Hulpverlener heeft een januskop
f
JU
m
mi
I
1
H
Demografie en
werkelijkheid
■Een zeker onbehagen over de terbeschikkingstelling-
ÜMi
3
BAG 18 SEPTEMBER 1976
BINNENLAND
TROUW/KWARTET 11
I psychiater A. Hustinx, sinds 1 september 1972
rchlatriseh adviseur bij het ministerie van Justitie, ten
ioeve van de verpleging van ter be8chlkklng van de
gering gestelden, Is per 1 september 1976 opgevolgd
ior de psychiater prof, dr S. van der Kwast. Van der
«ast (49) was sinds 1972 werkzaam bij de Algemene
classerlngsverenlglng In Den Bosch als beleldspsy-
llater. Van 1958 tot 1966 was hij verbonden aan de Or.
van der Hoevenkllnlek in Utrecht en van 1966 tot 1972
in de Prof. mr. W. P. J. Pompekllnlek In Nijmegen. In de
dode, waarin Van der Kwast aan de Pompekllnlek was
verbonden, deed deze inrichting van zich spreken door
de onorthodoxe aanpak van tbr-gestelden. Met het
vertrek van geneesheer-directeur J. R. M. Maas kwam
aan die aanpak een eind. Van der Kwast was al eerder
vertrokken, omdat hl) zich met sommige aspecten van
het beleid niet kon verenigen. In 1971 werd Van der
Kwast, gepromoveerd op het proefschrift „Over de
Incest" en met name geïnteresseerd in de seksuele
criminaliteit, benoemd tot buitengewoon hoogleraar in
de forensische psychiatrie in Nijmegen. Hij blijft als
hoogleraar aan de Nijmeegse universiteit verbonden.
Anders dan indertijd voor Hustinx bij diens komst op het
ministerie, heeft de tbr voor zijn opvolger geen gehei
men. „Hustinx", aldus Van der Kwast, „is vooral een
dokter. Hij bekeek de zaak overwegend van de medische
kant. Ik ben, denk ik, veel meer geïnteresseerd In de
beleids-aspecten van de tbr." Een al in 1972 ingediend
wetsontwerp beoogt de dwangverpleging meer af te
stemmen op de bejegening van niet-delinquente patiën
ten en de rechtspositie van de tbr-gestelde te verbete
ren. Van der Kwast is door het ministerie als adviseur
aangezocht.
r Leo Kleyri
ar aanleiding van een zeker onbeha-
noemde dr S. van der Kwast de rede
hij in oktober 1971 uitsprak bij de
/aarding van het ambt van buitenge-
n hoogleraar in de forensische psy-
trie aan de Katholieke universiteit in
negen. In die rede hield hij zich diep-
a jid bezig met de gevreesde en omstre-
terbeschikklngstelling van de rege-
kortweg tbr genoemd. Deze rechter-
maatregel kan worden omschreven
een mengsel van psychiatrische be-
,e deling en gedwongen verwijdering uit
tamenleving.
inks „een zeker onbehagen" mondde de
van de pasbenoemde hoogleraar uit ln een
voor handhaving van de tbr. De zeer
lardeerde toehoorders werd daarbij wel
jMgehouden dat het gaat om een maatregel
irmee we terwille van de maatschappelijke
gheld wellicht genoegen moeten zien te ne-
maar dat alleen wanneer het werkelijk niet
rs kan".
aar later blijkt het onbehagen nog niet
ten te zijn. Nog wat onwennig rondlopend
giet ministerie van Jüstitie, zegt de nieuwe
hlatrlsch adviseur: „Over tbr kan ik niet
rs dan met ambivalentie praten". Dat blijkt
wel ln de loop van het gesprek. Van der
zegt zijn voorganger Hustinx niet na dat
[de tbr zou willen afschaffen. Maar hij
imt ook niet de combinatie van verpleging
ilultlng een „onding" te noemen: „Psychia-
ls dat natuurlijk een enorme handicap".
degenen die de dwangverpleging maar 11e-
ïschaft zouden zien, zegt Van der Kwast:
hulpverlener heeft een Januskop. Hij ls
':ertljd cipier en hulpverlener. Je probeert
isen ln een tbr-inrichting te begrijpen. Je
openheid en vertrouwen van ze. Maarzo'n
ng getuigt in alles van wantrouwen: alle
zijn op slot, alle ramen zijn van getralied
De mensen die tbr krijgen opgelegd, wor-
op een dubbele manier gestigmatiseerd (dat
eggen: gebrandmerkt,/LK): ze zijn én ba
ant én gek".
eeslachtigheid
Van der Kwast, en hij niet alleen, mee zit,
tweeslachtigheid van de maatregel. De tbr
)p twee pijlers: de noodzaak de maatschap-
He beschermen en het recht op verpleging van
br-gestelde. Valt het te rechtvaardigen dat
nd wiens recht op verpleging wordt erkend,
t opgesloten? De tbr mag dan uitdrukkelijk
naatregel en geen straf zijn, de tbr-gestelde
irt die maatregel maar al te vaak wel als
omende) straf, en geef hem maar eens onge-
achter zijn vergrendelde deuren en getralle-
unen.
rom stuurt de rechter Iemand naar een tbr-
hting? Omdat Iemand gevaarlijk is. of om-
Iemand verpleegd moet worden? Een
[baar antwoord op die vraag luidt dat de
eschlkklngstelling haar rechtvaardiging
It in zowel het gevaar dat de delinquent
vert als diens klaarblijkelijke behoefte aan
lleglng. Naarmate de ene overweging zwaar-
weegt dan de andere, wordt de desbetreffen-
Ibr-gestelde ln een meer of minder gesloten
toting geplaatst.
b der Kwast geeft dat antwoord niet. Hij zegt:
et enige criterium vind lk het ernstige gevaar
Iemand oplevert. Naar mijn mening ls het
1 van de tbr beveiliging. De behandeling
loort. zoals Enschedé het heeft uitgedrukt,
ide ethos van de maatregel. Al beveiligende
Je een hulpaanbod". Waarom zo'n gevaarllj-
dellnquent niet naar de gevangenis gestuurd?
mdat", antwoordt Van der Kwast, „wat de
angenls deze ernstig' gestoorde mensen te
den heeft, onvoldoende is."
«treem
ministeriële adviseur neemt daarmee naar
«n zeggen een nogal extreem standpunt ln.
t voordeel daarvan ls dat het meer duldelijk-
ld schept met betrekking tot de rechtspositie
n de gedetineerde dan een op twee gedachten
ikende Interpretatie van de wetstekst. Het
ibehagen wordt er niet door weggenomen. Het
lemma blijft dat de als zodanig erkende pa-
tot achter de tralies wordt gezet. In zijn inau-
irele rede memoreerde Van der Kwast het reële
vaar dat de hulpverlener daarbij afglijdt „ln
n ethisch tenminste problematische dwangbe-
indeling"
theorie is er niets aan de hand. „Dwangverple-
ng ls geen dwangbehandellng", zegt Van der
®ost meermalen. Maar hij erkent, nog steeds,
n volle dat het grensgebied tussen verpleging
behandeling schemerig genoemd mag wor-
in. De tbr-gestelde die zich niet wil laten be-
indelen, wordt daartoe niet gedwongen. De
tosequentle daarvan ls wel. dat die tbr-
'stelde. onveranderd gevaarlijk blijvend, niet
aanmerking komt voor ontslag uit de Inrich-
ng. Wil hij die inrichting uit, dan kiest hij. zoals
fin der Kwast het uitdrukt, eieren voor zijn
Bid.
adder onder het gras van de theorie dat geen
Wangbehandellng wordt toegepast, schuilt ln
b subtiliteit van de dwang, die zelfs geheel
Buitgesproken kan zijn. Sprekend over de
lacht van de psychiater en de machteloosheid
de tbr-gestelde. zegt Van der Kwast: „Je
'oet op Jezelf letten, dat Je geen oneigenlijk
Bhrulk maakt van Je macht. Als Iemand geen
«handeling wenst, moet Je dat respecteren. Dat
moeilijk, maar Je moet het toch proberen,
laar ln de praktijk kunnen tussen mensen dln-
Prof. dr. S. van der Kwast.
gen gebeuren die ze misschien niet gewild had
den. Als lk zo'n man elke dag op de gang
tegenkom, en ik vind hem aardig, en hij vindt
mij aardig, dan kan lk hem over de streep
trekken". Tenzij natuurlijk de tbr-gestelde de
psychiater niet aardig vindt. Van der Kwast,
breed grijnzend: „Maar lk ben een aardige man".
Betrekkelijkheid
Omdat hij, zoals hij zegt, al zo'n vijftien tot
twintig Jaar ln het wereldje van de tbr meeloopt,
onderkent Van der Kwast de betrekkelijkheid
van ook zijn theorieën over de dwangverpleging.
Als hij stelt dat tbr haar rechtvaardigingsgrond
uitsluitend vindt In de gevaarlijkheid van de
delinquent, vertelt hij er onmiddellijk bij dat hij
in de Pompekllnlek zonder enig gewetensbe
zwaar wel eens van doen heeft gehad met een
Jongen die ln het geheel niet gevaarlijk was.
'Die Jongen werd veroordeeld, omdat hij een
filmrolletje had gestolen of zo. Het was Iemand
die zich niet kon handhaven: er was qok nie
mand die zich zijn lot aantrok. Die rechter zal
toen wel gedacht hebben: laat Ik hem dan maar
ln vredesnaam tbr geven, dan wordt er ten
minste Iets aan hem gedaan. Nou. die jongen ls
daar verpleegd ln de kliniek, en dat heeft erg veel
zoden aan de dijk gezet'.
De praktijk spot wel eens met de theorie. Maar
op grond van de theorie van Van der Kwast zou
de ongevaarlijke dief van filmrolletjes wellicht
nooit genezing hebben gevonden, als ook de
rechter de opvatting had gehuldigd dat er, popu
lair gezegd, moord en doodslag aan te pas moet
komen, wil Je tbr opgelegd krijgen. Van der
Kwast: 'Gevaarlijkheid vind ik het enige crite
rium. Maar. voeg lk er onmiddellijk aan toe, als
Je dat strikt gaat doorvoeren, komen er mensen
tussen wal en schip terecht'.
Daarmee ls nog niet gezegd dat de theorie niet
deugt. Want, zo betoogt Van der Kwast, die
theorie houdt ook in dat het maatschappelijk
werk. in het bijzonder de extra-murale hulpver
lening (d.i. de hulpverlening bulten de inrich
ting), een Indringender en agressiever 'hulpaan
bod' zou moeten doen. 'Het maatschappelijk
werk zou veel indringender moeten afgaan op
mensen die ln nood verkeren. Maar het maat
schappelijk werk, dat Is een nieuwe trend, wil
werken met mensen die gemotiveerd zijn Nou.
cliënten die zo'n motivatie hebben, zijn al half
beter. Die motivatie die het maatschappelijk
werk wil, als ik zie hoe dat uitwerkt, dan ben ik
doodsbang.'
Van der Kwast vermoedt dat het maatschappe
lijk werk met zijn opvatting over motivatie zich
'wat status' wil aanmeten. 'Ik ben een beetje
bang dat het maatschappelijk werk psychothe
rapeute zit te spelen. Wat doet een psychothera
peut? Die zit achter zijn bureau en laat de
mensen bij zich komen. Hij gaat er.niet op af."
Van der Kwast constateert een brede kloof tus
sen de hulpverleners ln het maatschappelijk
werk en de hulpbehoevenden. 'De hulpverlener
ls een middle classer, dat wil zeggen: een prater.
Hij wil praten met zijn cliënt, over alles en nog
wat. vooral over problemen met een hoofdletter.
Maar de cliënt ls een lower classer. Dat ls geen
prater, maar een doener. In de Pompekllnlek heb
lk gemerkt dat Je, akkoord, ook moet praten,
maar vooral samen heel alledaagse dingen moet
doen, samen gaan boetseren, de eendjes voeren,
vissen. Het maatschappelijk werk moet een an
dere taakopvatting hebben. Gelukkig zie Je, met
name ln Amerika, ook al een tegentrend, waar
van lk hoop dat die veel sterker zal worden."
Harde kern
Tegen deze achtergrond wordt duidelijker wat
Van der Kwast bedoelde, toen hij vijf Jaar gele
den zei dat tbr slechts opgelegd mag worden
„wanneer het werkelijk niet anders kan". Een
patiënt, bedoelt hij, hoort niet thuis ln een
gevangenisinrichting, tenzij die patiënt een zo
groot gevaar vormt voor zijn omgeving dat Je
hem wel moet opsluiten.
Overigens doet zich de merkwaardige situatie
voor dat de tbr bij menige rechter (en officier van
Justitie, niet te vergeten) in een ongunstig dag
licht is komen te staan, Juist vanwege onder
meer het veiligheidsaspect. De laatste tijd lijkt
de rechter meer vertrouwen te hebben ln de
muren van de gevangenis dan in die van de
tbr-lnrichtlng. Van der Kwast voorziet dat het
vertrouwen in de tbr-lnrichtlng bij de rechterlij
ke macht wel weer zal groeien, naarmate de
kennis over de tegenwoordige gang van zaken
toeneemt. En in de opvatting van Van der
Kwast, die slechts rekening wil houden met de
gevaarlijkheid, ls er op den duur slechts plaats
voor veilige, gesloten Inrichtingen.
„Het aantal terbeschikkingstellingen", zegt Van
der Kwast. „Is de afgelopen tien Jaar met vijftig
procent teruggelopen. Sinds kort lijkt dat aantal
zich te stabiliseren op 700 per jaar. Die mensen
vormen de harde kern van de delinquenten die
zeer gevaarlijk zijn."
Daarmee bedoelt hij niet dat ze „afgeschreven"
zijn. Het accent dat hij op de beveiliging legt.
Impliceert niet dat hij de behandeling van min
der belang vindt. „Het ls". zegt hij, „geen kwestie
van belangrijk of minder belangrijk." Ten slotte
ls hij daar ook te veel „geneesheer" voor.
Het onbehagen van Van der Kwast heeft geen
betrekking op de kans op genezing van de tbr-
gestelden. „Mijn Indruk ls", zegt hij, „dat we met
een aantal mensen bijzonder goed werken. Ik
zou willen stellen dat we met eenderde erg goed
werk doen. dat we met eenderde niks bereiken
en over eenderde verkeer lk ln het onzekere."
In het Nederlands tijdschrift voor criminologie
schreven F. H. L. Beyaert en J. J. Vannlsselroy
vorig Jaar dat rechters misschien ook daarom
minder tbr opleggen, omdat zij zijn gaan twij
felen aan de genezingskansen ln tbr-
Inrichtingen. „Wat lk graag zou zien", zegt Van
der Kwast, „ls dat de rechter ln zijn vonnis
nauwkeuriger formuleert wat hij van tbr ver
wacht."
533
door Rob Foppoma
Demografie ls eigenlijk een raar vak. Het ziet er op het
eerste gezicht simpel uit, maar dat dat allesbehalve. De
bedoeling Is ln elk geval wel eenvoudig We weten
hoeveel mensen er ln dit land wonen Dat Is best
handig, maar het Is niet genoeg. Regeren ls vooruitzien
en daarom willen we ook weten hoeveel mensen er in
1980 zullen wonen, of ln 1985 of nog verder weg.
Want voor de situatie dan moe
ten nu al plannen worden ge
maakt. De waterleiding wil we
ten hoeveel mensen er dan on
der de douche gaan. Het minis
terie van onderwijs wil weten
hoeveel schoollokalen dan no
dig zijn, en waar.
Het antwoord op dat soort vra
gen wordt verwacht van de de
mograaf. Het ls in principe het
antwoord op een eenvoudige
optel- en aftreksom. Uitgaande
van de bestaande bevolking tel
je daarbij op hoeveel mensen
er naar alle waarschijnlijkheid
geboren zullen worden, je trekt
af hoeveel er naar verwachting
zullen overlijden. Wie het erg
netjes wil doen. telt er boven
dien zijn beste gok bij van het
aantal mensen uit het buiten
land dat zich hier permanent
zal komen vestigen, en trekt
het niet meer zo grote maar
nog altijd bestaande
stroompje emigranten af.
Maar dat wordt al aardig nat-
te-vingerwerk. In hoofdzaak ls
demografie dus letterlijk een
vraag van leven en dood. En
het is precies zo Ingewikkeld
als die formulering suggereert.
Dat het lastig is. blijkt ook uit
de kwaliteit van de resultaten.
Algemeen bekend Is wat het
VCentraal bureau voor de sta
tistiek keerk op keer over
kwam wanneer het probeerde
vooruit te berekenen met hoe
veel Nederlanders we tegen het
jaar 2000 rekening moesten
houden. Het overigens on
volprezen CBS heeft dat ooit
boven de twintigmiljoen ge
prikt. en is via een reeks van
herzieningen Inmiddels ln de
buurt van vijftien miljoen uit
gekomen. Wat niet wegneemt
dat zo'n resultaat nog steeds
inclusief het eerste cijfer ach
ter de komma wordt gepresen
teerd.
Snel
De onverwachte snelle veran
deringen die het CBS verras
ten, zaten met name aan één
kant van het sommetje: de af
deling leven. De eenvoudigste
schatting van het aantal ba
by's dat volgend Jaar geboren
zal worden maar die is dan
ook vrij zeker fout luidt: net
zoveel als dit Jaar. De demo
grafen ook die van CBS, pak
ken zoiets aanzienlijk slimmer
aan. Voor het verwachte aan
tal geboorten is een hele reeks
gegevens van belang. Hoeveel
mensen er getrouwd zijn. hoe
lang ze al getrouwd zijn. hoe
oud ze zijn. Hoeveel kinderen
er gemiddeld uit een huwelijk
geboren worden, afhankelijk
van de leeftijd van de echtgen
oten. Hoeveel mensen gege
ven de leeftijdsopbouw van de
bevolking en de recente erva
ringscijfers op dat punt
gaan trouwen en hoeveel kin
deren die waarschijnlijk zullen
krijgen. En. voor de cijfers ach
ter de komma, het aantal kin
deren van ongetrouwde
mensen.
Het ls de snelle verandering
van „recente ervaringscijfers"
op deze terreinen die de oudere
vooruitberekeningen van het
aantal geboorten steeds weer
op losse schroeven zetten. Met
name het aantal kinderen per
gezin liep bijnde Jongere gezin
nen verrassend snel terug. Een
van de nog steeds hangende
vragen ls. of het daarbij ging
om uitstel van geboorten, dan
wel of de uiteindelijke grootte
van het gemiddelde gezin in
derdaad zo snel afneemt als Je
op het ogenblik uit de cijfers
zou kunnen opmaken.
Het is ondoenlijk om daar met
zekerheid achter te komen,
maar de demografie kan nog
wel een laagje dieper graven.
Dan wordt er gekeken naar het
aantal kinderen dat mensen
zeggen dat ze willen krijgen.
En dat kan dan weer vergele
ken worden met het aantal
kinderen dat mensen een paar
jaar geleden zelden dat ze wil
den krijgen, en hoeveel er in
werkelijkheid geboren worden.
Tegen de tijd dat Je dat soort
gegevens over een reeks van
jaren ter beschikking hebt.
kom je al iets minder gemak
kelijk voor grote verrassingen
te staan wat de feitelijke ont
wikkelingen betreft. Daarbij
spelen dan nog (zich wijzigen
de) opvattingen over geboor-
tenregellng mee. en het feitelij
ke gedrag op dit terrein. Je
kunt demografie zo moeilijk
maken als Je zelf wilt, en het
enige dat je zeker weet is dat
de werkelijkheid nog ingewik
kelder is. Maar Je kunt toch
proberen om zo dicht bij die
werkelijkheid te komen dat Je
de ontwikkelingen inderdaad
een beetje van te voren kunt
zien aankomen.
Dat is ln Nederland een be
trekkelijk recente ontwikke
ling, vandaar misschien dat de
demografie een van de vier ge
bieden is waarop een nationaal
onderzoekprogramma loopt
tof wordt opgezeti, Dat Is de
organisatievorm die minister
Trip van wetenschapsbeleid
heeft Ingesteld voor terreinen
waarop de samenleving drin
gend behoefte heeft aan resul
taten die er door organisato
rische verbrokkeling of wat
dan ook niet snel genoeg uit
komen.
Instituut
Het begon allemaal eigenlijk
in 1965 toen de Verenigde Na
ties ln Boekarest de tweede
bevolkingsconferentie hielden.
De Nederlandse delegatie
kwam daarvan terug met het
gevoel dat wij weliswaar een
voortreffelijke bevolkings
boekhouding hadden, maar
een achterstand op het gebied
van demografisch onderzoek,
onderwijs en opleiding van de
mensen die dat onderzoek zou
den moeten gaan doen.
Dat leidde, vijf Jaar later, tot
de officiële oprichting van het
Nederlands Interuniversitair
demografisch instituut. Vanuit
zijn thuisbasis ln Voorburg is
het NIDI sindsdien met be
scheiden maar groeiende mid
delen bezig aan het opvullen
van het gat.
Dit alles als inleiding op een
boeiend artikel ln het achttien
de bulletin van het NIDI, dat
nu eens over de andere kant
van de demografische reken
som gaat, de sterfte. Daarin
doen zich minder spectaculai
re ontwikkelingen voor, maar
de doctoraalscriptie van de
Tilburgse student A. Kruijsen,
door hemzelf samengevat,
biedt wel degelijk verrassin
gen. Hij constateerde dat man
nen die ln grote gemeenten wo
nen, gemiddeld eerder overlij
den. Voor vrouwen geldt ln het
algemeen het omgekeerde, zij
het dat de verschillen aanzien
lijk kleiner zijn.
BIJ nader Inzien bleek niet het
Inwonertal maar het sociaal-
economische karakter belang
rijk te zijn In zijn meest tref
fende opstelling maakt Kruij
sen onderscheid tussen platte
landsgemeenten. verstedelijkt
platteland en stedelijke ge
meenten. Op het platteland
ligt de sterfte onder mannen
zeven procent onder het lande
lijke gemiddelde, ln de steden
vijf procent erboven. Voor
vrouwen blijkt het verstede
lijkte platteland de onge
zondste omgeving (sterfte vier
procent hoger). Platteland en
stedelijke gemeenten zitten
één respectievelijk twee pro
cent onder de verwachte
sterftecijfers. Dat zijn geen
verschillen om erg van op te
kijken. (De cijfers zijn gecorri
geerd voor de verschillende
leeftijdsopbouw In de drie
groepen gemeenten).
Uitsplitsing van de cijfers naar
verschillende oorzaken van
overlijden, levert verschillen
om wel degelijk van op te kij
ken. Hoewel de verkeersonvei
ligheid in de steden nogal eens
de meeste publieke aandacht
krijgt, blijken op het platte
land naar verhouding de mees
te dodelijke slachtoffers te val
len. De sterfte door „ongeval
len met motorvoertuig" ,ligt
daar voor mannen 44 procent
boven het landelijk gemiddel
de. voor vrouwen 27 procent.
In de stedelijke gemeenten ligt
het risico voor mannen 23. voor
vrouwen 15 procent beneden
dat landelijk gemiddelde.
Volgende schokkend resul
taat: de sterfte door ..nieuw
vormingen" (kanker) ligt voor
mannen in steden zeven pro
cent boven het gemiddelde,
voor mannen op het platteland
vijftien procent er onder. Voor
vrouwen daarentegen, blijkt
het karakter van de
woonplaats geen verschil te
maken op dit punt. Kruijsen
blijft over de ooreaken daar
van voorzichtig. Omdat hij uit
de statistiek geen gegevens
heeft over de verschillende
soorten kanker, vindt hij het
moeilijk om factoren aan té
wijzen die voor het waargeno
men verschil verantwoordelijk
zijn. Op dit punt lijkt hij te
voorzichtig. Zulke gegevens
heeft over de verschillende
soorten kanker, vindt hij het
moeilijk om factoren aan te
wijzen die voor het waargeno
men verschil verantwoordelijk
zijn. Op dit punt lijkt hij te
voorzichtig. Zulke gegevens
zijn er over Amerika wel. en
het ls pijnlijk duidelijk hoe
daar de soort kanker per stad
kan variëren met de overheer
sende tak van industrie. Ik zie
geen aanleiding om aan te ne
men dat takken van Industrie
in Nederland zich op dit punt
minder bezorgd zouden beho
ren te maken.
Ook dit was demografisch on
derzoek. Demografie is eigen
lijk een raar vak.