porp JLÈ&M 5P De kerstballen IkT l"! 1 De fee Een gewone winkelier Het zielige konijn De kerstman Strooit cadeautjes Toch een kerstboompje Over engeltjes die wegliepen en een beroofde kerstman H Het krijtje ET2p-, 17 DFCFMBFR 1976 TROUW/KWARTET 25 r.jfcA' (door Nellekc van Barneveld, 13 jaar, Zeist) ■C1 R was eens in Kerstballenland een kerstbal die -*-1 Ballert heette. Hij woonde met zijn vrouw Ballerien- tje in de Piekenstraat nummer 15. Afijn, op een dag ging Ballert een eindje wandelen. „Sjonge, sjonge, wat is het weer koud", dacht hij toen hij zijn eerste stap buiten de deur zette. Maar hij zette door, want hij wilde afslanken. Hij was nauwelijks in de Naaldlaan of hij ontmoette zijn oude schoolvriend Balleron. „Ha, die Balleron", zei Bal lert. „Koud weertje vandaag hè?" „Nou, 't is bar", zei Balleron. „Maar heb je 't al gehoord?" „Nee, ik heb niks gehoord", zei Ballert. „Wat dan?" „Nou, baas Piek heeft gezegd dat de kerstboom er weer is en dat we er donderdag in gaan hangen". „Staat de kerstboom weer in hetzelfde huis van vorig jaar?" vroeg Ballert. „Ja, ik dacht van wel", antwoordde Balleron. „Nou, ik ga weer, anders weet m'n vrouw niet waar ik blijf. Tot ziens!" Ballert ging ook maar weer naar huis, en vertelde aan Ballerientje dat zij de koffers maar vast moest gaan pakken omdat ze tijdelijk in de kerstboom gingen wonen. „Moet ik je soms helpen met pakken?" vroeg Ballert. Alsjeblieft niet zeg", schrok Ballerientje. „Je mag wél even naar de winkel van Balder, een nieuwe hoed kopen. Vorig jaar is er allemaal van die kunstsneeuw opgekomen en ik kon die smurrie er met geen mogelijkheid meer afkrijgen. Geld heb je hoop ik zelf wel". „Ja, wees maar niet bang hoor", zei Ballert en hij stevende weg. Het was donderdag. Alle kerstballen en ballerinnen waren op weg naar de kerstboom. Na een half uur lopen kwamen ze bij de boom aan. Iedereen zocht een plaats in de kerstboom op. Baas Piek klom helemaal bovenin. Hij was dan ook de piek. Degenen die een plaats hadden gevonden "begonnen de koffers maar uit te pakken. „Ze zijn er wel op vooruitgegaan", zei Ballert tegen Ballerientje.' „Vorig jaar hadden ze kaarsen in de boom en dit jaar hebben ze lampjes". Toen ze ruim een uur in de kerstboom gezeten hadden, kwam er opeens een lading engelenhaar over ze heen. „Bah, wat prikt dat", zei Ballerientje. Het leek wel mist. Ze konden geen hand voor de ogen zien. Iedereen begon kijkgaten te maken. Na een week begon de kerstboom zijn naalden te verliezen. Baas Piek zei dat ze nu wel terug konden gaan naar Kerstballenland. Nadat iedereen zijn koffers had inge pakt, sprongen ze uit de kerstboom. Daarbij viel er één te pletter. Snel werd er een kistje gemaakt, en daar werden de scherven in gedeponeerd. Er werd een begrafenisje jehouden. Daarna vertrokken ze naar Kerstballenland. )aar aangekomen zocht iedereen z'n huisje weer op, en eefde iedereen nog lang en gelukkig, behalve de vrouw ran de te pletter gevallen kerstbal, die werd in een nrichting gestopt omdat ze de eenzaamheid niet kon erdragen. (door Titia Bruning, 7 jaar, Amsterdam-n.) Er was eens een meisje dat Carolientje heette. Carolientje was een heel lief meisje. Ze had geen vader en geen moeder meer, daarom had ze bijna haar hele leven in een weeshuis moeten blijven. In dat weeshuis waren ze zo arm, dat ze geen kerstboom konden kopen als het kerst was. Op een dag kwam er een mannetje op bezoek. Die kerstbomen verkocht. En hun mogten hem gratis hebben. De andere kerstdag begon de kerstboom te bewegen. En tot hun grote verbazing zagen ze dat de kerstboom armen met mooie, witte zijde mouwen en voeten met lange rooie kousen en vluwele schoentjes en mooie slanke witte benen eraan vast had en de piek viel van de kerstboom en daar kwam een prachtig hoofd uit met mooie zwarte lange haren. Op het hoofd droeg ze een driehoekachtige papieren hoed met een gele zijde doekje. En de hele kerstboom viel uit elkaar en daar was een mooi lijf met mooie kleren. Ze zei: ik ben de fee, ik was betoverd in een kerstboom door een boze fee. Maar ik zal alle spullen weer maken hoor, en een nieuwe kerstboom toveren. [)e fee bleef altijd bij Carolien in het weeshuis, en bij kerstfeest ladden ze allemaal en altijd een kerstboom. door Arjan van Ommen, 14 jaar, Baarn) 'Zo dat was weer- een drukke dag. De hele dag kaarsjes ver lopen voor de kerst is ook maar niks. Nou ja, in ieder geval :an ik nu een paar dagen genieten van m'n rust, m'n gezin en le, kerstdagen" Dat zijn de woorden van een winkelier.die in het bezit van een ampcnwinkel is. Als een soort bijverdienste heeft hij ook maar aarsen verkocht. )e volgende avond is het kerstavond. Het is een kerstfeest net alles er op en er aan, compleet met kerstboom en -man. Ie avond verloopt zoals zovele altijd verlopen zijn. Behalve een ding. Zijn zoontje vraagt: "Pa, waarom is het nu kerst eest?" Tja, zegt de winkelier, met andere woorden: "weet ik lat?" De brave winkelier heeft daar eigenlijk nooit bij stilge- taan. Maar ja, als het maar gezellig is! laar verhaal eigenlijk: geen sneeuwstorm, geen huilende wol- ien, geen arme houthakker, en ook geen verdwaalde kinde- 'en. Alleen maar een winkelier die niet weet waarom hij kerst eest viert. door Katy Lips, Castricum) Sr was een jongetje dat ging naar de slager, door de loortdeur, er stond een klein hokje en daar zat een klein conijntje in. Het jongetje zei: „Heb jij het niet koud? Ik heb ten sjaal en een dikke jas aan!" Het konijntje draaide zich jewoon om! „Zal ik jou stiekem pakken?" Het jongetje pakte >et konijntje gewoon uitzijn hok. Daar kwam de slager aan. lij zei: „Laat dat beest in zijn hok zitten. Hij wordt voor cerstmis geslacht. Dan is hij lekker vet". Het jongetje werd >oos: „U mag hem niet dood maken, dat is zielig!" (de slager :ing weg). „Zielig hè. dat mag niet hè. dat is helemaal niet euk". (er ging een week voorbij). „Nou word je geslacht. Ik zal ou meenemen". Hij zette het hok open en pakte het konijn, en deed het vlug onder zijn jas. Vlug rende hij naar huis en zei tegen zijn moeder: „Ik heb een konijn gevonden. En ik zal het verzorgen". „Laat hem maar gaan", zei vader De slager dacht: .Wie heeft het konijn gepakt? Ach. dan moet ik het andere "onijn maar gebruiken en die is toch veel dikker". (door Herman Pen, 7 jaar, Bovensmilde) Er was eens kerstboom, en hij had een héérlijk leven, de kerstboom genoot zo van de vogeltjes, dat hij niet eens merkte dat hij werd omgehakt, hij werd naar een huis gedragen en in een kamer gezet, hij werd van top tot teen versierd, hij vond het geklingel van de belletjes nét zo leuk als de vogels, de kerstman vond hij het allerleukst, want hij strooide ca deautjes.' maar eens op een keer deed de kerstman zó wild dat de cadeautjes allemaal in het rond vlogen! pats! boem! tegen de televisie aan rinkeldekinkel! tegen de lamp aan weet je wat het gekke was? alles waar de cadeautjes tegen aan vlogen, veranderde opeens in het zelfde cadeautjezodat van ieder cadeautje twee gelijke kwamenr toen kreeg de kerst boom genoeg van het kijken, hij ging lekker met de kerstman meevliegen! toen kwamen er een fee en een olifant aan. de fee toverde alles weer goed en de olifant blies het verhaaltje uit. (door Karin Smit, 8 jaar, Baarn) Jan zat voor het raam, Hij keek naar buiten. Hij kan niet naar buiten. Want zijn ouders hadden niet genoeg geld om een in- valide wag entje te kopen. En Jan had allebei zijn benen ver lamd. Het was bijna kerstfeest. Vader en moeder hadden dus ook geen geld voor een kerstboompje. Op een avond kwam vader heel blij thuis. Hij had beter werk gevonden zei hij tegen moeder en Jan. "Ik ben busschauffeur geworden". Vader had de volgende dag al vijftig gulden verdient. Daarvoor kochten ze een invalidewagen voor Jan. De volgende dag had vader zestig gulden verdient. Daarvoor kochten ze een kerstboompje. En op kerstavond vermaakte ze zich best. En Jan zei: dit was de allerleukste avond van mijn hele leven en dat vonden vader en moeder ook. En zo liep het toch goed af. EEL veel kinderen hebben zomaar verhalen ge maakt, die iets met het kerstfeest te maken hebben of soms ook helemaal niet. Een paar staan in hun geheH In ideze kerstkrant, en uit wat andere namen we stukjes over.. De drie engeltjes in de kerstboom van Irma vervelen zich na een week zo erg, schrijft Marit Stam (10) uit Spijkenis- se. dat ze besluiten weg te lopen. „De engeltjes liepen langs een autoweg. Ik wil naar de overkant, zei een van de engeltjes. Kom op. En ze liepen naar de overkant. Oei. daar kwam een auto aan. De auto raakte een van de engeltjes d'r vleugel. Toen ze aan de overkant waren, huilde het engeltje met de gebroken vleugel Ik wil naar huis, naar Irma. Ja, want van weglopen komen alleen maar ongelukken, zeiden de andere twee engeltjes. Frans van der Veen (11) uit Rheden beschrijft een overval op de kerstman: „Nadat de kerstman nog zes huizen had afgewerkt, ging hij naar het kroegje De Gouden Leeuw, waar hij een kroes bier bestelde. Ineens kwam er een ruwe bende de gelagkamer binnen en pakte maar waar het bij kon. Zo werd ook de kerstman beroofd. De waard was ondertussen de schout gaan halen, maar toen ze binnen kwamen, was alles al weg. Ook de kerstman was al weg. Hij liep bedroefd de stad uit". Gelukkig vindt hij alles weer terug. Een heel arm gezin met een werkloze vader krijgt in Christa Lips' (uit Castricum) vertelsel tot ieders vreugde toch nog een kerstboompje. Maar het mooiste is de brief van de burgemeester: „Geachte heer Ik heb gehoord dat u erg veel voor uw kinderen doet, terwijl u zo arm bent U zult daarvoor hoog beloond worden. U krijgt een baantje als assistent bij mij. Ik verwacht u morgen om negen uur. De burgemeester". Aar en Kees mogen, vertelt 8-jarige Jan Prij uit Petten, helpen de kerstboom te versieren. Maar Aar laat een glazen bal vallen en trapt er in. Glas in zijn voet natuurlijk. Gelukkig komt er juist een maarschalk voorbij, geen gewone, maar een met oren die je af kon schroeven en die hoorden dan alles. De koning van die maarschalk had gezegd: „Ik denk dat er in deze tijd nare dingen gebeuren bij Aar. Leg je oor te luisteren". En toen de maarschalk later zijn losse oor ophaalde en hoorde dat Aar glas in zijn voet had," draaide hij meteen het andere oor er af. Want dat kon toveren. En toen toverde hij het allemaal weer goed". Frederiek Grosheide (11) uit Rijswijk laat twee kerstman nen in twee sleeën opdraven, de echte en een onechte. Als iedereen twee cadeautjes gehad heeft en tevreden naar huis is gegaan, vraagt de echte kerstman boos: „Wat doe je hier? Ik ben toch de kerstman! De ander boog het hoofd en stotterde: jjaa, maar.ik wou ook zo gggraag kinderen blij maken met een kerstcadeau. Wwwees alsjeblieft niet boos. De ander had medelijden en zei: ik weet wat, we doen het om het jaar". Bij Marjo Davidse (11) uit Nieuwendam tenminste bij de mensen over wie haar verhaal gaat worden drie versge bakken bolletjes opgegeten en ze hadden ze er al zo weinig. Maar er was ook een briefje: zoek door het hele huis en u zult iets vinden Kerstman. En wat vonden ze? „Een doos krentenbollen met spijs, een doos met gevulde koe ken, een tas vol speculaas en een boek vol verhalen. Wat waren ze gelukkig!" Lisette Streefland (7) uit Leek laat Koos en Ida nog wat praten op de avond voor kerst, als vader net het licht heeft uitgedaan en zij lekker in bed liggen. „Koos en Ida zagen opeens niets meer. Ida zei: he wat donker is het nou, vind Je ook niet Koos? Ja zeg dat wel, ik zie jou helemaal niet meer. Ik jou ook niet zeg, Ida, maar langzamerhand werd het al weer licht. Hee ik zie jou nou zwart, zegt Koos. Dat kan niet, zegt Ida. Ik lig toch onder de dekens. Nou, alleen Je hoofd dan". Over Mariska, Peter en Miepje schrijft en tekent Anne Visser (11) uit Barendrecht een prachtig verhaal. Mariska en Peter zijn rijk en gaan op een paard naar school, maar de arme Miepje laten ze lopen en ze lachen haar zelfs uit. Maar als ze later eens bij Miepje thuiskomen, draaien ze helemaal bij en voortaan mag Miepje gelukkig meerijden. Tekeningen op de pagina links zijn van: Erik Toorman 12) uit Mechelen in België (linksboven), Erwin Vermeulen (11) uit Ede (rechtsboven) en Hillie Dillema (11) uit Gerkesklooster (midden onder). De tekening geheel onderaan stelt voor de drie „verkle de" koningen en is van Eimert-Jan Slob uit IJzendoorn, die ook het hierbij geplaatse verhaaltje schreef. Tekeningen op de rechterpagina van: Desiree van Wieren (10, tekening boven), Marieke Timmerarends (5, midden) en Chris- tien de Kam (9, onder). (door Paulien de Jong, 12 jaar. Heemstede) "Ik wist al toen ik geboren werd dat ik eens een marteldood zou moeten ondergaan. Ik ben een eerste klasse kwaliteit krijt je. Een wit nog wel. Ik hou niet van die ordinaire gekleurde krijtjes. Zij zeggen dat wij witte krijtjes ontzettend verwaand zijn. Geloof het maar niet, hoor. Het is gelogen! In de fabriek, zoals die mensen ons geboortehuis noemen werd ik met nog II andere witte krijtjes in één doosje gestopt Ik zou er niet aan moeten denken om samen met die gekleurde schepsels in één huis te wonen. We werden uit ons geboorte huis gehaald en gebracht naar een winkel. Daar werden we weer verkocht en zodoende zijn wij in de la van de school meester beland. Het is geen pretje, want je weet wat het be tekent. Eens zul je uit het doosje u-orden gepakt en de dood tegemoet gaan. Nou. dat is bij mij nu net het geval. Ik werd uit het doosje gepakt en aan een sullig uitziende jongen ge geven. Ik ben dood zenuwachtig. Wat zou er nu gebeuren? Waf betekent dood gaan? Oh wist ik het maar Auuuuuuuuu Ik laat een deel van mijn witte lichaam achter op een zwart bord. De pijn gaat door mij heen. Ik weet nu wat die vrese lijke marteldood betekent. Het is ellendig dat die wezens je zo iets ergs kunnen aandoen. Ze lijken er wel plezier in te hebben. Waarvoor bestaan wij? Wij krijtjes!!! Die mensen maken ons alleen maar dood Het heeft geen nut om krijtje te zijn. Au! au! au! au!! Een kwart van mijn lichaam is eraf. Ze kunnen mij niet verstaan. Waarom? waarom? waarom, houdt die jongen niet op? Help! help! help! hellupNou, het heeft geen zin om te vertellen wat er daarna gebeurde. Je begrijpt zeker wel, hoe het met mij afliep. Ik ben nou in de krijtjeshemel. En ik denk nog aan die miljoenen, miljarden krijtjes, die aan die onbegrijpe lijke krijtjesdood zijn gestorven."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1976 | | pagina 25