Een gotspe van de Nederlandse Organisatie vanTijdschrift-Uitgevers! oelMMifr Dat zou u toch willen weten, nietwaar? Nou, dan doen we een eenvoudig onderzoekje. Beantwoordt u de volgende vragen maar. U heeft per vraag steeds de keuze uit één antwoord. (AUVKRTEXriE» Wie heeft een grotere communicatie-capaciteit de deskundige de journalist, de marktkoopman erf de politicus? 1. Wie geeft de beste voorlichting over auto's en motoren? de deskundige de marktkoopman de journalist de politicus 2. Wie geeft de beste voorlichting over groenten en fruit? de deskundige de marktkoopman de journalist de politicus 3. Wie geeft de beste voorlichting over de politiek? de deskundige de marktkoopman de journalist de politicus 4. Wie geeft de beste voorlichting over het weer? de deskundige de marktkoopman de journalist de politicus 5. Het betoog van geeft duidelijke informatie* de deskundige de marktkoopman de journalist de politicus 6. Het betoog van doet net of de mensen onnozel zijn* de deskundige de marktkoopman de journalist de politicus 7. Het betoog van is geloofwaardig* de deskundige de marktkoopman de journalist de politicus 8. Het betoog van de deskundige de journalist is misleidend* de marktkoopman de politicus •(invullen waarmee u het eens bent) Jiteraard komt de politicus uit duizend antwoorden er het voorlichting geeft. De deskundige heeft dus de grootste slechtst af en de marktkoopman scoort zelfs niet gunstig bij communicatie-capaciteit. Hij is de perfecte verkoper, de vraag over groenten en fruit. Ook de journalist zal het bij de' betrouwbaarste informant. Hij is geloofwaardig, de vraag "wie geeft de beste voorlichting over politiek" hij misleidt niet en neemt de mensen serieus. Dat de moeten afleggen tegen de deskundige. Want het is duidelijk politicus en de marktkoopman de mensen misleiden wordt dat de deskundige verstand heeft van alles en de beste ongetwijfeld vastgesteld en de journalist doet vast en zeker net of de mensen onnozel zijn, althans volgehs een groot deel van de ondervraagden. Nu denkt u misschien dat dit een gotspe is van uw dagblad, een soort brutale grap. Nee lezer, niet van ons, maar helaas wel Deze organisatie heeft precies déze vraagstelling gehanteerd om de communicatie-capaciteit vast te stellen tussen radio, T.V., dagbladen en tijdschriften. Zij heeft deze methode van vragen stellen, waarmee de gewenste antwoorden van te voren zijn te verwachten, gebruikt om de voortreffelijkheid van de tijdschriften aan te tonen. like onderzoeker, elke mediaspecialist, elke reclameman weet dat de ondervraagde mensen zich geen duidelijke voorstelling kunnen maken van hetgeen hun gevraagd wordt als het om zulke complexe zaken gaat als geheel verschillende mediumtypen. Zelfs een leek kan bedenken dat als je vraagt wie de beste voorlichting geeft over auto's en motoren, geen mens dan aan Margriet of Libelle denkt maar aan een autotijdschrift, een vakblad. Dat als je vraagt naar voorlichting over tourisme en reizen, je dan denkt aan gespecialiseerde tijdschriften en niet aan Story. Het is duidelijk dat je normaliter geen donder te weten komt over fotografie in Viva, maar wel in een fotovakblad. Als u even nadenkt, dan weet u dat als je mensen hun mening gaat vragen over maatschappelijke verschijnselen, ze zich dan gaan conformeren aan bestaande opvattingen, aan gepropageerde meningen, aan meningen waarvan ze denken dat ze die zouden moeten hebben. Dan is de politicus altijd misleidender dan de journalist en de journalist onserieuzer dan de deskundige. En de arme marktkoopman wordt een irritante, ongeloofwaardige figuur. Zo zijn mensen en daarop inspelen heeft meer met manipulatie te maken dan met wetenschappelijk onderzoek. Een gotspe van de tijdschriftenuitgevers, maar een gotspe heeft altijd iets triests, omdat de bedrijver ervan zijn gehoor voor onnozel houdt. Maar het gehoor van de NOTU is niet onnozel. Het was uiterst pijnlijk om te zien hoe onze collega's tijdschriften uitgevers een slecht figuur sloegen tijdens de presentatie van dit onderzoek aan een zaal vol vakmensen. Wij hadden het dan ook kunnen laten bij een persoonlijk gesprek achteraf. Zo in de trant van "beste vrienden, dat hadden jullie toch niet moeten doen" en "kop op, volgende keer beter". Ware het niet, dat we ineens het visioen kregen van al die mensen buiten ons vak, die ook weten aan welke normen een goed onderzoek moet voldoen. Zakenmensen en politicr bijvoorbeeld. Die zouden verkeerde conclusies kunnen trekken. Dan wordt het vertrouwen in onderzoek aangetast, dan wordt het de media, de marketing en de reclame verweten dat onderzoek misbruikt wordt voor winst op korte termijn. Van die gedachte schrokken wij, want in een tijd waarin media en reclame zo in de publieke belangstelling staan, moeten wij alles doen om verkeerde conclusies te voorkomen. Daarom gebruiken we de communicatie capaciteit van dit dagblad om de lezer duidelijk te maken, dat binnen ons vak slecht onderzoek snel wordt herkend eif gesignaleerd; slechte verkoopmethoden ook. Centraal Bureau voor Courantenpubliciteit Amstel 224-226,Amsterdam

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1976 | | pagina 14