>olitie mist steun wetenschap v Gespannen sfeer rond bouw academische ziekenhuizen Ier m Klimaat verandert slechts langzaam ok Amsterdamse hoofdcommissaris Sanders vraagt om meer personeel Staatssecretaris Klein ligt overhoop met Utrecht en Leiden luim I iL1H! I Si ÏE i Q 9 Ruimtevaart en historie JW/KWi -J— /VA— -t)AC iAG 24 JULI 1976 BINNENLAND TROUW/KWARTET 11 der a A loor Leo Kleyn fcTERDAM In een onlangs aan de minister van binnenlandse in aangeboden nota vragen de burgemeesters van de vier grote en (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht) om een feiding van de gemeentelijke politiekorpsen met in totaal ruim l man. De korpsen gaan, volgens de nota, gebukt onder een irt aan mankracht „dat zich op elk uur van de dag doet leien, de spankracht verlamt en de slagvaardigheid ondermijnt jij bestuurderen en burgerij gevoelens van onveiligheid aanwak- ische ve at i II re Dep om meer politie is bepaald nieuw. De Amsterdamse hoofd- pissaris van politie Th. C. J. San- sinds de bevrijding bij de politie taam, zegt dat hij het in die der- lar nog nooit heeft meegerffaakt net korps op volle sterkte was. Indanks gelooft hij dat het in (erdam bij zijn pensionering, in wel het geval zal zijn. „Dat is dan rdaad een unicum, ja". Iers heeft een belangrijk aandeel in de samenstelling van de no- het begeleidende persbericht geconstateerd dat „de politie- onvoldoende zijn geëqui- om de toenemende criminaliteit rreur te bestrijden". Dat wekt de dat het de politie er voorname- te doen is op grotere schaal op idigers en terroristen te gaan in gesprek over de wenselijkheid lerkte van de politiekorpsen op te en, haast Sanders zich die indruk [te nemen. Hij blijkt er niet zo kkig mee te zijn dat in het bericht (afkomstig van het bureau lichting van de gemeente Amster- de noodzaak tot uitbreiding van lolitie onbekommerd in verband (t gebracht met criminaliteitsbe- lling. „Een tekort aan personeel", •hij, „werkt mee aan de verhoging de criminaliteit. Maar er zijn meer &ken voor criminaliteit". Itie-optreden". aldus de Amster- se hoofdcommissaris, „is een van actoren die de criminaliteit kan j verminderen. Je kunt het oplos- 'spercentage omhoog brengen, politie betekent een verhoging pakkans". En ik geloof alleen „pakkans". Er is geen sprake van je de criminaliteit zou kunnen •eien. Het zal altijd zo blijven dat xoofd en gemoord wordt, ook als jewenste sterkte van een politie ks bereikt zal zijn". efbaar gens Sanders is de politie er niet in ïerste plaats op uit misdadigers te :en. „De voornaamste taak van de ■ie is ervoor te zorgen dat het in de stad leefbaar is, dat men veel over de schreef gaat. Die beperkt zich dus tot een zeer tene. Daarnaast is er plaats voor aantal politiemensen dat meer al gericht werk doet. Daarbij valt nken aan de wijkagent, aan de inpolitie, aan milieu-gericht poli- irsoneel". Wat het Amsterdamse korps betreft, is de vraag naar meer politie, naar Sanders zegt, zeker ook ingegeven door de behoefte deze tweede. ..zach te" categorie te versterken. Als het instituut van de wijk- of rayonagent tot dusver nog niet erg van de grond is gekomen, is dat volgens de hoofdcom missaris te wijten aan het nijpende personeelsgebrek. Er wordt wel gezegd dat de politieman voor dat „sociale" werk ook niet is opgeleid. Sanders erkent dat vol mondig. zegt zelfs dat hij dat ook niet betreurt. In zijn visie moet de jonge, beginnende politie-agent zich richten op de primaire politietaak, het „leef baar houden van de stad", en is het wijkagentschap weggelegd voor de man die er al een aantal jaren bij de politie op heeft zitten. „In het algemeen", zegt hij. „moet de wijkagent een wat oudere man zijn. Hij moet wat meer levenservaring hebben, wat meer achtergrond. De praktijk leert dat uit de kring van geworvenen die sociale groep, die zich aangetrokken voelt tot wat ik maar „aaien" noem, dat die groep daar ook uit voortkomt". Dat lijkt er een beetje op alsof Sanders die wijkagent als een tegen zijh pensioen lopende brigadier ziet Maar zijn „wat oudere man" kan ook pas dertig zijn. „Er lopen al agen ten van negentien jaar op straat. Op hun dertigste hebben die toch al elf jaar straatervaring". Sanders constateert ook dat er onder de jonge agenten, althans in Amster dam. weinig animo is voor de „zachte" sector. Ze voelen zich meer aangetrok ken tot het flitsende werk dat ze ook in de wervingsadvertenties wordt voorgespiegeld. „Jonge mensen", zegt hij vergoelijkend, „hebben nu een maal een zekere mate van agressivi teit". Daarmee herhaalt hij bijna letterlijk wat hij twee jaar geleden, aan de voor avond van zijn benoeming tot chef van het Amsterdamse politiekorps, in een interview met de Haagse Post zei: „Agressief is voor mij een beladen woord, maar een goeie mate. een ver antwoord soort agressiviteit moet elke politieman eigenlijk hebben". Objectieve sleutel Over de inhoud van de hulpverlening die de politieman moet bieden, heeft Sanders ideeën die afwijken van de opvattingen die op z'n minst een van zijn collega's in de grote steden huldigt. meer politie wordt gevraagd, gebeurt dat op grond van „traditionele argu menten". Dat het in Nederland aan wetenschappelijk onderzoek van het politiewerk ontbreekt, ligt volgens Sanders minder aan aan de politie dan aan de wetenschap. „Die instituten", zegt hij, ..zijn het enige, maar dan ook wel het enige, waarom ik de Ameri kaanse politie benijd." De Amsterdamse hoofdcommissaris acht het geenszins uitgesloten dat on derzoek ook hier zou uitwijzen dat de begeerte naar kwantitatieve verster king van de politiekorpsen als achter haald moet worden beschouwd. Hij constateert slechts dat de Neder landse politie het zonder die rugdek king van de wetenschap moet stellen. Daarbij heeft hij zo het idee dat de wetenschappers niet etg warm lopen voor een instituut dat er in de laatste plaats op uit is de maatschappij op haar grondvesten te doen schudden. De politie zou natuurlijk het verwijt gemaakt kunnen worden zich niet al te zeer voor „pottekljkers" te hebben opengesteld. Volgens Sanders komt daarin in elk geval verandering. „Wij willen", zegt hij, „wat meer toenade ring zoeken tot de wetenschap. Ter verbetering van de methodieken wil len we derden in de keukenkastjes laten kijken. Onlangs is bij voorbeeld al de Stuurgroep sociaal wetenschappelijk onderzoek politie opgericht. Die gaat zich onder meer bezighouden met de relaties tussen de politie en de maatschappij. Er is dus wel wat aan het veranderen." Grimmigheid Th. C. J. Sanders: unicum De (naar verondersteld mag worden ook op oudere leeftijd) niet van een „verantwoord soort agressiviteit" ver stoken politieman hoeft het naar de mening van Sanders niet tot zijn taak te rekenen kleedjes te kloppen of de deur te openen van een huis waarvan de bewoner de sleutel vergeten heeft. Klachten over gebrek aan „service" die zijn Haagse collega dr. C. N. Peijs- ter recentelijk uitte, komen de Amsterdamse hoofdcommissaris niet over de lippen. Zo'n verschil van opvatting heeft er wellicht toe geleid dat in de nota de vraag maar buiten beschouwing is ge laten welke taken tot de specifiek poli tiële gerekend dienen te worden. En ook kan daarin een verklaring worden gevonden voor het feit dat het Haagse politiekorps de uniformdienst met bij na 100 man meer uitgebreid wil zien dan het Amsterdamse. Toch rijst daarbij wel de vraag hoe de korpsen eigenlijk tot hun sterktebepa ling komen. In de nota wordt opge merkt dat het van groot belang zou zijn „te kunnen beschikken over een objectieve sleutel", maar dat, bij ont stentenis daarvan, „het traditionele spoor van het uitdiepen van argumen ten voor sterkteverhoging" is gevolgd. Sanders, die bij zijn benoeming tot hoofdcommissaris nog van „natte- vingerwerk" sprak, zegt nu dat de op tafel gelegde wensen met betrekking tot de sterkteverhoging gebaseerd zijn op nauwkeurige berekeningen, waar bij hij een uitzondering maakt voor de preventieve surveillance. Het zal, meent hij, nog vele jaren (dat wil zeg gen: te lang) duren, voordat ook deze surveillance aan nauwkeurige metin gen onderworpen zal kunnen worden. Volgens Sanders wreekt zich hier het gebrek aan „deskundig onderzoek". Keukenkastjes Deskundig onderzoek naar reilen en zeilen van de politie zou wel eens tot de conclusie kunnen leiden dat de korpsen eerder kwalitatief dan kwan titatief versterkt dienen te worden. Onderzoekers in de Verenigde Staten zijn bijvoorbeeld van mening dat niet het aantal rechercheurs moet worden uitgebreid, maar dat de politie een oplossing van haar problemen zou moeten zoeken in de toepassing van gecomputeriseerde informatiesys temen. Instellingen als de Rand Corporation en de Police Foundation, die het werk van de Amerikaanse politie aan we tenschappelijk onderzoek onderwer pen, kent Nederland niet. Als hier om Verandering is volgens de Amster damse hoofdcommissaris ook te be speuren in de opvatting dat maat schappelijke kwalen met politie optreden te bestrijden zijn. Hij noemt het drugprobleem als een van de mee6t nijpende waarmee de hoofdste delijke politie te makem heeft. Daar bij wijst hij erop dat de politie partici peert in het overlegorgaan dat zich met dat probleem bezighoudt. De poli tie is naar zijn zeggen „volgaarne be reid" ook op haar manier de stad leef baar te houden. Daartoe wil zij zelfs, voegt hij eraan toe, bepaalde initiatie ven nemen. „De politie", zo luidt de stelregel van de Amsterdamse korpschef, „moet een vriendelijk lachend gezicht heb ben." Hij lijkt ervan overtuigd te zijn dat zij dat ook heeft. Geheel onbegrij pelijk komt hem de vrees voor dat een uitbreiding van de politiekorpsen (waardoor op nog meer straathoeken een agent verschijnt) het stadsbeeld een grimmiger aanzien zal geven. Een geüniformeerde politie-agent vindt hij „van alle grimmigheid ont bloot". De in Frankrijk op de grote wegen patrouillerende motorpolitie, die vindt hij pas grimmig. Of de Ne derlandse politieman die erop uittrekt om rellen te bestrijden. Maar, zegt hij. dat is een gezicht dat de politie ook moet hebben. „De politie moet vrien delijk lachen, maar ook boos kunnen kijken." door Henri Kruithof DEN HAAG Staatssecretaris Klein, die onder Supervisie van minister Van Kemenade het we tenschappelijk onderwijs verzorgt, heeft nog een miljard gulden te verdelen over twee academische Ziekenhuizen. Oorspronkelijk was dit bedrag ander half miljard, maar eenderde deel hiervan heeft hij inmiddels weggegeven aan de gemeentelijke univer- «iteit teit van Amsterdam, dié hiervoor een nieuw acade misch ziekenhuis mag gaan bouwen met 900 bedden. Dit komt dan in de plaats van het Wilhelmina °k op Gasthuis en het Binnen Gasthuis. lande b kunnenpe twee andere universitei ten, die op de lijst staan om ibladei£en nieuw ziekenhuis te krij- 1,Jfeen, zijn Leiden en Utrecht. meen rantwi Toen enkele weken geleden het kabinet besloot om Amsterdam toestemming te even de reeds begonnen 3uw van een nieuw zieken huis in de Bullewijk voort te petten, werd tevens meege deeld. dat de beslissing over eiden en Utrecht in het na jaar genomen zou worden. Jm heel verschillende rede nen overigens. In Utrecht zit Klein met het probleem samen met zijn jCollega Hendriks van (volksgezondheid dat daar jook een particulier zieken- huis. namelijk het St. Antoni- usziekenhuis. nieuw wil gaan ^bouwen. In het kabinet vindt •«men twee grote nieuwe zie kenhuizen in een stad als lUtrecht echter teveel. Sa menwerking tussen beide is volgens velen een oplossing. Verdeel de specialismen over de beide ziekenhuizen en zorg dat ze beide ook op on derwijskundig en onderzoek terrein kunnen werken. Vind daarnaast nog een goede be stuursvorm tussen beiden en het probleem is opgelost. Verbaasd Helaas, zo eenvoudig ligt het allemaal niet. In een eerder stadium had St. Antonius al laten weten, niets voor sa menwerking te voelen. Toen dus enige weken geleden de mededeling kwam van het kabinet dat de beslissing was uitgesteld, om nogmaals te bekijken of de samenwerking toch niet tot stand gebracht kon worden, reageerde St. Antonius hoogst verbaasd. „Wij hebben uit de krant moeten lezen dat de nieuw- bouwplannen voor ons zie kenhuis zijn opgeschort en dat naar integratie met het academisch ziekenhuis Utrecht gestreefd moet wor den", aldus een verklaring van bestuur en directie van het ziekenhuis. Hendriks heeft namelijk in afwachting van besprekingen tussen bei de ziekenhuizen, de eerder gegeven toestemming om te bouwen, voorlopig weer op geschort. 8t. Antonius wees in dezelfde verklaring samen werking met het AZ dan ook ten stelligste af. Hendriks heeft echter niet voor niets zijn eerder gege ven toestemming ingetrok ken; hij kan dit mooi gebrui ken als stok achter de deur. Er staat St. Antonius waarschijnlijk niet veel an ders meer te doen, dan eieren voor zijn geld kiezen en toch maar besprekingen te ope nen met het AZ. anders lijkt Dat de sfeer tussen het acade misch ziekenhuis Leiden en staatssecretaris Klein niet altijd even goed is geweest, blijkt wel uit een brief die de bewindsman enige tijd geleden schreef aan het bestuur van het AZL. In deze ongewoon felle en nogal boze brief schrijft Klein onder andere hevig teleurgesteld te zijn over het feit dat het bestuur na vijftien jaar onderhandelen nog steeds geen overeenstemming heeft kunnen bereiken met de gemeente Lelden „Het bestuur is in zeer ernstige mate tekort ge schoten", aldus Klein. In deze brief, die In feite een reactie is op de verwijten van het bestuur dat de overheid zo lang wacht met het nemen van een beslissing, schrijft Klein de ver antwoordelijkheid voor het uitstel van die beslissing geheel naar het bestuur toe. „Uw bestuur is in zeer ernstige mate tekort gescho ten in de voorbereidingen van de nieuwbouw". Het bestuur van het AZL heeft inmiddels al een brief terug ge schreven, waarin alle feiten die Klein noemt punt voor punt weer legd worden. Naar aanleiding hiervan heeft er onlangs een ge sprek plaatsgehad tussen beide partijen, waarbij de bewindsman heeft benadrukt dat het niet zijn bedoeling was dat het bestuur op zou stappen. Integendeel, de be doeling is dat belde partijen sa men de schouders onder de zaak zetlen om de nieuwbouw nu snel op gang te brengen. De briefwisseling heeft In ieder geval nut gehad, omdat door het laatste gesprek, waar ongetwij feld harde woorden gesproken zijn, de sfeer nu weer zo is, dat er gewerkt kan worden. het niet onwaarschijnlijk dat de nieuwbouw ofwel sterk verminderd wordt ofwel hele maal niet doorgaat. Voor het academisch zieken huis Leiden zijn de proble men ook niet van de lucht Hier is men al zo'n vijftien Jaar bezig om toestemming te krijgen voor nieuwbouw, maar door allerlei problemen met zowel de gemeente Lei den als het ministerie van onderwijs, is er nog altijd geen overeenstemming. Over de noodzaak van nieuw bouw in Leiden is iedereen het wel eens. maar het hoe en waar heeft in de afgelopen Jaren veel problemen gege ven. Voor 1 oktober moet er nu echter overeenstemming komen met de gemeente en het ministerie, want rond die datum wil het kabinet een beslissing nemen. Het Leidse AZ heeft op het ogenblik een groot aantal ge bouwen staan op een zeer uit gestrekt terrein. De gebou wen zijn op zich niet zo slecht, maar door de ouder dom en de grote verscheiden heid, wordt het werken in dit ziekenhuis bijna onmogelijk en bovendien op sommige punten onverantwoord. Vice-voorzitter D. J. G. de Graaf van het bestuur van het Leids academisch zieken huis hierover: „Neem nou ie mand die hier binnen ge bracht wordt die betrokken is geweest bij een ongeluk en wiens toestand zodanig is dat hij eigenlijk niet meer ver voerd mag worden. Dan kan het voorkomen, dat de arts besluit om maar direct te opereren, terwijl hij liever eerst een foto genomen zou hebben. Daarvoor moet hij echter naar een ander gc bouw en dat kan niet. Als je alles bij elkaar hebt in een gebouw is dat probleem van de baan Om die reden heb ben we nu dan ook een afde ling röntgenologie op 23 ver schillende plaatsen op het terrein". Hoewel het nooit te bewijzen is, verwacht de heer De Graaf, dat het AZ jaarlijks ongeveer tien d vijftien pro- Staatssecretaris Klein cent op de exploitatiekosten kan besparen, door het beter en efficiënter werken. Moeilijkheden Dat het desalniettemin vijf tien jaar heeft geduurd om overeenstemming te krijgen (en nog is die er niet hele maal) ligt aan het feit dat de gemeente Leiden heel lang dwars heeft gelegen en dat de sfeer met het ministerie van onderwijs niet altijd opper best is geweest (zie ook in zetje). Heel lang heeft het geduurd, voordat de Leidse gemeente raad toestemming gaf om de grondte verkopen aan het rijk. Het gaat om een terrein in het Morskwartier, vlak naast het huidige acade mische ziekenhuis. Op 7 april vorig jaar ging de raad dan eindelijk akkoord met de ver koop van het terrein tegen een bedrag van 43 miljoen gulden. Vooral dit bedrag heeft nogal veel problemen opgeleverd, omdat het rijk aanvankelijk niet bereid was meer dan ze ventien miljoen gulden uit te geven voor de bouwgrond. Na 1972 werd dit bedrag met veel moeite verhoogd tot 35 mil joen gulden en weer later is het rijk akkoord gegaan met de uiteindelijke prijs van 43 miljoen. De grond is nu in ieder geval in bezit van het rijk, dus die hobbel ls genomen. De gemeenteraad stelde aan die verkoop echter nog wel een voorwaarde: voordat het bestemmingsplan van het be treffende stuk grond wordt gewijzigd, moet er eerst over eenstemming zijn over het bouwplan. Zo is het bijvoor beeld de bedoeling om hoger te bouwen, dan in Leiden vol gens de huidige regels is toe gestaan Maar ook de par keerruimte en de verkeersaf wikkeling zijn nog pro blemen. Het bestuur van het acade misch ziekenhuis heeft nu drie plannen voorliggen, waa rover binnenkort overleg ge pleegd gaat worden met het ministerie. Van een van deze plannen is al bijna zeker dat hij het niet wordt. Dat is namelijk het plan om het huidige terrein weer te gebruiken voor de nieuwbouw. Dat zou dan moeten gebeuren door tel kens een stukje van de oude bebouwing af te breken en daar een nieuw stukje op te zetten, waarna er dan weer een afdeling kan verhuizen naar het nieuwe gedeelte. Het gebouw waar die afde ling dan uitkomt breek je dan weer af en zo verder. Het bestuur van het zieken huis ziet dat plan niet zo zit ten. Hieraan zijn namelijk twee grote bezwaren verbon den, namelijk het feit dat een dergelijke methode jarenlan ge rommel op het terrein van het ziekenhuis geeft en ten tweede dat de oude gebou wen nog in prima staat en heel goed bruikbaar zijn. De Leidse universiteit wil deze gebouwen namelijk gaan ge bruiken. Worden de oude ge bouwen afgebroken, dan moet de universiteit zijn nieuwbouwplannen weer gaan aanpassen. Hoop Het ziet er naar uit dat er nu eindelijk schot komt in deze zaak en het bestuur heeft dan ook goede hoop er 1 oktober met de staatssecretaris uit te zijn. Met de gemeente moet daarna dan nog tot over eenstemming gekomen worden. door Rob Foppema Pas toen de regen in de zomer van 1977 opnieuw wegbleef, begon algemeen door te dringen dat er iets veranderd was in West-Europa. Dat zou. bedacht ik onlangs, een aardig begin kunnen zijn voor een indringend science fiction verhaal met mooie dra matische mogelijkheden. Maar ik zal het niet schrijven, voor zover ik daartoe al in de verlei ding verkeerde. Het onver antwoorde van de gedachte achter die ene losse zin. werd mij even later al krachtig dui delijk gemaakt. Door de goede zorg van het KNMI kwam op mijn bureau de volledige tekst terecht van een gezaghebbende verklaring over klimaatsverandering. Die werd vorige maand aanvaard door het Uitvoerend comité van de meteorologische orga nisatie van de Verenigde Na ties, de WMO. Om het kort samen te vatten: het klimaat verandert wel, maar niet op zulke dramatische manieren. (Even tussendoor: hoe weet een mens nou dat zo'n verkla ring gezaghebbend is? Dat is vorig jaar al besloten door het zevende meteorologische we reldcongres. Dat stelde vast dat de WMO de studie van klimaatsveranderingen moest gaan bevorderen, en over het onderwerp gezaghebbende verklaringen moest uitgeven. Dit was de eerste. Naarmate de studies vorderen, kunnen er meer komen.) De stand van onze huidige kennis zoals die door een com missie van acht internationale deskundigen is samengevat, geeft reden tot grote beschei denheid Studie is inderdaad hard nodig, want als puntje bij paaltje komt. weten we erg weinig. En dat terwijl ons eco nomisch en maatschappelijk welzijn nog steeds in hoge ma te van het klimaat afhangt („zoals blijkt uit de daling van de wereld-graanreserves gedu rende de laatste jaren"). Op een groot aantal verschil lende manieren beschikken we over gegevens over het klimaat in de afgelopen tientallen, hon derden en duizenden jaren, en zelfs over het klimaat in geolo gisch ver verwijderde tijden, tien- en honderdduizenden Ja ren geleden. Op al die „tijdschalen" blijken variaties te zijn opgetreden. Zowat elke honderdduizend jaar een kloe ke ijstijd. Sinds de afloop van de laatste, elke twee- of drie duizend jaar een koelere perio de. (De laatste was de „Kleine ijstijd", van ongeveer 1550 tot 1850. hoewel niet zeker is dat hij al helemaal voorbij is.) En ook op een termijn van tientallen jaren duidelijke ver anderingen: een opwarming in de eerste helft van de twin tigste eeuw. Daarna ip ieder geval op het noordelijk halfrond weer een verkoeling, „met een neiging naar grotere veranderlijkheid van de weers omstandigheden in veel gebie den". Die verkoeling ls de laatste jaren misschien alweer tot stilstand gekomen of zelfs- in haar tegendeel verkeerd, maar dat kunnen we nog niet helemaal overzien. Het kli maat is tenslotte het gemiddel de weer. en om daar iets ver standigs over te zeggen moet je eerst over een voldoende aantal jaren kunnen middelen. Want dat is wel een centrale mededeling in het stuk. door naar de lucht of naar het weer van één jaar te kijken, zal nie mand iets over het klimaat ge waar worden. We weten dat het klimaat in het verleden voort durend veranderd ls, en het ligt in de rede dat het dat zal blijven doen. Maar daarbij gaat het om gemiddelden op lange termijn. Die vallen voor de eenvoudige waarnemer in het niet bij de grote schomme lingen die zich op kortere ter mijn voordoen. Het zijn niet alleen schomme lingen in de tijd die het beeld vertroebelen, maar ook regio nale uitschieters: uitzonderlij ke hitte of regenval in één ge bied en droogte of kou in een ander. Ook dit zijn zaken waar we nog weinig hoogte van hebben. De afgelopen Jaren is ernstige droogte opgetreden in de Sa- hel-gordel in Afrika, verschui vingen van de moesson-zone in de tropen en andere extreme verschijnselen elders in de we reld. "In welke mate zulke ont wikkelingen met elkaar ver band houden, als uitingen van een systematische kli maatsschommeling met sa menhang over de hele wereld, ls niet duidelijk. In ieder geval illustreren zij de soms aanzien lijke veranderlijkheid die ken merkend is voor het klimaat op een tijdschaal van maan-, den, jaren en tientallen jaren." En daar moeten we het voor alsnog mee doen. want we we ten niet beter. Begrijpelijk dat de WMO vindt, dat er op dit terrein harder aan getrokken moet worden. Merkwaardig is intussen dat zelfs de beperkte kennis die we hebben, beter gebruikt zou kunnen worden dan nu vaak gebeurt. Juist die veranderlijkheid, al begrijpen we die dan niet precies, is als gegeven vrij direct toeganke lijk en bruikbaar. Met die ken nis zou meer rekening gehou den moeten worden, aldus de WMO. in plannen voor econo mische en sociale ontwikke ling. Zo kunnen bijvoorbeeld gegevens over de waarschijn lijke grenzen waartussen de re genval Zich zal bewegen, ge bruikt worden om de le vensvatbaarheid van een landbouwproject te helpen be palen. In het algemeen is het verstandig om voor nieuwe ac tiviteiten in de overweging te betrekken in hoeverre ze ge voelig zijn voor kli maatschommelingen. Want het is struisvogelpolitiek om te verwachten dat er geen kli maatsschommelingen komen. En die worden steeds be langrijker, want we zullen voor allerlei activiteiten hoe langer hoe meer van het weer afhan kelijk worden, aldus de WMO- ■deskundigen. Door de steeds grotere bevolkingsdichtheid in grote delen van de wereld en de mede daardoor groeiende vraag naar voedsel en andere zaken, komen de behoeften dichter bij de grens van wat het klimaat mogelijk maakt. En als die grenzen veranderen zal dat dus steeds gevoeliger aankomen. De oproep om meer over het weer te weten te komen, betekent niet dat er niet al op een breed front aan die kennis wordt gewerkt. Een paar ver uit elkaar liggende voorbeelden: De belde Amerikaanse Viking ruimtevaartuigen moeten tij dens en na hun landing op de planeet Mars onder andere me tingen doen over de weersge steldheid. Temperatuur en druk op verschillende hoogten tijdens de afdaling. Tempera tuur, druk. windsnelheid en windrichting wanneer ze een maal op hun plaats staan. De bedoeling is niet alleen om er achter te komen hoe het er nu op Mars uitziet. Centraal staat ook het probleem, hoe het weer in het algemeen zich gedraagt en beïnvloed wordt onder to taal andere omstandigheden dan op aarde. <„Lucht"druk in de buurt van 0.015 atmosfeer, extreme temperatuurverschil len. enzovoort.) Daardoor leren we misschien iets over de (on volmaakte) wiskundige model len waarmee we het weer op aarde proberen te begrijpen. De beste modellen die op de onvolledige gegevens over Mars zijn losgelaten, voorspel len wel pittige windsnelheden. Maar niet de vliegende stor men die de hele planeet in stof kunnen hullen Misschien kun nen die modellen beter Een heel andere kant op ging de speurtocht van de Ameri kaanse sterrenkundige John A. Eddy Er zijn sinds Jaar en dag veronderstellingen in om loop dat klimaatsschommelin gen worden veroorzaakt door variaties in de activiteit van de zon. Een van de meest directe stamt van Milankovich, in de ze rubriek al eerder beschre ven. Hij bracht verschillen in de hoeveelheid door de aarde opgevangen zonnestraling di rect in verband met het ont staan van ijstijden. Moderne versies van zijn theorie zien er leuk uit. maar worden bepaald niet algemeen aanvaard. Eddy concentreerde zich op de elfjarige geregelde variatie in de acUvitelt van de zon zelf, die vooral opvalt door het ge reld toe- en afnemen van het aantal zonnevlekken. Die elfja rige cyclus werd tot nog toe bijna gezien als een natuurwet over het gedrag van de zon. Eddy controleerde met histo rische bronnen de tot nog toe nauwelijks serieus genomen aanwijzingen dat die hele cy clus In de zestiende eeuw ge ruime tijd ontbroken heeft HIJ weet Inderdaad aannemelijk te maken dat er tussen 1645 en 1715 niet of nauwelijks zonne vlekken te zien zijn geweest (Science, vol.192 pag 1189 1202). Een uitdaging, zowel voor de astronomen die zich een beeld van de zon proberen te vormen, als voor de mensen die een verband tussen de zon- nevlekkencyclus en het weer aannemen. Dat het wegvallen der zonnevlekken samenvalt met de meest barre periode van de Kleine Ijstijd, kan de spanning alleen maar verho gen. En we begrijpen er nog steeds te weinig van.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1976 | | pagina 11