r (orstmossen leven van de lucht weinig aan regio )en Haag denkt te 1 1 J Hartoperatie echt zinvol? Christie's ter?„' actievoorzitter CDA in Friese staten: het 9. van ïrl •stmis is al weer bijna een >ek geleden, maar ook bij u an misschien nog de [rststukjes op het nieuwe jaar wachten om weggegooid te irden. Toeven bijeengezoch- of bijeengekochte natuur: ire- en cedertakken hulst, Snappels, gedroogde elfen- ik j es, een larikstakje met ,t blauwgrijs mos en struik- grijswit rendiermos of ■Is ze op de bloemenmarkt ;gen IJslands mos. hoeft er helemaal niet voor naar nd om deze „mossen" in het id te vinden. En mossen zet ik ;en aanhalingstekens, omdat het n mossen zijn. Ze hebben er niets ee te maken. fficieel heten ze korstmossen, maar ik die naam is misleidend, want hg niet alle groeien ze als een korst, tie zijn struikvormig met een mas- takjes. andere verheffen sierlijke De Rokertjes boven een toefje schub- Wosifhtige „blaadjes" of vormen lange wegi gaffelde linten, lappen of ften prmvormige tongen of ze lijken op ;ren" ;ine hertshoornvarens. Je vindt ze jordeéeral waar de lucht niet al te sterk rontreinigd is. Tegen zwaveldioxy- een afvalprodukt van vele indus- eën. zijn maar heel weinig soorten stand. v( ho{ en, - is hel rwerl in de Ihc E'3' i ld n had angei cindei h >e gevoelig korstmossen daarvoor nV blijkt uit een al vijftien jaar kaart, die werd samengesteld njn het voorkomen van mossen en >rstmossen met een „epifytische" oeiwijze, dat wil zeggen dat ae op bomen of stenen groeien. Op die gister art zi^n k'l steden en industriege- eden uitgestrekte „epifytenwoes- ïaar I nen zien' waar nauwelijks k gele,rstmossen leven. "ikwleel kwetsbaar mdat de korstmossen geen wortels ibben, alleen maar draden die hen iet de ondergrond verbinden, halen geen voedsel uit de bodem die ingeert als een natuurlijke filter >or het regenwater en de daarin inwezige giftige stoffen. Ze voeden zich uit door de wind aangevoerd stof en met wat er in het regenwater opgelost zit en nemen die voedings stoffen over hun hele oppervlakte op. En omdat hun belangrijkste groeiperiode in de wintermaanden valt. zijn Ze al heel kwetsbaar, want juist dan is de luchtverontreiniging het sterkst. Nu is het niet alleen aan de luchtver ontreiniging te wijten dat korstmos sen sterk achteruitgaan in sommige streken, hoewel deze wel als be langrijkste oorzaak aangemerkt kan worden. De Hollandse iep is in ons land de boom waarde meeste soor ten epifyten op aangetroffen worden en juist daarvan zijn vele door de beruchte iepziekte gedood en ver vangen door boomsoorten die min der gunstig zijn voor de korstmos sen. Ook een aantal boomsoorten die hier van nature niet thuishoren, maar veel worden aangeplant, zijn ongeschikt voor de vestiging van korstmossen en waar deze onze in heemse bossen vervangen, heeft dat tot sterke achteruitgang geleid. Kunstmest dat tegen stenen en bo men waait, heeft nitratenschuwe korstmossen verdreven, en zo zijn er nog meer oorzaken aan te wijzen: het schonen van vruchtboomstam men, ontwatering van duinen en hei develden, het kappen van oude bomen. Verarming Volgens een nu ook al vijftien jaar oude opgave van mossenkenner dr. J.J. Barkman (Natura november 1961) zijn er in de laatste honderd *jaar 38 soorten uitgestorven en 16 zeldzaam geworden, waar wel tegen over staat dat door allerlei oorzaken negen soorten gewoner geworden zijn en er 21 nieuwe soorten werden gevonden, maar toch is dat maar een schrale troost. Korstmossen zijn prachtige ver schijningen als je ze door de loep bekijkt en heel merkwaardig ook. Het is niet zomaar een plant, maar de verschijningsvorm van een innig samengaan van op zijn minst twee planten. Een schimmel en een wier zijn ineen vergroeid en vormen sa men het korstmos. Lange tijd heeft men dit beschouwd als een samenle ven tot wederzijds voordeel, symbio se: het groene wier zou voor de kool- zuurassimilatie en daarmee voor or ganische voedingsstoffen zoals sui kers en zetmeel zorgen, de schimmel voor water en voedingszouten uit de lucht en de regen. Maar tegenwoordig is men meer ge neigd dit samenleven te zien als een soort slavernij van het wier, want dat is best in staat ook zonder de schimmel te leven en zich voort te planten, terwijl de schimmel dat niet kan. Alleen met behulp van het wier kan de schimmel de vorm berei ken die wij korstmos noemen en alleen samen kunnen ze de voor elke soort karakteristieke kleurstoffen en korstmoszuren produceren. Korstmossen kunnen zich op ver schillende manieren voortplanten. Net als andere zwammen produ ceert de schimmel sporen, acht tege lijk in een microscopisch klein zak je, waarvan er vele bijeen zitten in apotheciën die er uitzien als scho teltjes. Die sporen worden door de wind verspreid en ontwikkelen zich pas tot nieuwe korstmossen als ze terechtkomen bij het wier waarmee de soort samenleeft. Gelukkig is dat niet moeilijk, want dat zijn de ge woonste landwieren. Daarnaast kunnen op de „blaadjes" en „tak jes" van een korstmos sorediën groeien, bolletjes die bestaan uit een paar wiercellen omgeven door schimmeldraden. Door regen of wind van het korstmos verwijderd kunnen die bolletjes tot een nieuw korstmos uitgroeien. Een soort stek jes dus. Vormenrijkdom De vormenrijkdom van korstmos sen is heel groot. Ze zijn de voor naamste planten van bergzones waar geen bomen of andere planten meer kunnen groeien en ook de be langrijkste begroeiing van de toendra's. Maar ook in ons land is een grote variatie aan soorten ge makkelijk te vinden. Soms zie je op een vierkante meter acht tót tien soorten. Mooi zie je dat in de duinen van Bergen en Schiermonnikoog, op de grote wilgen bij het Nieuwe Meer in het Amsterdamse Bos, op heide- veldjes bij het Hulshorster Zand, op de eiken langs Drentse landwegen. En dan som ik zomaar een paar plekken op, die ik me van de laatste jaren herinner. Vaak hoef je niet eens ver van huis om ze te zien. Een van de allerge woonste is het steenkorstmos Xanthoria parietina, dat in gele tot haast oranje plakkaten groeit op muren en zelfs betonnen palen en soms op oude bomen (populieren in de Bergense duinen). Het „IJslandse •mos" wordt geïmporteerd uit Fin land voor kerstversiering en grafkransen, maar er veel op lijken de „rendiermossen" komen in ver scheidene soorten op onze heidevel den voor. Een ervan is hard en zwart van kleur. Het glanzende loof ver pulvert onder de voet. Dit korstmos heet daarom kraakloof. Het blauwgrijze schildmos Parmefia sul cata groeit op boomstammen even als het blazige schildmos Parmelia physodes. dat een voorliefde heeft voor larikstakken. Maar het aar digst zijn de bekermossen, die tallo ze kleine doorschijnend groene be kertjes op de heidegrond om hoogsteken. Enige daarvan, zoals Cladonia coccifera, C. macilenta en C.floerkeana, hebben op. de rand van die bekertjes besachtig rode apotheciën. die schitterend afsteken bij het schimmeigroen van de be-, kertjes. Het zijn nietige schoonhe den. die juist nu een wandeling in het duin of op de heide zin geven voor wie er oog voor heeft. e d - ttMi 1AG 31 DECEMBER 1976 BINNENLAND rem- Unie voor ior Jan Sloothaak en ribieC 0o*ie i etar EUWARDEN - Maak n Friesland een proef- iied voor de decentraii- en stel een staatsse- itaris aan voor regiona- zaken. Deze suggestie is ken "tn mevrouw Dieuwke IJ. 1 de Graaff-Nauta, die als fractievoorzitter het CDA in provincia- staten van Friesland Seft gelanceerd. luis. in haar woning te Sneek aar zij wethouder is), wil me- luw De Graaff wel uit de eken doen, wat de ach- [grond is van haar suggestie. in speciale staatssecretaris is Ji belang „omdat het lande- beleid in werkelijkheid ak een op het westen gericht jeid is". Volgens haar wordt in Den Haag te weinig aan regio gedacht. Zo'n latssecretaris zou er steeds aandacht op kunnen rich- 1 en toegevoegd aan het pisterie van binnenlandse ken kan hij ook coördina- i zijn voor het over talloze pisteries versnipperde be- voor de regio. idee om Friesland tot iefgebied voor de decentra- tie te maken, haakt in op 'oorgestelde bestuurlijke tindeling (provincies nieuwe |l) van minister De Gaay rtman. Zo'n decentralisatie- lief past ook netjes in de jitieke doelstellingen van t huidige kabinet om te ko- in tot spreiding van (onder er» kennis en macht. Het eiden van bestuursmacht idt in dat er een stuk ver- woordelijkheid naar de re- wordt gebracht; daarbij rikt mevrouw De Graaff niet alleen aan de provincies, maar ook aan de gemeenten. Verder zjjn er ook mogelijkheden om in te haken op de praktijk. Enkele departementendenken aan proefobjecten en experi menten. De uitvoering daarvan zou in Friesland kunnen plaatsheb ben. Het moet niet een klein project worden, maar zo groot mogelijk opgezet, omdat an ders het gevaar bestaat dat men vastloopt in theoretisch denken. „Men twijfelt op lan delijk niveau wel eens of be paalde taken aan lagere over heden kunnen worden overge dragen. Dan zeg ik: probeer het maar eens in de praktijk", aldus mevrouw De Graaff. Vaart Gedeputeerde Staten van Friesland hebben toegezegd dat een delegatie uit de staten met de minister van binnen landse zaken zal gaan praten. Eerst moet echter wel het no dige voorbereidende werk wor den verricht. Mevrouw De Graaff-Nauta acht dit ook noodzakelijk maar er moet ge noeg vaart achter worden ge zet om de suggestie voor een speciale staatssecretaris in ie der geval al te kunnen meene men bij de komende kabi netsformatie. Het aanstellen van een staatssecretaris en het aanwijzen van Friesland als proefgebied zijn eigenlijk twee verschillende zaken. „Het één kan zonder het ander, maar ik zie die twee dingen toch graag in combinatie", zegt mevrouw De Graaff. De staatssecretaris zou een belangrijke rol kunnen spelen bij het begeleiden van de decentralisatieproef in Friesland, ook al beperkt de proef zich tot Friesland, terwijl de staatssecretaris voor alle TROUW/KWARTET 15 zwakke regio's zou moeten werken. Volgens mevrouw De Graaff is de decentralisatiegedachte in feite helemaal niet nieuw. „De bestuursstructuur in Neder land is indertijd juist opgezet vanuit de decentralisatie: spreiding van bestuursmacht over provincies en ge meenten". Door het ingewikkelder wor den van de samenleving is een stuk verantwoordelijkheid en beslissingsmacht van provin cies en gemeenten in verhou ding tot die van de regering steeds kleiner geworden. „Er heeft," zegt mevrouw De Graaff, „een sluipende centra lisatie plaatsgehad". Dit is op verschillende manieren tot ui ting gekomen. Allerlei wetten zijn tot in details geregeld, al lerlei regelingen, normen en richtlijnen zijn landelijk ge lijkgeschakeld. Daarbij is er echter steeds veel te veel uitge gaan van de situatie in het westen. De getalscriteria voor scholen zijn er een voorbeeld van. In dunner bevolkte gebieden zou den die aantallen leerlingen per school moeten worden aan gepast. Ook zijn er strakke richtlijnen voor het bibliothee kwezen en gedetailleerde eisen die worden gesteld aan de be roepskrachten in het jeugd- en jongerenwerk, subsidievoor waarden voor de personeelsbe zetting in wijkgezondheidscen tra en noem maar op. School besturen moeten om de ha verklap naar Den Haag als ze een school willen bouwen. Waarom kan dat niet beoor deeld worden in de regio zelf? Raamwetten Volgens mevrouw De Graaff dient er veel meer te worden 'Maak Friesland tot proeftuin decentralisatie' geregeld in nationale raamwet ten, die voldoende mogelijkhe den bieden om door de regio zelf aangepast aan de eigen situatie te worden ingevuld. De eenheid van Nederland als natie zal daar niet door worden aangetast. Als het aan mevrouw De Graaff ligt worden ook allerlei „bestuurszuilen" die van Den Haag tot in de regio reiken, geslecht. Instellingen als aller lei inspecties (voor bijvoor beeld het onderwijs, de volksgezondheid. de wo ningbouw) kunnen even goed op provinciaal niveau werk doen. Het rijk kan die ver antwoordelijkheden best over dragen aan de provincies. De provincie kan zelf de benodig de gelden wel verdelen over de verschillende activiteiten, het rijk hoeft dat geld alleen maar beschikbaar te stellen. Dat is democratischer omdat het' vaststellen van het beleid het leggen van de prioriteiten zich dan dichter bij de men- sen afspeelt. Dubbelcultuur Als men het in Friesland over decentralisatie heeft wordt wellicht meer dan in de andere provincies vaak eerst aan de cultuur gedacht. „Maar dat is ook logisch. Er is geen andere provincie die zoveel worstelt met en genoegen beleeft aan zijn dubbelcultuurzegt me vrouw De Graaff. Het zit in Friesland niet lekker dat de Friese toneelgroep Tryater uit een ander potje (minder) geld krijgt dan het toneelge zelschap De Noorder Compag nie. enkel en alleen omdat Try ater niet Hollandstalig is. Waa rom zou men in Friesland niet zelf mogen bepalen hoe de cul- tuurgelden in die provincie worden verdeeld? Industrieën Uit het feit dat de cultuur in Fiesland zoveel aandacht krijgt, mag volgens mevrouw De Graaff niet worden afgeleid dat andere sectoren zoals de economie daar minder be langrijk zouden zijn dan in an dere regio's. Ze is er overigens geen voorstander van dat elke provincie zelf bijvoorbeeld de premie zou mogen bepalen voor het aantrekken van in dustrieën. „Er moet voorko men worden dat de provincies elkaar op die manier gaan be concurreren, maar aan de an dere kant moet elke procincle zelf wel mogen uitmaken waar die industrieën zich moeten vestigen en op welke wijze. Daar hoeft het rijk zich niet mee te bemoeien". Ook zou mevrouw De Graaff veel meer zaken onder het beheer van de provincies willen brengen, zo als natuurterreinen. Nu valt dat altijd onder Staatsbosbe heer. Ze wil ook wel zover gaan dat keuzen ten aanzien van de (internationaal belangrijke) Waddenzee, bijvoorbeeld land- aanwinningswerken. méér dan nu aan de provincie worden overgelaten, zij" het ook dan weer binnen een landelijke raamwet. Tot 10 januari mogelijkheid tot het aanbieden van kunst en antiquiteiten. - -<*v schilderijen, aquarellen, tekeningen, meubelen, tin, koper, brons, zilver, porselein, aardewerk, glas, enz. VOOR BELANGRIJKE VEILING ÏN MAART 1977 Rokin 91. Amsterdam tel. 020 - 23 97 20 en 24 09 99. telex 15758 door Rob Foppema Terwijl hartpatiënten met tientallen naar Amerikaan se Operatiekamers geluchtbrugd worden, woedt in dat land zelf nog steeds de discussie over het nut van de uitgevoerde operaties. Terwijl in Nederland hartchi rurgen, ziekenhuizen, patiën ten en staatssecretarissen el kaar scheef aankijken over het aantal open hartoperaties dat per Jaar zou moeten worden uitgevoerd, staat niet eens vast óf die wetenschappelijke discussie wel ooit zinvolle conclusies zal opleveren. Een overzicht van die discussie verscheen in Science (17 de cember, pag. 1263). Eerst even de uitgangsfeiten. Veel hartpa tiënten niet allemaal, maar wel de grootste groep lijden aan gebrekkige bloedtoevoer naar de hartspier. De kranssla gaders die die toevoer verzor gen, zijn plaatselijk vernauwd: aangekoekt als uiteindelijk ge volg van teveel eten, te weinig bewegen, te veel roken en/of factoren die minder te beïnvloeden zijn. Het eerste merkbare gevolg kan zijn dat bij inspanning (een deel van) het hart zoveel te weinig bloed krijgt dat pijn optreedt: angina pectoris. Door voortschrijdende vernau wing van een kransslagader kan op den duur of plotse ling een crisis optreden Door gebrek aan bloed sterft een deel van de hartspier af: infarct. Of de rest van het hart Zijn functie nog aankan, is dan vaak een twijfelgeval. De operatie waar het om gaat, is op papier eenvoudig. Voor het vernauwde deel van de kransslagader wordt een om leidingsroute aangelegd De bloedvoorziening wordt daar mee hersteld. Negen van de tien patiënten met angina pectoris zijn na de operatie vrij van klachten of voelen zich in ieder geval be ter De chirurgen zijn uiteraard enthousiast. Sommigen willen de operatie zelfs toepassen bij mensen die wel een vernau wing ln de kransvaten hebben maar nog geen pijnklachten. In de Verenigde Staten werden vorig jaar zeker 65.000 omlei dingsoperaties uitgevoerd. De totale kosten overschreven an derhalf miljard gulden. Vragen Maar niet alle hart specialisten zijn bereid dit te zien als een ongecompliceerde vooruitgang van de medische wetenschap. Sommige kri tische vragen zijn nog onvol doende beantwoord. Wordt de bloedtoevoer werkelijk verbe terd? Komt het daardoor dat de klachten verdwijnen? Ver dwijnen ze wel echt? Gedetailleerd onderzoek levert stukje voor beetje antwoorden op. De bloedvoorziening van de hartspier verbetert echt. Vier Jaar na de operatie zijn van elke tien aangelegde om leidingen er meer dan acht nog open. Dat ls maar goed ook, want van elke tien „kortgeslo ten" stukjes kransslagaders raken er vier nog eens extra verstopt in het eerste halfjaar na de operatie. Dat de pijn na de operatie ver dwenen is, hoeft niet aan de verbeterde bloedtoevoer te lig gen. Het is ook mogelijk dat slecht doorbloede delen van de hartspier Intussen geheel zijn afgestorven. Een onderzoeker vond tekenen van vers Infarct na drie van de tien operaties. De situatie wordt extra ono verzichtelijk doordat deze complicatie blijkt af te hangen van de operatietechniek De gerenommeerde kliniek in Cle veland vindt maar vier nieuwe infarcten na elke honderd ope raties. Het wordt nog onoverzichtelij ker. Alleen het feit al dat je geopereerd bent en in het re sultaat gelooft, kan zeer gene zend werken. Dat werd ln 1959 al bewezen in een experiment dat nu geen medicus meer in zijn hoofd zou halen. Toen ge loofde men in een ingreep waarbij andere slagaders ln de borst werden dichtgebonden, om de bloedaanvoer naar de vernauwde kransslagaders van het hart te verbeteren. Met recht, leek het: na die operatie waren zeven van de tien pa tiënten met angina pectoris vrij van pijnklachten. Nep? Maar na een schljnoperatie waarbij niets werd afgebon den, waren eveneens zeven van de tien patiënten vrij van klachten. Wat Je met zo'n re sultaat nou voor conclusies moet trekken, is een van de vreselijk lastige problemen van de geneeskunst Ten slotte is een geholpen patiënt een geholpen patiënt Toch kan zoiets aarzelingen opleveren om de meest ingrij pende <en kostbare) operatie technieken in stelling te bren gen tegen angina pectoris. Niet iedereen deelt die twijfels. Vol gens sommige onderzoekers houdt het effect van „geope reerd zijn" minder lang aan dan de verbetering die na een echte omleldingsoperatie optreedt Om als medisch onderzoeker wat vastigheid te vinden kun Je tenslotte terugvallen op een wat rauwe maar beproefde me thode om het succes van ver schillende behandelingen te vergelijken Registreren hoe lang de patiënten blijven le ven. Dezelfde kliniek in Cleve land deed dat door in zijn archieven te duiken. Van een groep geopereerde patiënten overleed 3.3 procent per jaar. Van een vergelijkbare groep patiënten uit de periode vóór dat de omleidingsoperatie was ontwikkeld, was per Jaar 8.8 procent overleden Het resultaat lijkt duidelijk maar kan nog steeds naar ver schillende kanten worden uit gelegd En dat gebeurt dus ook Die archief-latlënten wer den niet alleen niet geopereero ze werden ook niet volgens de modernste mogelijkheden met medicijnen behandeld (ze wer den in de periode 1960-'65 op- genomeni De cijfers geven dus geen vergelijking tussen de operatie en de nu toegepaste alternatieve behandeling Waterdicht Dit soort vergelijkingen is maar op één manier water dicht te maken door volstrekt vergelijkbare groepen patiën ten op verschillende manieren te behandelen. Dat betekent in de praktijk dat je met een groep patiënten begint en door loting bepaalt, wie welke be handeling krijgt Volgens de nu algemeen aanvaarde me dische techniek (in 1959 lag dat nog anders) moeten die pa tiënten vrijwilligers zijn. die zodanig zijn voorgelicht dat ze weten waaraan ze beginnen. Volgens sommige onderzoe kers. de enthousiaste operatie aanhangers, betekent dat dat zo'n experiment helemaal niet meer mogelijk is. De operatie is immers zo duidelijk heil zaam dat geen behoorlijk voor gelichte patiënt meer het risi co zal willen lopen dat hij niet wordt geopereerd Maar niet alle medici zijn zodanig over tuigd van hun zaak dat zij hun patiënten langs deze lijnen voorlichten Daardoor is het mogelijk dat er in Amerika toch drie grote vergelijkende onderzoeken lopen die volgens het boekje zijn opgezet. Het langst loopt dat van de ziekenhuizen voor oud militairen. in 1970 begonnen en inmiddels ruim duizend pa tiënten omvattend. Tot nog toe zijn geen overtuigende ver schillen in levenskansen gere gistreerd tussen operatie en al leen behandeling met medicij nen. Bij een deelgroep van pa tiënten met een ernstig bedrei gende vernauwing van het lin ker kransvat werd zo'n verschil gevonden. Tot 2'/> Jaar na het begin van de behandeling ble ven operatiepatiënten gemid deld duidelijk langer leven. Na drie jaar was geen zinvol ver schil meer aan te tonen omdat daarvoor te weinig patiënten meer ln leven waren. De voor lopige gegevens wijzen dus op een wel zeer relatief voordeel voor de operatie Maar het ex periment loopt nog De twee andere programma's zijn nog niet lang genoeg bezig om ook maar tussentijdse re sultaten te kunnen melden En er zijn onderzoekers die hele maal niet geloven dat dit soort onderzoek tot een zinvol oor deel kan leiden. Hun argument lijkt op dat van de principiële tegenstanders van daarnet, Ls wat minder extreem, maar wel degelijk interessant. Verschil Het wordt niet aan de grote klok gehangen, maar het ene hartchirurgische team is ge woon beter dan het andere Ook dat ls mensenwerk tenslotte. In ziekenhuizen waar het erg goed gaat, zouden patiënten niet erg genegen zijn, zich ln het avontuur te storten van een vergelijkend onderzoek waarin het lot ze buiten de operatiekamer kan houden. Voor zover dat waar is, zouden de ln Amerika lopende onder zoekingen ln hoofdzaak iets te vertellen hebben over de resul taten van middelmatige tot vrij slechte hartchirurgle. En dat was natuurlijk ook niet he lemaal de bedoeling. Hoeveel hartoperaties moeten er in Nederland kunnen wor den uitgevoerd9 De mensen die mee het beleid moeten be palen, hebben het ook niet makkelijk.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1976 | | pagina 15