>olitie mist steun wetenschap
v
Gespannen sfeer rond bouw
academische ziekenhuizen
Ier
m
Klimaat verandert
slechts langzaam
ok Amsterdamse hoofdcommissaris Sanders vraagt om meer personeel
Staatssecretaris Klein ligt overhoop met Utrecht en Leiden
luim
I
iL1H!
I
Si
ÏE
i
Q
9
Ruimtevaart en historie
JW/KWi
-J—
/VA—
-t)AC
iAG 24 JULI 1976
BINNENLAND
TROUW/KWARTET 11
der
a A
loor Leo Kleyn
fcTERDAM In een onlangs aan de minister van binnenlandse
in aangeboden nota vragen de burgemeesters van de vier grote
en (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht) om een
feiding van de gemeentelijke politiekorpsen met in totaal ruim
l man. De korpsen gaan, volgens de nota, gebukt onder een
irt aan mankracht „dat zich op elk uur van de dag doet
leien, de spankracht verlamt en de slagvaardigheid ondermijnt
jij bestuurderen en burgerij gevoelens van onveiligheid aanwak-
ische
ve
at
i
II
re
Dep om meer politie is bepaald
nieuw. De Amsterdamse hoofd-
pissaris van politie Th. C. J. San-
sinds de bevrijding bij de politie
taam, zegt dat hij het in die der-
lar nog nooit heeft meegerffaakt
net korps op volle sterkte was.
Indanks gelooft hij dat het in
(erdam bij zijn pensionering, in
wel het geval zal zijn. „Dat is dan
rdaad een unicum, ja".
Iers heeft een belangrijk aandeel
in de samenstelling van de no-
het begeleidende persbericht
geconstateerd dat „de politie-
onvoldoende zijn geëqui-
om de toenemende criminaliteit
rreur te bestrijden". Dat wekt de
dat het de politie er voorname-
te doen is op grotere schaal op
idigers en terroristen te gaan
in gesprek over de wenselijkheid
lerkte van de politiekorpsen op te
en, haast Sanders zich die indruk
[te nemen. Hij blijkt er niet zo
kkig mee te zijn dat in het
bericht (afkomstig van het bureau
lichting van de gemeente Amster-
de noodzaak tot uitbreiding van
lolitie onbekommerd in verband
(t gebracht met criminaliteitsbe-
lling. „Een tekort aan personeel",
•hij, „werkt mee aan de verhoging
de criminaliteit. Maar er zijn meer
&ken voor criminaliteit".
Itie-optreden". aldus de Amster-
se hoofdcommissaris, „is een van
actoren die de criminaliteit kan
j verminderen. Je kunt het oplos-
'spercentage omhoog brengen,
politie betekent een verhoging
pakkans". En ik geloof alleen
„pakkans". Er is geen sprake van
je de criminaliteit zou kunnen
•eien. Het zal altijd zo blijven dat
xoofd en gemoord wordt, ook als
jewenste sterkte van een politie
ks bereikt zal zijn".
efbaar
gens Sanders is de politie er niet in
ïerste plaats op uit misdadigers te
:en. „De voornaamste taak van de
■ie is ervoor te zorgen dat het
in de stad leefbaar is, dat men
veel over de schreef gaat. Die
beperkt zich dus tot een zeer
tene. Daarnaast is er plaats voor
aantal politiemensen dat meer
al gericht werk doet. Daarbij valt
nken aan de wijkagent, aan de
inpolitie, aan milieu-gericht poli-
irsoneel".
Wat het Amsterdamse korps betreft,
is de vraag naar meer politie, naar
Sanders zegt, zeker ook ingegeven
door de behoefte deze tweede. ..zach
te" categorie te versterken. Als het
instituut van de wijk- of rayonagent
tot dusver nog niet erg van de grond is
gekomen, is dat volgens de hoofdcom
missaris te wijten aan het nijpende
personeelsgebrek.
Er wordt wel gezegd dat de politieman
voor dat „sociale" werk ook niet is
opgeleid. Sanders erkent dat vol
mondig. zegt zelfs dat hij dat ook niet
betreurt. In zijn visie moet de jonge,
beginnende politie-agent zich richten
op de primaire politietaak, het „leef
baar houden van de stad", en is het
wijkagentschap weggelegd voor de
man die er al een aantal jaren bij de
politie op heeft zitten.
„In het algemeen", zegt hij. „moet de
wijkagent een wat oudere man zijn.
Hij moet wat meer levenservaring
hebben, wat meer achtergrond. De
praktijk leert dat uit de kring van
geworvenen die sociale groep, die zich
aangetrokken voelt tot wat ik maar
„aaien" noem, dat die groep daar ook
uit voortkomt". Dat lijkt er een beetje
op alsof Sanders die wijkagent als een
tegen zijh pensioen lopende brigadier
ziet Maar zijn „wat oudere man" kan
ook pas dertig zijn. „Er lopen al agen
ten van negentien jaar op straat. Op
hun dertigste hebben die toch al elf
jaar straatervaring".
Sanders constateert ook dat er onder
de jonge agenten, althans in Amster
dam. weinig animo is voor de „zachte"
sector. Ze voelen zich meer aangetrok
ken tot het flitsende werk dat ze ook
in de wervingsadvertenties wordt
voorgespiegeld. „Jonge mensen", zegt
hij vergoelijkend, „hebben nu een
maal een zekere mate van agressivi
teit".
Daarmee herhaalt hij bijna letterlijk
wat hij twee jaar geleden, aan de voor
avond van zijn benoeming tot chef
van het Amsterdamse politiekorps, in
een interview met de Haagse Post zei:
„Agressief is voor mij een beladen
woord, maar een goeie mate. een ver
antwoord soort agressiviteit moet elke
politieman eigenlijk hebben".
Objectieve sleutel
Over de inhoud van de hulpverlening
die de politieman moet bieden, heeft
Sanders ideeën die afwijken van de
opvattingen die op z'n minst een van
zijn collega's in de grote steden
huldigt.
meer politie wordt gevraagd, gebeurt
dat op grond van „traditionele argu
menten". Dat het in Nederland aan
wetenschappelijk onderzoek van het
politiewerk ontbreekt, ligt volgens
Sanders minder aan aan de politie dan
aan de wetenschap. „Die instituten",
zegt hij, ..zijn het enige, maar dan ook
wel het enige, waarom ik de Ameri
kaanse politie benijd."
De Amsterdamse hoofdcommissaris
acht het geenszins uitgesloten dat on
derzoek ook hier zou uitwijzen dat de
begeerte naar kwantitatieve verster
king van de politiekorpsen als achter
haald moet worden beschouwd. Hij
constateert slechts dat de Neder
landse politie het zonder die rugdek
king van de wetenschap moet stellen.
Daarbij heeft hij zo het idee dat de
wetenschappers niet etg warm lopen
voor een instituut dat er in de laatste
plaats op uit is de maatschappij op
haar grondvesten te doen schudden.
De politie zou natuurlijk het verwijt
gemaakt kunnen worden zich niet al
te zeer voor „pottekljkers" te hebben
opengesteld. Volgens Sanders komt
daarin in elk geval verandering. „Wij
willen", zegt hij, „wat meer toenade
ring zoeken tot de wetenschap. Ter
verbetering van de methodieken wil
len we derden in de keukenkastjes
laten kijken. Onlangs is bij voorbeeld
al de Stuurgroep sociaal
wetenschappelijk onderzoek politie
opgericht. Die gaat zich onder meer
bezighouden met de relaties tussen de
politie en de maatschappij. Er is dus
wel wat aan het veranderen."
Grimmigheid
Th. C. J. Sanders: unicum
De (naar verondersteld mag worden
ook op oudere leeftijd) niet van een
„verantwoord soort agressiviteit" ver
stoken politieman hoeft het naar de
mening van Sanders niet tot zijn taak
te rekenen kleedjes te kloppen of de
deur te openen van een huis waarvan
de bewoner de sleutel vergeten heeft.
Klachten over gebrek aan „service"
die zijn Haagse collega dr. C. N. Peijs-
ter recentelijk uitte, komen de
Amsterdamse hoofdcommissaris niet
over de lippen.
Zo'n verschil van opvatting heeft er
wellicht toe geleid dat in de nota de
vraag maar buiten beschouwing is ge
laten welke taken tot de specifiek poli
tiële gerekend dienen te worden. En
ook kan daarin een verklaring worden
gevonden voor het feit dat het Haagse
politiekorps de uniformdienst met bij
na 100 man meer uitgebreid wil zien
dan het Amsterdamse.
Toch rijst daarbij wel de vraag hoe de
korpsen eigenlijk tot hun sterktebepa
ling komen. In de nota wordt opge
merkt dat het van groot belang zou
zijn „te kunnen beschikken over een
objectieve sleutel", maar dat, bij ont
stentenis daarvan, „het traditionele
spoor van het uitdiepen van argumen
ten voor sterkteverhoging" is gevolgd.
Sanders, die bij zijn benoeming tot
hoofdcommissaris nog van „natte-
vingerwerk" sprak, zegt nu dat de op
tafel gelegde wensen met betrekking
tot de sterkteverhoging gebaseerd zijn
op nauwkeurige berekeningen, waar
bij hij een uitzondering maakt voor de
preventieve surveillance. Het zal,
meent hij, nog vele jaren (dat wil zeg
gen: te lang) duren, voordat ook deze
surveillance aan nauwkeurige metin
gen onderworpen zal kunnen worden.
Volgens Sanders wreekt zich hier het
gebrek aan „deskundig onderzoek".
Keukenkastjes
Deskundig onderzoek naar reilen en
zeilen van de politie zou wel eens tot
de conclusie kunnen leiden dat de
korpsen eerder kwalitatief dan kwan
titatief versterkt dienen te worden.
Onderzoekers in de Verenigde Staten
zijn bijvoorbeeld van mening dat niet
het aantal rechercheurs moet worden
uitgebreid, maar dat de politie een
oplossing van haar problemen zou
moeten zoeken in de toepassing van
gecomputeriseerde informatiesys
temen.
Instellingen als de Rand Corporation
en de Police Foundation, die het werk
van de Amerikaanse politie aan we
tenschappelijk onderzoek onderwer
pen, kent Nederland niet. Als hier om
Verandering is volgens de Amster
damse hoofdcommissaris ook te be
speuren in de opvatting dat maat
schappelijke kwalen met politie
optreden te bestrijden zijn. Hij noemt
het drugprobleem als een van de
mee6t nijpende waarmee de hoofdste
delijke politie te makem heeft. Daar
bij wijst hij erop dat de politie partici
peert in het overlegorgaan dat zich
met dat probleem bezighoudt. De poli
tie is naar zijn zeggen „volgaarne be
reid" ook op haar manier de stad leef
baar te houden. Daartoe wil zij zelfs,
voegt hij eraan toe, bepaalde initiatie
ven nemen.
„De politie", zo luidt de stelregel van
de Amsterdamse korpschef, „moet
een vriendelijk lachend gezicht heb
ben." Hij lijkt ervan overtuigd te zijn
dat zij dat ook heeft. Geheel onbegrij
pelijk komt hem de vrees voor dat een
uitbreiding van de politiekorpsen
(waardoor op nog meer straathoeken
een agent verschijnt) het stadsbeeld
een grimmiger aanzien zal geven.
Een geüniformeerde politie-agent
vindt hij „van alle grimmigheid ont
bloot". De in Frankrijk op de grote
wegen patrouillerende motorpolitie,
die vindt hij pas grimmig. Of de Ne
derlandse politieman die erop uittrekt
om rellen te bestrijden. Maar, zegt hij.
dat is een gezicht dat de politie ook
moet hebben. „De politie moet vrien
delijk lachen, maar ook boos kunnen
kijken."
door Henri Kruithof
DEN HAAG Staatssecretaris Klein, die onder
Supervisie van minister Van Kemenade het we
tenschappelijk onderwijs verzorgt, heeft nog een
miljard gulden te verdelen over twee academische
Ziekenhuizen. Oorspronkelijk was dit bedrag ander
half miljard, maar eenderde deel hiervan heeft hij
inmiddels weggegeven aan de gemeentelijke univer-
«iteit
teit van Amsterdam, dié hiervoor een nieuw acade
misch ziekenhuis mag gaan bouwen met 900 bedden.
Dit komt dan in de plaats van het Wilhelmina
°k op Gasthuis en het Binnen Gasthuis.
lande b
kunnenpe twee andere universitei
ten, die op de lijst staan om
ibladei£en nieuw ziekenhuis te krij-
1,Jfeen, zijn Leiden en Utrecht.
meen
rantwi
Toen enkele weken geleden
het kabinet besloot om
Amsterdam toestemming te
even de reeds begonnen
3uw van een nieuw zieken
huis in de Bullewijk voort te
petten, werd tevens meege
deeld. dat de beslissing over
eiden en Utrecht in het na
jaar genomen zou worden.
Jm heel verschillende rede
nen overigens.
In Utrecht zit Klein met het
probleem samen met zijn
jCollega Hendriks van
(volksgezondheid dat daar
jook een particulier zieken-
huis. namelijk het St. Antoni-
usziekenhuis. nieuw wil gaan
^bouwen. In het kabinet vindt
•«men twee grote nieuwe zie
kenhuizen in een stad als
lUtrecht echter teveel. Sa
menwerking tussen beide is
volgens velen een oplossing.
Verdeel de specialismen over
de beide ziekenhuizen en
zorg dat ze beide ook op on
derwijskundig en onderzoek
terrein kunnen werken. Vind
daarnaast nog een goede be
stuursvorm tussen beiden en
het probleem is opgelost.
Verbaasd
Helaas, zo eenvoudig ligt het
allemaal niet. In een eerder
stadium had St. Antonius al
laten weten, niets voor sa
menwerking te voelen. Toen
dus enige weken geleden de
mededeling kwam van het
kabinet dat de beslissing was
uitgesteld, om nogmaals te
bekijken of de samenwerking
toch niet tot stand gebracht
kon worden, reageerde St.
Antonius hoogst verbaasd.
„Wij hebben uit de krant
moeten lezen dat de nieuw-
bouwplannen voor ons zie
kenhuis zijn opgeschort en
dat naar integratie met het
academisch ziekenhuis
Utrecht gestreefd moet wor
den", aldus een verklaring
van bestuur en directie van
het ziekenhuis. Hendriks
heeft namelijk in afwachting
van besprekingen tussen bei
de ziekenhuizen, de eerder
gegeven toestemming om te
bouwen, voorlopig weer op
geschort. 8t. Antonius wees
in dezelfde verklaring samen
werking met het AZ dan ook
ten stelligste af.
Hendriks heeft echter niet
voor niets zijn eerder gege
ven toestemming ingetrok
ken; hij kan dit mooi gebrui
ken als stok achter de deur.
Er staat St. Antonius
waarschijnlijk niet veel an
ders meer te doen, dan eieren
voor zijn geld kiezen en toch
maar besprekingen te ope
nen met het AZ. anders lijkt
Dat de sfeer tussen het acade
misch ziekenhuis Leiden en
staatssecretaris Klein niet altijd
even goed is geweest, blijkt wel
uit een brief die de bewindsman
enige tijd geleden schreef aan het
bestuur van het AZL.
In deze ongewoon felle en nogal
boze brief schrijft Klein onder
andere hevig teleurgesteld te zijn
over het feit dat het bestuur na
vijftien jaar onderhandelen nog
steeds geen overeenstemming
heeft kunnen bereiken met de
gemeente Lelden „Het bestuur is
in zeer ernstige mate tekort ge
schoten", aldus Klein.
In deze brief, die In feite een
reactie is op de verwijten van het
bestuur dat de overheid zo lang
wacht met het nemen van een
beslissing, schrijft Klein de ver
antwoordelijkheid voor het uitstel
van die beslissing geheel naar
het bestuur toe. „Uw bestuur is in
zeer ernstige mate tekort gescho
ten in de voorbereidingen van de
nieuwbouw".
Het bestuur van het AZL heeft
inmiddels al een brief terug ge
schreven, waarin alle feiten die
Klein noemt punt voor punt weer
legd worden. Naar aanleiding
hiervan heeft er onlangs een ge
sprek plaatsgehad tussen beide
partijen, waarbij de bewindsman
heeft benadrukt dat het niet zijn
bedoeling was dat het bestuur op
zou stappen. Integendeel, de be
doeling is dat belde partijen sa
men de schouders onder de zaak
zetlen om de nieuwbouw nu snel
op gang te brengen.
De briefwisseling heeft In ieder
geval nut gehad, omdat door het
laatste gesprek, waar ongetwij
feld harde woorden gesproken
zijn, de sfeer nu weer zo is, dat er
gewerkt kan worden.
het niet onwaarschijnlijk dat
de nieuwbouw ofwel sterk
verminderd wordt ofwel hele
maal niet doorgaat.
Voor het academisch zieken
huis Leiden zijn de proble
men ook niet van de lucht
Hier is men al zo'n vijftien
Jaar bezig om toestemming
te krijgen voor nieuwbouw,
maar door allerlei problemen
met zowel de gemeente Lei
den als het ministerie van
onderwijs, is er nog altijd
geen overeenstemming.
Over de noodzaak van nieuw
bouw in Leiden is iedereen
het wel eens. maar het hoe en
waar heeft in de afgelopen
Jaren veel problemen gege
ven. Voor 1 oktober moet er
nu echter overeenstemming
komen met de gemeente en
het ministerie, want rond die
datum wil het kabinet een
beslissing nemen.
Het Leidse AZ heeft op het
ogenblik een groot aantal ge
bouwen staan op een zeer uit
gestrekt terrein. De gebou
wen zijn op zich niet zo
slecht, maar door de ouder
dom en de grote verscheiden
heid, wordt het werken in dit
ziekenhuis bijna onmogelijk
en bovendien op sommige
punten onverantwoord.
Vice-voorzitter D. J. G. de
Graaf van het bestuur van
het Leids academisch zieken
huis hierover: „Neem nou ie
mand die hier binnen ge
bracht wordt die betrokken
is geweest bij een ongeluk en
wiens toestand zodanig is dat
hij eigenlijk niet meer ver
voerd mag worden. Dan kan
het voorkomen, dat de arts
besluit om maar direct te
opereren, terwijl hij liever
eerst een foto genomen zou
hebben. Daarvoor moet hij
echter naar een ander gc
bouw en dat kan niet. Als je
alles bij elkaar hebt in een
gebouw is dat probleem van
de baan Om die reden heb
ben we nu dan ook een afde
ling röntgenologie op 23 ver
schillende plaatsen op het
terrein".
Hoewel het nooit te bewijzen
is, verwacht de heer De
Graaf, dat het AZ jaarlijks
ongeveer tien d vijftien pro-
Staatssecretaris Klein
cent op de exploitatiekosten
kan besparen, door het beter
en efficiënter werken.
Moeilijkheden
Dat het desalniettemin vijf
tien jaar heeft geduurd om
overeenstemming te krijgen
(en nog is die er niet hele
maal) ligt aan het feit dat de
gemeente Leiden heel lang
dwars heeft gelegen en dat de
sfeer met het ministerie van
onderwijs niet altijd opper
best is geweest (zie ook in
zetje).
Heel lang heeft het geduurd,
voordat de Leidse gemeente
raad toestemming gaf om de
grondte verkopen aan het
rijk. Het gaat om een terrein
in het Morskwartier, vlak
naast het huidige acade
mische ziekenhuis. Op 7 april
vorig jaar ging de raad dan
eindelijk akkoord met de ver
koop van het terrein tegen
een bedrag van 43 miljoen
gulden.
Vooral dit bedrag heeft nogal
veel problemen opgeleverd,
omdat het rijk aanvankelijk
niet bereid was meer dan ze
ventien miljoen gulden uit te
geven voor de bouwgrond. Na
1972 werd dit bedrag met veel
moeite verhoogd tot 35 mil
joen gulden en weer later is
het rijk akkoord gegaan met
de uiteindelijke prijs van 43
miljoen. De grond is nu in
ieder geval in bezit van het
rijk, dus die hobbel ls
genomen.
De gemeenteraad stelde aan
die verkoop echter nog wel
een voorwaarde: voordat het
bestemmingsplan van het be
treffende stuk grond wordt
gewijzigd, moet er eerst over
eenstemming zijn over het
bouwplan. Zo is het bijvoor
beeld de bedoeling om hoger
te bouwen, dan in Leiden vol
gens de huidige regels is toe
gestaan Maar ook de par
keerruimte en de verkeersaf
wikkeling zijn nog pro
blemen.
Het bestuur van het acade
misch ziekenhuis heeft nu
drie plannen voorliggen, waa
rover binnenkort overleg ge
pleegd gaat worden met het
ministerie.
Van een van deze plannen is
al bijna zeker dat hij het niet
wordt. Dat is namelijk het
plan om het huidige terrein
weer te gebruiken voor de
nieuwbouw. Dat zou dan
moeten gebeuren door tel
kens een stukje van de oude
bebouwing af te breken en
daar een nieuw stukje op te
zetten, waarna er dan weer
een afdeling kan verhuizen
naar het nieuwe gedeelte.
Het gebouw waar die afde
ling dan uitkomt breek je
dan weer af en zo verder.
Het bestuur van het zieken
huis ziet dat plan niet zo zit
ten. Hieraan zijn namelijk
twee grote bezwaren verbon
den, namelijk het feit dat een
dergelijke methode jarenlan
ge rommel op het terrein van
het ziekenhuis geeft en ten
tweede dat de oude gebou
wen nog in prima staat en
heel goed bruikbaar zijn. De
Leidse universiteit wil deze
gebouwen namelijk gaan ge
bruiken. Worden de oude ge
bouwen afgebroken, dan
moet de universiteit zijn
nieuwbouwplannen weer
gaan aanpassen.
Hoop
Het ziet er naar uit dat er nu
eindelijk schot komt in deze
zaak en het bestuur heeft dan
ook goede hoop er 1 oktober
met de staatssecretaris uit te
zijn. Met de gemeente moet
daarna dan nog tot over
eenstemming gekomen
worden.
door Rob Foppema
Pas toen de regen in de zomer van 1977 opnieuw
wegbleef, begon algemeen door te dringen dat er iets
veranderd was in West-Europa.
Dat zou. bedacht ik onlangs,
een aardig begin kunnen zijn
voor een indringend science
fiction verhaal met mooie dra
matische mogelijkheden. Maar
ik zal het niet schrijven, voor
zover ik daartoe al in de verlei
ding verkeerde. Het onver
antwoorde van de gedachte
achter die ene losse zin. werd
mij even later al krachtig dui
delijk gemaakt.
Door de goede zorg van het
KNMI kwam op mijn bureau
de volledige tekst terecht van
een gezaghebbende verklaring
over klimaatsverandering. Die
werd vorige maand aanvaard
door het Uitvoerend comité
van de meteorologische orga
nisatie van de Verenigde Na
ties, de WMO. Om het kort
samen te vatten: het klimaat
verandert wel, maar niet op
zulke dramatische manieren.
(Even tussendoor: hoe weet
een mens nou dat zo'n verkla
ring gezaghebbend is? Dat is
vorig jaar al besloten door het
zevende meteorologische we
reldcongres. Dat stelde vast
dat de WMO de studie van
klimaatsveranderingen moest
gaan bevorderen, en over het
onderwerp gezaghebbende
verklaringen moest uitgeven.
Dit was de eerste. Naarmate de
studies vorderen, kunnen er
meer komen.)
De stand van onze huidige
kennis zoals die door een com
missie van acht internationale
deskundigen is samengevat,
geeft reden tot grote beschei
denheid Studie is inderdaad
hard nodig, want als puntje bij
paaltje komt. weten we erg
weinig. En dat terwijl ons eco
nomisch en maatschappelijk
welzijn nog steeds in hoge ma
te van het klimaat afhangt
(„zoals blijkt uit de daling van
de wereld-graanreserves gedu
rende de laatste jaren").
Op een groot aantal verschil
lende manieren beschikken we
over gegevens over het klimaat
in de afgelopen tientallen, hon
derden en duizenden jaren, en
zelfs over het klimaat in geolo
gisch ver verwijderde tijden,
tien- en honderdduizenden Ja
ren geleden. Op al die
„tijdschalen" blijken variaties
te zijn opgetreden. Zowat elke
honderdduizend jaar een kloe
ke ijstijd. Sinds de afloop van
de laatste, elke twee- of drie
duizend jaar een koelere perio
de. (De laatste was de „Kleine
ijstijd", van ongeveer 1550 tot
1850. hoewel niet zeker is dat
hij al helemaal voorbij is.)
En ook op een termijn van
tientallen jaren duidelijke ver
anderingen: een opwarming in
de eerste helft van de twin
tigste eeuw. Daarna ip ieder
geval op het noordelijk
halfrond weer een verkoeling,
„met een neiging naar grotere
veranderlijkheid van de weers
omstandigheden in veel gebie
den". Die verkoeling ls de
laatste jaren misschien alweer
tot stilstand gekomen of zelfs-
in haar tegendeel verkeerd,
maar dat kunnen we nog niet
helemaal overzien. Het kli
maat is tenslotte het gemiddel
de weer. en om daar iets ver
standigs over te zeggen moet
je eerst over een voldoende
aantal jaren kunnen middelen.
Want dat is wel een centrale
mededeling in het stuk. door
naar de lucht of naar het weer
van één jaar te kijken, zal nie
mand iets over het klimaat ge
waar worden. We weten dat het
klimaat in het verleden voort
durend veranderd ls, en het
ligt in de rede dat het dat zal
blijven doen. Maar daarbij
gaat het om gemiddelden op
lange termijn. Die vallen voor
de eenvoudige waarnemer in
het niet bij de grote schomme
lingen die zich op kortere ter
mijn voordoen.
Het zijn niet alleen schomme
lingen in de tijd die het beeld
vertroebelen, maar ook regio
nale uitschieters: uitzonderlij
ke hitte of regenval in één ge
bied en droogte of kou in een
ander.
Ook dit zijn zaken waar we nog
weinig hoogte van hebben. De
afgelopen Jaren is ernstige
droogte opgetreden in de Sa-
hel-gordel in Afrika, verschui
vingen van de moesson-zone in
de tropen en andere extreme
verschijnselen elders in de we
reld. "In welke mate zulke ont
wikkelingen met elkaar ver
band houden, als uitingen van
een systematische kli
maatsschommeling met sa
menhang over de hele wereld,
ls niet duidelijk. In ieder geval
illustreren zij de soms aanzien
lijke veranderlijkheid die ken
merkend is voor het klimaat
op een tijdschaal van maan-,
den, jaren en tientallen jaren."
En daar moeten we het voor
alsnog mee doen. want we we
ten niet beter. Begrijpelijk dat
de WMO vindt, dat er op dit
terrein harder aan getrokken
moet worden. Merkwaardig is
intussen dat zelfs de beperkte
kennis die we hebben, beter
gebruikt zou kunnen worden
dan nu vaak gebeurt. Juist die
veranderlijkheid, al begrijpen
we die dan niet precies, is als
gegeven vrij direct toeganke
lijk en bruikbaar. Met die ken
nis zou meer rekening gehou
den moeten worden, aldus de
WMO. in plannen voor econo
mische en sociale ontwikke
ling. Zo kunnen bijvoorbeeld
gegevens over de waarschijn
lijke grenzen waartussen de re
genval Zich zal bewegen, ge
bruikt worden om de le
vensvatbaarheid van een
landbouwproject te helpen be
palen. In het algemeen is het
verstandig om voor nieuwe ac
tiviteiten in de overweging te
betrekken in hoeverre ze ge
voelig zijn voor kli
maatschommelingen. Want
het is struisvogelpolitiek om te
verwachten dat er geen kli
maatsschommelingen komen.
En die worden steeds be
langrijker, want we zullen voor
allerlei activiteiten hoe langer
hoe meer van het weer afhan
kelijk worden, aldus de WMO-
■deskundigen. Door de steeds
grotere bevolkingsdichtheid in
grote delen van de wereld en
de mede daardoor groeiende
vraag naar voedsel en andere
zaken, komen de behoeften
dichter bij de grens van wat
het klimaat mogelijk maakt.
En als die grenzen veranderen
zal dat dus steeds gevoeliger
aankomen.
De oproep om meer over het weer te weten te komen,
betekent niet dat er niet al op een breed front aan die
kennis wordt gewerkt. Een paar ver uit elkaar liggende
voorbeelden:
De belde Amerikaanse Viking
ruimtevaartuigen moeten tij
dens en na hun landing op de
planeet Mars onder andere me
tingen doen over de weersge
steldheid. Temperatuur en
druk op verschillende hoogten
tijdens de afdaling. Tempera
tuur, druk. windsnelheid en
windrichting wanneer ze een
maal op hun plaats staan. De
bedoeling is niet alleen om er
achter te komen hoe het er nu
op Mars uitziet. Centraal staat
ook het probleem, hoe het weer
in het algemeen zich gedraagt
en beïnvloed wordt onder to
taal andere omstandigheden
dan op aarde. <„Lucht"druk in
de buurt van 0.015 atmosfeer,
extreme temperatuurverschil
len. enzovoort.) Daardoor leren
we misschien iets over de (on
volmaakte) wiskundige model
len waarmee we het weer op
aarde proberen te begrijpen.
De beste modellen die op de
onvolledige gegevens over
Mars zijn losgelaten, voorspel
len wel pittige windsnelheden.
Maar niet de vliegende stor
men die de hele planeet in stof
kunnen hullen Misschien kun
nen die modellen beter
Een heel andere kant op ging
de speurtocht van de Ameri
kaanse sterrenkundige John
A. Eddy Er zijn sinds Jaar en
dag veronderstellingen in om
loop dat klimaatsschommelin
gen worden veroorzaakt door
variaties in de activiteit van de
zon. Een van de meest directe
stamt van Milankovich, in de
ze rubriek al eerder beschre
ven. Hij bracht verschillen in
de hoeveelheid door de aarde
opgevangen zonnestraling di
rect in verband met het ont
staan van ijstijden. Moderne
versies van zijn theorie zien er
leuk uit. maar worden bepaald
niet algemeen aanvaard.
Eddy concentreerde zich op de
elfjarige geregelde variatie in
de acUvitelt van de zon zelf,
die vooral opvalt door het ge
reld toe- en afnemen van het
aantal zonnevlekken. Die elfja
rige cyclus werd tot nog toe
bijna gezien als een natuurwet
over het gedrag van de zon.
Eddy controleerde met histo
rische bronnen de tot nog toe
nauwelijks serieus genomen
aanwijzingen dat die hele cy
clus In de zestiende eeuw ge
ruime tijd ontbroken heeft HIJ
weet Inderdaad aannemelijk te
maken dat er tussen 1645 en
1715 niet of nauwelijks zonne
vlekken te zien zijn geweest
(Science, vol.192 pag 1189
1202). Een uitdaging, zowel
voor de astronomen die zich
een beeld van de zon proberen
te vormen, als voor de mensen
die een verband tussen de zon-
nevlekkencyclus en het weer
aannemen. Dat het wegvallen
der zonnevlekken samenvalt
met de meest barre periode
van de Kleine Ijstijd, kan de
spanning alleen maar verho
gen. En we begrijpen er nog
steeds te weinig van.