ultatuli als loofdpersoon in roman an Hermans een wandelaar die zijn dromen tekent DUW/KWA^G 31 JULI 1976 KUNST TROUW/KWARTET 15 Oudste portret van Eduard Douwes Dekker menten uit de Verslagen van de Parlementaire Enquêtecommissie het voor de NOS geschreven maar nooit opgevoerde televisiestuk „King Kong" Enerzijds heeft zulk historisch onderzoek bij hem altijd de functie van: relativeren wat voor waarheid wordt aangezien, ont maskeren dus. Anderzijds wil hij er mee aantonen dat we „in den blin de leven", niet wetend wat ons overkomt en zonder werkelijke kennis van het verleden. Herhaal delijk heeft Hermans er blijk van gegeven geen vertrouwen te heb ben in historisch onderzoek: „alle dingen die de geschiedenis overle vert zijn niets anders dan grote generaliseringen. Zo gauw je je in details gaat verdiepen dan stuit je op gebrek aan bewijs, alleen maar gebrek aan documenten, tegen strijdige uitspraken enz." Verdiept hij zich desondanks in verleden tijd dan is dat dus om ons ervan te overtuigen dat er geen waarheid bestaat en dat al onze zekerheden wanen zijn: „historie is romantiek van het toeval". Als Hermans zoals nu dus de historie van Multatuli's leven tot onderwerp van een boek neemt, feiten verzamelt, ordent, documen ten reproduceert, portretten af drukt (deze mensen hebben écht bestaan' wil dat zeggen), dan is paradoxaal genoeg zo'n boek exemplarisch voor zijn these dat de werkelijkheid niet gekend kan wor den. chaos is. alle „harde feiten" ten spijt. Bij voorkeur ontzenuwt Hermans dan ook heersende opvat tingen (dus: gebruikelijke interpre taties van feiten) want zodoende toont hij het illusoire van zekerhe den aan. Raadselachtig Dit alles neemt natuurlijk niet weg dat het in dit geval Multatuli is die als exemplaar van onze soort Her mans' mens- en wereldbeeld illus treert. „Multatuli is de enige Neder landse auteur die ik sinds mijn twaalfde jaar geregeld lees", schreef Hermans ooit eens. Het is uit bewondering voor de schrijver en uit behoefte om het raadselach tige dat aan hem kleeft te ontraad selen dat hij zich voor diens leven interesseert. Niet zonder passie maar natuurlijk wel zonder geloof in een voltooiing van de puzzel heeft Hermans grotendeels reeds bekende biografica bijeenge bracht. vooral met betrekking tot de zaak Lebak. Tine. Mimi. Dek kers menigvuldige liefjes, zoon Edu. het geld en de financiële zor gen De eerste vijfendertig jaar van Dekkers leven behandelt hij zeer summier. Het ware werk begint pas in Lebak en enkele jaren later met de Havelaar. Als raadselachtig be schouwt Hermans „wat nu wel zijn ware ambities zijn geweest", want schrijven beschouwde Dekker als een randfenomeen: „Het is de loop der gebeurtenissen die zijn schrij ven tot het hoofdfenomeen maak te. doordat er van al zijn andere plannen niets terecht kwam". De wijze waarop zich dat leven voltrekt presenteert Hermans als noodlottig. Kenmerkend is een zin netje als: „De manier waarop Dek ker de zaak aansneed, was tot mis lukken gedoemd blijkbaar, want het mislukte." Vanuit deze lakonie- ke distantie is het hele boek ge schreven Vanuit het inzicht dat wie gelijk heeft (of hebben wil) geen gelijk krijgt en dat wie geniaal is zijn oude dag buitenslands moet verslijten, vliegers oplatend .voor zijn aangenomen zoontje Alles op een toon van: zo gaat het. Stilis tisch dragen verschillende eige naardigheden (o.m. de tegenwoor dige tijd van vertellen) aan deze indruk bij en het leek soms of ik de stem van Jan Blokker hoorde bij een TV-documentaire van de VPRO. Het moet gezegd, dat deze Woonhuis van Dekker op Ambon bevoogdende vertelwijze vaak irri teert. Visueel, waar Hermans ont zaggelijk veel alinea's invoert, die heterogene feiten suggestief aan- eenbreien. lijkt het soms wel een royaal opgezet kinderboek. Tekenend Op andere plaatsen werkt de droge toon weer erg goed. zoals op het eind. als Hermans enige gebeurte nissen opsomt uit de tijd na Multa tuli's dood. Navrant en tekenend is dan het verhaal over Multatuli's pleegzoon Wouter Bernhold „Wouter Bernhold overleefde de Japanse bezetting van Indonesië en woonde tenslotte in Lawang, waar hij verbonden was aan het Bureau Tabaksinspectie Op een dag in augustus 1945 werd de bijna zeventigjarige pleegzoon van Multatuli uitzijn huis gehaald, naar het politiebureau van Amba- rawa gebracht en door republikein se Indonesiërs zodanig mishan deld. dat hij aan de gevolgen over leed (Bron: Nederlandse Rode Kruis). Als de wereld slot of zin had. zou een ander einde denkbaar zijn ge weest voor deze man. eenmaal de oogappel van de schrijver die Ne derland de ogen opende voor het feit dat de Indonesiërs mishandeld werden en die als eerste hun land een eigen naam gaf. Maar slot of zin heeft de wereld nu eenmaal niet. smakeloze ironie des te meer." „De raadselachtige Multatuli" is dat blijkt ook hier goed uit niet in de eerste plaats een boek over Multatuli (al komen we veel over- hcm te weten), en ook niet een boek over Hermans, maar het is alle reerst de uitdrukking van Her mans' levensbeschouwing Alle be schrijving van leven, of het nu ver zonnen of ooit bestaan hebbend leven betreft, heeft voor Hermans pas zin als „een soort gelijkenis, die past bij een bepaalde filosofie, bij een bepaald wereldbeeld" Ook ten aanzien van de door hem zo hoge lijk bewonderde Multatuli trok Hermans er de consequentie uit. Willem Frederik Hermans. De raad selachtige Multatuli. Boelen Uitge vers, Amsterdam. 1976. groot for maat, massa illustraties, 216 blz. 39,50 Sommige citaten haalde ik uit het uitstekende pas verschenen boekje van Frans A. Janssen. Over de don kere kamer van Damokles van Wil lem Frederik Hermans. Amsterdam. W.U.. 1976. Synthese-reeks, 88 blz. 9.50. ie de voorpagina van Time Magazine tekent, wordt je tekening gezien door lan tien miljoen mensen. Dit betekent dat je in één morgen meer mensen dan wanneer je je leven slijt met het houden van tentoonstellingen". iaarom is een ten- Hing nog niet weg: tot 5 Der is het werk van de Üie het bovenstaande de Belgische Parijze- WONlNOÏean-Michel (kortweg) GlESSENte zien in het Museum ns-Van Beuningen te Jam. En op die exposi- n tijdschriftomslagen of sties hij werkt(e) ook ustus 1976)rtune, The New Yorker, ess en Le Nouvel Obser- maar hoofdzakelijk elegen a»,?an noemt ••vrli" werk' gemeent? verkeerde aanduiding, 't Zou misschien beter zijn van over peinzingen te spreken. Folon's werk is sterk thematisch. Een zaamheid is zo'n thema. De eenzaamheid van de een tus sen veel anderen. De stad dus. Blokkendoosachtige bouwsels, aaneengerijde woon- en werktorens, ruines. Jungle tekeningen tussen dat vrije en ge 9.00 werk (illustratoren ,i immers als gebonden snaars aangeduid) is bij pectie de eigenlijk geen verschil. ziin tekeningen voor aden zijn over het alge- vrij en als hij illustreert ■m bij voorbeeld of Lewis zijn die illustraties niet ^^^ld strak aan het geschre- ^^^^ebonden maar veel meer por geïnspireerde droom- in. „Tekenen", zegt Fo- s wandelen door de stra- n grenzfc er het leven bekijken, tigen die de verbeelding 1, beginnen dan op het te leven. Ik ben een die zijn droom aan wil meedelen". In dit dromen meer een De jungles van de steden noemt hij dat zelf. Daarop fan taseert hij dan door. Van Jungle komt hij dan eens in zijn werk voorkomen de pijlen, „de eerste uitvin ding van de mens om zich te verdedigen. Maar nu moet je je verdedigen tegen de pij len. .In de Middeleeuwen had je alleen maar een paard nodig om van het ene punt naar het andere te gaan. Te genwoordig hebben we meer dan duizend pijlen nodig om van Parijs naar Brussel te gaan". Die pijlen bedoelt hij dus. Op zijn tekeningen en aquarellen komen ze uit de hoofden van vreemde star-kijkende Del- vaux-achtige mannetjes-in- overjassen en ze omwoekeren. wurgen, vernietigen hele ste den. Steden in een wereld, die ergens tussen de nuchtere waarneming en uiterst per soonlijke ervaringen inligt. En. heb ik ervaren, daar dring je bij deze kunstenaar niet ge makkelijk in door. 't Lijkt me een figuur die vastbesloten is zijn eigen geheimen te bewa ren. Telkens als je denkt even een direct contact te maken, word je weer afgestoten. Ik zou me kunnen voorstellen, dat Folon's bladen voor veel mensen tocht iets cartoon achtigs hebben. Ze doen soms aan de beroemde Amerikaanse tekenaar Steinberg denken. Over het algemeen staat het me tegen op deze manier te vergelijken, maar hier kan het omdat Folon zelf het steeds over hem heeft. Zijn bewonde ring voor Steinberg kent geen grenzen, hij stelt zelfs dat er bij tekenaars van zijn generatie (hij is van 1934) altijd iets zal ontbreken als ze niet door hem beïnvloed werden. Manierisme Omdat hij volgens hem o.a. de tekeningen bevrijd heeft van een maniëristisch verleden. Maar in zo'n geval moet je na tuurlijk wel weer gaan oppas sen voor een nieuw manieris me. Of voor het vastlopen in allerlei alleen-maar-vondstjes. Links: Folon: „Menigte" Rechts: Folon: „Decem ber", ets en aquatint, 1972 Onder: Een aquatint uit de Rechtsonder: Jean Michel Folon een pen als staf. Dat heet dan „Gisteren". Het blad Morgen" laat hetzelfde bisschopje zien, die nu wat angstig terugdeinst voor een monsterachtige, op handen en voeten kruipende ballpoint. Maar dit soort aan schouwelijke grapjes zijn uit zonderingen bij Folon. Meestal maakt hij niets direct duide lijk. Welke kant moet je bij voorbeeld uit met de grafiek serie (aquatint) „De ronde ruï nes"? Surrealistische fantasi eën. die je. door de maatschap pij-kritische en meermalen ook de cartoon-achtige aanpak van veel van zijn andere werk. naar een clou doen zoeken. Vooral als je niet weet. dat deze reeks is geïnspireerd door een novelle van Jorge-Luis Borges. En als je dat wél weet en dat verhaal zou kennen, zou je nog maar weinig geholpen zijn. Want het zijn voor mijn gevoel Folon's overpeinzingen over de wereld, waarin hij leeft, over de mensen om hem heen en vaak ook vooral over zichzelf. Dagelijkse werkelijk heid. hersenschimmen, absur diteiten, symboliek, door en naast elkaar. Moeilijk „lees baar" - hij gelooft zelf dat de mensen iets heel anders in zijn tekeningen zien dan hijzelf maar toch geliefd bij een zeer groot publiek. Want tijdschrif ten als de hier eerder genoem den, al kunnen ze zich heel wat veroorloven, zijn toch uiterst zuinig op hun lezers. En Folon daarentegen is er weer het type niet naar om zich in een be paalde hoek te laten drukken Over het gevaar toch weer te worden opgenomen door de maatschappij die je bekriti seert, zei hij eens in een inter view in het Franse blad „Figa ro": „Vanaf het moment waa rop Time Magazine een omslag vraagt waarop ik me vrijelijk mag uitdrukken, en die ron duit polemisch, satirisch is. en door miljoenen mensen wordt gezien, is het dan Time die zich weer van mij meester maakt, of ben ik het die mij weer meester maak van Time Populair Hoe dan ook, er is grote vraag naar Folon's werk. je kunt hem dus zonder meer een populair kunstenaar noemen Maar zijn werk is dat. in diezelfde, wat beperkte betekenis van dat woord, zeker niet. Folon scho telt de beschouwers eigenlijk vaak onduidelijkheden voor en dwingt hen als het ware daaro ver toch na te denken. En hoe wel de meeste van zijn bladen samengesteld zijn uit op zichzelf herkenbare elemen ten, krijgen ze in hun samen hang iets raadselachtigs. Ik weet niet of dat iets te maken heeft met een psychisch auto matisme („Voor je ogen ont staan de beelden. En deze rea liteiten worden je eigen werke lijkheid. Die kun je niet verkla ren"). 't lijkt me ook geen op zettelijke vervreemding. Veel van dit oeuvre blijft verborgen. En toch „populair"; en dat zal dan wel te danken zijn aan de „schoonheid" van dit werk, de prachtige ingehouden kleur, de levendige en sprankelende opbouw (compositie), de ron duit puur estetische uit- en afwerking, de nauwkeurigheid soms op het pietepeuterige af waarmee Folon alles doet. En als hij de menselijke te kortkomingen signaleert doet hij dat niet. in een boosaardige zie-je-nou-wel-dat-heb-Je-aan- jezelf-te-danken stijltje, maar sterk relativerend en vaak ook een tikje droevig, niet huilerig, maar meer op een wat verwon derde clowneske manier. Een manier, die waarschijnlijk is voortgekomen uit een waa rachtige betrokkenheid; kri tiek. die gebaseerd is op een niets ontziend zelfonderzoek. En als je. aan de hand daarvan, je visie op mens en maatschap pij samenstelt, wil er nog wel eens wat mildheid over je komen zijn naschrift lijkt Willem Frederik Hermans even de indruk wekken dat men zijn boek „De raadselachtige Multatuli" beschouwen als een poging tot levensbeschrijving. Wie dat raakt naar mijn overtuiging niet de kern van dit boek. Er ongetwijfeld Multatulianen opstaan die Hermans' voor van zaken willen bestrijden en dat er zoals altijd veel te bestrijden valt daar twijfel ik niet aan maar zij misleid door het gedocumenteerde voorkomen van het Zoals bij Folon „de dich ter". die in de stralen van de zon klimt of „de kunstenaar" met de pen als speer in de aanslag. Of de ganzeveder, die geknield ligt voor een bisschop met een kroontjes-pen- hoofdje, een pen als mijter en werkelijkheid te weten kunnen ko men. Het is sterk om deze boodschap mee te geven uitgere kend aan een arrangement van do cumenten en foto's, maar zoals Betlem in Raster (V/2, zomer 1971) knap heeft betoogd het lukt Hermans. Parabel Welnu, het nieuwe Multatuli-boek is geen biografie, is geen verkapte autobiografie, maar is de illustratie van Hermans' mensbeeld aan de hand van documentatie betreffen de Multatuli. Het is een roman ge worden met Multatuli als hoofdper soon en zoals elke roman van Her mans op te vatten als een parabel. Vanuit dit gezichtspunt vervallen verschillende bezwaren die tegen het boek kunnen worden inge bracht. Al vaker heeft Hermans zich in historisch onderzoek begeven. Hij maakte, bij voorbeeld, van frag- o.a. afdei ontstaan van G. Kruis is al gesuggereerd dat dit Multa- Ji-album veeleer een verkapte au- piografie is. Hermans voelt zich p Multatuli aangetrokken omdat beider situatie min of meer fcntiek zou zijn. Net als Multatuli j voorbeeld is Hermans een indi- Bualist wiens opvattingen niet Tioord worden. Zat Multatuli niet het eind van zijn leven in Duits- hd, en schrijft Hermans dit beeld- Irhaal niet vanuit Parijs? Er zijn f 1 aanwijzingen voor zulk een vi- (onderaan p.75. haast gênant). Jaar ook op deze manier geloof ik Bt „De raadselachtige Multatuli" %t zijn opzet betreft wordt mis- •staan. Iterlijk vertoont het boek enige rereenkomst met Hermans' „Fo- fbiografie" (1969). Dat leek een rcommentarieerd, narcistisch fo- falbum. maar vormde in feite een lort beeldroman, vervaardigd van fcthentiek materiaal, die moest laten zien" wat uit heel Hermans' [erk spreekt, nl. dat wij leven in sadistisch universum en dat j nooit de waarheid omtrent onze

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1976 | | pagina 15