baastachtig goad
let fascinerend wereldbeeld
an Arthur van Schendel
Schiedams museum vol dieren
De waarheid omtrent
Van de Waarsenburg
L
en
jm
/KWARIDAG 24 JULI 1976
KUNST
TROUW/KWARTET 15
verpleeL
Petein drietal bronzen van Theresia van der Pant
Helpenf
tdoor
de heer
ir, tel.
door G. Kruis
Dieren. Ze zijn er in vele
soorten, maten en mate
rialen. Duif en adelaar.
Kat en muis. Ooievaars,
kikkers en insekten (met
vergrootglas zelfs). Ha
zen en schildpadden. Ze
boes. zwanen en zwijnen:
in het Stedelijk Museum
van Schiedam op een
grote tentoonstelling die
zeer gevarieerd gewijd is
aan het dier in de kunst.
..Beestachtig goed" heet die
manifestatie, 'n beetje kreet-
achtig, dat wel. maar toch
ook wel weer leuk gevonden.
En ze hebben het waar ge
maakt. Ik gebruikte dat ..ma
nifestatie" omdat het niet zo
maar zonder meer een
uitstalling is van dieren-
portretten. Die vormen, na
tuurgetrouw. romantisch, ko
misch, weliswaar de hoofd-"
moot, maar daarnaast is er
ook veel aandacht besteed
aan het door toedoen van
de mens lijdende dier. Van
daar dat er bov?n een zaal is
ingericht met informatie
stands van een vijftiental or
ganisaties. die zich met de
problematiek daarvan bezig
houden.
'n Effectief idee. dat een goe
de. want veelzijdige, sociaal-
culturele. tentoonstelling op
leverde. niet alleen voor
kunst- maar vooral ook voor
dierenliefhebbers.
Magisch
f'ik - w -
pry?/ -• -
L'- w
f,r
J»U.yj**-''*"*
Leeuw" van Lisa Larson (Gustavberg aardewerk)
Het dier in de kunst, 'n lange
geschiedenis. Sinds het Jong-
Paleolithicum, toen de homo
sapiens zich enigszins
trachtte te handhaven te
midden van enorme dieren
als mammoeten, bizons, mus
kusossen. holenberen. wilde
paarden en sabeltandtijgers,
heeft de mens zich tijdens
alle culturen, steeds weer, zij
het uit zeer verschillende
oogmerken, bezig gehouden
met het afbeelden van die
ren. Wat we nu met een een
voudig verzamelwoord
„kunst" noemen, was in de
late ijstijd en nog vele dui
zenden jaren daarna een ma
gische. een religieuze aange
legenheid. Jagersvolken
dachten een bepaalde macht
over het dier te krijgen door
het af te beelden. Sommige
historici gaan zelfs zo ver te
veronderstellen, dat het dier
ook nog op een andere ma
nier aanleiding tot „kunst"-
beoefening is geweest. De ja
gers. zo wordt gesteld, die op
hun tochten de sporen van
het wild, afgedrukt in de
grond, moesten volgen, zijn
er daardoor misschien wel
toe gekomen hun eigen han
den in diezelfde grond af te
drukken. Een logisch gevolg
daarvan zou het trekken van
lijnen zijn, met klei of mod
der. op de grond of op een
rotswand, lijnen, die later tot
contouren werden van een bi
zon, een paard, een hert of
een mens
Rien Poortvliet: „Vos met prooi (fazant)" aquarel
'n Museum vol dieren, 't Be
gint. direct bij de deur al, met
een groepje figuurzaagbees
ten „van weleer" zonder
dit soort nostalgische extra-
tjes schijnt het niet meer te
kunnen - en dan, in de eerste
grote zaal een paar enorme
doeken van nog-nét-
negentiende eeuwers als Lil-
jefors en Kühnert, roman
tische impressies met even
lange titels - „Vechtende wi
senten in het woud van Bia-
lorwieza in Polen" als de
schilderijen groot zijn. Maar
wel lekker gedaan en voor
al voor de dierenliefhebbers
imponerend. Iemand zei
maar dan wel bij een van
Rien Poortvliets schilderijen
(niet iedereen kijkt kennelijk
televisie): „Zo kunnen ze het
tegenwoordig niet
meer
Een oude meester..
Afgezien van Poortvliets in
lijving bij de „oude mees
ters" is er nog heel wat te zien
op deze expositie dat bezoe
kers met een dergelijk oor
deel verbaasd zal doen staan.
Ze kunnen het nog best te
genwoordig. Erg veel ge-
woon-fijne grote en kleine
beelden bijvoorbeeld, van,
zomaar een paar namen. The
resia van der Pant (die bi
zons. prachtige brokken
kracht). de beweeglijke
stiertjes en stierenvech-
tertjes van Ek van Zanten, de
veelsoortige dieren, die Jan
de Winter weet te betrappen
in hun meest karakteristieke
houdingen. En wie maakt er
nou een beeldje van zo'n raar
hangbuikzwijn: Julia Ver-
schuer deed het en het is een
gaaf juweeltje geworden. In
de grote zaal boven een paar
dier-specialisten, zoals Arja
van den Berg. Sonja Dwin
ger. Isa van der Zee en. vooral
niet te vergeten. Marleen Fi-
lius met enkele van haar
langzamerhand befaamde
koeien. En. zomaar tussen
door. onverwachts een man
met een pad van Kokoschka.
Afgrijselijk
„Wat we met dieren doen
doen we vroeg of laat ge
traind afgestompt als
we zijn ook met elkaar
Deze en andere teksten uit
„Een dier kan duizendmaal
sterven" van dichter-
dominee Hans Bouma, bege
leiden Trubbiani's „Diverse
vogels in afschuwelijke en
tourage" (nu eens een Itali
aans protest tegen de vogel-
moord) en het afschrikwek
kende werk van Velièkoviè,
een fel tegenstander van vivi
sectie. 't Zijn een soort
technische tekeningen, maar
in plaats van een door men
sen gebouwd apparaat be
treft het dan levende, lijden
de dieren, die keurig per on
derdeeltje genummerd, „ge
demonteerd" worden. Afgrij
selijke verbeeldingen, die een
felle aanklacht zijn tegen de
soms bijna vanzelfsprekende
en werkelijk technisch-koele
manier waarop dieren steeds
weer gebruikt worden. En
heel dikwijls nog niet eens.
zoals dat zo fraai heet, tot
heil der mensheid.
Op de informatiemarkt
wordt daar nader op inge
gaan en daar zijn foto's te
zien. waaraan geen bewogen
fantasie te pas kwam, maar
die zonder meer tonen waar
toe mensen tegenover dienen
in staat zijn. Gelukkig dat er
zoveel andere mensen zijn,
die iedere gelegenheid aan
grijpen om zich daartegen te
verzetten. Zoals deze ten
toonstelling, die daarnaast
ook veel plezierigs te bieden
heeft En daarvoor is ieder
hoekje en gaatje benut, alles
staat en hangt vol, tot de
kapel (aula), de trappehuizen
en zelfs de garderobe toe. De
kelder trouwens ook: daar is
een inzending te zien van
Gustavsberg aardewerk. Die
(Zweedse) fabriek bestaat 150
jaar en ter gelegenheid daar
van is er nu. in de Zonnehof,
Amersfoort, een grote exposi
tie over Zweedse vormge
ving.
Schiedam pikte daar een
graantje van mee. En zo geeft
een gezellige grote ronde aar
dewerkleeuw. waar de majes
teit nu niet bepaald afdruipt,
de weg aan naar beneden,
waar nog een heleboel andere
geestige aardewerkdieren
van Lisa Larsen en een grote
serie eenden en glaswerk
uiteraard met diermotieven
van Paul Hoff getoond
wordt. Dan nog een zaal. die
gewijd is aan de Tsjechische
illustrator Mirko Hanak, die
almaar beesten tekent. Films
zijn er ook, dagelijks, om drie
uur: „Pan" van Herman van
der Horst. „Het bijstere land
van de Veluwe", „Butterfly
1975 RIP" en films van het
Wereld Natuur Fonds. Zelfs
aan de allerkleinsten is ge
dacht: iedere woensdagmid
dag om half vier een voorlees-
halfuurtje in de aula. Dat al
les in het Stedelijk Museum
van Schiedam. Een to
taalpresentatie om het zo
maar eens te zeggen. Tot 9
augustus. Echt een keer
gaan!
J. van Doorne
jiur Francois Emile van Schendel werd in Batavia op 5 maart 1874 geboren
Iverleed te Amsterdam op 11 september 1946. Hij heeft een groot aantal
ken geschreven waarvan er verscheidene gerekend worden tot de toppunten
de Nederlandse literatuur.
eerste werk „Drogon" verscheen in 1896.
is een middeleeuwse roman die ogenblik-
k de aandacht kreeg van twee zeer be
de Nederlanders: Willem Kloos en
lons Diepenbrock. De beschouwing van
katste verscheen als „Een woord vooraf"
e tweede druk van de genoemde roman.
Kloos een scherp en juist oerdeel had,
Ijst wat hij, die zo fel veroordelen kon en
op uit was. de Nederlandse literatuur te
pren van negentiende-eeuwse romantiek
'weperij, over „Drogon" schreef. Men kan
torte beschouwingen vinden in „Nieuwe
ratuurgeschiedenis" deel III. Het eindigt
)e schrijver hoeft maar zo door te
'.an. niets willende geven dan wat
Ij voelt dat zó goed is, als hij op het
enblik kan maken ihoe ouder hij
>rdt. hoe meer hij zal leren zien en
grijpenen dit boekje, dat op
hzelf reeds een meesterstukje is.
I de eerste afspiegeling blijken te
|jn van een oorspronkelijk talent.
(óf in later tijd waarschijnlijk naast
wordt (e allerbeste genoemd zal kunnen
iatigetorden. Hij zorge er slechts voor al-
Ijd te blijven wat hij is: ernstig en
tcht
gvar,ttand
ions Diepenbrock neemt wat meer af-
en gaat diep in in de dramatiek en
ïlematiek van „Drogon" dat het grootste
ïia van Van Schendels werk reeds in aan-
Jrertoont: het probleem van schuld, zonde
Vdoemdheid. Hebben de Grieken hier al
i mee geworsteld? Hun Moira is er de
""ganger van.
(leiding tot het schrijven van dit artikel is
uitkomen van het eerste deel van „Verza-
i werk" van Van Schendel. Deze uitgave
Itist een grote moed van de uitgever. Van
tiendels verzameld werk is zeer omvangrijk
het is bepaald niet populair.
is altijd moeilijk, een literator van for-
in te delen, hem een plaats te geven
l^^en een bepaald gebied, een duidelijk in
gebedde stroming. Alleen al het feit dat een
auteur een ontwikkeling doormaakt en dus
ver van het eerst ingenomen standpunt kan
geraken, doet ons dit beseffen.
Nu was Van Schendel van de aanvang af
beslist geen naturalist. Het ging hem van
meet af aan niet om het slechts laten zien en
horen van het bestaande of om schoon taalge
bruik alléén. Hij was ook niet een realist
zonder meer. Achter al zijn werk zit een
gedachte, een idee. Om die gedachte, die idee
schreef hij.
Nu heeft men hem wel een neo-romanticus
genoemd. Daar was beslist enige reden toe.
Zijn eerste werken en vooral „Een zwerver
verliefd" en „Een zwerver verdwaald" gaven
daar inderdaad aanleiding toe. Maar dan ook
slechts „enige". De late middeleeuwen gaven
hem de gelegenheid, kleurrijke, dramatische
en bewogen scènes te beschrijven. Van
Schendel was een groot taalkunstenaar en
een groot stilist. Hij beleefde ongetwijfeld
grote vreugde aan de schoonheid van zijn
woordgebruik. Maar nooit heeft hij op de
wijze van de impressionisten geschreven. Zijn
taal kent een strenge orde, een bij alle weelde
van het zo beeldend beschrevene, bijna noté-
rende stijl. Van Schendel mag dan ook niet
gezien worden als een neo-romanticus. Zijn
werk. evenals dat van Couperus en Vestdijk,
vormt een eigen gebied, een eigen revier in
het grote landschap der letteren.
Ik wees even op het grote thema dat een
belangrijk deel van zijn werk kenmerkt: het
menselijk noodlot.
Calvinistisch
Van Schendel heeft zelfs een drietal romans
geschreven die Menno ter Braak zag als een
trilogie. „Een Hollandse tragedie" Het eerste
boek ervan heet „Een Hollands drama", het
tweede „De rijke man" en het derde „De
grauwe vogels". Zij worden ook wel zijn calvi
nistische romans genoemd, omdat zij in een
calvinistisch milieu spelen en zich bezighou
den met de „doem" die over mensen en ge
slachten schijnt uitgespreid. Van Schendel is
daarop wel aangevallen. Hij zou het calvinis
me niet begrepen hebben. Ik geloof dat hij
inaerdaad het calvinisme niet begrepen heeft.
Maar wie zal het calvinisme wèl begrijpen?
Het is onder de vele theologieën van de aarde
wel één van de moeilijkst doorzichtige. Het
begrip noodlot (Moira) is erin belichaamd als
een eeuwig raadsbesluit Gods dat nog vóór de
mens geboren is, hem heeft verkoren of ver
worpen. Maar daarbij leert het ook een vrij
genade-aanbod. Het leert dat alle geluk en
ongeluk als uit Gods vaderhand tot ons komt.
maar óók dat er een verderver is die de gehele
schepping schendt, uit welk verderf Gcd de
mens redden wil.
Van Schendel is daar niet uitgekomen. Nu
heeft Simon Vestdijk in een essay erop gewe
zen („Muiterij tegen het etmaal", deel I) dat
de figuren in de genoemde romans eigenlijk
niet ondergaan door hun calvinisme, maar
door hun ongetwijfeld hoogstaande burgerlij
ke moraal die weliswaar verweven is met hun
calvinistisch geloof maar er per definitie niet
van kan worden afgeleid. Vestdijk was nu
eenmaal niet zo'n „calvinisten-vreter" als Ter
Braak.
Toch moet ik zeggen, dat Ter Braak over de
trilogie een schitterend essay geschreven
heeft. Hij wijst erop dat de tragische hoofdfi
guur van „De grauwe vogels" die een ongelo
vige is, niet een rancuneuze, wraaknemende
ongelovige is. maar iemand die echt niet kan
geloven, hier bedoeld als iemand die het calvi
nisme niet kan aanvaarden Ter Braak noemt
hem een Job. wat bewijst dat Ter Braak maar
weinig van Job begrepen heeft. Maar dat doet
er hier niet verder toe.
Noodlot
Het lezen van Ter Braaks essay maakt duide
lijk, dat Van Schendel heel wat dichter bij
Sartre staat dan wel gezien wordt. De hoofdfi
guur van „De grauwe vogels" kan in het
noodlot geen enkele zin ontdekken, maar hij
aanvaardt het als „zijn" lot. En hij kiest zijn
eigen moraal het doen van goed. het liefheb
ben. Hij heeft zichzelf op aarde gevonden,
men kan zeggen, dat hij in dit leven „gewor
pen" is en nu maakt hij er naar eer en geweten
van. wat hij meent dat hij ervan maken moet.
Hij kiest zonder God voor de liefde.
In dit inleidende artikel heb ik uiteraard lang
niet alle ontwikkelingen in het werk van Van
Schendel kunnen aanraken. Maar ik meen
door R. L. K. Fokkema
,,Een van de meest authentieke dichters, een van de be
langrijkste onder de jonge dichters, een van de belangrijkste
verschijningen onder de nieuwe dichters", aldus wordt Hans van
de Waarsenburg (geb. 1943 te Helmond) getypeerd door flap-
tekstschrijvers. In de inleiding tot de verzamelbundel „Powezie
61/69" verklaart Simhoffer dat hij behoort bij de beste dichters
die ons taalgebied de laatste tien jaar heeft opgeleverd. Bij
zoveel waardering valt het niet moeilijk enige argwaan te koeste
ren; de waarheid is dat hij een van de meest produktieve is,
kortgeleden verscheen zijn tiende bundel.
Arthur van Schendel
toch wel. dat in „De grauwe vogels" Van
Schendels filosofie en zijn ethiek heel duide
lijk gestalte hebben gekregen.
In het eerste deel van de „Verzamelde wer
ken" van Van Schendel, in totaal acht delen,
zijn de navolgende werken opgenomen: „Dro
gon", „Minnebrieven van een Portugese Non"
(vertaling). „Een zwerver verliefd", „Een zwer
ver verdwaald". „Maneschijn", „De vreemde
lingen", „De minnaar", „Shakespeare". „De
berg van dromen" en „De mens van Naza
reth". In een „Verantwoording" wordt de le
zer uitvoerig over het beleid van de redactie
van het gehele werk ingelicht. De uitgever
vraagt in een „Oproep" allen die wellicht
kunnen bijdragen tot de vervolmaking van
het werk, eventueel beschikbare brieven of
ander gegevens, aan de redactie toe te
zenden.
Arthur van Schendel: ..Verzameld werk". Deel
I. Aantal pagina's 789. Gebonden. Redactie van
C. Bittremieux, tlrs. F. P. Huygens, drs. H. A.
Huygens-Wijma. Corinne van Schendel, drs.
H. P. G. Scholten, C. Vergeer en B. W. E.
Veurman. Aan het eerste deel is een kleine
bundel beschouwingen over het werk van Van
Schendel toegevoegd, waarvan ik een dankbaar
gebruik heb gemaakt. Prijs bij intekening tot
en met het verschijnen van het tweede deel
360,-. Daarna 450,-. Bij Meulenhoff Neder
land, Amsterdam.
Wellicht ter ere daarvan heeft de
uitgever Nijgh Van Ditmar de
bundel "Verschrikkelijke winter"
een co-produktie doen zijn. Gèr
Boosten zorgt voor tekeningen en de
dichter voor gedichten. De poëzie
van Van de Waarsenburg onder
scheidt zich van de poëzie die zijn
generatiegenoten schrijven. Tame
lijk partijdig meent Simhoffer dat de
poëzie zich onderscheidt van de
„kauwgom-kleurige romantiek van
sommige van zijn generatiegeno
ten". Een jury die Van de Waarsen
burg gemeend heeft de prijs van de
Jan Campertstichting 1973 te moe
ten geven, deelt mee dat de poëzie
zich onderscheidt „van de zich vaak
in ironie buiten schot houdende ver
skunst van velen zijner generatiege
noten." De juryrapportschrijver zou
eens moeten uiteenzetten hoe ironie
ooit uitgelegd kan worden als een
zich buiten schot houden.
Misverstand
De waarheid is dat de poëzie van
Van de Waarsenburg zich onder
scheidt van poëzie die betrokken
heid met de wereld niet zo overdui
delijk laat blijken als Van de Waar
senburg doet. Het misverstand is dat
duidelijkheid als een poëtische
deugd wordt gezien, en dat de direc
te confrontatie met de wereld of het
leven, al is het dan ook maar de
eigen wereld of het eigen leven. Alsof
de wij-mentaliteit als zodanig betere
poczie zou opleveren dan de ik-
mentaliteit. En zelfs; alsof de ik-
categorie niet zou kunnen staan voor
cje wij-categorie. Welk een onzin.
Er dient nog een misverstand aange
stipt te worden. Van de Waarsenburg
heeft de pretentie met zijn poëzie de
ogen te openen voor het leed en de
ellende in de wereld. In een interview
verklaarde hij: „Ik heb er schijt aan
of de literaire critici mijn poëzie
mooi of lelijk vinden, het gaat om de
confrontatie met de realiteit." Alsof
niet elke dichter deze confrontatie
aangaat en alsof de critici nog zou
den werken met criteria als mooi en
lelijk. Zo esthetisch zijn ook die niet
meer; het gaat erom of iemand die
van zijn vak poëet is goed of slecht
werk aflevert Het laat zich raden
hoe het oordeel over het werk moet
luiden, als de maker ervan zelf al
zegt „Niet dat powezie nu zo belang
rijk is" (de titel van een bundel uit
1969). Of zou een zodanige uitspraak
toch enige ironie inhouden?
Het is te hopen, anders valt niet te
verklaren dat Van de Waarsenburg
maar doorgaat met het publiceren
van zijn poëzie Wie zijn werken aan
de verbetering van de wereld zo laat
dunkend aanduidt, zal de verbete
ring niet erg ter harte gaan. Wie het
meent, doet zijn best, ook al weet hij
dat het allemaal weinig uithaalt.
Maar ook dat besef ontbreekt bij
deze dichter, die vooral de mening
lijkt toegedaan dat overschreeuwen
overtuigen betekent. Weliswaar wint
die mening veld in het openbare le
ven. in de literatuur gaat het er Juist
om die vorm te vinden die de visie
overtuigend maakt.