Kerstfeest in de oorlog
vrede?
We hoorden nooit meer iets van die Duitsers
to
5
Het Spook
wetSfWSt W tfiMede u
17 DECEMBER 1976
KERSTBIJIAGE
TROUW/KWARTET 31
Kerstfeest 1944: ter
wijl het zuiden al bevrijd
is maar nog in verwar
ring verkeert, heersen
de Duitsers boven de
grote rivieren nog volop.
Maar soms zijn er, on
danks alle wreedheid
en onderdrukking, won
derlijke contacten. Op
deze pagina een aantal
(wat verkorte) herinne
ringen van lezers aan
die angstige tijd.
EVROUW J. P. Rljnveld-
Warnaar uit Haarlem vertelt
(at er op 20 december 's avonds (zij
gas toen met zes kinderen van vier
ot achttien alleen, vader was on-
lergedoken) op de deur gebonkt
werd (de bel deed het al lang niet
meer. er was geen elektriciteit). De
pultse officier en zijn oppasser, die
)P de stoep stonden, zeiden dat ze
■wijf fietsen kwamen halen. Vriende-
jkheid, beleefdheid, was vaak de
jeest tactische houding toen, dus
e Duitsers werden uitgenodigd in
t keuken te komen, waar de
jdste dochter bezig was suiker-
•tenkoekjes te bakken. Daar
erd hun meegedeeld dat er geen
ietsen waren („jokken mocht in
die tijd", er waren zès fietsen ln
buis), maar de Duitsers vinden het
gezellig in de keuken, gooien al
spoedig het bevel om de fietsen te
lalen ln de kachel („We willen ze
niet eens meer"), en vragen of het
gezin volgende week kerstfeest
viert. De officier vertelt dat ze dat
al ln zes jaar niet gedaan hebben en
dat ze zo verlangen naar Iets huise
lijks op die dag. „Toen legde ik
mijn hand op zijn schouder en zei:
let is erg moeilijk voor mij om
hierop te antwoorden want u bent
onze vijand. Maar Jezus heeft ons
[eleerd onze vijanden lief te heb-
ien en daarom mag u allebei ko
nen. Op tweede kerstdag 's avonds
verwachten we u." Zij waren ont
roerd en de familie maakt plannen
voor de viering, bij de dominee
wordt een Duitse bijbel gehaald,
suikerbietenkoekjes en wortellimo
nade worden klaargemaakt, maar
op tweede kerstdag 's morgens
komt de oppasser met tranen ln z'n
ogen vertellen dat ze helaas niet
kunnen komen want ze moeten om
zes uur 's avonds vertrekken voor
het grote Ardennenoffensief. De
oplossing was er spoedig: ze zouden
twee uur 's middags komen. Ik
begon die middag met het kerst
evangelie te lezen en het Onze Va
der te bidden, alles ln het Duits, de
officier vroeg of wij geen piano had
den dan konden we kerstliederen
Bngen. Die plano stond in een Ijs
koude kamer maar dat was voor
niemand een bezwaar. r „Het was
m indrukwekkend: wij met z'n
illen, bij een ontstemde piano ln
een koude kamer, zongen Stille
(acht, Ere zij Qod enz., ln 't Hol-
ids door de kleineren, ln 't Duits
'ot de groteren. Ik dacht: het
Inste kerstfeest uit mijn leven,
teer ontroerd namen ze afscheid:
IGod zegene u allen". Zij gaven ons
Be adressen ln Duitsland van hun
kaders en moeders met de vraag
[Als u na zes weken niets van ons
[ehoord hebt is dat een teken dat
ve dood zijn. Wilt u dan aan onze
moeders schrijven dat we bij u
cerstfeest gevierd hebben?" We
hoorden niets-meer, ze moeten dus
wel gesneuveld zijn."
H ROOLVINK uit Badhoeve-
dorp weet nog als de dag van
gisteren wat er op tweede kerstdag
1944 bij het Friese dorpje Raard,
Ien noordwesten van Dokkum, ge
beurde. Jeppe en Jacob, twee ruim
twintigjarige vrienden uit Dok
kum, waren er ondergedoken bij
boer Melndertsma. Op tweede
kerstdag was het goed weer, de
jongens wilden een luchtje schep
pen. De boer maakt eerst bezwaar,
er zijn wel eens Duitse patrouilles
en niet te vergeten de gehate
Landwachters. De jongens beloven
op het land, ver van de weg, te
blijven. Vanuit Dokkum komt er
die middag een Duitse patrouille
en onder Raard zien ze iets op het
land bewegen. De jongens zien de
patrouille, ze rennen voor hun le
ven. de Duitsers schieten. Jacob
wordt dodelijk getroffen. Jeppe
blijft aan de grond genageld staan,
ie handen omhoog en dat is zijn
redding. Hij wordt meegenomen en
In het politiebureau in Dokkum
opgesloten, waaruit hij later wordt
bevrijd door de ondergrondse. De
Duitsers vieren die avond van
tweede kerstdag een vrolijke
„Welhnachten", de ouders van Ja
cob treuren. Nog ruim drie maan
den daarna heersten de Duitsers
nog ln het Friese land, op 22 janua
ri werden aan de Woudweg ln Dok
kum twintig vaderlanders gefusil
leerd. Pas op 14 april konden de
ortjheldsklokken voor Noordoost-
Friesland luiden."
jyj EVROUW H. E. Kooyman-
Zomer uit Rotterdam maakte
vlak voor Kerst '44 als 24-jarige met
e*n vriendin een „hongertocht"
naar de Gelderse Achterhoek, waar
van beiden een broer zat ondergedo
ken. Vader maakte van een frame en
een paar fietswielen zonder banden
een „fijn" karretje en op 19 decem
ber vertrokken ze, via Oudewater, de
Hollandse IJsselIinie over (wat toen
beel belangrijk was) en tenslotte
naar het „beloofde land", het dorpje
He Heurne bij Dinxpcrloo, waar de
broers zaten. De broer van de vrien-
zal bij een molenaar, waar ze
"net open armen ontvangen werden.
Een fijne maaltijd was klaarge-
•naakt, een heerlijk bed stond te
wachten. De andere dag pas, na
heerlijk uitgerust te zijn, ging ik
naar het onderduikadres van mijn
broer. Wat keek ik mijn ogen uil op
-7--- -v-
die boerderij. Wat een ander leven
dan op ons etagewoninkje in de ha
venbuurt van Rotterdam. En wat
sloofden de mensen zich voor ons
uit. Ons karretje, waarvan de wielen
al een paar spaken verloren hadden,
werd volgeladen: met rogge en tar
we, met spek en zelfgemaakte
worsten, met gerst en roggebrood. 25
december viel op een zondag, 's Mor
gens gingen we naar de „onderdui-
kerskerk", die gehouden werd op de
deel van een boerderij. Een onder
duiker las daar een preek. Een
dienst om nooit te vergeten: een
groep jongemannen uit alle delen
van het land, wat voelde je je toen
één. In de woonkeuken van de boer
derij hadden we ook nog kerstfeest
gevierd. Gerda, de dochter, speelde
kerstliederen op de trekharmonika
en wij zóngen. Ik genoot van de
intimiteit in dat tamelijk afgesloten
deel van Nederland. De volgende
dag, tweede kerstdag, vertrokken
we.
Stapels boterhammen en hardge
kookte eieren kregen we mee, onze
wagentjes kraakten onder hun last.
Tegen de avond waren we in Vorden,
waar we aanbelden bij de hervormde
pastorie en om onderdak vroegen.
Vriendelijk werden we binnengela
ten, er waren al evacués, een domi
neesechtpaar uit Den Haag. 's
Avonds hebben we daar weer
kerstfeest gevierd, we waren vreem
den voor elkaar, we behoorden tot
verschillende kerkgenootschappen,
maar wat voelden we ons één. Eén in
het geloof in Jezus, wiens geboorte
we herdachten in de donkerste win
ter. die we ooit meegemaakt
hebben".
EEN lezer die zich aanduidt als
T. Y. te S. vertelt over het
kerstfeest 1944 in een dorpje ln de
Gelderse vallei, waar het grote wit
te hotel dienst deed als opvang
centrum voor vluchtelingen uit de
buurt van Arnhem en Nijmegen.
Voor een deel wordt het hotel be
volkt en bezocht door Duitsers. Zij
weten dat ze verloren hebben, hun
feest is over: leve het feest! Want
Welhnachten móet gevierd worden
er is voedsel en vooral drank
genoeg (uit de hotels en huizen die
na de slag om Arnhem prijsgege
ven zijn). De grote zaal van ons
hotel is al gauw gevuld met
schreeuwen, smakken en gelal van
Duitse volkszangen en verminkte
kerstliedjes. Maar in diezelfde zaal
zal ook wat anders gebeuren. De
vele katholieke vluchtelingen heb
ben een geestelijke meegebracht.
En nu zal in ons volstrekt protes
tants dorp een echte kerst-mis wor
den opgedragen.
Gelukkig mag ik meehelpen met de
voorbereidingen: de gewaden van
meneer kapelaan klaarleggen, zijn
attributen oppoetsen. Bij de in
gang van de zaal komt het
kerststalletje met onze enige kaars.
Die moet aangestoken worden vlak
voor de mensen komen en schie
lijk gedoofd als allen binnen zijn.
Het is Improviseren geblazen, maar
dat geeft niet je voelt dat het een
groot feest gaat worden. En daar
komen ze dan, langs de stal. Alle
volken, alle natiën: Belgen, Fran
sen. Polen, Nederlanders (zowel ge
vangenen als vluchtelingen), een
enkele verdwaalde Rus en vooral
Italianen (die tegen Mussolini zijn).
De meesten worden gevangen ge
houden in de school naast het ho
tel, naar nu mogen ze naar de mis.
Zelf kruip ik maar weg, achter in de
zaal. Vanwege de kaars, die straks
weer aan en uit moet, doch ook
vanwege het knielen, dat niet mag!
En zie nu wie er naast me staan:
een paar Duitsers uit het hotel in
geleende burgerkleren. Ze willen
(denk ik) niemand kwetsen met
hun uniformen. En als je dan
vriend en vijand samen, aarzelend
en in verschillende talen „Stille
Nacht" hoort zingen, gaat er wel
wat door je heen".
4c
r* VAN LOENEN uit Ede beleef-
w de kerstfeest 1944 in het Bra
bantse Almkerk. „Ons huls Is door
de Duitsers gevorderd en in ge
bruik als stafkwartier. Per gratie
mogen wij op de slaapverdieping
een paar kamers gebruiken en dat
is eigenlijk gevaarlijk genoeg om
dat deze omgeving nogal eens
wordt beschoten. Wij naderen de
kerstdagen en dat is onder meer
merkbaar aan de geuren die zich
vanuit de keuken verspreiden. De
militairen in ons huis zijn uit
Arnhem gekomen waar ze blijk
baar veel poedersuiker hebben
„organisiert", want de appel- en
oliebollen die de kok op ons for
nuis bakt worden er rijkelijk mee
bestrooid. Zelfs krijgen wij een
schaal met dit heerlijke gebak
aangeboden, tegelijk met de mede
deling dat de oorlog binnenkort
door Hitier gewonnen zal zijn om
dat nu beschikt wordt over een
nieuw V-wapen".
De Duitser viéren hun Weihnach-
ten. „We horen beneden veel be
weeg, wat men allemaal doet is ons
niet duidelijk. Later op de avond
schijnt men uiting te willen geven
aan allerlei verheven gevoelens en
tracht men te komen tot het geza
menlijk zingen van Stille Nacht,
Oh Tannenbaum enz. Omdat dit
niet slaagt, worden de drink- en
eetpauzes steeds langer, tot men
tenslotte de zangpogingen opgeeft.
De stemmen klinken luider en va
ker en door elkaar, waaruit we
opmaken dat men teveel drinkt.
Wij hebben ons er inmiddels over
verwonderd dat we geen
kerstboom hebben zien aanvoeren
en veronderstellen dat men heeft
volstaan met het plaatsen van een
aantal kaarsen. Wanneer mijn
vrouw de volgende morgen wordt
geroepen omdat de haard tijdens
de kerstviering is uitgegaan, blijkt
dat in de voorkamer tóch een
pracht van een kerstboom staat,
geplant in een emmer met zware
kleigrond en met de top tot vlak bij
het plafond. Het antwoord op de
vraag hoe men aan die boom is
gekomen is te vinden in onze voor
tuin. De daar al enige Jaren staan
de sparreboom blijkt ongeveer een
meter boven de grond te zijn afge
zaagd. Gelukkig dat er na de be
ting toch nog aan een jonge
boom was te komen."
A MUURLING UIT Zwljodrecht
ging met kerstfeest 1944 in een
dorpje in Zuid-Friesland met sijn
jongste broertje en een ondergedo
ken joodse jongen, Theo, naar bet
kerstfeest van de zondagsschool.
Dat werd 's middags gevierd omdat
de ramen van de kerk niet verduis
terd konden worden. „Wij hadden er
in die tijd geen idee van wat dat
eigenlijk betekende: een gelovige
jood naar het feest van Christus'
geboorte, hij misschien ook niet. Be
langrijker voor ons was hoe hij er
naar toe kon. Hij moest natuurlijk
langs de veiligste weg en dat was
niet de officiële". De tocht ging over
besneeuwde velden en bevroren slo-
,ten. Het laatste stuk moesten de
jongens over de weg lopen. „We
gingen, Theo in het midden, alsof de
dunne jongenslijfjes afdoende be
scherming vormden! Gelukkig kwa
men wc veilig bij de kerk aan. We
hebben feest gevierd, zonder kaar
sen, met een kerstboom die alleen
De tekeningen op deze pagi
na zijn gemaakt door Arjen
Versloot uit de zesde klas van
de Prins Johan Frisoschool
te Ede (Kerstmis: vrede op
aarde): Esther de Kleuver, 8
jaar, te Uithoorn nieuwe aar
de); Ronald de Niet, 14 jaar,
uit Vlaardlngen (vrede? sha-
lomen Henriëtte Dijkstra,
11 jaar, uit Zwolle (vrede
voor de hele wereld).
verlicht werd door het in de kerk
vallende zonlicht, dus zonder valse
romantiek. Welwillende oud-
zondagsschoolleerlingen hadden uit
eigen bezit de kerstboekjes die wij
kregen afgestaan."
Tj1 EN lezeres uit Leldschendam
•LJ vertelt dat ln december 1943
haar enig kind was overleden, een
week voor kerst was het begraven.
Met haar man overlegde zij hoe ze
de kerst zouden doorbrengen. „We
waren beiden erg verslagen. Vlak
voor de feestdagen besloten we
naar mijn ouders te gaan, we zou
den pas op eerste kerstdag "s mor
gens weg kunnen want mijn man
moest 's morgens om vier uur mel
ken op de boerderij, we zouden dan
weg kunnen tot tweede kerstdag
's middags, 's morgens zou een an
der invallen. De avond voor de
kerst kwam de buurvrouw die een
baby had van vier maanden en zij
vroeg of zij 's morgens om vier uur
Gertje mocht brengen want zij wil
de zo graag naar de nachtmis, die
toen nog om vijf uur begon. Ik
stond handenwringend, er ging
heel wat door mij heen maar ik heb
Ja gezegd. Het kindje kwam, ln de
kinderwagen. Ik heb het ln de huls
kamer gezet, zelf ging lk naar mijn
slaapkamer, deed de deur dicht en
heb daar veel gehuild. Vooraf had
lk het niet tegen mijn man gezegd,
en toen die om zeven uur van het
melken thuiskwam begon Gertje te
hullen. HIJ keek verbaasd: wat is
dat nu. We keken elkaar aan en lk
zei: we waren niet van plan
kerstfeest te vieren, maar er is toch
een kerstkind ln huls. We keken ln
de wagen en hadden beiden de
zelfde gedachte: ook voor ons is het
kerstfeest, ondanks alles. Ik heb de
tafel gedekt en een kaars laten
branden. Het leed was niet weg en
de dagen zijn niet prettig geweest,
maar het was kerst. Ik denk heel
dikwijls aan die tijd."
Jp EN wat luchtiger herinnering
van mevrouw A. v. Dalen-v. d.
Berg uit Rotterdam gaat terug tot
december 1942. Zij maakte met
haar verloofde 's avonds een wan
deling door de verduisterde stra
ten, er was veel te bepraten, ze
hadden idealen, maar kregen het
nu met elkaar aan de stok. Hij liep
weg met de uitroep „Je zoekt het
maar uit". „En daar stond ik in het
pikkedonker maar ik dacht: hij
komt wel terug, hij laat me niet
alleen in de duisternis. Daar
kwam inderdaad iemand aan, met
vlugge tred. Dat moest hij zijn, ik
zag een schim naderen, hield mijn
armen open om hem te ontvangen,
maar ineens zag ik hoe ik misge-
dacht had. Spijtig deed ik mijn
armen naar beneden en keek in
een verbaasd mannengezicht.
1 Was iemand die haast had en
vlug verdwenen was. 'k Vervolgde
mijn weg teleurgesteld, maar bij
mijn huis kwam gelukkig de echte
„schim" op mij toelopen, de vrede
werd getekend. Die wandeling ln
de donkere dagen voor kerst verge
ten we nooit.
IT ERSTMIS 1944 is het weer in
het verhaal van mevrouw E. C.
Dekker-Mieg uit Amstelveen. In het
oerwoud van midden Sumatra had
den enige gevangenen van kamp II
in Pakanbaru overlegd over het hou
den van een kerstbijeenkomst, on
danks het grote aantal ernstig zie
ken. Ze maakten een programma en
zouden een zekere Van Wijk (een
man met een prachtige stem, die in
de tijd dat ze nog in de Struiswijk-
gevangenis in Batavia zaten al meer
malen met het kampkoor als solist
gezongen had), vragen of hij weer
eens „Minuit Chrétien" wilde zin-
L/reicte xjeur <JCu)ö.r&)d
gen. Van Wijk stemde toe. Uit erva
ring wijs geworden gingen afgevaar
digden met het programma naar de
kampcommandant en na wat heen
en weer gepraat kwam er toestem
ming voor de samenkomst. Maar om
toch iets te verbieden bedong de
commandant dat er niet gezongen
mocht worden.
Het zingen van Van Wijk moest dus
geschrapt worden? Welnee, zeiden
er een paar, hij bedoelt natuurlijk
gemeenschappelijke zang; we laten
het doorgaan, we zien wel wat er van
komt. Er was veel belangstelling
voor de samenkomst in een van de
barakken. Iemand las het oude be
kende verhaal, daarna zong Van
Wijk. „Hij had nauwelijks een paar
regels gezongen of in de opening van
de barak verscheen de kampcom
mandant. De toehoorders hielden
zich doodstil, sommigen zaten wat
gebogen of ze elk moment het ont
ploffen van een bom verwachtten.
Alleen Van Wijk die met zijn rug
naar de ingang stond en dus van
niets wist, jubelde zijn „Noël, Nocl"
het oerwoud in. Sommigen kregen
vanwege de zenuwen bijna last van
de slappe lach toen hij eindigde met:
Voici, Ie rédempteur. Toen was het
uit en barstte de bom. maar op een
manier die ze niet verwacht hadden.
Met zijn commandostem schreeuw
de de commandant: „Once more,
please". Van Wijk draaide zich ver
schrikt om en nauwelijks in staat
het onderscheid tussen een verzoek
cn een bevel te constateren begon
hij weer te zingen. Toen het uit was
zei de commandant kort „Thank
you" en verdween. Het was voor het
eerst in die jaren dat een Japanse
kampcommandant „please" en
„thank you" had gezegd.
Het gebeurde op het laatste
kerstfeest van de tweede werel
doorlog. We woonden In een klein
dorp. waar nog wel brandstof was
en mijn man en ik zaten lekker bij
de kachel te lezen bij een olie
lampje. Het was tegen bedtijd, de
kindertjes sliepen en wij genoten
van warmte en gezelligheid. Plotse
ling hoorden we rennen en er werd
hard gebeld. We schrokken gewel
dig (in die tijd dacht je steeds aan
gevaar) en mijn man ging naar de
d'Mtr. Toen hij die op een kiertje
open had werd hij met deur en al
opzij geduwd en rende er een lange,
doodsbleke Jongeman naar binnen.
Hij kon geen woord uitbrengen en
mijn man zag al even bleek. Toen
ze allebei op een stoel neergezegen
waren, zag ik dat het de nieuwe
„inwoner" van onze buren was (Als
Je een ruim huis had moest je inwo
ning nemen en onze buren hadden
een jong stel in huist. Zodra mijn
man dit wist, was hij wat meer op
zijn gemak en probeerden we sa
men erachter te komen wat er aan
de hand was. Eindelijk kwam het
v*i /iaoi eruit. Er stond buiten in de
tuin voor hun deur een spook. On
ze eerste reactie was een vreselijk
lachen maar de man werd alleen
maar radelozer en bezorgder om
zijn vrouw die niet met hem had
durven meekomen. We vroegen
waar ze was en ze bleek onder de
tafel te zitten toen zij vertrok ze
hadden al een paar uur in doods
angst gezeten en met mannen
moed" was hij tenslotte uoor
sneeuw en kou naar ons toegerend.
wat wel enige honderden meters
was. Hun „huisbaas" was met
thuis. Toen onze buur koffie kreeg
en toen we hem serieus bleken te
nemen kwam hij wat op zijn ver
haal en we zijn toen samen met
hem tussen ons in naar zijn huis
gegaan. We hadden afgesproken
dat hij naar binnen zou gaan en dat
wij samen het spook te lijf zouden
gaan. Hij kon dan met zijn vrouw
door het raam de zaak zien We
hebben hem bijna meteen moeten
dragen toen we op hun erf kwamen
en hij vloog het huis binnen na ons
het spook gewezen te hebben. Even
later ging het gordijn óp een kiertje
open en twee bleke toetjes kwamen
te voorschijn. We sloegen met de
tang en de pook die we op zijn
aandringen meegenomen hadden,
op het spook in. En daar stond de
mooie conifeer, helemaal van
sneeuw ontdaan. De buurtjes zijn
al gauw verhuisd en hebben ons
niet meer durven aankijken. En wij
wisten dat er toch nog mensen wa
ren die in spoken geloofden.
*************t***t*ttttt#*tt**«*«««t"4