Herman Felderhof: 45 jaar „radiotrouw" 'acificatie van Gent in schoolboekjes vertekend BHB 11 3 S i 1 Weerbericht: straks kouder „Oranje-reporter" van vroeger nam gisteren afscheid Wat leren kinderen over vrede? ET ITERDAG 18 DECEMBER 1976 BINNENLAND TROUW/KWARTET 15 door Riet Diemer HILVERSUM Herman Felderhof nam gisteren afscheid van de radio, die hij 45 jaar trouw is gebleven. Bij de naam Felderhof zullen waarschijnlijk velen met een beetje weemoed terug denken aan het tijdperk dat de radio zijn star-reporters kende en de krant zijn bekende speciale verslaggevers. Ze leverden kleurrijke reportages toen nog geen „kleurenkast" zijn intrede had ge daan. Felderhof was zo'n star-reporter, evenals Jan de Troye, Arie Kleijwegt, Guus Weitzel en verscheidene anderen wier stemmen je ook al lang niet meer door de ether hoort. Herman Felderhof Is sinds tien jaren hoofd van de programmadienst die de radioprogramma's van de NOS verzorgt. Toen hij zijn nieuwe zetel bezette kreeg hij van zijn baas, de programma- commissaris voor radio mr. W. J. A. Wagenaar, het consigne een „non-speaking captain" te zijn. Onder het zelf-programma's-maken moest hij een streep zetten. Felderhof afscheidsreceptie was gisteren in het restaurant van de AVRO, de omroep waar hij is begonnen en waar hij zichzelf het vak leerde. Een nog jeugdige Felderhof stapt op wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leef tijd. Vorige maand werd hij 65 Jaar. Is voor hem het getal 65 niet een dwangmatige grens om ermee op te houden? „Ik heb met een kleine tussenpoos 45 Jaar bij de radio gezeten en ik vind zelf dat mij een enigermate rustige perio de toekomt, op het menselijke vlak. Maar vraag je: voel je je nog fit genoeg om door te gaan?" dan zou ik gerust ja kunnen zeggen. Niet alleen iemands leeftijd stempelt hem. Maar ik vind het zeer redelijk dat in het kader van de CAO en met het oog op het gebrek aan werk ergens een grens moet worden gesteld." Hij zag niet op tegen het afscheid. „Ik heb het 1' m aankomen. Anders val Je in een soort icuüro." Zijn toekomstplannen zijn niet ge- ig. Hij is van plan musicologie (wetenschap- :lijke studie van muziek) te gaan doen. Fel- •rhof staat niet te dringen om nog iets voor dlo te blijven doen. „Ik zal zelf niet sollicite- n. Wat niet uitsluit dat ik misschien nog wel ts zou kunnen doen, maar alleen op aanvraag. moet de weg voor jongeren openlaten." Hij werd in Bussum geboren. Als altijd slag vaardig weerlegt hij de opmerking dat het dan geen wonder is dat je bij de omroep te rechtkomt met: „En zijn 19 500 Bussummers bij wie het niet gebeurd is." Hij begon in 1929 als leerling-Journalist bij de Nieuwe Bussumer Courant „journalist worden leek me heerlijk en in studeren had ik geen zin." Zijn vader was directeur van een bijkantoor van de Rotter damse Bank. „Hij was artistiek, zong in het koor van de Bachvereniging en was Jarenlang organist van de gereformeerde kerk van Bus sum. Hij zou nooit gewild hebben dat ik in het bankwezen tefechtkwam." Recitals De kinderen erfden zijn muzikaliteit. Zoon Jan werd componist en Herman ging uit liefhebbe rij zang studeren onder andere bij mevrouw Aaltje Noorderwier. „Ik heb wel recitals gege ven. samen met Piet van Egmond, voor de NCRV, de AVRO. radio Bern en een radiostati on bij Praag. „Hoe heb ik het gedurfd? Maar ik heb er nooit aan gedacht beroeps te worden." Wie Felderhof hoort praten luistert naar een mooie muzikale stem. Hij vindt dat zanglessen voor omroepers bijzonder nuttig kunnen zijn. Na negen maanden bij de krant te zijn geweest voelde hij zich meer aangetrokken tot de radio die in opkomst was. „Dat was in de tijd dat de ster van Guus Weitzel straalde." Hij klopte bij de AVRO aan voor een baantje en hij trof het want omroeper A. D. Hildebrand (nu schrijver) zou juist weggaan. Zo kwam er plaats voor Felderhof ondanks diens voorwaarde „Ik werk nooit op zondag." „Dat was toen zoiets als het schibbolet van christen-zijn." Toch koos hij niet voor de NCRV, die er toen ook al was. Felderhof: „De NCRV vond je in die tijd een ouderwetse omroep. Die werd vooral opgericht om het christelijke organisatie leven te laten horen. Overigens heb ik voor de oorlog nog wel lezingen gehouden voor de NCRV over de reformatie: over Praag, de stad van Johan nes Hus, Zürich, de stad van Zwtngli en Genè- ve, de stad van Calvijn." Dat gebeurde nadat hij een Jaar lang verschillende landen had bereisd. Oranjereporter Na de oorlog kwam Felderhof terecht bij Radio Nederland Wereldomroep. Aan de verslagen en documentaires die hij toen maakte over de reizen van de leden van het koninklijke huis dankte hij de naam Oranjereporter. Een ge deelte van een gesprek, dat de Nieuwe Haagsche Courant in die tijd met Felderhof had tekent de situatie. De NHC vraagt hem: „Blijft u tijdens die reizen op een afstand of komt u wel met het Prinselijk Paar in con tact?" Het antwoord: „Wij blijven altijd op een afstand, maar dat neemt niet weg, dat we nu en dan wel eens het voorrecht hebben dat de Prins of Prinses een praatje met ons komen maken." In dit interview uit 1947 noemt de self-made reporter nog wat kwaliteiten waarover een ra dioverslaggever moet beschikken: Journalistie ke flair, vooral tact en een aangename stem. Het image van de Oranjereporter, dekte overi gens lang niet al zijn werkzaamheden. „Trou wens, de omroepen verzorgden bij toerbeurt de verslaggeving van de koninklijke reizen en zo heb ik er ook wel gemist. Mijn aandeel begon met de terugkeer van koningin Wllhelmlna en de eerste 4 mei-herdenking, en zo groei je er langzamerhand in. Je kent de secretarissen, de adjudanten, je legt steeds makkelijker contac ten". Later versloeg hij om eens wat te noemen het huwelijk van koning Boudewijn, de kroning van koningin Elizabeth (in een tijd dat de burgers al 's nachts langs de straten wachtten om de koningin te zien) de begrafenis van Kennedy, de begrafenis van bisschop Bek kers en het Vaticaans concilie. Bij Karl Barth AP 19N «08 per per igen n de eek- Hij bereisde erg veel landen, zoals kort na de oorlog landen achter het IJzeren Gordijn en de Kerkedag, die in Leipzig werd gehouden. Hij bezocht in het begin van de jaren vijftig Israël voor de NCRV-reeks „Tot ziens in Jeruzalem". Hij sprak met Niemöller en Karl Barth. „Toen de laatste hoorde dat het voor Nederland be stemd was deed hij het voorstel zijn tekst helemaal uit te schrijven. „Want de Nederlan ders zijn een theologisch-geschoold volk, dat mijn woorden als op een goudschaaltje pleegt af te wegen." Felderhof moest de stukken toen nazien. „Als of een dominee aan de koster vraagt of zijn preek goed is." Zijn veelzijdige belangstelling maakte dat hij personen op allerlei terrein interviewde, zoals acteurs en actrices als Cor Ruys, Jan Musch, Albert van Dalsum, Mary Dresselhuys. „Soms ging dat geweldig leuk. Je kunt merken dat deze mensen een sprekend beroep hebben. Politici hadden toen nog vaak angst voor de microfoon. Ministers kwamen met zinnen als: ik zou wel iets willen zeggen daarover, maarEn dan was er het interview met musici als de vier pianisten Rubinstein, Maga- loff, Firkusny en Casadeseus, die eens alle vier tegelijk in ons land waren. Microfoon aan oor Felderhof: „Interviewen is een van de moei lijkste dingen die er zijn. Je kunt duizendmaal beter een verslag geven van iets dat zich voor Je ogen afspeelt dan iemand aan het praten krij gen. Zo gebeurde het eens dat ik de winnaar van de elfstedentocht vroeg wat het moei lijkste traject was. Tot grote hilariteit nam hij de microfoon uit mijn handen, zette hem aan zijn oor en begon te praten." Wie verre reizen doet kan veel verhalen. En Herman Felderhof Herman Felderhof blijkt dan ook een uitste kend verteller te zijn, die zijn belevenissen met veel humor op papier heeft gezet in „Met de microfoon op stap", dat in de jaren vijftig verscheen. Daarin staat de voor sommigen misschien al bekende anecdote dat hij als Jong reporter het vuurwerk beschreef als „een portret van onze Jarige koningin", terwijl het programma nog pas aan do olifant toe was. In 1951 was hij overgestapt naar de NCRV, waar hij als chef-reporter belast werd met de leiding van de actualiteitenrubriek „Vandaag". Radiokrant voor Nederland". Hij zegt: „Dat waren vijftien verrukkelijke jaren. Uit die tijd dateren ook de zware klussen, zoals de Vossen jacht en Man en paard. Ergens in Nederland moest je als vos worden opgespoord. Je was dan op de een of andere manier vermomd. Die programma's werden geëntameerd door Ge rard Hoek, die zei: „Het bestuur verwacht, dat we deze zomer weer op bijzondere wijze radio gaan maken." In 1966 volgde Felderhofs laatste aanstelling: als programmaleider van de NOS-radio, toen nog NRU geheten. De reportages moesten plaats maken voor het organiseren en vergade ren. Toch heeft hij deze stap nooit betreurd. „Er waren voordelen aan de nieuwe functie verbonden. Het was een flinke promotie. Je staat aan de top. Als je 55 bent en Je wordt zoiets in de schoot geworpen dan is het zaak dankbaar te zijn. De NCRV-radiokrant was een spannend bedrijf. Ik kwam nu in rustiger vaar water." De toekomst ,Het laatste onderwerp van dit gesprek geldt hoe kan het anders? de toekomst van de radio, maar nu eens speciaal met betrekking tot de luisteraar. Felderhof: „Zonder de profe tenmantel aan te trekken geloof ik, dat het bestel dat zo uniek en democratisch is, versnip pering met zich meebrengt die zich ook in de programma's manifesteert. De radio is in een moeilijke situatie terechtgekomen. Dat is voor de luisteraar te merken. Zolang je een open bestel hebt met bepaalde criteria kunnen een TROS, EO en VOO binnen komen, zonder dat ik zeg ze horen er niet. Maar al die versnippering maakt het er niet aantrek kelijker op. Als èlle consequenties van het bestel doordacht waren had zoiets misschien voorkomen kunnen worden. Ik dacht dat men zich daarom ernstig af moet vragen of men in deze richting door moet gaan. Ik zit heus niet aan te dringen op een nationale omroep. Die hebben we trouwens al, want de totaliteit van de hele omroep is al nationaal in Nederlandse ogen, maar de versplintering moet niet zodanig worden dat het hele bestel op de tocht wordt gezet." Felderhof noemt het verdrietig als je ziet dat de luistercijfers van Hilversum 3 een veelvoud zijn van de totaliteit van Hilversum 1, 2 en 4. „Het is niet zo, dat ik de luisteraars niet hun lichte muziek gun, maar voor de programma makers is het uitermate triest dat zoveel werk aan goeie programma's wordt besteed, terwijl de luistercijfers beneden de één procent liggen (100.000 mensen), terwijl een populair program ma soms twintig procent haalt." Herman Felderhof na 45 jaar „radiotrouw": „Ik geloof dat het hele bestel staat of valt met luistertrouw. Er is sprake van een moeilijke situatie, die langzamerhand een Gordiaanse knoop is geworden." loor Piet Hagen Iet vierde eeuwfeest van de Pacificatie van Gent is een aanleiding geweest tot een uitbundig herden- ingsritueel en dat is maar goed ook. laar misschien is dit wel een eschikt moment om ons eens te vragen hoe op lagere lolen over oorlog en vrede epraat wordt. In steeds meer choolboekjes komt het jaar- 1576, Pacificatie van Gent. iet meer voor. De boekjes die leze eerste grote „vredema- ing" in onze vaderlandse ge- chiedenis nog wel vermelden wei de meerderheid) doen lat doorgaans in van elkaar vergeschreven ge- neenplaatsen. n het boekje „Laten wij vrede naken" (Zwijssen, Tilburg) an P. W. Brouwer wordt de 'acificatie van Gent op hoogst loeiende wijze tot middelpunt emaakt van een beschouwing ver vredesonderwljs. Brouwer nderwerpt tweeëntwintig na 950 verschenen geschiedenis- »oekjes voor de lagere school an een kritisch oordeel. Te len die achtergrond maakt hij 'ervolgens een reeks interes ante opmerkingen over het 'ak geschiedenis en over het lesonderwijs. Hij eindigt het een hoofdstuk over het conflict in het Midden-Oosten, het onderwerp dat is opgege ven aan de scholen voor mavo, havo en vwo die het komend jaar vrijwillig meedoen aan het tweede landelijke schriftelijke eindexamen geschiedenis. Eerst een voorbeeld van de stijl van schoolboekjes: „Men noemt dit (bedoeld wordt de muiterij in 1576) de Spaanse furie. Het gevolg hiervan was, dat de katholieke zuidelijke gewesten een hekel kregen aan de Spanjaarden. Hiervan profi teerde Willem van Oranje zeer handig. In de Vlaamse stad Gent besloten de herenigde ge westen van Noord- en Zuid- Nederland om samen de Spaanse troepen te verdrijven. Jammer genoeg kwam er van dit papieren besluit niets te recht. De tegenstellingen tus sen de Calvinisten boven en de Katholieken beneden de grote rivieren waren te scherp." Daarmee moet de elf-, twaalfjarige leerling het dan doen. Op z'n best zorgt de meester of de Juffrouw nog voor een mooi verhaal erom heen, maar al teveel mag men daar ook niet van verwachten. Laten we het er op houden dat de leerling een vage notie krijgt van wat de Pacificatie inhield. Hoe lang die notie blijft hangen is een andere vraag. Niet mals De kritiek van Brouwer op het gros der schoolboekjes is niet mals. Zij schrijven elkaar tot en met de fouten over. De teksten zijn over het algemeen te simpel. Wie de tekst van de Pacificatie erop naleest (Brou wer geeft die tekst) merkt dat er geen sprake was van twee verdragsluitende partijen, dat was juist de moeilijkheid. Wie waren er dan wel? Niet de prins van Oranje, hoeveel boekjes hem ook sprekend invoeren. Er waren enkele gevolmachtig den van Zuid-Nederlandse ge westen en vertegenwoordigers van de prins, van Holland en Zeeland, en hun geassocieer den. De noordelijke en oostelij ke gewesten waren afwezig. En al zou men alle gewesten op één hoop gooien, dan nog blijft het feit dat vijftien van de ze ventien gewesten toen katho liek waren. En een stad als Amsterdam lag dwars. De conclusie van Brouwer is dan ook: wie het calvinistische noorden tegenover het katho lieke zuiden zet doet de ge schiedenis geweld aan. Van be lang is niet zozeer of men op de lagere school de Pacificatie be handelt, maar hoe men dat doet. Als het goed gebeurt, dan is het zinvol, even zinvol als bijvoorbeeld een bespreking van de afloop van de Tweede Wereldoorlog. Aan de andere kant kun je de vraag stellen waarom je de vre- demaking van 1576 niet zou behandelen. Brouwer signa leert dat de thematische me thodes die na 1970 verschijnen de Pacificatie verzwijgen. Waarom? Is vredemaklng niet interessant meer? Nog boelend Volgens Brouwer is de tekst van de Pacificatie nog steeds boeiende lectuur als je Noord- Ierland, Cyprus of Libanon in het achterhoofd houdt. Zo staat er: „Dat alle beledigin gen, rechtsverkrachtingen, misdaden en verwoestingen, geschied vanwege de troebelen tussen de ingezetenen van de genoemde provincieën ver geven en vergeten zijn, en ge houden zullen worden als niet gebeurd." En vervolgens be looft men elkaar vriendschap en vrede en wederzijdse hulp bij het verdrijven der Span jaarden, en andere vreemde troepen die „geprobeerd heb ben buiten elk recht om de heren en de edelen het leven te benemen, zich de rijkdommen van het land toe te eigenen en de hele gemeenschap in eeuwi ge slavernij te brengen en te houden." Twee rivaliserende bevrijdingsbewegingen in de derde wereld zouden de tekst zo kunnen overnemen bij het sluiten van een bondge nootschap tegen een ge meenschappelijke koloniale vijand. Het boekje van Brouwer is een pleidooi voor geschiedenison derwijs vanuit de bronnen. Dan pas wordt de geschiedenis tot leven gewekt en kunnen kinderen, zelfs kinderen van twaalf Jaar, uit het gebeuren van vroeger iets leren. Waarbij het er dan niet meer toe doet of dat gebeuren veertig of vier honderd jaar achter ons ligt. En waarbij „leren" niet be doeld is ln de zin van jaartallen leren. Het boekje van Brouwer heeft alle voor en nadelen van een wat vrije opbouw. Er loopt wel een lijn door („Laten we vrede maken"), maar de lezer wordt ook steeds weer voor verrassin gen gesteld, als de schrijver in een volgend hoofdstuk aan een nieuwe draad begint te weven die op het eerste gezicht weinig verband houdt met het voor gaande. Tenslotte wordt het patroon wel duidelijk, en In het laatste hoofdstuk wordt de hoofdlijn van het boek dan doorgetrokken naar het conflict in het Midden-Oosten. Dat is, zoals gezegd het onder werp voor het eindexamen ge schiedenis ln mei volgend Jaar. Brouwer legt de historische wortels van de strijd In het Midden-Oosten bloot en laat zien dat zowel de zionisten als de Palestijnen hun rechten hebben. Een pacificatie zal al leen mogelijk zijn als Israël en de PLO eikaars bestaansrecht erkennen. Gelukkig vervalt Brouwer niet in de fout van te gemakkelijke historische para lellen. Maar anders zou je de neiging hebben bepaalde pas sages uit de in Gent opgestelde tekst aan te bevelen voor het overleg over het Midden- Oosten ln Oenëve (of waar dan ook). door Rob Foppema We kunnen nog net proberen om er een traditie van te maken: de Jaarlijkse weersverwachting van deze ru briek. Een somber geluid deze keer. De temperaturen zakken de komende twintigduizend Jaar beneden wat we gewend waren. Uitgebreide delen van het noordelijk halfrond komen daardoor onder een dikke ijslaag terecht Dat valt te rijmen met ons weerbericht van 1974 (28 no vember) dat ona vlak vóór (vol gens Chappell) of al in het be gin van een volgende ijstijd plaatste (dat laatste volgens Calder). Het ademt een killere geest dan het weerbericht van vorig Jaar toen al op 24 juli uitgegeven dat ons voor de komende tweehonderdvijftig miljoen jaar geen grote ijstij den meer aanzegde. Toch moet er minstens één man blij zijn met het laatste nieuws. Dat is dr. J. T. F. Zim merman op Texel, maar daaro ver straks. Eerst de feiten. Ruwweg eens in de honderdduizend jaar maakt de wereld een kloeke ijstijd mee. Dat kan ons niet onberoerd laten, want de geo logische sporen van schuiven de ijsmassa's zijn in Drente voor bclangsUlenden nog te bezichtigen. Over de oorzaken van die dra matische wijzigingen in het klimaat zijn ooit tientallen te genstrijdige theorieën be dacht. Daarvan heeft de laatste tijd een idee van de Joegoslaaf Mllankovitch (uit 1941) steeds meer veld gewon nen. Hij zocht de verklaring in variaties van de hoeveelheid zonneschijn, veroorzaakt door periodieke veranderingen in de beweging die de aarde jaar lijks om de zon maakt. Die veranderingen zijn tot in een ver verleden terug te bere kenen. Klimaatsverschillen zijn voor de overeenkomstige periode met geologische technieken af te lezen. Daar door kan de gedachtegang van Mllankovitch ln principe op haar juistheid worden ge toetst. En als hij gelijk had, kunnen we ook uitrekenen hoe het met ons klimaat in grote lijnen verder gaat Onzeker Maar aan belde kanten van zo'n toetsing liggen grote onze kerheden op de loer. We kun nen wel de hoeveelheid zon neschijn in een ver verleden uitrekenen, maar we weten niet welke details daarvan be langrijk zijn voor het klimaat. We begrijpen nog onvoldoende welke invloeden op lange ter mijn het weer bepalen. Gaat het om de gemiddelde hoeveel heid zonnestraling? Of Is speci aal van belang hoe fel de zon 's zomers ln noordelijke streken schijnt? Dezelfde astrono mische gegevens leveren voor verschillende veronderstellin gen verschillende cijferreeksen op. De geologische kant van het probleem is evenmin eenvou dig. Aan de verhoudingen tus sen verschillende soorten piepkleine zeediertjes kan wel worden afgeleid hoe warm het water was toen hun skeletjes naar de bodem zakten. Oudere temperatuurveranderingen kun Je naspeuren door dieper in de zeebodem te boren en de zich wijzigende verhoudingen te volgen. Maar om die met de astrono mische gegevens te kunnen vergelijken, moet Je weten wel ke Jaartallen je naast die tem peraturen moet zetten. En naar mate Je dieper komt, tre den daarin vaak grote onzeker heden op. Hetzelfde probleem geldt voor andere technieken om op grote diepten de tempe raturen uit het verleden af te lezen. De onzekerheid aan belde kan ten van de vergelijking maakte het mogelijk dat er een aantal uitwerkingen van de theorie van Milankovich kon worden gemaakt. Elk voor zich beves tigde de grondgedachte van de Joegoslaaf, maar jammer ge noeg spraken ze elkaar op nog al wat punten tegen. En dus was er, formeel gesproken, nog steeds niets bewezen. Aanval Met een geslaagde aanval op beide soorten onzekerheid heeft een internationaal ge zelschap onderzoekers daar nu een eind aan gemaakt. In het kader van het project voor kli maatonderzoek CLIMAP heb ben Hays, Imbrie en Shackle- ton de twee meest vlekkeloze bodemmonsters bekeken die er te vinden waren. Twee bo ringen ln de Indische Oceaan, tussen Zuid-Afrika, Australië en het Zuidpoolgebied, ver schaften klimaatgegevens die 150.000 Jaar teruggingen. De betrokken afzettingen wa ren ln een haast onverstoor baar gelijkmatig tempo ont staan. De ij king van diepte op ouderdom was daardoor goed mogelijk. Voldoende nauwkeu rige gegevens gingen tot nog toe maar 150.000 Jaar terug. De geboekte winst is dus indruk wekkend. De onzekerheid aan de astro nomische kant van de vergelij king kon door het Amerikaans- Britse drietal niet direct wor den overwonnen. We weten nog steeds niet welke variaties in de hoeveelheid zonneschijn waar op de wereld nu precies de verschuivingen in het kli maat bepalen. Maar die moei lijkheid kon worden vermeden door het hele probleem dras tisch te vereenvoudigen. De redenering van Mllanko vitch luidde: „Verschillen in de baan van de aarde geven ver schillen in zonneschijn (in be paalde streken). En verschillen ln zonneschijn (ln bepaalde streken) veroorzaken verschil len in klimaat." Hays, Imbrie en Shackleton vereenvoudigen dat tot „Verschillen in de baan van de aarde veroorzaken ver schillen in klimaat (en hoe dat nou precies werkt, is van later zorg). Kortsluiting Daarmee vermeden zij dé noodzaak om eerst een vooron derstelling te maken over hoe de zonneschijn het klimaat beïnvloedt. Een vooronderstel ling die waarschijnlijk tocfj fout zou zijn (want we weten het gewoon niet goed genoeg) en daarmee de zaak alleen maar zou vertroebelen. Na die kortsluiting kon dé zaak wiskundig streng worden aangepakt. Veranderingen in de baan van de aarde komen steeds ln ongeveer vaste perio den terug. De helling van de aardas schommelt elke 41.000 jaar wat heen en weer. Als dat invloed heeft op het klimaat, moet in de gegevens daarover een zelfde regelmatigheid té herkennen zijn. Voor het herkennen van dat soort regelmatigheden in cij ferreeksen bestaan maniertjes wanneer Je een computer ach ter de hand hebt. Zelfs wan neer er een stuk of wat invloe den tegelijkertijd in het spel zijn, elk met hun eigen vaste periode. Om een lang verhaal kort te maken: tussen verschil lende eigenaardigheden van de aardbaan en de gemeten schommelingen ln ons klimaat bleek een opmerkelijke over eenkomst te, bestaan. Sterker nog: tot 300.000 jaar terug blijken de veronderstel de „gevolgen" in het klimaat steeds met een vaste vertra ging op elk van de deeloorza- ken te volgen. Het vertrouwen in de gevonden relaties wordt daardoor aanzienlijk ver sterkt. Wat is nu het resultaat van deze exercitie? Zonder dat we met de detailvragen veel ver der zijn gekomen, is in ieder geval de grondgedachte van Milankovich stevig bevestigd. Ijstijden worden inderdaad in hoofdzaak veroorzaakt door variaties van de aardbaan, al weten we nog steeds niet welke rol de zonneschijn daar precies in speelt. Die vraag was im mers voorlopig overgeslagen. Intussen weten we wel meer over het verband tussen oor zaak en uiteindelijk gevolg. Vandaar dat Hays, Imbrie en Shackleton al wel hun weerbe richt voor de komende twintig duizend Jaar konden uitgeven: kouder. Daarmee wil overigens nog niets gezegd zijn over het klimaat van volgend jaar óf van de 21ste eeuw. Dat voorbe houd geldt des te sterker om dat we op wereldschaal bezig zijn met dingen die dwars te gen de verkoeling in werken, zoals het opstoken van aard olie en steenkool. Pret Tenslotte is er nog een resul taat van zeer menselijke aard: binnenpretjes bij dr. J. T. F. Zimmerman op Texel. Die pro moveerde woensdag aan de Vrije Universiteit op een on derzoek over de Waddenzee dat met dit verhaal niets van doen heeft. Maar als stelling 8 bij zijn proefschrift nam hij de volgende gedachte op: „In ver gelijking met de ljstljdentheo- rie van Mllankovitch doen vrij wel alle andere theorieën die voor dit verschijnsel zijn be dacht gekunsteld aan". Zijn wetenschappelijke Intuïtie is even snel als fraai bevestigd. (J. D. Hays, John Imbrie en N. J. Shackleton, ..Variations U> the earth's orbit: pacemaker of the ice ages". Science, vol. 194, pa«. 112MU2, 10 december 1976.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1976 | | pagina 15