tan netgeharkte paadjes moet tees Baardman niets hebben /Imliflil Bisschoppelijke kater Jw probleem ooit het onze tvlet bijbelteksten heb ik niet gestrooid' Nieuwe boeken Zfi ETkNDAG 6 DECEMBER 1976 BINNNENLAND-TROUW/KWARTET 7 Dpi ;>or Fred Lammers ÏESSENDAM „Mijn hele Iven door ben ik verliefd ge- e J jest, verliefd op het water. n s kleine jongen ging ik al de esbosch in, waar je, als je er >ng£ weg niet kent, dagenlang hoiiint varen zonder eruit te ko- n.j en. Vooral de grote stilte, het iheimzinnige, sprak tot mijn onjrbeelding. Als ik in mijn boot oiepor de nauwe vaarten voer ve ider een koepel van groen, [aJ S je geen hemel meer maar !"J ms viel er dan ineens een lf e'innestraal door het geboom Gods glimlach noemde ik 1 d it altijd. vindt Kees Baardman, dat de dafesbosch is bedorven door de grote )i ijieren die ze er hebben gemaakt ten nsïhoeve van de drinkwatervoorzie ning van Rotterdam, hij wordt nóg (estdriftig als hij vertelt over dat jukje Nederland dat hem zo dier- fiar is geworden dat hij er niet al ien graag over praat, maar er ook er heeft geschreven. Korte verha- in bladen als Timotheus, De liegel en De Rotterdammer, maar loral boeken, bij elkaar een stuk of |ftig. ees Baardman is nu 77. Een nieuw >ek zal hij niet meer schrijven, om it hij weet dat zijn leven ten einde oedt. De longaandoening \yaar hij dertien jaar last van heëffcis verer- ;rd, zodat hij het bed nauwélijks eer af komt. Vanaf dat plekje bij ;t grote raam kijkt hij uit op de iessen. Daarin ligt „de Schobbe- afgemeerd, waarmee Kees lardman nooit meer zal varen. it betekent niet dat er geen nieuwe >eken van hem meer zullen ver- hijnen Bij Voorhoeve in Den Haag gen nog twee manuscripten, bin- .ort komt er een herdruk van Ruige Biesbosch". volgend na- iar komen er herdrukken van zijn >ohogsromans „Modder is gevaar- lijkten „Crossings". rhuis ligt ook nog onuitgegeven «rk. „Mijn hele geestelijke erfenis evindt zich in een grote kist in mijn werkkamer. Daarin zittei> enige vol- 4 ledige manuscripten, zoals een serie korte verhalen en mijn levensver- aal. waarvan ik nog niet weet of het el ooit uitgegeven moet worden. Er Jt ook veel onvoltooid werk in. zoals boek. dat als titel heeft „Sinds ik Sedichten ,Dat zijn woorden uit een gedicht van Jacqueline van der Waals, ge- ichreven toen zij T.B.C. had en wist dat zij niet lang meer had te leven. Zij was een vrij jonge vrouw, ik ben oude man nu ik in dezelfde istandigheden verkeer. Dat maakt 't wel even anders, maar ik heb het toch ook heel moeilijk mee gehad in soms nog wel. Er zit nog zoveel in lijn hoofd. Er was nog zoveel te ihrijven Het afgelopen """"jaar heeft Kees paardman wel gedicht „Dat heb ik [vroeger ook gedaan, maar dat waren indere gedichten. Wat ik nu dicht, Baarvan heb ik het gevoel dat ik er mezelf binnenste buiten in keer.WKe Kees Baardman....verliefd op water gedichten blijven daarom een geslo ten boek. Zoiets moet je niet tijdens je leven publiceren. Je moet jezelf beschermen. Ik heb bepaald dat na mijn heengaan Inge Lievaart. die een goede vriendin van me is. ze zal bekijken en eventueel bundelen". Kees Baardman heeft niet stilgeze ten. „Ik mag zeggen dat ik hard heb gewerkt, eigenlijk dag en nacht heb geschreven. Vandaar dat het stil moeten liggen nu juist mijn grote probleem is". Hij richt zich niet tot een bepaald publiek. „Mijn boeken, die ik niet graag als streekromans getypeerd wil zien, staan zowel bij christenen als bij mensen die ner gens aan doen in de boekenkast. Ik heb nooit gepreekt. Ik hield niet van zware kleuren. Met bijbelteksten heb ik niet gestrooid, maar mijn geestelijke achtergrond liet ik wel meespreken als het te pas kwam. Uit mijn boeken sprak soms berusting, vaak waren ze een aanklacht. Ik heb niet voor de rechtvaardigen geschre ven. Het onkruid, het vertrapte, de underdog moest ik hebben". Kees Baardman weet van zichzelf dat hij „een lastige man" was. „Je hebt herders en herdershonden. Om dat ik een herdershond was, kwam ik altijd thuis met een bebloede kop en een besmeurde pels. Soms ben ik als een tijger te keer gegaan als ik on recht op het spoor was". Zijn sociale bewogenheid was de di recte aanleiding om in 1935 zijn eerste boek uit te geven „Défilé der overbodigen", waarin de problemen van de werklozen in de crisisjaren werden geschilderd. „Die lange trieste rij, die lintworm bij de stempellokalen greep me zo aan, dat ik erover moest schrijven," zegt Kees Baardman ruim veertig Jaar later. Het boek werd zo'n succes dat het voor het toneel en zelfs voor een massaal openluchtspel werd be werkt. De medewerkenden waren werklozen, die op die manier toch niet met hun ziel onder de arm hoef den te lopen. Dokterromans Kees Baardman heeft zich ook aan doktersromans gewaagd, waarover in een recensie in „Arts en Auto" werd opgemerkt dat de auteur huis arts moest zijn geweest, omdat alles tot in details klopte. „Dat was het grootste compliment dat ik ooit heb gehad," vindt Kees Baardman. Over sex heeft hij nooit willen schrijven. „Vroeger had ik het zelfs niet over liefde, omdat mijn vrouw vond dat ik zoiets niet kon doen. Later heb ik dat wel gedaan, maar nooit over sex. Ik ben dus toch wel een ouderwets manneke, al heb ik me altijd thuis gevoeld in de tijd waarin ik leefde." Al jong koos Kees Baardman voor een bestaan dat hij moest opbou wen „met het puntje van de pen," omdat hij er niets voor voelde als zijn vader hoepelmaker te worden. „Daar zag ik geen toekomst in. Als jongen van een jaar of twintig heb ik tegen vader gezegd: „Een vak dat zijn mensen niet betalen kan, moet ik niet." Hij heeft dat nooit begre pen. Toen hij 93 was gaf hij me nog geen gelijk." Baardman bleef wel zijn geboorte grond, de Alblasserwaard trouw. „Een poosje heb ik in Tiel gewoond. We zijn er weggegaan omdat het mijn vrouw er niet beviel en ik had het er ook niet naar mijn zin. De mensen daar zijn heel anders, ook wel ruw, maar op een andere manier. Hier kan het gebeuren dat een man netje dat aan de kant van de weg zijn pijp staat te roken je perfect antwoord geeft, of je hem nu in het Frans, Russisch of Chinees aan spreekt. Dat zijn van die modder- geuzen, die je hier hebt. Ze zijn de hele wereld doorgetrokken." De mensen zijn hier zwaar op de hand, eigenaardig, want in het begin van de eeuw was de Alblasserwaard nog vrijzinnig. Als je gereformeerd was zeiden ze niet zo lang geleden nog: o, dan ben je van het lichte geloof. Daar kan ik een mooi verhaal over vertellen. In de oorlog werden de boeren uit de Blesbosch hier in gekwartierd. Een van hen, een boer. die ik goed kende, kwam bij een vrijzinnige collega in huis. Op een zondag vertelde die naar de kerk te zullen gaan. Zijn gast uit de Bies bosch was daar verbaasd over. Hij zei: nou ben ik al veertien dagen hier, uit de bijbel heb ik nog niet horen lezen en gebeden is er even min en nu ga je ineens naar die zware dominee. „Ja man, dat is het 'm nu Juist, als ik ga wil ik op mijn donder hebben," was het antwoord. Dat typeert de mensen hier. Daarom kan ik het zo goed met ze vinden en ook met de boeren in de Biesbosch, zelfs met de stropers die daar wo nen. Zij zijn mijn beste vrienden geworden. Het zijn mensen die door weinig dingen worden geremd. Ze lopen niet langs netgeharkte paad jes. Dat heb ik ook nooit gedaan. Afscheid Een jaar geleden is Kees Baardman voor het laatst in het Biesbosch ge weest. „Met een goede vriend ben ik er naar toe gereden, naar al die bekende plekjes. Ik wist dat het een afscheid was. Ik heb dat allemaal heel bewust ondergaan. Maar ik denk nog vaak aan de Biesbosch." Ook in deze weken voor Kerstmis, als Kees Baardman platen draalt, het Largo van H&ndel vooral. „Dat is mijn lievelingsplaat. De laatste drie maanden is er geen dag voorbij gegaan zonder dat ik die plaat heb opgezet, soms een paar keer achter elkaar. Ik heb er vier uitvoeringen van. Het meest draai ik die van de Jongenssopraan Lee Meyer, waarschijnlijk omdat een van mijn zoons vroeger jongenssopraan was. Op mijn begrafenis moet het Largo ook ten gehore worden gebracht. Ik heb zelf alles daarvoor geregeld. Zo mag ik op het oude kerkhof hier in het dorp worden begraven. Daar rusten al zeven generaties Baardman. Misschien is het een bee tje kinderachtig, ik weet het niet, maar in de bijbel staat ook regelma tig: hij werd begraven bij zijn va deren." Als ik hem de hand ten afscheid geef zegt Kees Baardman: „Ik denk wel eens dat ik het in mijn leven veel plezieriger en gemakkelijker had kunnen hebben. Maar ik heb mijn best gedaan. In hoeverre je geslaagd bent weet je toch niet als je aan het eind van de weg staat en terug ziet." door Mink van Rijsdijk Op de valreep voor zijn vertrek naar Spanje gaf Sinterklaas nog een persconferentie. Iemand vroeg: ,,U ziet er niet zo vrolijk uit. Sint. Heeft dat iets te maken met de nog niet zo snel vorderende democrati sering van Spanje?" „Over politiek wens ik niet te spreken," was het antwoord. ,,uw opmerkingsgave is echter lofwaardig, ik ben niet vrolijk. De oorzaak hiervan is dat ik een kater heb." Er ontstond een pijnlijk zwijgen, want bijna iedereen had een als bisschop verklede Ted de Braak met een fles drank in de hand, zwaar lallend van het dak zien vallen. Zou de echte Sint dan soms ook Er hingen allerlei nog net niet gestelde vragen in de lucht. Sinterklaas voelde die blijkbaar op zich afko men, hij zei: „Dames en heren van de pers, om misverstand te voorkomen: mijn kater is van morele aard." Dat was duidelijke taal. De Sint was natuurlijk bedroefd over steeds nieuw en meer oorlogsspeelgoed waarmee kinderen hun weinig vredelievende spelle tjes wilden spelen? Of had hij zich misschien geërgerd- aan het nieuwste snufje van racende autootjes, die „echte" ongelukken konden krijgen en waarbij het speelgoedschroot overal heen vloog? „U vergist zich. Voor oorlogstuig voor kinderen aanvaard ik geen enkele verantwoordelijkheid, noch voor te duur en te dwaas speelgoed. Dat schenk ik ook nooit, dat doen de ouders. Al een paar eeuwen ben ik trouw gebleven aan mezelf en aan de idee van mijn verjaardag. Ik houd het eenvoudig, zoals altijd met bromtollen, suikerbeesten en kleurpotloden en natuurlijk ontbreekt de letter van banket nooit. Hoe het gezellig avondje is ontaard in geldsmijterij ver driet mij weliswaar, doch is door mij niet meer te stuiten. Ik ben ook maar een mens." Sinterklaas snoot zijn neus en pinkte een traan weg. De journalisten raakten ontroerd en wisten met de emoties van de oude man niet goed raad. Eén van de aanwezigen hield echter het koppie er goed bij en vroeg: „Wij begrijpen uw verdriet Sin terklaas, maar als ik goed heb geluisterd, zit de oorzaak van uw kater toch elders. Mag ik vragen wat u mangelt?" „Zeker, mijn jongen, dat mag je en mijn antwoord zal recht voor de raap zijn. De hele sfeer van dit land. dat mij altijd zo lief was, gaat mij duchtig de keel uithangen. Het volk heeft de weelde van de welvaart niet kunnen verdragen. Men doet maar. Het is overal van je ikke-ikke-ikke en ondertussen maar loeren of een ander misschien toch nog een ditje of datje meer heeft." De belangstelling voor wat Sinterklaas te zeggen had. taande merkbaar. Menigeen kende dergelijke klaag zangen al via kerkdiensten of opiniebladen. Eigenlijk was iedereen het gesakker over welvaart en welzijn al lang spuugzat. Plotseling ging de oude man staan, tikte nijdig met zijn staf op de grond en zei heftig: „Mag ik alstublieft nog even uw aandacht voordat u gaat publiceren dat ik op de grens van seniliteit nog een poging waagde modieus mee te babbelen? Staat u mij wel toe er weer bij te gaan zitten Iedereen begreep dat er iets stond te gebeuren, de balpennen zweefden in de aanslag boven de verschil lende blocnotes. „Welnu, dames en heren, het is me duidelijk gewor den dat de Nederlandse maand december volledig naar de knoppen gaat aan zogenaamde barmhartig heid. Een paar weken voordat het nieuwe jaar begint krijgt men ineens een oprisping van schuldgevoel. Ineens herkent men eigen bot egoisme en ter compen satie stuurt men een oude tante een doos zakdoekjes of een ziek kind een legpuzzel. Nog even en de heisa van kerst-ins begint weer. Gauw nog even aardig zijn. het liefst per giro voor het jaar om is. Het zij mij vergeven als ik generaliseer. Maar let u op mijn woorden, het duurt niet lang meer of dierendag, moeder- en vaderdag, de hele hap van „doe iets voor een ander-dagen" verhuizen naar december. Er lig gen daarna dan mooi elf maanden van ego-trippen te wachten, behoeftige en eenzame medemensen dienen zich koest te houden tot de barmhartigheidsmaand een jaar later. En dat, geachte aanwezigen, bezorgt mij een enorme morele kater. Maar hoor ik daar de fluit van mijn boot niet gaan? Ik moet me aan boord begeven. Zeg nooit dat ik u niet gewaarschuwd heb. Adieu." Het „Dag Sinterklaasje, dag. dag" klonk niet zo enthousiast, het was voor niemand aangenaam van een oud man de waarheid aan te horen. Fetze Pijlman. Onder de lamp. Amsterdam, Aarts, 1976 (2de druk). 24 blz. 3.-. Fetze Pijlman. Oldambt. Amster dam, Aarts, 1976. 28 blz. 3.-. Toen Fetze Pijlman debuteerde met 'Onder de lamp' (1972) was ogenblik kelijk duidelijk dat hij zich aange trokken voelde tot poëzie waarin emoties zorgvuldig geformuleerd worden. En dan vooral emoties die verband houden met het verstrijken der tijd en het veranderen van alles wat dierbaar is tot verval en dood toe. Zo kon men een aantal jeugdherinneringen lezen, een enke le mijmering naar aanleiding van een portret, waardoor 'Onder de lamp' een tamelijk anecdotische, ge voelige bundel werd over de kracht van het verleden in het heden. De nu verschenen tweede bundel 'Oldambt' (in Groningen) zet deze lijn voort, maar naar mijn smaak op een meestal sterkere manier. Was er voorheen het gevaar van sentimen taliteit (gevoelspoëzie, vooral wan neer men duchtig aan het herinne ren slaat, Is een hachelijk genre), ln 'Oldambt' wordt dat beter bezwo ren. Ergens staat: 'Het moeilijkst' wordt in mij verzwegen', en dat be sef toomt anderzijds de gevoel suitdrukking in. De drie afdelingen waarin de bundel is onderverdeeld behelzen: natuur, Groningse dor pen. en vroeger. De sonnetten van de middenafdeling, die steeds een dorp tot onderwerp hebben, richten zich wel vooral op vergankelijkheid saspecten, maar stellen tegenover droefenis een heilzame Ironie. Senti ment van de eerste bundel komen we tegen ln de derde afdeling 'Vroe ger', waarin het ouderlijk huls en de geborgenheid van toen nog krachtig meedoen in het heden. De eerste natuur-afdellng tekent het polder land als een gebied waar allés ge beurt zoals het moet gebeuren en waar alles is zoals het is. Maar niet alzo ln de hoofden, als het buiten stormt: 'Ieder zit rond eigen haard. wij wachten af en houden ons staande'. T.v.D. ..Tot ondergang gedoemd" door R. Sodcnkamp. Uitgave van l)e Boer Maritiem in Bussum. Prijs 41.23, 169 blz. Van scheepsrampen neemt men doorgaans kennis via de pers en soms brengt de televisie mooie beel den van een schip op het strand of op een rots. Even nemen we notitie van het hoe en wat en het volgend nieuws vraagt onze aandacht. Toch is het vaak boeiend meer te weten over de oorzaken en gevolgen van scheepsrampen. De auteur be schrijft een veertigtal rampen, die de laatste kwarteeuw hebben plaatsgevonden. Belangwekkend is vooral hoe wordt aangetoond dat meer controle op schepen en beman ningen drama's op zee kunnen ver minderen. Veel boeiende informatie wordt begeleid door goed fotomate riaal. CL. Mijn hart blijft onbevredigd teen In tieme briefwisselingi. Auteurs: Wal ter en Ingrld Troblsch. Uitg. Zomer en Keuning. Wageningcn (96 blz. 9,90) Hij brengt weer bloemen voor me mee! thoe maak Ik mijn man attent en gevoelig) door Diane en Dick O'Conner. Uitg Meulenhoff. Baarn. 196 blz. - 16.50 Vragen (één per brief) zenden naar uw probleem ook het onze, Postbus 507, Voorburg. Naam en adres vermelden. Eén gulden aan postzegels bijsluiten. Geheimhouding is verzekerd. Vragen in verband met St. Nicolaas: de vragenstellers hebben inmiddels jersoonlijk al antwoord ontvangen nzake recepten van pepernoten, speculaas en borstplaat. Er is een Overvloed aan kookboeken, waarin al deze recepten voorkomen. Ze zijn neestal onderling verschillend en elke huisvrouw behandelt de aange geven hoeveelheid van specerijen op ïaar eigen manier. Inmiddels hopen we, dat de vragenstelsters de kook- en bakboekjes, die we hen aangera den hebben op de verlanglijst voor le goede Sint te zetten, inmiddels mtvangen hebben, want daarin itaan ook de oliebollen en de stollen ?n al die andere heerlijke dingen die :o slecht zijn voor de lijn. Dat geldt >ok voor de bloemen en plantenlief- ïebbers, aan wie wij allen een boek voor kamerplanten hebben aange raden. Er was een vraag: hoe maak ik een Sinterklaaspak. maar het mag niet kostbaar zijn. Wij hebben ge antwoord Het voordeligste pak be stond uit de onparige witte mansschoen, waarmee in onze kin derjaren om de hoek van de deur werd gestrooid en een mandje met allerlei spullen dat naar binnen werd geschoven. De „sprei van de tafel in de voorkamer" van Toon Hermans kwam er ook wel eens aan te pas. De zaak zal inmiddels wel geregeld zijn. Twee vragen om hulp inzake een geschikt vers bij een ge schenk aan een aardig meisje heb ben we niet positief kunnen be antwoorden. De rol van Cyrano de Bergerac ligt ons niet. Tenslotte een echt probleem: Er kwam een heel mooi pak. Van wie kan ik wel raden, maar het kan onmogelijk aanvaard worden zonder bepaalde consequen ties. Hoe spaar ik kool en geit? Hoe moet ik in dit geval dit probleem oplossen, zonder de schenker al te zeer te beledigen of verdriet te doen? ANTWOORD: U zou in elk geval de Sint een plezier doen, als u een klei ne attentie zou behouden, bv. die chocoladeletter opeten en het on aanvaardbare geschenk met een vriendelijk en tactvol briefje te rugsturen. VRAAG: Wie schreef en waar is het te krijgen: De verrekte moeite van het doodgaan, door Zeno. ANTWOORD: Het door u genoemde boek werd in 1967 bij Nyhoff uitge geven. Het is de vertaling van het Engelse: The Cauldron en behandelt de slag om Arnhem. In de meeste grote bibliotheken is het wel voor radig. VRAAG: Naar aanleiding van een berichtje van 14 november in Trouw „Bloedarmoede bij bejaarden ver eist goed onderzoek" Dr Marx in Utrecht constateert dat bloedar moede bij oudere mensen vaak niet veroorzaakt wordt door een<vermin derde opname van ijzer in het bloed, maar wel door een onzichtbaar bloedverlies uit het maagdarmka naal. Mijn vraag: Hoe kan ik nu het meest gezond eten. Vroeger gebruik ten de mensen Haarlemmerolie Voor bloedzuivering. Helpt dat ook? ANTWOORD: Lees zo'n stukje, als het u interesseert vooral met grote aandacht. Als een arts die bloedar moede constateert, is het zijn zaak en verantwoordelijkheid u te vragen naar uw dieet en u verder te onder zoeken en te behandelen op zijn manier. Als hij weet wat u eet, vol gens de schijf van vijf (in elk dienstencentrum zijn rekjes met fol ders speciaal voor bejaarden, vraag anders de wijkzuster er eens naar of de leidster van dat centrum) en dat u alles doet. wat men kan en moet eisen van een gezonde bejaarde en dat er toch een aanwijzing van bloedarmoede is. doe dan wat die arts u voorschrijft. Die Haarlem merolie was vroeger een wondermid del, maar we leven nu in 1976 en moeten dankbaar zijn voor de mid delen die men ons nu voorschrijft. VRAAG: Wij hebben een Christus doorn. die met pot en al wel 1.5 meter hoog is. Graag willen we de oorspronkelijke plant houden, maar hoe krijgen we een formaat, dat ln een normaal vertrek kan staan? ANTWOORD: Wacht nog even tot het voorjaar is. en dan kan u de plant grondig beknotten en snoeien zoals u dat wil: de grote top eruit en van de zijtakken'zoveel als u kwijt wil U moet daarbij handschoenen aantrekken en zorgen dat het vergif tigde sap niet in ogen. neus of mond terecht komt. De sniivlakkcn moe ten met een kaarsvlam of branden de lucifer dichtgeschroeid worden. De plant loopt vanzelf wel weer uit als u de methode van verzorging, die u gewend is, verder toepast. De afge nomen stukken worden natuurlijk niet weggegooid; zeer veel vrienden en kennissen kunt u een plezier doen met een stek. U laat eerst de stukken een dag indrogen en daarna zet u ze in een stekmengsel van 1 deel rivierzand en 1 deel potaarde. Als u de top van de stekken uitknijpt, heeft u enige controle op het uitgroeien. VRAAG: Het valt mij steeds op, dat nog steeds veel mensen, van wie men niet zou veronderstellen dat ze bijgelovig zijn, liever op de drukke rijweg hun leven wagen, dan dat ze onder een ladder doorlopen. Weet u een verklaring? ANTWOORD: Verklaringen Inzake bijgeloof kan ik niet geven, maar wel inzake de ongelukken, die er kunnen gebeuren, als er boven met een verfpot gewerkt wordt of wan neer er een glazenwasser bezig is en dat is al vervelend genoeg. VRAAG: Barnsteen-kralen zijn 50 jaar lang Intensief gedragen en nu zijn ze dof. Schoonmaken en behan delen met zachte olie helpt niet. ANTWOORD: Als het alleen om vuil ging. was de behandeling met zeep en olie voldoende. Echter, er is een grote kans dat de kralen gesleten zijn en als het betreft in vakjes ge slepen of onregelmatig gevormde kralen, dan is daar weinig aan te doen. Ik heb zelf granaatjes, die dezelfde gebreken vertonen: alle randen van de slijpvakken en de scherpe puntjes zijn er van af gesle ten. Zijn de kralen echter kogelrond, dan moet u eens gaan praten met een juwelier of met een hobbyist, die beiden met geslepen stenen om gaan. Vraag eens of het mogelijk is. de kralen in een trommel bij te slij pen tot de beschadigingen en de kuiltjes weg zijn. Het lijkt mij niet onmogelijk, maar het bezwaar is dat de kralen dan wel kleiner zullen zijn: Een griezelig bedrijf voor zoiets kostbaars. VRAAG: waar moet ik me vervoe gen om over uitstel van dienstplicht te spreken? ANTWOORD: In de eerste plaats bij de ambtenaar dienstplichtzaken van uw woonplaats. Waarschijnlijk zijn de gegevens die u daar ontvangt voldoende. Zo niet, zoek dan con tact met afdeling Dienstplichtzaken Bleyenburg 38 Den Haag. VRAAG: Ik kocht bij een postorder bedrijf een geweer, met certificaat van ouderdom Enfield 1850. Kennis sen zeggen dat dit onmogelijk kan en dat ik te pakken genomen ben. ANTWOORD: Geïnspireerd door uw vraag zijn we met uw certificaat en foto op bezoek geweest in het Neder lands Jachtmuseum te Doorwerth (een heerlijk museum, als u geïnte resseerd Is in vogels en van het werk van Rien Poortvliet houdt). De con servator aldaar wist alles van gewe ren en kon er heel veel van vertellen. Zijn taak daar is het inbeslaggeno- men geweren te onderzoeken op spe ciale kwaliteiten en daarbij blijkt al te vaak hoe gevaarlijk verknutselde exemplaren kunnen zijn. Het certifi caat is mooi, maar nietszeggend. In elk geval is dit een Enfield, zoals beschreven in „The gun and lts de velopment" van W. W Greener (Cas- sel it Co. 1904), pag. 603. Dit geweer (voor de prijs zou het echt moeten zijn!) dat niet zeldzaam was in het eind van de 19e eeuw, was beroemd om het speciale vizier, dat een grote draagwijdte waarborgde. Om deze reden was het naast de Mausers bv. het geliefde wapen in de Boerenoor log in Z.-Afrika. De rode Engelse uniformen met de gouden kragen maakten het schieten met deze goe de geweren niet moeilijk. Alras voer den de Engelsen het grauwe khaki in. om minder op te vallen. Samen vattend, u kocht een aardige, maar niet zo zeldzame antiquiteit, waar helaas het beroemde vizier afge- sloopt werd. Op den duur stijgt de waarde misschien, maar dat hangt met de inflatie samen. VRAAG: Wat is toch de bedoeling geweest van de Gapers, die men wel op apotheken en drogisterijen ziet? ANTWOORD: In de 16e en 17e eeuw en misschien nog wel eerder hadden de rondtrekkende kruidendokters en chirurgijns, die op de jaar markten in het openbaar hun pa tiënten van tanden, kiezen, „stenen" en andere kwalen afhielpen, afbeel dingen bij zich van genezen patiën ten, die hun gezonde rode tong uitstaken en zo een goede reclame waren voor de geneeskundige be handeling. In een tijd, waarin de mensen niet konden lezen en er ver der ook geen huisnummers waren, gaf een dergelijk teken, als uit hangbord gebruikt, aan, waar de kruiden en de medicijnen te koop waren. Een ander teken, dat hier mee te vergelijken is, is de roodwitte .zuurstok" die we nu en dan nog wel eens bij een kapperswinkel zien. Be halve als vroedmeester trad een chi rurgijn ook op als baardschraper en een man met zoveel gewichtige functies was op die manier gemak kelijk te vinden. In Oosterse landen ziet men vaak als uithangbord af beeldingen van gevulde vrouwen met een kapsel van zo'n 75 Jaar geleden, van wie een gedeelte van de wang ontbreekt, zodat men niet on kundig zou blijven van het feit dat daar een „dentist" woont.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1976 | | pagina 7