,Maar ik ben nog
niet eens getrouwd,'
zei Maria
Verhaal voor m'n broertje van drie
De Drie Koningen, dat zijn verklede jongens uit de kerk
,De nieuwe aarde
komt misschien wel
gauw,' zei de uil
Snoep is slecht
Kijk daar eens,
dat lijkt wel een engel
fyfENEER," zei Jozef tegen de baas van het huis.
„kunnen Marta en ik hier ook een nachtje slapen? We
zijn zo erg moe en Maria krijgt een babytje." Maar de
meneer schudde langzaam z'n hoofd; ze konden er niet
meer bij, het was alzo vol! Maria begon bijna te huilen en
vroeg. ..Heeft u dan helemaal geen plaatsje voor ons?" De
meneer vond het wel erg zielig en dacht eens goed na.
Opeens zei hij: „Hier heb ik geen plaats meer, maar ik heb
nog wel een stal met wat hooi erin en als het regent blijf Je
tenminste droog."
Een stukje uit het verhaal van 14-Jarige Ingrld Rep uit
Alphen aan de Rijn, die net als zoveel andere kinderen
over het kerstfeest schreven. Dat kan niet allemaal van a
tot z in de krant en daarom halen we er hier en daar maar
een stukje uit. Zo begon bijvoorbeeld Harry Sikkinga (8
jaar) uit Westerbork zijn verhaal:
Een keer toen Maria in haar huis was kwam er een groot
licht. Maria sloeg haar handen voor het gezicht. Het was
een engel. De engel zei. Maria wees niet bang. Maria deed
z'n handen voor het gezicht weg. Er zal een groot wonder
gebeuren. De messias zal geboren worden. Maar ik ben nog
niet eens getrouwd. Dat geeft niets. De engel zei, het kind
moet Je Jezus noemen. Jezus zal later de verlosser, de
zaligmaker zijn.
Jeannette Vogelaar (10) uit Hoogeveen vond het voor
Maria allemaal niet zo makkelijk. Als het herderszoontje
David van zijn vader hoort, dat de messias geboren is en
hij zijn moeder vraagt of ze er morgen ook heen gaan. zegt
zijn moeder: „Nee David, Maria is nog veel te moe. Over
een paar weekjes ga ik met Je mee."
En Rudolf van der Helde uit Bussum, die net voor kerst
zeven wordt, beschrijft hoe boos Herodes wordt als de
wijzen uit het oosten na zeven dagen nog niet terug zijn:/
„Ik zit hier niet voor niets. Ik wil alle kinderen van een en
twee Jaar doden." Maar gelukkig had Jo2ef net op tijd over
„de slimme streken van de koning" gedroomd.
In het verhaal van 10-Jarige Annerieke Dondorp uit Rot-
terdam mag Hanna. het dochtertje van een herder, mee
naar de stal. Dat viel wat tegen: „Is dat nou de zoon van
God9 dacht Hanna. Het kindje zag er heel gewoon uit. Ze
had zich een kindje voorgesteld met gouden kleertjes en
dit was maar in doeken gewikkeld."
Het verhaal van Eily Drok (12) uit Nieuwe Pekela gaat een
stapje verder dan de stal: „De herders hadden het aan de
mensen verteld, maar ze geloofden het niet, want ze zelden
altijd: herders zijn slechte mensen. De herders vonden dat
jammer, want nu konden die mensen niet blij zijn en wij
wel en daar moeten we erg dankbaar voor zijn."
Uit wat Klaske van der Welde uit Tricht vertelt (ze is pas
zes en daarom heeft haar mamma het allemaal voor haar
opgeschreven) blijkt wel dat Klaske zelf kerst een fijn
feest vindt: „Het was avond, de kinderen riepen: hoi, hol!
Want het was kerstfeest geworden. Ze gingen de
kerstboom versieren en moeder pakte lekkere dingetjes in
een papiertje met tante Els en oom Plet. Het meisje was
ook jarig geworden en ze gingen lekkere dingetjes eten die
moeder klaargemaakt had."
Sleja Lamfers (12) uit Stadskanaal vindt dat je overal
kerstfeest kunt vieren. In haar verhaal zitten er mensen
met en zonder kinderen op kerst in de trein, die allemaal
gaan zingen. „En zo zie Je maar weer," schrijft Sleja, „op
heel veel plaatsen kun Je kerst vieren."
Maar dat hoeft niet altijd een feest alleen maar voor Jezelf
te zijn, vindt 10-Jarlge Egbert Schelhaas uit Wassenaar:
„Kerstfeest is een heel gezellige dag. Je eet lekker. Je gaat
naar de kerk. Maar eigenlijk vind ik dat Je er ook een dag
voor de armen van kunt maken. Je kunt dan best wat meer
geld voor de armen geven. Of b.v. Iets minder eten. en wat
meer geld voor de armen geven."
"P1 LMA Wobma (10) uit Huizen in Noord-Holland vertelt
J-J het kerstverhaal „voor m'n broertje van drie Jaar" zo:
Heel lang geleden leefde er ver weg in een ander land een
meisje dat Maria heette. Haar vriendje heette Jozef. Jozef
was een timmerman. Op een keer zei Maria: „Ik heb een
dikke buik dus krijg ik een baby'tje". Dat vonden Jozef en
Maria fijn. Maar een koning die Augustus heette, zei dat
alle mensen naar de stad moesten gaan waar ze geboren
waren. Koning Augustus wilde zo graag weten over hoe
veel mensen hij de baas was.
Jozef en Maria moesten heel ver weg. Ze moesten naar
Bethlehem. En in Bethlehem moesten ze hun naam op
schrijven. Ook waar ze woonden. Maar heel lang geleden
hadden ze nog geen auto's, ook geen brommers en zelfs
geen fietsen. Ja, Jozef en Maria moesten helemaal lopend
gaan. Maar Maria had toch een dikke buik. En met een
dikke buik kan Je niet hard lopen en moet Je vaak
uitrusten. Jozef ging zijn centjes tellen. Hij had net genoeg
centjes om een ezeltje te kopen. Maria was blij toen Jozef
met het ezeltje thuiskwam. De volgende ochtend gingen ze
op weg. Maria zat op het ezeltje en Jozef liep er naast.
's Nachts sliepen ze in een piepklein hotelletje, dat heet
een herberg. Maar op een avond was er geen plaats meer
bij de herberg waar ze wilden slapen. Maar de meneer van
de herberg zei dat ze wel in het stalletje achter de herberg
konden slapen.
's Nachts in het stalletje werd het kindje geboren. Het
heette Jezus. God had dat kindje op de wereld gebracht.
Jezus ken Je vast wel. Want later heeft Jezus een heleboel
mensen geholpen en wonderen gedaan. Dat kan je alle
maal in de bijbel lezen.
Eimert-Jan Slob 8uit IJzendoorn mag haast elke
kerstvakantie mee naar Oostenrijk:
Ik ga nu iets vertellen over wat ik daar beleefd heb. In
Nederland heb ik dat nog nooit gezien. Een paar dagen na
kerst komen er drie koningen. Dat zijn verklede jongens
uit de kerk. En weetje hoe ze verkleed zijn? Ze hebben alle
drie een kroon op en koningskleren aan. De voorste
draagt een rode mantel en heeft ook nog een schaal waar
geld in gaat. Dat geld is voor de missie. Mijn moeder
denkt dat dat hetzelfde is als de zending. Toen ik nog
klein was was ik altijd een beetje bang. Ik was bang
omdat ze zo gek praten en ze waren zo raar verkleed. Dat
vond ik toch wel griezelig. Eerst zeggen ze een gedichtje
op en hun namen. De één heet Melchior en de ander
Belsazar, en de laatste weet ik niet. Eén van de koningen
heeft een lichtje met wierook en als ze dan weg zijn stinkt
het hele huis naar wierook.
..Dit verhaal heb ik zelf meegemaakt", schrijft André
Lanntng (II) uit Wageningen:
Een paar jaar geleden hadden we een kerstetentje dat ik
nooit zal vergeten We zaten met ons vijven, m'n vader,
m 'n moeder, m 'n grote broer en zus en ik aan tafel te eten.
De tafel was versierd met een rood lint en dennetakjes. Er
stonden ook witte kaarsen in mooie rode plastic kande
laars Wat er gebeurde kwam eigenlijk door mijn grote
broer, hij kon er niets aan doen. want hij is gehandicapt.
Hij is geestelijk en lichamelijk gehandicapt en hij kan
ook niet praten.
We deden hééél lang over het etentje want om de beurt
mochten we iets voordragen of voorlezen. We zongen ook
samen kerstliedjes. M'n broer kon natuurlijk niet mee
doen. hij vond er ook niks aan. Op het laatst begon hij
gewoon te huilen. M'n moeder zei: ..Laten we hem in de
zithoek op het kleed leggen". We gingen allemaal om hem
heen zitten en we probeerden hem aan het lachen te
krijgen. Want lachen kan hij erg goed. Oelukkig vond hij
het toen wel fijn. We vergaten de mooi versierde tafel
gewoon, zo'n plezier hadden we met hem. Plotseling
hoorden we iets sissen, we zagen een hoge steekvlam, de
hele tafel stond in brand. Wat was er gebeurd? Een mooie
rode plastic kaarsenhouder stond te branden als een
fakkel! O.o. wat schrokken we. M'n vader en m'n zus
renden naar de keuken om water te halen. Ze gooiden
zomaar emmers vol water over de prachtig versierde
tafel. Een groot gat in ons mooiste tafellaken en wat nog
erger was, ook in de tafel. Een rotzooi
We gingen later toch maar verder met eten. In een kring
op de grond, met het bord op schoot. M'n broer lag in het
midden. Hij was de enige die nog groot plezier had.
En dit doet Rebekka Onderstal (7) uit Hattem op de
kerstdag:
Ik sta vroeg op. Ik ga vlug in de keuken. Want de tafel is
altijd mooi. O. o, o. o!wat leuk. daar staan kaarsjes op
tafel. En die kaarsjes maken we straks aan. Wat zal dat
leuk staan. En dan de lichtjes in de kerstboom ook aan.
Mam. mam! kom nou eens uit bed! Dan leest mamma het
kerstverhaal. En dan gaan we naar de kapel, want
Suzanne en ik mogen zingen. Het is heel fijn. We zingen
samen met de mensen er is een kindeke geboren op aard.
En dan gaan we naar huis.
TUIEREN moeten er natuurlijk ook in de buurt van
Bethlehem geweest zijn, denkt achtjarige Esther de
Kleuver uit Uithoorn en zij schreef op: „hoe de dieren het
zagen en hoorden".
De haas Jan zag een paar herders. Dat was heel gewoon.
Maar waarom keek hij zo omhoog? Was er iets te zien? Ja,
er stond een hele mooie ster aan de donkere lucht. Hé zei
Jan tegen de bosmuis, heb je die ster gezien? Die hele
mooie ster? Hij staat er vandaag voor het eerst. De
bosmuis zei: Je moet naar de wijze uil gaan. Die weet wel
100 en 1 dingen. Dus dan zal hij dit ook wel weten. En Ja
hoor de wijze uil wist het. Hij zei: Er is een belangrijk
mensenkind geboren. Ik denk dat de herders er ook heen
gaan zei de bosmuis. Dan gaan we er achteraan.
In een uur wist heel het bos het. Iedereen wist het. En
iedereen ging mee. Zo, we gaan zei Jan de haas die leider
was. En daar gingen ze. En al gauw zagen ze de herders
weer. Ik vind het toch een eind lopen zei de eekhoorn.
Maar eindelijk zagen ze waar de ster stil stond. Je raadt
het nooit.Het is boven een..stal. De herders (met scha
pen) en de bosdieren wisten niet wat ze zagen. Er. .kan
toch. .geen koning in een stal geboren zijn. De herders
wisten ook niet wat ze zagen. Ze zetten allemaal grote ogen
op. Eindelijk gingen de herders naar binnen. De dieren
gingen natuurlijk ook mee. En wat zagen ze.Een vrouw
en man en in een kribbetje lag een.kindje. Een klein
babytje. Dag mevrouw. Dag meneer, zeiden de herders. En
ze gaven de meneer en de mevrouw een hand. De dieren
keken natuurlijk nog steeds. De herders zeiden: Is dit het
belangrijke kind? Ja zeiden Jozef en Maria (zo heetten ze
en dat hadden ze al aan de herders verteld). En hoe heet
dat kind? vroegen de herders. Dit kind heet Jezus de
messias. Maar nou zal ik vertellen waarom dit in een stal
is. De dieren deden hun oren open. Het begon zo: Ik stond
te werken in mijn kamer. Het was donker. Opeens zag ik
een héél groot licht. Het was een engel van God. Hij zei:
Vrees niet. Ik kom een blijde boodschap brengen u bent de
gelukkige vrouw. De dieren zaten met open oren te luiste
ren. Maria ging verder. Ik snapte niet wat die engel
bedoelde. Nou wel! De dieren snapten het niet. De herders
wel. Het is natuurlijk Jezus zei Maria. Toen begrepen de
dieren het ook. Toen moesten wij naar Bethlehem. En ik
was in verwachting maar ik moest toch mee. Eindelijk
waren wij er. We konden geen herberg vinden. Een aardige
man uit een herberg gaf ons deze stal. En toen kreeg ik een
baby. Dat is het verhaal-hoe ik hier kom met Jozef.
De dieren hadden goed geluisterd. De herders gingen weg.
De dieren ook. Het is fijn he! zei de bosmuis. Ja ik vind het
ook fijn dat Jezus nu bestaat. Ik heb wel eens gehoord dat
er een hele nieuwe aarde komt en een nieuwe hemel zei de
eekhoorn. Dat komt misschien nu gauw zei de wijze uil.
Dan word ik denk ik niet meer door een wilde kat
opgegeten zei de bosmuis. Alle dieren vonden het heel fijn
dat nu Jezus waar ze al lang op gewacht hadden er nu
eindelijk was.
(door Karen Loure'ns, 7 jaar, Aalten)
Wel duizend jaar geleden was er eens een klein jongetje. Dat
was een heel verwend Jongetje. Het kreeg elke dag vier
snoepjes. Op een dag moest hij naar een verjaardag en daar
kreeg hij twee snoepjes. En toen zij hij IK HEB VEEL TE
WEINIG SNOEP GEHAD. Maar de moeder zij tegen Jan,
want zo hete hij, dat is erg slecht voor je tanden. Toen vroeg
hij wat is slecht voorde tanden? SNOEP riepen alle jongetjes
tegelijk. Toen zij hij DAT IS HELEMAAL NIET WAAR. Dat
is wel waar want bij ons in de winkel verkopen ze helemaal
geen snoep zij een jongetje. En een ander Jongetje zij bij ons
in de winkel hangt een plaat, snoep verstandig eet een appel.
Toen wist Jan niks meer te zeggen.
Toen was het een hele tijd stil. Toen zij Jan opeens, ik krijg
thuis zelf ook altijd vier snoepjes per dag. En toen zij de
moeder van het jongetje die jarig was dat kun je heel goed
zien want je hebt zulke slechte tanden. Toen ging hij naar
huis en de verjaardag was nog helemaal niet afgelopen. Hij
werd naar huis gestuurd want ze vonden dat helemaal niet
leuk zo'n joch die in huis was en zij dat hij veel te weinig
kreeg. En toen hij zo treurig thuis kwam moest hij het hele
verhaal vertellen aan zijn vader en moeder. En toen hij het
verhaal vertelt had zijden zijn vader en moeder, jij hebt de
hele verjaardag verpest en daarom moet Jij vanavond vroeg
naar bed. Want dat vindt ik helemaal niet leuk van Jou, O ZO.
T7EEL kinderen hebben het kerstverhaal uit de bijbel In
hun eigen woorden weergegeven.
Iman Smallegange (8) uit Waddinxveen ziet het zo: In
Nazareth wonen Jozef en Maria ze moeten naar Bethlehem
om hun te laten inschrijven in de boekrol van de keizer.
Maria is in verwachting van Jezus haar eerste zoon. Het
hotel waar ze eerst komen is helemaal vol, de volgende
ook, zo gaat het een tijdje door.
Tot ze een Jongen tegen kwamen. Hij zei, als je heel erg
onderdak nodig hebt weet ik wel wat, daar die stal hij
wordt toch niet gebruikt. Tja, we moeten wel Maria, zei
Jozef.
Een poos later: eindelijk wordt Jezus geboren, zegt Maria.
Intussen bij de herders, hé, gaat het geluid van één van de
herders, kijk daar eens dat lijkt wel een engel. In de stal
van Bethlehem wordt Jezus geboren de lang verwachte
zaligmaker. Dan gaan ze naar Jezus kijken. O, o, wat een
leuk kindje.
„Uit", zegt Iman er achteraan. „Zo zijn er nog vele andere
verhalen van Jezus".
Erwin de Hoop uit Emmen vertelt het verhaal nog korter
en bondiger:
Er waren eens drie wijze mannen. Op een dag zagen ze een
ster, een koningsster. Ze dachten dat kan een belangrijk
iemand zijn, laten we hem opzoeken.
Toen ze al een poosje onderweg waren, kwamen ze bij een
paleis. Ze vroegen „is hier een koningskind geboren?"
maar nee daar was het niet dus moesten ze verder reizen.
Toen ze op een dag bij een stalletje kwamen, gingen ze
naar binnen. En wat zagen ze daar? Een kindje dat wai
Jezus, wat waren ze blij.