Kunst kijken met de Kerst De meesterlijke on-zekerheid van Bertolucci Amsterdam Rotterdam Den Haag Elders 'AnT*& AG 24 DECEMBER 1976 TROUW/KWARTET 27 door G. Kruis Jan Toorop: „Neeltje de visvrouw", 1904 („Licht door kleur", Haags Gemeentemuseum) irtieel in het toe svoor De Kerst- en de zeker dit jaar daaraan vastgeknoopte snip- J perdagen je moet tenslotte wat hebben mogen zi<;h dan bij voorkeur in de huiselijke kring afspelen, je kunt ook niet steeds binnenzitten, 'n Ideale gelegenheid dus om het al zo lang voorgenomen en steeds weer uitgestelde bezoek aan museum of galerie nu eens door te zetten. Het is immers dè expositietijd. Overal worden nu tentoonstellin gen gehouden die een feestelijk of op z'n minst extra verzorgd karak ter hebben, 'n Paar tips hier. zo maar een keuze, over bepaalde za ken las u al, op andere hoop ik nog uitgebreid terug te komen. In Amsterdam is weer van alles te beleven: artistieke avonturiers kunnen er op kunstsafari, een boei- f ende ontdekkingstocht angs de ve le galeries er zijn er dit jaar weer verschillende bijgekomen. Daar ben je dan wel een paar dagen mee bezig, maar daarna weet je wel zo ongeveer wat er in het wereldje van de eigentijdse kunst zo allemaal aan de hand is. Het Rijksmuseum zelfs vele Amsterdammers zijn daar nog nooit geweest is altijd de moeite waard al was het alleen maar om de volkomen verjongde „Nachtwacht", die deze naam over igens weinig eer meer aandoet, eens weer te zien. Maar omstreeks de Kerst is er ook altijd een bijzon dere tentoonstelling. Dit keer over de Amsterdamse zilversmid Johan nes Schiotling en zijn kring. Schiot- ling was een in 1730 geboren Zweed die zich in 1962 in Amsterdam ves tigde. Een van de hoogtepunten van zijn produktie is het kerkzilver dat hij voor de English Reformed Church te Amsterdam maakte. De tentoonstelling laat uit vrijwel elk jaar, tot 1799 toen Schiotling over leed één of meer voorwerpen zien. Met die van de zilversmeden uit zijn kring ruim 150 stukken. Speci aal voor liefhebbers. In het Rijksmuseum Vincent van Gogh, waar zeker niet alleen, zoals nog veel mensen denken, werken van Van Gogh te zien zijn, een paar exposities. Vrij glas en ontwerpen voor serieproduktie van Willem Heesen (en foto's daarvan van Frank Greiner en Peter Kars (tot 1 febr.) en „Drukpers en vrijheid, die tot stand kwam in samenwerking met het Koninklijk Nederlands Verbond van Drukkerijen. Deze ex positie tracht vooral aan te tpnen dat enerzijds de drukpers de vrij heid, legaal of illegaal, kan dienen, maar ook als muilkorf kan worden gebruikt. Tot 16 januari. En tot 31 januari zijn ook nog Japanse pren ten te zien. die Van Gogh destijds verzamelde. Over de „Vrijgezellenmachines" in het Stedelijk Museum heb ik het al uitgebreid gehad: 'n slecht ver zorgde. onduidelijke aangelegen heid opgezet door enkele wazig- filosofische hobbyisten. Maar er meer, zoals „Propostition 10" van de groep Taller en Montevideo (tot 23 januari): een speelse toestand op een levensgroot schaakbord, waar de bezoekers zelf veel aan kunnen IS Een landschap van de Brabantse kunstenaar Kees Bol, die tot 10 januari ter gelegenheid van zijn 60ste verjaai-dag een overzichtstentoonstelling heeft in het Van Abbemuseum te Eindhoven. doen. Op bepaalde dagen is het project speciaal toegespitst op be paalde onderwerpen: 26 december gaat het over kinderen (de projec tie speelt een grote rol); 2 januari over sport en 9 januari over de vrouw. Tenslotte, tot 23 januari, nog een tentoonstelling van affi ches voor Amnesty International. In het Museum Boymans-Van Beu- ningen tot 9 januari een ten toonstelling voor de liefhebbers van de tekenkunst. Onder de titel „Kabinet van tekeningen" zijn daar 159 bladen uiteen (anonieme) Amsterdamse veizameling te zien: Hollandse en Vlaamse meesters uit de 16e en de 17e eeuw. Hoogtepun ten als tekeningen van een van de beste tekenaars van de late 16e eeuw. Jacob de Gheyn, 'n vroege Rembrandt, 'n paar bladen van Ru bens en van Savery. Maar ook werk van minder bekende, maar vaak niet minder grote kunstenaars, 'n Boeiende collectie die naast de tekeningen die duidelijk toen al als „eindprodukt" bedoeld waren, ook meesterlijke krabbels, die alleen maar vorm- en vingeroefeningen waren. Zoals een heel duidelijk voorbeeld de doedelzakspeler zonder doedelzak van Jordaens. In de serie tentoonstellingen van oude prenten, die het museum al jaren wijdt aan bepaalde thema's, zijn nu, tot 7 februari de „plechtig heden" aan de beurt. „Van intocht tot uitvaart" heet die expositie: af beeldingen van feestelijke intoch ten van vorsten, landvoogden en gouverneurs, vorstelijke huwelij ken, doopplechtigheden, kronin gen en het sluiten van vrede, maar ook uitvaarten van belangrijke per sonen. Alles bij elkaar een goed beeld van hoe dat alles tussen 1500 en 1800 in zijn werk ging. En wie. tenslotte nog een indruk wil krijgen van de hedendaagse Deense ceramiek kan daarvoor tot eind januari ook in Boymans te recht: acht Deense ceramisten la ten daar hun werk zien. In totaal 250 voorwerpen die gekozen zijn om hun karakteristiek. De Deense ceramiek heeft een eigen stijl ont wikkeld uit een veelheid van in vloeden van buitenaf en vooral het werk van Erik Reiff en Gertrud Vasegaard is typisch Deens te noemen. In de Kunstzaal Zuid van de Rot terdamse Kunststichting oude en nieuwe ansichtkaarten, zo'n dui zend prachtige plaatjes van rader boten. stoom- en paardentrams, hondekarren en ijsvermaak, maar Philips Koninck: „Lopende monnik, met zakken beladen" (tentoonstelling „Kabinet van tekeningen". Museum Boymans van Beuningen, Rotterdam). ook fraaie wens- en groetkaarten en onschuldige erotika. Lekker nostalgisch, maar je komt er ook onder de indruk van de vaak al heel knappe fotografie van die dagen. En: veel van wat er hier te zien is, is inmiddels al lang verdwenen of wordt door de ontwikkeling van nu ernstig bedreigd. „Licht door kleur", tot 28 februari in het Haags Gemeentemuseum toont het werk van de Nederlandse tak van een internationale stro ming in de kunst, het luminisme. /ifkomstig uit België en Frankrijk. De tentoonstelling laat zien hoe dat zich hier te lande ontwikkelde en hoe de pogingen het licht door kleur uit te drukken uitliepen in zowel expressionistische als ab stracte kunstvormen. Werk van o.a. Toorop. Van Gogh. Mondriaan. Sluyters, Thorn Prikker, Gestel en Van Dongen aangevuld met enkele buitenlandse wegbereiders zoals Seurat en Signac. Werk en leven van een veelzijdig Belgisch kunstenaar, de 76-jarige essayist, dichter en tekenaar Mi chel Seuphor is het onderwerp van een tentoonstelling die ook nog tot 6 februari te zien zal zijn. Daarover hebt u al kunnen lezen. Het recente werk van Seuphor uit 1975 en 1976 zal (tot 25 januari) met een aantal werken van twee van zijn beste vrienden Jean Arp en Sophie Taeu- ber in de Galerie Nouvelles Images aan het Westeinde 22 worden geëx poseerd. Door het Gemeentemuseum geor ganiseerd maar in Pulchri Studio te zien een tentoonstelling over de projecten van de Haagse Studio Scarabee, de groep die bij haar projecten zoekt naar een samen- Roland Topor, affiche, 197G (Affiches voor Amnesty Inter- naional, Stedelijk Museum, Amsterdam) gaan van beeldende kunst met an dere vormen van expressie. Op de expositie video-opnamen van de voltooide projecten. alsmede teksten, foto's, attributen en de cors die daarbij zijn gebruikt. „Teken 's wat" in het Nederlandse Postmuseum, Zeestraat 82, tot 17 januari, een expositie van honderd kindertekeningen, waaruit de ont werpen voor de kinderzegels voor 1976 zijn gekozen. Ook in andere Nederlandse musea bijzondere tentoonstellingen. Een kort, het kan niet anders, overzicht. In het Singer Museum, Laren tot 31 januari schilderijen van de Amster damse Joffers: Lizzy Ansingh, Jo Bauer-Stumpf, Ans van den Berg, Nelly Bodenheim. Maria van Reg- teren Altena, Coba Ritsema, Jaco- ba Surie en Betsy Westendorp- Osieck. Met de nadruk op Coba Ritsema, die op 26 juni van dit jaar honderd geworden zou zijn: de aan leiding tot deze expositie. „Gastarbeiders" tot 31 januari in het Gemeentemuseum Arnhem: de Haagse kunstenaar Peter Blokhuis kwam op de gedachte portretten te maken van een aantal Turken en Marokkanen in Nederland en daar na naar hun dorpen te reizen om daar hun familie en hun land te schilderen. In Apeldoorn in de Gemeentelijke Van Rcekumgalcrij, tot 16 februari „Het fotoportret", Nederlandse en Vlaamse portretfotografie van 1845 tot 1922; in Museum 't Coop- manshus Franeker ook al nostal gie: oude affiches van Jan Rotgans, Piet van der Hem en Jan Wijga; nieuwe schilderijen, tekeningen en literair werk van Armando tot 31 januari in het Centraal Museum in Utrecht; in het Noordbrabants Mu seum in 's-Hertogenbosch „Hoe oud is het?" een expositie die gaat over het bepalen van de ouderdom van kunst- of archeologische objec ten, tot 3 januari; in „Aemstelle". Amstelveen tot 24 januari strips van Marten Toonder; tot 16 januari loopt de overzichtstentoonstelling van (Cobra-kunstenaar) Anton Rooskens in het Stedelijk Museum Schiedam en werk van o.a. Chagall is tot 22 januari te zien in het Sisu-ontwerpcentrum Weezenhof 27-04 te Nijmegen. Exotische kunst tenslotte, van Es kimo's. vroeger en nu. voorlopig in het Rijksmuseum voor Volkenkun de in Leiden en 70 jaar Asmat houtsnijkunst in het Volkenkundig Museum Justinus van Nassau. Bre da en die duurt tot 2 mei. 'n Paar voorbeelden uit velen, Nederland telt meer dan 400 musea, grote en kleine, gespecialiseerd in alle facet ten van het leven: voor elke liefheb berij is er een museum en voor ieder museum liefhebberij. door dr H. S. Visscher Er zijn dichters wier volmaaktheid bestaat bij de gratie van hun onze kerheid: zij kunnen hun gedicht niet met rust laten, het is nooit „af" en in de publikaties ervan verschijnen telkens weer andere versies, soms met minuscule, soms met ingrijpende verschillen. Zo bestaat ook het filmmeesterschap van Bertolucci bij de gratie van zijn onzeker heid. „Prima della revoluzione". de film waarmee hij indertijd zijn roem vestigde, is daar een sprekend voorbeeld van: een film die als het ware één groot „tasten" was naar een levensgevoel, een levenskli maat en die juist in dat „tasten" een kunstwerk van grote allure werd. Van ..Last Tango in Paris" is bekend, dat de film er tenslotte volkomen anders uitzag dan het script, en dat allerlei gegevens en feiten er niet in rond komen in de zin waann dat in de conventionele verhaal structuur verwacht zou mogen worden. De improvisatie speelt bij Bertolucci een grote rol, zonder dat de film geïmprovi seerd lijkt. „Het probleem der improvisatie", zegt Bertolucci in een in „Skoop" gepubli ceerd interview, „(is) zorgen voor zeer precieze ruimten, personages en licht, en dan, binnen die vast omlijnde, reële gege vens tot een maximum aan vrijheid en improvisatie zien te komen; dat wil zeg gen: de film de vrije loop laten. ook al is die heel anders dan wat men aanvanke lijk heeft opgezet." Daarin zit heel de paradoxale ervaring vervat die de toeschouwer bij het zien van een film van Bertolucci ondergaat: een filmen vanuit on-zekerheid dat als een zeker en defini tief meesterschap „overkomt". De grootste on-zekerheid heerst tijdens het montageproces. Bekend is dat Berto lucci maandenlang met de montage van „Last Tango" is bezig geweest, en de totstandkoming van de versie waarin „Novecento" nu vertoond wordt, is een lange lijdensgeschiedenis, die deels ook veroorzaakt wordt door de waanzinnig grote, moeilijk exploiteerbaar te maken lengte van de film. Openheid Heel die openheid, die zich voordoet als onzekerheid, heeft te maken met het feit dat Bertolucci niet een verhaal-verteller maar een dichter is, niet een episch fil mer maar een lyricus. Hij verzamelt met feilloze intuïtie en improvisatievermo gen, onder de spanning van de film-daad zélf, zijn beeld-materiaal aan de hand van een scenario, en ontdekt later, aan de montage-tafel, de volle lading van zijn beelden, of liever nog: hun overladen- heid, de gelaagdheid der betekenissen. De creatiedrift daarbij is ongetwijfeld zijn eigen bewuste en onbewuste proble matiek niet voor niets vertonen zijn films sterk autobiografische elementen maar er is daarbij moeilijk meer een onderscheid te maken tussen „binnen" en „buiten". Het grond-thema van „Novecento" is de onoverbrugbare kloof tussen bezitter en niet-bezitter. tussen machthebber en on derworpene. Dat is een sociaal-politiek gegeven, dat in een land als Italië veel duidelijker en openlijker aan de dag treedt dan in veel andere landen. Maar het is tegelijk de structuur van een vader- zoon-relatie die in al Bertolucci's films als grondgedachte aanwezig is. Die rela tie is uiterst ambivalent (zie „De strate gie van de spin"): adoratie en destructie drang hebben er beurtelings de voorrang (in de laatstgenoemde film ziet men let terlijk het vaderbeeld van zijn voetstuk tuimelen). Zo wordt in Novecento" de verhouding tussen bezitter en niet-bezitter ook ge markeerd door een sterke polariteit: en erzijds haat en vijandschap, anderzijds toch een onderhuidse verbondenheid. Dat geldt voor de oude generatie: de grootgrondbezitter Berlinghieri en de pachter Dalco, dat geldt nog sterker voor de beide kleinzoons: Alfredo en Olmo. Hun relatie wordt, na een betrekkelijke gemeenzaamheid in de jeugdperiode, steeds meer gepolariseerd, maar ook in die latere situatie zijn er telkens weer momenten van verbondenheid, zelfs van tederheid. Als Alfredo thuis komt tijdens de begrafenis van zijn vader, betrapt hij Olmo die bezig is pacht- en hypotheekpa pieren te stelen. Olmo bedreigt Alfredo met een revolver, wat niet wegneemt dat zij op een gegeven moment ook de armen om elkaar heengeslagen hebben. Symbool Nog duidelijker is het slot: op het. op Chinese leest geschoeide volkstribunaal, op de bevrijdingsdag 25 april 1945 Alfredo ter dood is veroordeeld spreekt de rechter, Olmo, een paradoxaal vonnis uit: ómdat Alfredo ter dood is veroor deeld, mag hij blijven leven. Hij zal hr» levende symbool zijn dat „de bezittel dood is. Dan komt een Nationaal Comité voor de Veiligheid, dat de wapens van de boeren in beslag neemt en daarmee de revolutie als het ware terugdraait. Olmo volhardt in zijn stelling dat „de bezitter" dood is. waarop Alfredo zacht en bijna vriendschappelijk zegt: „Nee Olmo. de patroon lééft De nlet-aflatende vechtpartij die dan volgt ze worden er letterlijk stok-oud bij! heeft echter een veeleer ludiek dan gevaarlijk karakter en werkt ook eerder komisch dan tragisch. Even onzeker is het laatste beeld: de oudgeworden Alfredo gaat dwars over de rails liggen terwijl vanuit de verte de stoomtrein komt aanrazen. In deel 1 komt die scène twee keer voor. maar de tegenstanders zijn dan nog jong en bo vendien gaan ze uit bravour in de lengte richting tüsaen de rails liggen, zodat ze geen enkel letsel ondervinden. De ernst van het laatste beeld want de dwars- ligging van Alfredo kan alleen maar zijn dood en afgrijselijke verminking tenge volge hebben worden direct weer gere lativeerd: ais de trein voorbij is. is het de jónge Alfredo die ongeschonden tussen de rails ligtWe zijn weer terug op het punt waar deel 1 eindigde en de hele geschiedenis de afgrijselijke, unhci- misch-wrede geschiedenis van deel 2, kan zó weer opnieuw beginnen Is Bertolucci optimistisch? Hij noemt het allegorisch verbrede gedeelte van bevrij dingsdag 1945 een utopie en zegt: „Een utopie als die van de 25ste april is niet optimistisch en niet pessimistisch: het is een utopie Is dat ook de reden waar om de kus die Ada, Alfredo's vrouw, vlak voor haar definitieve vertrek, uitwisselt met een boerenmeisje, zich achter het opgeslagen deksel van een van Ada's koffers afspeelt en voor de toeschouwer nadrukkelijk onzichtbaar blijft, terwijl deze tegelijk duidelijk gesuggereerd wordt? Bertolucci transponeert zijn persoonlijke problematiek in politieke termen en omgekeerd, politiek (en ideologie) in per soonlijke problematiek. Eigenlijk is het geen transponeren: „binnen" en „buiten" zijn één, zoals alleen de lyrische dichter dat vermag te stellen Het gedicht „Nove cento" dat eruit resulteert, is een wonder schoon èn beklemmend wreed produkt van een onbetwistbaar dichterschap.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1976 | | pagina 27