"Mensen vinden staatsloterij „leuk spel" Skütsjesilen betovert Friesland" UIETEnSCHl Betonbouwer denkt na over afbraak PJECHMEK Tandbederf \djunct-directeur heeft echt „gokken" nog niet meegemaakt Omzet nu 500 miljoen per jaar 'andaag begint het varende circus weermet de commercie erbij Cf (p je roer letten WARTË BINNENLAND TROUW/KWARTET 11» door Rob Foppema Hylke de Vries: „Mijn moeder zei altijd: dan maar een hap minder, maar het skütsjesilen moet doorgaan." De veertien skütsjes, die elf keer op het water tegen elkaar strijden, varen zaterdag in Grouw. maandag 5 juli in de Veenhoop bij Drachten, dinsdag 6 juli bij Eernewoude, woensdag 7 juli bij Terhorne. donderdag 8 juli bij Langweer, vrijdag 9 juli is een vrije dag, zaterdag 10 juli bij Staveren op het IJsselmeer, maandag 12 juli bij Elahuizen op de Fluessen, dinsdag 13 juli bij Woudsend op het Ifeegermeer, woensdag 14 juli en donderdag 15 juli bij Lemmer op het IJsselmeer en vrijdag 16 juli op het Sneekermeer. schippers waren steeds bezig het schip sneller te maken. De hele fami lie deed mee. Ik heb drie broers en twee zusters: ik zou met m'n hele familie op één skütsje kunnen zeilen." Hylke de Vries behoort dit jaar niet tot de schare der „matadoren". zoals de veertien skütsjeschippers in ge zwollen taal wel worden betiteld. Vijfenveertig jaar heeft hij meege daan. 4 jaar was hij schipper op het skütsje van Eernewoude. vijf jaar hanteerde hij het roer van de Jouster Vlecke. Op zijn negende jaar deed hij al eens stiekem mee aan een wedstrijdje hardzeilen. „Het was in Delfzijl, mijn vader was schoteman op het schip van de oude Brouwer. Ik mocht niet mee. maar ik had me met een stukje brood voorin het schip verstopt. Pas tijdens de wedstrijd vonden ze me." Het feit dat De Vries het evenement dit jaar vanaf de kant zal volgen, is het gevolg van ernstige problemen met de commissie uit Joure, die De Vlecke in de vaart probeert te hou den. De Vries, die met zijn vrouw Jikke in een schuit in Grouw woont, over het conflict: ..Ik wilde het skütsje acht weken in Grouw heb ben. naast mijn schip. Dat is een mooie tijd om met de bemanning te trainen. Elke avond een toertje ma ken: kruisen in de kanalen en bochti ge vaarten. Steeds maar weer oefe nen en met elke wind zeilen. We kunnen dan alles uitproberen om zo goed mogelijk aan de start te komen. Maar de commissie in Joure vond vijf weken lang genoeg. Daar heb ik geen genoegen mee willen nemen." Leken Ook de SKS, de Sintrale Kommisje Skütsjesilen, heeft het bij Hylke de Vries enigszins verbruid: ..Dat zijn ook maar leken, geen oude schip pers. Ik zou willen dat in de SKS een stuk of vier schippers zitting hadden om advies te kunnen geven Een man als Ulbe Zwaga bijvoorbeeld. Die zou kunnen adviseren wat wel en wat niet kan." Geen ..wiskunde" voor De Vries dit jaar. Want al heeft hij maar een paar jaar lagere school gehad, skütsjesi len is voor hem „berekenen .Uitkie nen in hoeveel slagen je door de Folkertsloot kunt komen."Voor één keer behoort De Vries niet tot de „wrottersadel." de zwoegers. Want skütsjesilen wordt zwoegen, beuken, je lichaam voelen. Bij skütsjesilen liggen feest en drama tien minuten uit elkaar, zo omschrijft het Friese tijdschrift Frysk en Frij het. Dan zijn goede vrienden doodsvijanden, dan „wordt bloed karnemelk." Het is meestal een verrijkende ervaring om wat je aan het doen bent eens van een geheel tegenovergestelde kant te bekjjken. Daarom keek ik onlangs met enige verwachting uit naar de intreerede van dr. ing. H. W Reinhardt als lector in de betonconstructies aan de Delftse TH. Want hij zou het hebben over het afbreken van betonconstructies. De afbraak van een gewapend betonnen gebouw is ruwweg even duur als de bouw ervan, meldde dr. Reinhardt. En daar komen nog een paar bezwaar lijke factoren bij. De herrie, zo niet erger, van de mannen met de pneumatische hamers en \yie weet de springmeester met zijn explosieve ladingen. De hoeveelheid (toch een tikkeltje schaarse) energie die eraan be steed wordt. En de treurige res ten die je overhoudt. Puin uit de sloop vormt een aardig deel van de hoeveelheid vaste af valstoffen die we op een rede lijke manier kwijt moeten ra ken. De gebruikte grondstof fen gaan weer de grond in zon der dat je dat als de meest zinvolle manier van herge bruik kunt aanmerken. De moeilijkheid zit hem hierin dat de filosofie van de beton bouw sinds het eind van de vorige eeuw wel aanzienlijk ge wijzigd is. maar sommige eige naardigheden van heteindpro- dukt niet. Die oude filosofie was die van de monoliet, de één geheel vormende stenen constructie die gemaakt werd door het beton in één keer in de complete vorm te storten. Van dat schema is men in veel gevallen afgestapt het zou voor hogere gebouwen ook erg moeilijk werken. Maar hoewel de moderne betonbouw bij stukjes en beetjes werkt, zorgt men er in het algemeen voor dat die stukken aan elkaar vastgegoten worden en dat de bewapening door de grensvlakken heen doorloopt. Het eindresultaat is eenzelfde, haast niet kapot te krijgen mo noliet. alleen groter. De nade len van deze werkwijze, aldus dr Reinhardt fijntjes, zijn nog weinig op de voorgrond getre den omdat de meeste beton nen gebouwen nog vrij nieuw zijn. Moet er dan zo nodig afgebro ken worden? De Delftse lector maakt zich daar weinig illusies over. „Gebouwen zijn hulpmiddelen van de mens", niets meer en niets minder. De eisen die eraan gesteld worden zijn zo veelvoudig en complex als het leven zelf. Een ontwerp zal voor zover mogelijk aan de verwachtingen van de gebrui kers voldoen. Maar tijdens de levensduur van het gebouw zullen die verwachtingen ver anderen. En de ervaring leert dat dat vrij snel gebeurt. Fantasie De mogelijkheid van sommige veranderingen kan bij het ont werp al worden ingebouwd. Maar het vereist enige fanta sie, zei dr. Reinhardt. om van tevoren aan te geven welke functies van een gebouw de komende vijftig of honderd jaar gevergd zullen worden. Je mag hopen dat we daar meer kijk op hebben dan vroeger, maar een feit is dat veel gebou wen in onze steden niet meer aan te passen zijn en helaas moeten worden afgebroken. En dat lijkt toch een aanwij zing dat we maar beter wat behoedzamer met beton kun nen gaan bouwen. Want het is een feit dat daarbij zelfs een voudige aanpassingen al op harde weerstand stuiten (wel licht de diepere reden waarom de elektrische klopboor de doe-het-zelfmarkt wist te be reiken). Om van afbreken maar te zwijgen Om een gebouw demontabel te houden (en dat klinkt al een stuk beschaafder dan afbreek baar) zal het uit losse elemen ten moeten worden opge bouwd De meest voor de hand liggende oplossing is om ze aan elkaar te schroeven. Dat ge beurt in de praktijk ook al wel. met behulp van stalen bevesti gingsstukken die uit het beton steken Maar een van de pro- blemen is dat het „blote" staal degelijk tegen doorroesten moet worden beschermd De meest gerede oplossing daar voor was tot nu toe om de tussenruimte vol met cement of beton te spuiten, want ijzer roest voorlopig niet als het in beton gevat is. Erg aardig, maar daarna valt er nooit meer iets los te schroe ven en moet toch de man met de pneumatische hamer er weer aan te pas komen. De klassieke monoliet is langs de achterdeur toch weer binnen gekomen. We zouden voor deze gevallen een verstandiger en even betrouwbare bescher ming tegen roest moeten toe passen. Losse elementen Maar de mooiste oplossing voor demontabel bouwen met beton lijkt dr. Reinhardt het „aan elkaar spannen" van los se elementen. Door op elkaar aansluitende holle kanalen in de elementen worden stalen staven gestoken, die gespan nen worden. Ze worden daarbij elastisch uitgerekt en aan de uiteinden verankerd. Zo trekken ze de betonnen onder delen „muurvast" tegen elkaar aan. Ook dit is als idee niet nieuw, maar om de constructie demontabel te houden zal de bekende praktijk moeten wor den gewijzigd De spankanalen zullen niet zo als gebruikelijk naderhand moeten worden volgespoten met cementlijm om het staal over de hele lengte aan het beton vast te hechten. Dat be tekent dat er aan veilig heidsnormen nog het een en ander bekeken moet worden dat bescherming tegen roest alweer op een andere manier moet worden bereikt. Een misschien groter pro bleem is de voeg tussen de twee aan elkaar getrokken stukken beton. Daar werd tot nu toe weer cement tussen ge werkt. en dat is in onze demon tage-filosofie natuurlijk niet de bedoeling. Maar een direct contact van beton tegen beton loopt fout af. Het oppervlak is altijd wat oneffen, zodat de elementen in feite maar met een paar punten tegen elkaar drukken. Op die plaatsen wordt de belasting dan zo groot dat er kleine scheurtjes ontstaan. Er moet dus een tus senlaag komen van een of an der materiaal dat niet te week is en niet te hard. en dat niet in de loop der jaren langzaam gaat vervormen onder de voortdurende belasting. „Een ideaal materiaal werd tot nu toe niet gevonden." noteert dr. Reinhardt. Maar als die hindernis te ne men blijkt, komt er dan ook een erg milieuvriendelijke bouwtechniek in zicht Want Reinhardt wil uiteindelijk niet alleen dat zijn gebouwen ge makkelijk gedemonteerd kun nen worden, maar ook dat de elementen daarna opnieuw bruikbaar zijn om er iets an ders mee te bouwen. Dat ver eist nieuwe testmethoden om te beoordelen of ze daar nog goed genoeg voor zijn. Het vereist bovendien een doeltreffende normalisatie van afmetingen. Van een houten balk uit de sloop die nog zo goed is. kun Je een stukje afza gen als je hem voor zijn volgen de functie korter wilt hebben. Met een betonnen balk zul je dat wel uit je hoofd laten En Reinhardts ideale „herbruik bare" betonnen balk bevat bo vendien meer holle kanalen dan voor de constructie nodig is. zodat ook de bewapening van het beton aan de nieuwe toepassing kan worden aange past. Twintig Amerikaanse ratten zijn aan de universiteit van Ala bama met enig succes geïmmuniseerd tegen tandbederf Of eigenlijk tegen de bacterie Streptococcus mutans. die bij het ontstaan van deze volksziekte een kwalijke rol speelt. S. mutans is namelijk wanneer we hem geregeld suiker voeren de bouwer van het kleverige laagje op tanden en kiezen dat vroeger plaque heette en tegenwoordig gewoon plak In die plak worden als we blijven voeren suikers omgezet in zuren die daar handig vastgehouden worden zodat ze de grootst mogelijke schade aan het tandglazuur kunnen doen. Poetsen om die plak te verwijderen helpt maar gedeeltelijk en geen suiker voeren brengen we ook maar moeizaam op. vandaar dat het idee al oud is of je iemand niet tegen die bacterie zou kunnen inenten Over onderzoek daarnaar verschijnen geregeld berichten die nog wat ver van de praktijk af lijken te blijven. Dat geldt voor het verhaal van Suzanne Michalek en medewer kers uit Alabama ook. maar ze zijn toch een leuk stapje verder gekomen. Het is vrij lastig om antistoffen tegen S mutans door een algemene injectie in het speeksel op te wekken (en dat is waar we ze nodig hebben). Directe injecties in mondslijmvlles of speekselklier werkten wat beter, maar leken voor de praktijk weer niet zo praktisch Michalek meldt nu succes bij haar ratten door ze vaccin gewoon op te laten eten. en dat lijkt er meer op De reductie in tandbederf bedroeg in haar proef ongeveer de helft. (Science, vol. 192, pag 1238—1240) foor C.G. van Zweden DEN HAAG De staatsloterij, die dit laar haar 250-jarig bestaan viert, be reikt jaaromzetten die kort gèleden nog gelijk fantastisch klonken. In '64 werd 37 mil- etcJoen omgezet. Tien jaar later, in '74 bijna veertien maal zoveel: 510 miljoen, be staatsloterij ging in tien jaar tijds ■dir. h en steil trapje op en lijkt nu bij een 2n- ebmzet van omstreeks 500 miljoen een lieuw evenwicht te hebben bereikt. Het fing snel. In '67 70 miljoen, in '68 100 niljoen, '69 155 miljoen. '70 180 miljoen, 71 220 miljoen. '72 265 miljoen. '73 380 niljoen, '74 510 miljoen, '75: (recessie) miljoen en '76 naar verwachting 500 niljoen. In de 250-jarige geschiedenis ten unieke omzetstijging. Wat zit daar ichter? Een toenemende goklust? ,oopt het uit de hand? Krijgen de parle- nentariërs. die door de (vele) jaren heen I( n de Tweede Kamer hebben ge waarschuwd, gelijk? >e adjunct-directeur van de staatsloterij, de leer L. Rozijn, wijst alle suggesties in de rich- ing van een ongezonde ontwikkeling van de land. Er zijn nuchtere factoren in het spel. In Ie eerste plaats heeft de staatsloterij meege- irofiteerd van de welvaartsstijging. Er is meer :eld onder de mensen, en men laat het geld emakkelijker rollen Belangrijker is echter hld iet feit dat de loterij tegemoet is gekomen aan en vraag (die waarschijnlijk altijd al heeft >estaan). waaraan door wettelijke belemmerin- ;en niet kon worden voldaan. Een klein greepje uit de recente geschiedenis. In '51 mochten ten hoogste vier loterijen per jaar worden gehouden. Per loterij betekende dat vier series van 21.000 loten. (Dus 336.000 loten per jaar). Dat cijfer lag ver beneden de publieke behoefte. In '55 volgde een uitbreiding: Vier loterijen van elk zes series. Dat werd 504.000 loten. Maar ook met deze uitbreiding kon niet aan de vraag worden voldaan.In '64 volgt de wijziging van de wet op de kansspelen. Eigenlijk, zegt dc heer Rozijn, werd op dat moment de staatsloterij pas werkelijk gedemocratiseerd. De prijs van de loten zakte van tachtig tot twintig gulden (huidige prijs 25 gulden), terwijl men voor die lagere prijs toch kans maakte op dezelfde hoge bedragen, al zal de kans van een lot van tachtig gulden iets beter hebben gelegen dan de kans van een lot van twintig gulden. Decimaal Begin '65 werd het decimale trekkingsstelsel ingevoerd. Een revolutionaire verandering voor de staatsloterij. De nieuwe techniek van trek ken betekende dat per serie honderdduizend loten moesten worden uitgegeven. Men kon dan eenvoudig op eindcijfers trekken In '68 werd de hoofdprijs van een ton op een half miljoen gebracht. Vergeleken met de waar de van een ton - in laten we zeggen -1900. is dat half miljoen overigens nog betrekkelijk be scheiden. Tenslotte maakte de wetswijziging van '73 het mogelijk naar elf loterijen per jaar te gaan. Het is nu zo ver dat het aantal loten eenvoudig kan worden aangepast aan de vraag. In de praktijk gaan thans zo'n twee miljoen loten per jaar de deur uit. Rekening houdend met de gemiddelde gezinsgrootte betekent dit dat ongeveer de helft van de Nederlandse be volking regelmatig met de staatsloterij te ma ken heeft, aldus de heer Rozijn. Het betekent ook dat de kans op de hoofdprijs van een half miljoen, één op de twee miljoen is. dat wil zeggen te verwaarlozen, al wast het water van de zee niet af. dat elke maand iemand aan treedt om een half miljoen schoon te incasse ren. (Over de hoofdprijs, en de prijzen tot duizend gulden, betalen de ontvangers geen kansspelbelasting). Prijzen die min of meer de moeite waard zijn. worden vaak persoonlijk door de gelukkigen geïncasseerd. Dat leidt een enkele keer tot vreemde toestanden. Zo is er een keer een man geweest, die zo zuinig op zijn lot was, dat. hij het papiertje op een deur plakte om het niet te verliezen De moeilijkheid ontstond toen een forse prijs op zijn nummer viel. De man moet zo bang zijn geweest het (nu kostbare) lot te beschadigen, dat hij het zekere voor het onzekere nam. de deur uit z'n hengsels lichtte, en de hele zaak op z'n nek nam Zo meldde hij zich aan de balie van de staatslo terij De heer Rozijn geeft toe dat hij die geschiede nis niet persoonlijk heeft meegemaakt, maar het is een waar verhaal. Om het wat geloof waardiger te maken, zegt hij: 'Och. misschien was het niet zo'n grote deur". Andere winnaars hebben wel eens het ongeluk dat ze hun lot bijvoorbeeld in een borstzakje van een overhemd hebben gestoken. Als zo'n overhemd de wasmachine ingaat, en de eige naar vergeet zijn lot te redden, dan komt er een raar verfomfaaid dingetje uit terug. Als op zo'n gewassen lot een prijs valt. worden de zenuw achtige eigenaars gerustgesteld, want men is niet kinderachtig bij de staatsloterij. Als over tuigend kan worden aangetoond dat het uitge loogde vodje papier het echte lot is. dan wordt het gewonnen bedrag uitgekeerd. Als iemand een prijs heeft gewonnen die de moeite waard is. is dat meestal wel aan het gezicht te zien. Opvallend is dat die mensen dikwijls niet meteen de eerste dag komen op dagen. Kennelijk moeten ze het nieuws eerst grondig verwerken in een slapeloze nacht, en dat laatste is. bij hun verschijnwn, aan hun gezicht te zien. Je pikt ze er gauw uit. En wat het echte gokken betreft, dat maakt de heer Rozijn nooit mee. Dat zou bijvoorbeeld kunnen betekenen dat iemand z'n hele salaris vergokt, en - zeg maar - honderd loten tegelijk koopt. „Als ik zo'n figuur zou ontmoeten, zou ik met hem gaan praten, en de voorgenomen koop sterk afraden", zegt de heer Rozijn De praktijk is trouwens anders. Het publiek blijkt de staatsloterij te ervaren als een leuk spel. Natuurlijk hoopt iedereen op „buit", maar echt rekening houden de mensen daar niet mee. Het spelelement blijkt duidelijk uit het feit dat de mensen het leuk vinden als ze bijvoorbeeld tien gulden hebben gewonnen Het feit dat het lot 25 gulden heeft gekost, doet daar niets aan toe of af. Die 25 gulden worden meteen afgeschreven Het spel blijft over En dat wordt met smaak gespeeld, zo zegt de heer Rozijn. por Haro Hielkema r ROUW „Eén keer in het ar is Friesland niet het land in plannenmakers en ere nbtenaren, van fabriekslui en en thoolmeesters. Maar dan is ït het land van de boeren en )en schippers. Dan is het ónze 'an fereld. Eén keer in het jaar ïertien dagen lang mogen ij eventjes proeven van de tot jkdom en de armoede, van ade glorie en nieuwe le- szaken^nskracht." «Hze emotionele ontboezeming over [t skütsjesilen stond vorig jaar in tijdschrift Frysk en Frij. In het \ries uiteraard en het is de vraag of bvenstaande vertaling wel geoor ofd is. Niettemin geeft het aan dat v\\Ntütsjesilen ondanks de groeiende ^'langstelling buiten Friesland \\Sn Fries evenement is. „Laat bee- ■Ö-Onburgfabrikanten maar roepen, ■■■lat recreanten maar druk in de weer jn. Een Friese schipper heeft ech- ir koude thee aan boord; een Friese Der gaat naar het skütsjesilen toe is vóór meikerstijd weer thuis. Kütsjesilen betovert Friesland." E.A.O andaag begint het varende circus eer: veertien tjalken, omzwermd t»or volgboten en vakantievaartui- tn, strijden elf keer om de uiteinde- |ke overwinningswimpel. Een Ihouwspel dat steeds meer belang- lellenden trekt. De enorme bedra- weqerf11, ^ie voor het *n stancl houden y an het jaarlijkse evenement nodig nn. trekken echter ook de commer- le aan. Niet alleen in de vorm van ladgeschoren sigarettenjongetjes M.O rode blazers en amfibi-voertuigen, ssen) ,aar ook a*s financiële steun door ote bedrijven. )e9dene huidige omstandigheden, waar- /I.O. o ider de tjalken met elkaar de strijd inbinden, verschillen sterk met oeger. Hylke de Vries (58). tot vorig ar schipper van het Jouster skütsje e Vlecke. weet ervan mee te praten, 'oen m'n vader, Bouke de Vries, ng skütsjesilen. werd m'n moeder et alle breekbare spullen op de 2 nt gezet. Of het nu regende of aaide, ze moest maar achter een eenbultje gaan zitten met de kin- ?ren. de spullen en het potkachel- e en wachten tot mijn vader weer erugkwam. Het betekende dus dat hed" een aantal dagen niet verdiend 'erd. Maar ik weet nog dat mijn noeder zei: „Dan maar een hap min- ier. maar het skütsjesilen moet ioorgaan." iet akt sgdenl dat |yl If lke de Vries stond al met zijn fde jaar aan het roer van het schip in zijn vader. „Mijn vader en moe- t waren aan het bomen, ik moest turen. Ik herinner me dat we eens ior Leeuwarden kwamen en dat ik- lotseling een paard en wagen zag. iteresssant vond ik dat. maar toen er even naar stond te kijken, kreeg een klap met de boom: „Op je roer ïtten," riep mijn vader." kütsjesilen is volgens Hylke en Jik- de Vries „iets aparts." Hylke: „Net Is het voetballen bij Abe Lenstra Td het skütsjesilen er bij ons al el jong ingetimrnerd. Je was aan <ord bij je vader. Ging er wel 'ns •ts mis en lag de schuld bij de ihipper, dan kreeg toch de zoon op n donder. Daar werd je hard van. ligenlijk was het vroeger altijd jskütsjesilenals er zo'n twintig v/nge^odderskütsjes naar de zelfde terp stuur j.teilden, ging het om het hardst. De Ikü je d Er zijn wel meer wrijvingspunten, die De Vries en Joure tenslotte uit elkaar dreven. Zo wilde de schip per meer dan honderd gulden startgeld, omdat voor het eten en drinken van de bemanning meer geld nodig is. In Joure rees verzet tegen De Vries, omdat hij volgens de supportersschare (de donateurs) te weinig risico neemt en daardoor niet voor voldoende spektakel zorgt. Hyl ke durft bij harde wind niet te zeilen, zeggen ze in Joure. „Sfeer verpest" De Vries praat er grimmig over. Het is duidelijk dat zijn geval te maken heeft met de al eerder gesignaleerde „vercommercialisering" van het ge beuren. De schipper heeft moeite de veranderingen in en rondom het skütsjesilen te accepteren. Vroeger was skütsjesilen een wedstrijd op leven en dood. een evenement in de sfeer van de armoede. Nu steekt Douwe Egberts geld in het Jouster skütsje en hebben hoge heren van de fabriek een stevige vinger in de pap „Ze hebben de hele sfeer verpest," gromt Hylke. „Als er gezeild werd. zag je ze nooit. Maar ik ben er het hele jaar mee bezig, ik lig er 's nachts over te piekeren hoe ik het schip sneller kan maken." De schuit, die Hylke's grootvader liet bouwen en die een tijd lang de „Friesland" heette, wordt dit jaar bestuurd door de Koudumer Sipke Tjerkstra. Eén jaar heeft De Vries het skütsje in bezit gehad, „maar ik koh het niet betalen. Ik moest per jaar een halve ton op tafel leggen en als je dan maar twee kwartjes hebt.. Dit jaar ga ik het rustig bekij ken. Niet dat ik te oud ben: je kunt het best tot je zestigste of vijfenzes tigste doen. Maar je moet een be hoorlijke bemanning hebben, dat is een probleem. Er zijn er genoeg die graag mee willen, maar het is niet zo maar wat. Ik heb eerlijk gezegd één ding: ik'vertrouw die schippers niet helemaal. Twee jaar terug ben ik over boord gevallen, toen de Lang weerder „Zwaan" op ons voer. Vorig jaar had ik een kapotte elleboog door een aanvaring. Twee jaar ach ter elkaar heb ik het meegemaakt. Als ik zie hoe ze elkaar de wal in varen, „schudkop" ik wel 'ns. Het zijn lang niet meer schippers als vroeger en voor de bemanning geldt hetzelfde. Een skütsje is geen BM Door de onbevarenheid raken ze gauw in paniek en dan gebeuren er ongelukken. Er is dit jaar een nieuwe schipper. Pieter Engelsma van Lang weer. Die is gemeenteambtenaar. Maar hij moet wel weten dat een roer niet hetzelfde is als een potlood."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1976 | | pagina 11