het produkt tris-BP, dat onder andere de brandbaarheid van miljoenen kinderpyjama's verlaagt, blijkt in de Ames-test veel mu taties te scoren. Daarmee is niet gezegd dat het beslist schadelijk is. Maar wel dat dat met voorrang bekeken moet worden. En dat er waarschijn lijk onschuldiger manieren .zijn om ongelukken met vuur te voorkomen. Rectificatie In het verhaal over de bosten is vorige week de tlotsin groten deels weggevallen. Er had moe ten staan: De vraag is niet óf een wereldomvattend bosbe heer dringend nodig is, de vraag is alleen hóé nodig het is.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1977 | | pagina 9