Prof, dr L. Burema: de grote stad als een boeiende crisis Discussie om Markerwaarddijk duurt voort Waarschuwing op spuitbus Directeur van de Rotterdamse GG en GD sluit twee levens af insdag wordt verbinding Enkhuizen-Lelystad geopend IRDAG 11 DECEMBER 1976 BINNENLAND TROUW/KWARTET IS Koor Hans W. Ledeboer leid ROTTERDAM „In een stad is er een pote verscheidenheid van levenswijzen nogelijk. Er is een grote culturele vrij- leid, Je kunt Je vrienden, Je manier van vermaak, Je winkels zelf kiezen", meent jrof. dr. L. Burema. Hij is directeur van ie Rotterdamse geneeskundige en ge- sondheidsdienst en buitengewoon loogleraar in de maatschappelijke ge- sondheidszorg aan de Erasmus Univer siteit. Beide functies legt hij volgend yjaar november neer. oor wat betreft de GG en GD is dat begrljpe- ijk, hij is dan 65 Jaar. Maar hoewel hij zijn loogleraarsambt nog enkele Jaren zou kunnen aanhouden, wil hij ook daarme stoppen. Hij dlijft in de stad wonen. Hij houdt van de stad. is hij op het platteland, in Loppersum, geboren en al is hij voor hij naar Rotterdam ;wam jarenlang huisarts geweest in Nieuw leerta en Nieuwe Schans. „We hebben in Rotterdam zóveel vrienden en bekenden", zegt hij, „en ik ben nu nog gezond en actief, maar als je ouder wordt, worden de drempels hoger, dan kun Je niet nóg een extra drempel oprichten in de vorm van een afstand tussen jezelf en allerlei voorzieningen die je met autobussen of met je langzamer wordende benen moet overbruggen". Prof. Burema heeft Jarenlang gewerkt voor de grote stad, hij wil er nu ook eens van profiteren: „Mijn vrouw en ik willen samen weer eens naai concerten en opera-uitvoeringen. Daarvan kwam niets, ik heb het er veel te druk voor. Wij hebben, op cultureel gebied jóren in te halen". Hij ziet de stad als een soort permanente en boeiende crisis. „Er zijn delen in, waar het leven niet is te onderscheiden van dat in een dorp of klein stadje, waar iedereen iedereen kent en burenhulp een normale zaak is. Maar er zijn ook wijken, vooral aan de buitenrand en daaroverheen in de randgemeenten waar de sociale relaties beperkt zijn tot de onmiddelij- ke omgeving, waar de bevolking al het ongewo ne en vreemde uit de weg gaat en slechts voortdurend op weg is naar de volgende sport van de statusladder En er is ook een tadsjungle, mannen en vrouwen die eenzaam lijn, pathologische gezinnen. pen binnenstad trekt mensen aan die aan de tnderste rand van de samenleving verkeren. In deze stadsjungle-subcultuur zijn er mensen die niet in hoog aanzien staande of onwettige, maar gevraagde diensten verlenen. Er is vraag naar prostitutie, daarom is. die er. Die levert overlast, denk aan de spanningen in Ka- tendrecht. Maar daartegenover staat weer, dat de souteneur juist rust wil, helemaal niet ge steld is op spanningen en narigheden met de buurt". Tussen het ouderwetse bordeel en de „moder ne" sexclub ziet prof. Burema in wezen geen verschil. „De sexclub is misschien wat luxueu zer geworden, biedt wellicht meer. In wezen is sex overal gelijk. Maar Juist omdat men zich niet zoveel bemoeit met het doen en laten van de ander, blijft In de stad de situatie veel meer verborgen dan elders. Amsterdam en Rotter dam hebben wel het hoogste percentage lijders aan geslachts-ziekten in ons land. Sexbeurs „Over de ln Ahoy' gehouden sexbeurs heb ik het gemeentebestuur moeten adviseren. Ik stelde een stuurgroep voor, waarin mensen van de GG en GD zitting zouden krijgen. Die stuurgroep heeft mij weer geadviseerd. Ik ben er een ochtend gaan kijken. Toen heb ik er veel bejaarden gezien, ook bejaarde dames. Verder mensen van sociale academies en andere soci aal geïnteresseerden. Zelf was ik niet geïmpo neerd. Wat ik zag was erg vervreemaena, ver schraald. Ik heb nooit geweten, dat er zóveel porno-tijdschriften zijn, maar het was toch heel pover. Misschien was het belangrijk, om op deze manier voorbij alle schijnheiligheid te komen. Zelf ben ik huiverig voor een te actief optreden van de overheid. Als er zóveel vraag naar die zaken is, zou ik geen J>ezwaren hebben. Je moet als overheid niet betuttelen. De vraag is:- wat moet je doen met volwassen mensen. Laat de mens, die ermee te maken wÜ hebben, gaan. huizen en kantoren, verkeer, industrie, dat alles geeft luchtverontreiniging. Maar ook hier moet je voorzichtig zijn. Hoeveel platte landsbewoners krijgen geen vuile lucht uit het Ruhrgebied? Het is ons niet gelukt aan te tonen dat door luchtverontreiniging de gezond heid in een stad slechter zou zijn dan op het platteland. Zelf beschouw ik me als een waakhond voor de gezondheid in Rotterdam. Juist door de grote industrie heb ik aan de luchtverontreiniging aandacht moeten besteden en daarover heb ik goede contacten met de directie van de Shell. Juist de grote Industrieën hebben begrip voor deze problemen, zij zien het belang van oplos singen en zij beschikken ook over de mogelijk heden." Ook het algemene ziektebeeld levert geen bruikbare vergelijkende gegevens: „Onze ha vensteden hebben veel zeelieden en buiten landse arbeiders. Voor de hand ligt dus de import van allerlei ziekten die je elders niet dagelijks tegenkomt. Maar toeristen, die in dorpen en kleinere steden wonen, nemen van hun reizen ook van alles en nog wat mee. Wel heb je in een stad een concentratie van voorzie ningen op hoog niveau. Ik denk aan de univer siteitsklinieken, de ziekenhuizen, de kankerbe strijding, de oogchirurgle, de neurochirurgie. Zijn leven ziet prof. Burema verdeeld in twee perioden: van 1938 tot 1958 huisarts in Nieuw Beerta en Nieuwe Schans, daarna eerst ad junct-directeur, later directeur van de Rotter damse GG en GD. HBS in Groningen, wist al in de tweede klas dat hij arts wilde worden. Promoveerde in 1953, tijdens zijn praktijk, in Amsterdam op de historie van de voeding ln ons land van de middeleeuwen tot nu. Na zijn pensionering wil hij weer eens in de geschiede nis van de geneeskunde duiken. Kerkelijk Prof. dr L. Burema Als een volwassen mens vreemd wil doen, dan doet hij dat, mag ik hem niet voorhouden wat hij mag". Prof. Burema ziet de stad niet als een bedrei ging: „Het leven is altijd ingewikkeld. Wat betreft je levensovertuiging is er veel in je jeugd meegegeven. Dan biedt een gelukkig gezin een ingebouwde rust en ook een inge bouwd idealisme. Van daaruit kan ik op mijn manier mijn best doen. Een mens is stabieler dan velen denken. Het gaat om een evenwich tig en gezond leven, of er nu vijf miljoen mensen om je heen zijn of een paar honderd". Onvergelijkbaar Vergelijking van de gezondheidssituatie in een stad met elders acht prof. Burema moeilijk: „Je hebt te maken met onvergelijkbare zaken. Ik ben lid van de staatscommissie voor het bevol kingsvraagstuk en was voorzitter van een van de subcommissies, die aangaande ziekten en sterfte. Wij hebben zoveel mogelijk geprobeerd cijfers te geven en in ons onderzoek hebben wij de stad en het platteland naast elkaar pogen te zetten. „Een grote stad is een smeltkroes met margina le mensen en psychisch gemengde mogelijkhe den. Het platteland heeft een enorme sociale controle. Dat kan voordelig, maar ook nadelig zijn. We hebben geprobeerd onderzoekingen te doen over de invloed van het opeengehoopt wonen van mensen, of dit leidt tot „stress". Je kunt daar Tokio bij aanhalen. Maar het blijkt altijd dat een goed micro-klimaat, waarmee ik bedoel de geborgenheid in een goed gezin, van groot belang is. „Je mag een stad zeker niet „weg doen". Het leven is er inderdaad gejaagder en als men dan ook nog pernament in lawaai moet leven, is het te begrijpen dat veel mensen op de rand zitten van wat zij kunnen hebben. Dan is er in de stedelijke atmosfeer een grotere prestatie dwang dan op het platteland, maar dit soort „stress" is beslist niet ongezond. Een stad heeft zodanige opjagende en opwekkende factoren dat die bij veel mensen stress veroorzaken. Maar er is ook overbodige opgeblazenheid, een gevoel voor humor is noodzakelijk, je moet beseffen dat heel veel niet zo echt belangrijk is". Drank Een van de zaken die hem met zorg vervullen is het toenemende druggebruik, vooral het alco holisme: „Wij denken bij drugs aan heroïne. Dat is dodelijk en het is heel ernstig. Maar alcoholisme is veel meer verbreid en neemt bij vrouwen duidelijk toe. De samenleving accep teert alcoholverbruik meer dan het gebruik van andere drugs. In veel tv-films vooral Britse, ziet men aanzienlijke hoeveelheden alcohol gebruiken, ook als dit met het verhaal weinig uitstaande heeft. In Engeland, Wales en Schotland is drank enorm duur, onbereikbaar voor velen die er dan via de televisie van kunnen genieten! In ons land hebben dergelijke films een fatale stimulerende invloed. Wij moeten leren leven met het idee, dat veel drinken niet acceptabel is. Er zijn meer „halve alcoholisten' dan men denkt, vaak is drinken een verkapte vlucht. In veel kringen gaat men dit allemaal zien, men beseft dat dit zo niet gaat, dat dit onbehoorlijk is. Het laatste halfjaar heb ik het gevoel dat men gaat beseffen dat er te veel wordt ge dronken." Prof. Burema ziet in het stadsleven wel grotere sociale verschillen dan op het platteland: „In de stad heb je niet de doorsnee bekendheid met alle lagen van de bevolking zoals op het platteland, waar de beter gesitueerde alles weet over het leven van degene die het met minder moet doen. In een grote stad hebben de mensen van de hogere sociale lagen vaak nau welijks begrip voor het leven van de armeren. Dat komt in zekere zin door de keuzemogelijk heden: de kinderen gaan op een eigen, dure school, zijn lid van de tennisclub, de hockey club, bewegen zich in hun eigen kring en zij leren nooit hoe de ander, die buiten die kring staat, leeft en denkt." Een waas Zorg voor het milieu is een voorname taak van iedere GG en GD: „Als je uit een vliegtuig op een stad neerkijkt, zie je een waas, in de stad is de lucht slechter dan elders. Verwarming van Hij is afkomstig uit een hervormd en kerkelijk actief meelevend milieu van boeren en mid denstanders. Hij is daar trots op: „Mijn vader en mijn beide grootvaders zijn hun leven lang kerkvoogd geweest." Van Jongs af wist hij wat verantwoordelijkheid voor anderen Inhoudt. Zijn zoon werd geen medicus: „Die is kandi daat-notaris in Groningen. Maar mijn dochter, die in Son woont, is met een neuroloog ge trouwd." In de oprichting van de Medische Faculteit in 1966 later de Erasmus Universiteit had prof. Burema geen deel: „Mijn vak komt pas ln het vierde studiejaar aan bod, en het ging toen om de eerstejaars. Hoewel ik de universiteit ga verlaten, zie ik mijn vak daar nog onvoldoende opgebouwd. Er is een enorme onderwijslast met te weinig mogelijkheden voor onderzoek. Mijn opvolger zal een gewoon hoogleraar moe ten zijn, je kunt maatschappelijke ge zondheidszorg niet aan een buitengewone leerstoel laten, het terrein is te groot. Men zegt wel eens: een buitengewoon hoogleraar bete kent buitengewoon hard werken. Dat komt hier ten volle uit" Overigens zit prof. Burema reeds van 1960 af in het wetenschappelijk onderwijs. Toen droeg de minister van onderwijs en wetenschappen hem op, colleges te geven aan de semi-artsen die zich aan de reeds lang in Rotterdam gevestigde Stichting Klinisch Hoger Onderwijs tot arts bekwaamden. Onderzoek „Na mijn promotie", zo vertelt hij, „heb ik een uitvoerig onderzoek gedaan onder 140 be jaarden boven de 75 Jaar in Nieuwe Schans. Een voornaam onderwerp daarin waren de voedingsgewoonten. Voor dat onderzoek trok ik een diëtiste aan. Ik werd er mij tijdens dat onderzoek van bewust dat ik in een andere orde van grootte iets voor de volksgezondheid kon doen. Je zou kunnen zeggen, dat ik geleide lijk ben uitgegroeid. Toen ben ik ln Rotterdam gekomen. Mensen op onze plaats hebben na tuurlijk niet de directe dankbaarheid van de patiënt, maar je kunt op een ander niveau wat betekenen. Je moet plannen maken, in de toekomst kijken, aanvoelen wat naar je me ning het beste is." Prof. Burema is een actief mens. nog in goede gezondheid, die elke ochtend al tussen zeven en acht uur aan het werk is en pas laat in de avond ophoudt. Hij zal dan ook een aantal facetten van zijn werk niet loslaten: hij is voorzitter of lid van een groot aantal commis sies en studiegroepen, nationale en internatio nale. Van zijn werkzaam en ook kleurrijk leven getuigt een indrukwekkend aantal publikaties. door Haro Hielkema INKHUIZEN/LELY- HAD Opgelucht zal ransportondernemer Jac. lesseling uit het Westfrie- dorp Hem dinsdag in et gevolg van prins Claus ver de dan te openen dijk Inkhuizen-Lelystad Ijden. irie maanden lang heeft hij leze dijk „Dodendijk" ge- oemd; zijn acties hebben zo- eel effect gesorteerd, dat hij iu over de „Markerwaarddijk" lurft te spreken, zestig tot ze en tig procent veiliger dan een laar maanden geleden, 'oor Besseling was het 27,7 ilometer lange traject tussen iet oude land van Holland en ie nieuwe polder een levensge- larlijk stuk weg. Twee rijstro- J en met water aan weerskan- - m. voor de variatie onderbro- ttn door vangrails. Een slaap verwekkende route, die bij ïist met veel risico bereden 'ordt. Nergens waren par keerplaatsen geprojecteerd, een vluchtstrook is er niet: bij pech moet een chauffeur half op de rijweg gaan staan en dan in een poging tot zelfmoord een lekke band verwisselen. Praatpalen of telefoons ont braken. Besseling heeft er alles aan ge daan om de overheden van de gevaarlijke situatie te overtui gen. Gedeputeerden, ambtena ren van provincie en rijk heeft hij er met de haren bijgesleept. De veiligheidsinspecteur K. Baars van Rijkswaterstaat werd voor een ritje meege troond en moest Besseling ge lijk geven: „De dijk is niet vei lig. Maar ik kan daar niets aan veranderen, omdat daarvoor eerst slachtoffers moeten vallen". Ten slotte stortte Besseling zijn ziel en zaligheid uit in een brief en een fotoreportage over de dijk, die hij naar prins Claus stuurde. „Voor uw innemende glimlach gaan deuren open en staat koffie klaar; als gewone burger doen wij daar twee jaar over." Niet lang daarna kreeg Besseling inderdaad toegang en bleek er reactie te komen: acht parkeerplaatsen worden aangelegd, de vangrails zijn iets naar achteren gezet en praatpalen zijn toegezegd. Bij zware storm wordt de dijk voor het verkeer afgesloten. Dan moeten de transportwa gens. zoals die van Besseling weer de oude route volgen, via Amsterdam. „De fuik" noemen ze dat traject in West- Friesland. Besseling: „Ik moet om vier uur opstaan om de groente hiervandaan naar de Veluwe of Duitsland te vervoe ren. Voor ons is de dijk een uitkomst. In twintig minuten zitten we in Lelystad, via Amsterdam is dat meer dan twee uur." Voor zijn activitei ten rondom de dijk is Besse ling beloond met een uitnodi ging om de openstelling mee te maken. „Als die veilig heidsmaatregelen niet geno men waren, had ik met dertig wagens de zaak geblokkeerd. Dan had prins Claus de dijk niet bereikt. Tegenover de opgeluchte Westfriese transporteur en de jubelende agrariërs uit het ge bied rondom Hoorn en Enk huizen staan heel wat scep tische geluiden. De Vereniging tot Behoud van het IJsselmeer bij voorbeeld heeft altijd fel verzet geleverd tegen de aan leg van de dijk, die voortgezet is ondanks het feit dat over het maken van een Markerwaard nog geen beslissing is geno men. „Het parlement heeft zich aan de dijk laten zetten", zo bestreed planoloog Marten Bierman het sluiten van de dijk op 4 september 1974. „Nie mand ziet de noodzaak van inpoldering; omdat die dijk er ligt, zal het misschien toch moeten." Rijkswaterstaat heeft alle be zwaren altijd weggewuifd met de mededeling dat de dijk (waarvoor in 1963 toestem ming werd gegeven) metzesen- half tot zeveneneenhalve me ter hoogte gezien moest wor den om het land te bescher men tegen ovestromingen, voor de afwatering, de water voorziening en de verbetering van de waterkwaliteit. Pas la- tér werd bedacht er een weg over aan te leggen. Toen ook werd het gevaarte van acht naar elf meter verbreed. De verdeling- van het IJssel meer in twee kleine delen wekt grote zorg voor de functie van het meer als spaarbekken voor drinkwater. Het vuile Rijnwa ter wordt nu uitgestort ln een veel kleiner meer. De directeur van de Gemeente Waterleiding Amsterdam en van de Wa- tertransportmaatschappij Rijn-Kennemerland. ir C. van der Veen, heeft onlangs nog weer eens verzucht dat de kwa liteit van het IJsselmeerwater met zorg bekeken moet wor den en dat de aanleg van de Markerwaard voor het drinkwater een bedreiging vormt. Een groot bekken is no dig tussen de Rijn en mens en dier. Er zijn nog wel meer protesten op te noemen, die tegen de dijk zijn geuit. Met de IJsselmeer- wind zijn ze weggewaaid, de dijk kwam er zonder dat tegen gas mogelijk was. De wa tersporters met kleine boten zullen er niet minder om varen, de grotere zeilschepen zullen hun heil in het noordelijke deel van het IJsselmeer gaan zoe ken. De dijk zal een toeristen- stroom van grote omvang naar West-Friesland op gang bren gen: het oude land is daarop niet berekend en knelpunten dreigen dan ook. Met moeite wurmt het verkeer zich nu al over de smalle wegen (E10 van Amsterdam naar Leeu warden). Het gereedkomen van de Mar kerwaarddijk (de naam duidt er al op) wordt inmiddels al als een belangrijk argument aan gevoerd om dan ook maar het achterliggende gebied aan te vatten: de Markei waard. Mar ten Bierman (en vele anderen met hem) lijkt gelijk te krijgen. door Rob Foppema „WAARSCHUWING. Bevat chloorfluorkooistof, dat de openbare gezondheid en het milieu mogelijk schaadt door hoog in de atmosfeer de hoeveelheid ozon te verminderen." Wanneer het Amerikaanse re geringsbureau voor voedings- en geneesmiddelen (FDA) zijn zin krijgt, zal deze niet erg op wekkende tekst honderden miljoenen spuitbussen met haarlak en deodorant gaan sie ren. De Amerikaanse fabrikan ten maken daar luidkeels be zwaar tegen. Ze zien aanko men dat ze dan minder hon derden miljoenen van die spuitbussen gaan verkopen. Ze zijn ook boos. Had niet Ameri- ka's gezaghebbende Nationale akademie van wetenschappen in haar langverwachte rapport geadviseerd om mogelijke maatregelen twee jaar uit te stellen tot er meer gegevens zouden zijn verzameld? Den ken die mensen van het FDA soms dat ze het oordeel van een verzameling gerenom meerde wetenschapsmensen naast zich neer kunnen leggen? Dat denken ze Inderdaad, en ze zijn ook nog hartelijk bereid om uit te leggen waarom. Maar laten we eerst even de feiten terughalen van de lange ge schiedenis die vorig jaar vier maal de aandacht van deze ru briek opeiste en daarna wat op de achtergrond raakte. Behal ve het spul waar je hem eigen lijk voor koopt bestaat de in houd van een spuitbus uit een onder druk tot vloeistof ver dicht „drijfgas". Als je op het knopje drukt, wordt het mengsel naar boven geperst en verdampt het drijfgas in de opening naar buiten. Het actie ve bestanddeel wordt als een fijne nevel van vloeistofdrup peltjes door het drijfgas weg geblazen. Als ideaal drijfgas golden voor veel toepassingen chloorfluor- koolstofverbindingen, CFK's, ook wel met de merknaam van de grootste fabrikant als freon aangeduid. Maar sinds het spul in opspraak is, kan de firma Du Pont daar niet meer blij om worden, dus we noe men ze netjes CFK's. Ze zijn volstrekt onbrandbaar, in te genstelling tot andere drijf gas sen. en chemisch zelfs zo sta biel dat ze nimmer ongewenste reacties aangaan met andere bestanddelen van de spuitbu- slnhoud. Die stabiliteit zou ze de das om doen. Eenmaal in de lucht ge komen, worden ze ook op geen enkele manier afgebroken, uit geregend of wat dan ook. Ze hebben het weerkundig onder zoek aardige diensten bewezen door de verplaatsing van luchtmassa's meetbaar te ma ken die in een grote bevol kingsconcentratie van een ka rakteristieke hoeveelheid CFK's waren voorzien. Licht Maar omdat ze op geen enkele manier verdwijnen, dringen ze steeds hoger in de atmosfeer door, tot ze op enkele tiental len kilometers het gebied be reiken waar de zon nog met energierijk ultraviolet licht kan doordringen. Dat licht breekt ze wel af, maar daarbij ontstaan losse chlooratomen die vervelende dingen doen. Het ultraviolette licht komt namelijk niet lager omdat het op die hoogte wordt weggefil- terd door kleine hoeveelheden van het gas ozon, een chemisch broertje van zuurstof. Maar elk los chlooratoom kan in een i kettingreactie een hele verza meling ozon-moleculen afbre- ke/i. Met al onze spuitbussen maken we, jaren later, een deuk in die ozon-laag en bezor gen we dus onszelf wat meer ultraviolette zonnestralen. Dat zou een merkbaar verhoogd aantal gevallen van huidkan ker kunnen opleveren. En wat het op het biologisch even wicht om ons heen voor in vloed heeft (of op het gebrek daaraan) is nog niet eens te overzien. Deze redenering begon een jaar of wat geleden als een gedachte uit een studeerka mer. We hadden ons namelijk nooit zo erg geïnteresseerd voor de chemische gebeurte nissen twintig kilometer boven ons hoofd. Daarom waren er nauwelijks basisgegevens be schikbaar om te beoordelen hoe diep de deuk was die we ln de ozonlaag spoten, en of er wel enige reden was om ons echt ongerust te maken. Geesten Dat leidde meteen tot een vrij karakteristieke scheiding van geesten. Er vormde zich een groep die redeneerde dat Je niet wist of het kwaad kon en dus voorzichtigheidshalve het gebruik van CFK's zo snel mo gelijk moest staken, hier te lande wel eens onwelwillend aangeduid als de „afdeling spuitbussen van de PPR." Een andere groepering meende dat er eerst eens uitgezocht moest worden of er echt iets aan de hand was voordat een be drijfstak die de technische on misbaarheid van CFK's vol hield, door een verbodsbepa ling gehalveerd zou worden. Het spreekt vanzelf dat deze benadering op de hartelijke steun der fabrikanten kon- rekenen. Er was ook wel tijd voor. om dat het gevreesde effect met een vertraging van Jaren zou optreden. Of Je de oorzaak nu of volgend jaar wegneemt, maakt onder die omstandighe den niet zo gek veel uit. We tenschappelijk werd het een spannend vervolgverhaal. Er werden bijvoorbeeld mogelijk heden geopperd waardoor de chloorverbindingen al werden afgebroken voordat ze op de kritische hoogte hun vernie lend werk voluit konden doen. De vraag werd opgeworpen hoeveel andere chloorverbin dingen. uit natuurlijke bron nen, zo hoog kwamen dat ze hetzelfde effect hadden als de CFK's, waarvan de rol dan kennelijk niet zo belangrijk zou zijn. Het uitzoekwerk werd in Ame rika gecoördineerd en bekeken door een commissie van de Na tionale academie van we tenschappen. En die rappor teerde in september dat het gevaar van de CFK's serieus genomen moest worden. Alle aangevoerde redeneringen die het wegpraatten, waren on juist of van minder belang ge bleken. Wat we tot nog toe al verspoten hadden, zou volgens de beste berekeningen zeven procent van de ozonlaag uit eindelijk om zeep helpen. Die beste berekeningen waren overigens nog vrij onzeker: het zou twee procent kunnen zijn, maar ook twintig. Dat was niet rampzalig, aldus de commissie. Natuurlijke schommelingen in de hoeveel heid ozon belopen ook tien procent en meer. Maar het was duidelijk dat aan regulering van het gebruik van CFK's niet te ontkomen zou zijn. Voor het nader uitzoeken van het hoe en wat van zo n regule ring zouden we nog wel twee Jaar kunnen uittrekken. De spuitbusfabrikanten juichten niet. maar ze waren ook niet echt ontevreden. En toen kwamen die hlnderllj- ke mensen van het FDA, die in Amerika ook kosmetische prof dukten in hun portefeuille hebben, en daarmee zeg genschap over tachtig procent van de CFK-spultbussen. Zij willen binnen de kortste keren een verplichte waarschuwing op de etiketten zien verschij-. nen. En op wat langere termijn moet er toch maar een minder^ bedenkelijk drijfgas gevonden worden, want de CFK's moe-*J ten er voor deze toepassing uit. Logica De bij deze stelllngname beho*1 rende logica is bijzonder een voudig. Het bestaan van een wereldomvattend risico door het gebruik van CFK's is nu bevestigd. Hoe groot dat risico is, weten we dan wel nog niet precies. Maar dat risico be hoort te worden afgewogen te gen het nut van voortgezet ge bruik. Het gebruik ln spuitbus sen met deodorant, haarlak en zovoort kan worden ge kenschetst als niet essentieel. En dus weegt het risico zwaar-, der. Punt, uit. De verdiensten van deze redenering zal het FDA zonder twijfel binnenkort voor de Amerikaanse rechter mogen toelichten. Want het is duidelijk dat de fabrikanten met de voorgestelde regeling geen genoegen zullen nemen. In Nederland vallen kosme tische produkten onder een uitvoeringsbesluit van de Wa renwet. De praktijk leert dat wijzigingen van zo'n besluit zeer traag tot stand komen. Voor de toepassing van che% mlsche stoffen in het algemeen- is wetgeving nog in voorberei ding. Minister Vorrink van mi lieuhygiëne. destijds belaagd door Kamervragen, verklaarde dat zij de resultaten van we tenschappelijk onderzoek al- wachtte. De georganiseerde spuitbusfa brikanten in Nederland ver klaarden dat zij CFK's uiter aard uit de markt zouden ne men wanneer de schadelijk heid zou worden aangetoond. Intussen spraken zij af om niet op hun etiket te zetten welk drijfgas ln de bus zat, teneinde vervelende vormen van con currentie te voorkomen. Vorig jaar meldde een leverancier van Industriële gassen dat hij een alternatief voor CFK's be schikbaar had. Lachgas (N20) zou zeer wel bruikbaar zijn. Namens de vereniging van* spuitbusfabrikanten werd ons verzekerd dat daar toch over wegende technische bezwaren, aan kleefden. De gasleveran cier verklaarde in tweede in-" stantie dat N20 gebruikt wérd,* en niet door de kleinste Jon gens die op de markt opereer den. Sindsdien is het stil ge bleven.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1976 | | pagina 15