Overheid leefde vaak slecht na ^oel de Wit is dol op Noord-Holland wwëmnm\rmmm |Vervuiling,een misdaad die nog steeds kan lonen Vlinders tellen met verrassingen Mr. P. A. H. Bos: inhalen van achterstand kost tijd De nieuwe commissaris van een „buitengewoon veelzijdige provincie" iriTERDAG 26 JUNI 1976 BINNENLAND TROUW/KWARTET 19 door Rob Foppema mens is van oudsher ge- ■■%oon zijn afval zonder omzien ichter te laten. Dat ging goed In een tijd dat er niet zo veel tiensen waren, dat de hoeveel heid afval betrekkelijk gering ivas en dat de stoffen gemakke lijk door de natuur werden af gebroken. Met de enorme irlucht die de industrie heeft HOfenomen, leidde deze traditio- g- dele wijze van lozen echter tot ren steeds ernstiger vervuiling [en soms vergiftiging) van het eef-milieu. Zozeer zelfs dat de ifgelopen tien jaar ven-uilen Iteeds meer wordt gezien als ren daad die tegen de samenle- ring is gericht. If Hoge schoorstenen stoten nog steeds hun walm uit. tel. Milieuwetten werden ontwor pen en zijn in de maak om paal rn perk aan de ven-uiling te Itellen. De vervuiler betaalt roor het schoonmaken en wie zich niet aan de regels houdt, wordt gestraft. Wie zijn afval onzorgvuldig verpakt op straat zet, loopt kans bekeurd te wor den, evenals degene die zijn hond de behoefte op de stoep laat doen. Bromfietsen en au to's mogen niet te veel lawaai maken. Maar deze zorg is ui terst willekeurig. Vliegtuigen razen nog over woonwijken, open riolen komen zonder meer in zee uit. De hoge schoorstenen in Rijnmond sto ten nog steeds hun giftige walm uit, schepen lozen olie op zee en Nederlandse bedrijven dragen ongestraft bij tot de vervuiling van de Rijn. Vervui- lers-in-het-gTOot zijn nauwe lijks grijpbaar. Wie last krijgt van de ademhalingswegen vanwege industriële smog staat machteloos als hij de schade wil verhalen. De boetes zijn soms zo laag dat het voor bedrijven voordeliger is die boetes te betalen dan voorzie ningen te treffen. De misdaad loont, evenzeer zoals het nu op het voetbalveld lonend is een doelpunt te voorkomen door de tegenstander net buiten het strafschopgebied neer te leggen. Over het vaak ondoorzichtige beleid inzake milieudelicten spraken wij met mr. P. A. H. Bos, advocaat-generaal bij het gerechtshof in Den Haag. Hij is als openbare aanklager bij dit hof in het bijzonder belast met de coördinatie van de ver volging van overtredingen te gen het milieu. Verder is hij voorzitter van de landelijke werkgroep van economische officieren van justitie en maakt hij deel uit van een werkgroep van ambtenaren van verschillende ministeries. Deze laatste werkgroep zal nog deze maand aan het kabinet- Den Uyl een eerste rapport voorleggen over de wijze waar op de vervolging van milieude licten kan worden aangepakt. Mr. Bos was, voordat hij in 1973 advocaat-generaal bij het gerechtshof in Den Haag werd, officier van justitie in Rotter dam en hield zich toen ook speciaal met milieu-delicten bezig. door Hans Schmit DEN HAAG Wanneer overtreders tegen het milieu niet door de politie en de lustitie in de kraag worden gevat, is dat niet in de eerste plaats te wijten aan het !alen van deze instanties. Want de grootste problemen die zich momenteel rond de rervolging voordoen, zo stelt mr Bos, zijn een gevolg van het feit dat de regering, de provincies en de gemeenten in het verleden de wetten die een bijdrage leveren tot jescherming van het milieu, slecht hebben nageleefd. Wanneer hij deze (overigens niet beschuldigend jedoelde) vinger in de richting van de overheid Etsteekt, drukt hij zich naar eigen zeggen „nog g voorzichtig uit". Hij illustreert het te- >rtschieten van de overheid aan de hand van le Hinderwet uit 1875, de oudste van de 28 petten die voor het milieu van belang zijn. Mr Bos: „De Hinderwet kent een aantal omstreden ïirculaires. Zo laat in een bijlage van een circu- aire van 27 april 1960 de minister yan sociale laken en volksgezondheid weten dat het bij —technisch ingewikkelde of wetenschappelijk —nieuwe installaties kan voorkomen dat het „^praktisch onmogelijk is van te voren de werking beoordelen. De minister vindt het daarom fcoed dat, zonder dat een vergunning wordt Ifgegeven, zo'n installatie toch op eigen risico fan het bedrijf wordt opgericht. Dit terwijl irtikel 1 zegt dat het verboden is om zonder Underwetvergunning een bedrijf in werking te tobben en zelfs op te richten." f»e overheid lapte dus de bestaande wetten zon- er meer aan zijn laars. Mr. Bos: „Je moet dat zien in de tijd waarin dat {ebeurde. We waren toen bezig over de ellende ran de oorlogse en na-oorlogse jaren heen te tomen. We gingen industrialiseren en bijna iedereen zei, wanneer hij een heimachine hoor- ie: dat is het lied van de arbeid. En iets mooiers Pas er niet. Uit een in 1971 in het arrondisse- Eent Rotterdam ingesteld onderzoek bleek dat het Botlek- en Europoortgebied een groot lantal bedrijven inrichtingen in werking had londer vergunning. Dat alles met instemming fan de stedelijke overheid die, tuk op uitbrei- ling van de werkgelegenheid, de rode loper litlegde voor de industrie en de vergunning de rergunning liet. Pas in de jaren zeventig wordt nen meer milieu-bewust. In 1971 laat de minis- ;er van sociale zaken in een circulaire weten dat lij een strenge toepassing van de Hinderwet venst: in de huidige situatie moet meer in ivereenstemming met de tekst van de wet Porden gehandeld. froeger werd gezegd: we zien wel. begin maar rast. Je kunt het de bedrijven niet kwalijk nemen. Vaak zijn ze hierheen gelokt hoeveel promotors waren er niet die zeiden: kom hier maar zitten, je ligt fijn aan het water en de rommel gaat allemaal naar zee? Die bedrijven moeten dan ineens kostbare voorzieningen tref fen. Het is de vraag in hoeverre je dat van de ene dag op de andere kunt veranderen, je zult dat vaak moeten temporiseren. Je kunt zeggen dat de overheid de opgelopen achterstand moet inhalen en die manoeuvre kost tijd. Maar waar die is voltooid of waar de wetgeving goed is (ik denk bij voorbeeld aan het vervoer van gevaarlijke stoffen), daar is het vervolgingsbe leid duidelijk te volgen." Er is in ons land een groot aantal bijzondere opsporingsambtenaren. Zij zijn ook aangewezen bij enkele milieuwetten, zoals de Hinderwet, de Wet verontreiniging oppervlaktewater en de Wet luchtverontreiniging. In welke mate dragen deze bij tot het vervolgingsbeleid? „Deze opsporingsambtenaren hebben een hele boel taken. In de eerste plaats moeten ze controleren of bijvoorbeeld aan de voorwaar den van de vergunning wordt voldaan. Ze wor den daardoor meestal ook een soort adviseur van de bedrijven, zo van: je moet de vergunning zo en zo aanvragen, je moet die installaties nemen. Het wordt dan moeilijk wanneer blijkt dat een bedrijf niet erg meewerkt, inééns de opsporingspet op te zetten in plaats van de onderhandelingspet die altijd wordt gedragen. In het eerste rapport van de interdepartementa le werkgroep hebben we hier een oplossing voor gevonden. Daarbij komt dat ambtenaren van de Hinderwet vroeger vaak waren ingedeeld bij bouw- en woningtoezicht. Deze ambtenaren wa- Een politieman ontdekt een vermoedelijk illegale stortplaats van afval. ren in kennis meestal de mindere van de inge nieurs van bijvoorbeeld de petro-chemische in dustrie" Naast de bijzondere opsporingsambtenaren heeft ook de politie een taak bij de opsporing van milieu-overtredingen. Van die zijde wordt echter de klacht gehoord dat overtredingen moeilijk zijn op te sporen en dat men vaak niet weet wat men er mee aan moet. „Er zit een vacuüm tussen wat gebeurt en waar de ontdekker van het gebeurde heen moet. Als er vroeger een lozing was en de gewone politie zag dat, werd vaak gedacht: dat is mijn pakkie- an niet. Het is niet altijd eenvoudig, er zijn bijvoorbeeld veel vergunningen die onder de Wet verontreiniging oppervlaktewater vallen, maar onder de Hinderwet zijn afgegeven. Daar is tien jaar voor nodig om het recht te trekken. De politie weet inderdaad vaak niet waar ze met iets naartoe moet. Dus moeten we een con tactman hebben bij de diverse korpsen, die weet wat hij moet doen. Als een patrouille merkt: daar ligt wat, of: daar stinkt het, kan dat worden doorgegeven aan de contactman. Aan de andere kant kunnen ook de bijzondere controlediensten tegen de contactman zeggen: we hebben het vermoeden dat daar gierlozingen zijn, dat er in dat meertje zus of zo wordt geloosd. Bij de rijkspolitie hebben ze bij de verschillende staven van de districten reeds zo'n contactman aangesteld. Ik ben er nog niet helemaal tevreden over, ik zou liever een geheel hiervoor vrijgemaakte man zien" Een andere klacht is dat er vaak geen tijd is voor een speciale controle of gerichte surveillance. „Het komt voor dat als je een gerichte surveil lance tegen illegale lozingen wil, je van je groepscommandant te horen krijgt: nee, ga jij het verkeer maar regelen. En dat is het pro bleem: hoe stel Je je prioriteiten? Ik vraag me af of aan het verkeer niet te veel belang wordt gehecht. Veel in het verkeer kan ook mecha nisch geregeld of met transacties worden afge daan. De slechtste tijden wat de mankracht betreft zijn nu wel voorbij en dan kunnen er ook best andere dingen worden gedaan. Het leefkli maat is net zo goed belangrijk als het verkeer". Milieu-delicten zijn momenteel overtredingen, geen misdrijf. Dat betekent dat ze voor de kan tonrechter komen, niet (behalve dan in hoger beroep) voor de rechtbank en voor het ge rechtshof. „Dat gaat veranderen. Binnenkort gaat de Wet verontreiniging oppervlaktewater onder de Wet economische delicten vallen. Alle illegale lozin gen en lozingen waarbij de voorwaarden wor den overschreden, vallen dan onder de econo mische politierechter en in hoger beroep onder de economische kamer van het gerechtshof. In de toekomst gebeurt dat ook met de afvalstof fen en de geluidhinder, waarvoor nu wets ontwerpen in behandeling zijn. Ook hoop ik dat de Wet luchtverontreiniging, waarmee we nog de meeste moeite hebben, er ook onder zal vallen. De straffen die de Wet economische delicten heeft, maken het noodzakelijk milieu delicten op dezelfde wijze te behandelen." Meer strafmogelijkheden dus. Momenteel heerst veelal het gevoel dat de boetes laag zijn, te laag gezien de overtreding. De misdaad loont, bewust worden risico's genomen. „Tegenwoordig valt het wel mee. vroeger was dat inderdaad zo. Toen ik officier van justitie in Rotterdam werd, was er een soort tariefboekje: lozingen 25 gulden. Ik heb toen het tarief veran derd: één tot twee gulden per liter naar gelang de stof. Dat tikt lekker aan. Ik had toen eens in de maand een bespreking met vertegenwoor digers van raffinaderijen die nogal slordig wa ren met lozingen en er kwamen steeds hogere directieleden naarmate de boetes hoger werden." joor Haro Hielkema ALKMAAR Al is drs R. J. ,'Roel) de Wit al in heel wat bestuursfuncties terechtgeko men (wethouder, burgemeester en nu commissaris der konin gin), een „bereisde Roel" kan je lem bepaald niet noemen. Ver ier dan de driehoek Amsterdam Alkmaar Haarlem is hij nog nooit geko men. „Ik ben het tegendeel van ;en emigrant", zegt hij zelf ook. ,Ik ben sterk plaats- en streek gebonden." 5e nieuwe commissaris der koningin 'an Noord-Holland (49), die 16 augus- us aan het hoofd van de provincie vordt geïnstalleerd, heeft een hele iterke emotionele band met de pro- rincie: „Ik ben dol op Noord-Holland. k ben een geboren en getogen Amsterdammer en ken de provincie ik zit al sinds 1958 in de Staten) erg |oed. Ik had me voor een be- ituursfunctie elders in het land niet graag beschikbaar willen stellen. Juiver objectief gezien hoewel. vaarom zou je je emoties moeten 'erdoezelen vind ik Noord-Holland ien buitengewoon veelzijdige provin ce. Er is een gaaf landschap in het loorden, een zeldzaam mooie kust en luinenrij, er is oer-Hollands polder- and. een geweldige variatie in steden ;n stadjes, fraaie dorpen en niet te ■ergeten de hoofdstad. Er is de dyna- niek van Hoogovens en Schiphol, erwijl het Gooi weer een gebied is liet een heel eigen karakter." Drs De Wit, die als afgestudeerd bio loog in de wereld van de natuurbe scherming terechtkwam (hij vervult nog steeds tal van functies in milieu organisaties), heeft vooral door zijn statenlidmaatschap een steeds grote re belangstelling voor de ruimtelijke ordening gekregen. Was hij van 1965 tot 1970 (tussen de huidige premier Den Uyl en Han Lammers) degene, die in Amsterdam de wethouderspost publieke werken en stadsontwikke ling bemande, in de provincie en op landelijk niveau kreeg hij bekend heid als „overloopkoning". Met kracht stimuleerde hij het planolo gisch beleid om voor de overvloed van de Randstadbewoners woningen in „overloopgebieden" of „groeiker nen" te realiseren. Als burgemeester van Alkmaar (één van die groeiker nen) probeerde hij altijd een straf bouwtempo aan te houden. Hoewel de bijnaam „overloopko ning" in sommige kringen niet als positief opgevat wordt, heeft De Wit zich een zelfde passie voor het be houd van het Noordhollandse karak ter eigen gemaakt als zijn voorganger mr F. J. Kranenburg: „Er is veel waard om te behouden, maar ander zijds zijn er ook veel problemen op te lossen. Die twee polen moeten in har monie gebracht worden: dat is de taak van het provinciaal bestuur en het fascineert me om daar ook als commissaris aan mee te werken. Het typische Noordhollandse karak ter moet gehandhaafd blijven: de cul turele en biologische waarde, het ste denschoon. Maar we moeten ook zor gen dat er gewoond en gewerkt kan worden. Het blijft zoeken naar een harmonie tussen dingen, die in zichzelf botsen." Drs. R. J. de Wit: niet alleen linten doorknippen Het planologische beleid in Neder land en in Noord-Holland is volgens De Wit in de laatste tien jaren duide lijker en vooral ook concreter gewor den: „De planologen in ons land zijn zich omstreeks 1970 bewust gewor den van het feit dat je niet bezig kon blijven met formuleren van be leidslijnen; ze moesten ook 'ns uitge werkt worden. Het beleid is meer operationeel, meer zichtbaar en daar door meer onderwerp van discussie geworden. Als je alleen algemene en abstracte beginselen poneert, dan is men het daar wel over eens. Kijk maar naar de Oriënteringsnota. Maar de Verstedelijkingsnota is concreet. Die vertaal je in streekplannen." De Wit beseft dat hij zich in zijn nieuwe functie (zijn benoeming werd door alle statenfracties instemmend begroet) minder persoonlijk zal kun nen uiten over de zaken van ruimte lijke ordening: „Dat is één van die dingen, die ik gewoon inlever. Bij elke functie moet je zaken afstoten. Daarom ben ik erg blij dat ik lid kan blijven van de Raad van Advies voor de Ruimtelijke Ordening; en ook een aantal andere functies, die mijn ster ke interesse hebben, kan ik blijven vervullen. Maar in Noord-Holland is er een aparte gedeputeerde voor. Ge deputeerde Staten hebben hun eigen (politieke) verantwoordelijkheden". Functie groeide Al heeft de commissaris der koningin een beperkte portefeuille, voor De Wit wordt het absoluut geen „uit loop" van zijn carrière als bestuur der. Integendeel. „Het commissa risschap is een heel merkwaardige functie, die historisch nog al een groei doorgemaakt heeft. In de pro vinciale wet van Thorbecke uit 1851 was een commissaris een „rijkspot tenkijker". Trouwens, ik krijg mijn salaris van binnenlandse zaken, niet van de provincie. In die zin is een commissaris nog steeds een rijks ambtenaar. Met de nieuwe provin ciewet van 1962 werd het een functie met een dubbele verantwoordelijk heid. De provinciale taak kwam er bij: voorzitter van provinciale en ge deputeerde staten. Maar ook het pro vinciebestuur heeft een sterkere posi tie gekregen. Mijn voorganger heeft dat onder meer sterk bevorderd. Het werk van de staten heeft steeds meer aandacht gekregen; steeds meer de monstraties worden er voor en in het provinciehuis in Haarlem gehouden in het genoeglijke overigens. De traditie, die mevrouw Kranenburg heeft ingevoerd om de demonstran ten koffie te serveren, zullen wij zeker voortzetten." Niet alleen linten Het instituut provincie staat on danks allerlei plannen tot reorganisa tie van het binnenlands bestuur in de toekomst volgens De Wit in de branding van de belangstelling: „In de komende jaren vindt er een groot aantal reorganisaties plaats: de ge westvorming, de politie, de BB, de hulpverlening. Maar er komen ook allerlei nieuwe ontwikkelingen, zoals de wet op de ruimtelijke ordening. Heel interessante jaren staan ons te wachten, waarin het staatsrecht in beweging komt. De provincie zal nog meer een scharnierfunctie krijgen tussen rijk en gemeenten. Dat bete kent voor het commissarisschap niet alleen de representatie linten doorknippen maar het be- stuurswerk, dat zeker negen tiende deel omvat. Linten doorknippen (dat doe je trouwens als burgemeester en als wethouder ook) is nooit de essen tie van het commissaris zijn. Het trekt wel de meeste aandacht." De Wit, die ook in zijn nieuwe functie streeft naar het harmoniemodel („Ik ben weinig geporteerd voor polarisa tie: dan moet Je uiteindelijk meer oplossen dan ervoor"), kijkt de toe komst met belangstelling tegemoet: „Er gaat zoveel veranderen dat je in 1976 moeilijk kunt voorspellen hoe het openbaar bestuur zich in 1986 heeft gevormd." Met een gevoel van bevrijding zie ik kans om deze week een stukje wiskunde aan u kwijt te raken. Niet weglo pen. het is echt leuk. Het is de wiskunde van het aantal vlinders in het bos, en waar het om gaat is de fladderig- heid. Dat gevoel van bevrijding komt omdat ik in het algemeen niet begrijp waar wiskundigen mee bezig zijn laat staan dat ik er iemand anders iets over zou kunnen vertellen. Als er een promoveert komt er meestal toch een samenvatting van zijn of haar werk op mijn bureau, maar daaraan kan ik slechts de maat van mijn onbegrip vaststellen. Het is dan een troostende gedachte dat zij vaak ook niet begrijpen wat er in eikaars super-specialisme omgaat. Maar de verdenking blijft, dat zij met en achter hun geheim taal toch leuke dingen zitten te doen. En daarom is het verade mend om een stukje wiskunde tegen te komen dat zo dicht bij de basis ligt dat het te begrij pen is, en dat nog verrassingen oplevert ook. Een aanloopje naar die wiskun de vinden we in het aantal vlin ders in een bos, dat we even N zullen noemen, en de vraag hoeveel vlinders er volgend jaar in dat bos zullen zijn. Dat aantal noemen we N'; het aan tal vlinders over twee jaar noe- men we N", enzovoort. Voor alle eenvoud veronder stellen we dat er geen vlinders het bos uit vliegen en dat er ook geen van buiten komen binnenvliegen. Het ligt dan voor de hand dat het aantal vlinders volgend jaar (N'). zal samenhangen met het aantal van dit jaar (N). Op zijn aller eenvoudigst: N' aN. Het aan tal vlinders volgend jaar is het aantal dit jaar, vermenigvul digd met een factor a. Die fac tor a zal afhangen van hoeveel eieren een vlinder legt, hoeveel rupsen er door de vogels wor den opgegeten en dat soort dingen. Omdat een vlinder aardig wat eieren kan leggen, ligt het voor de hand dat a groter is dan één. De tendens zit er in, dat er volgend jaar meer vlinders zijn dan nu. Maar als dat zo door gaat, komt er in de loop der jaren een klassieke bevolkings explosie. (Bijvoorbeeld met a 2: dit jaar honderd vlinders, volgend jaar 200, dan 400 en na tien jaar al een dikke honderd duizend.) Remmen Om de toestand in ons bos or delijk te houden, zullen we de remmende krachten erbij moe ten bekijken. Remmen door a kleiner te kiezen, helpt niet. (Behalve in het geval a 1, maar dan is de wiskundige lol er snel af.) Elke a groter dan 1 betekent op den duur toch een bevolkingsexplosie; bij elke a kleiner dan 1 sterven onze vlin ders tenslotte uit. De remmende invloed op N' zal dus op een andere manier van N moeten afhangen. In veel ge vallen (en niet alleen voor vlin ders in een bos) blijkt de werke lijkheid aardig te kunnen wor den omschreven door een rem mende invloed die afhangt van N-kwadraat: N met zichzelf ver menigvuldigd Dat heeft ook voor de intuïtieve beschouwer zijn charmes. Als N erg groot wordt, wordt N-kwadraat me teen deksels groot. Dan wordt er dus ook deksels hard aan de rem getrokken, om het onstui mige gedrag van N' aN bin nen de perken te houden. In zijn uitgebreide vorm wordt ons rekenvoorschrift dan N' aN - b(N-kwadraat), of. handiger opgeschreven. N' N(a - bN). (Hierin is b weer zo'n factor om de formule aan te passen aan de feiten in het bos.) Hoe een voudig dit er ook uitziet, we Zijn intussen op het terrein van de serieuze wiskunde aange land Daar heet dit ding een „niet-lineaire differentie vergelijking van de eerste or de" Robert M. May heef er in Nature bijna negen pagina's ▼oor nodig om uit de versprei de literatuur samen te vatten hoe merkwaardig zo'n ding zich kan gedragen (vol. 261, pag 459-467). Simpeler Ter opluchting: we gaan de zaak nu weer iets eenvoudiger maken. Met een kleine kunstgreep kan onze vlinder vergelijking worden vereen voudigd tot X' - aX (1 - X). Daarin is het aantal vlinders (Ni vervangen door een nieuwe grootheid X. zeg maar de ..vlin derdichtheid". Tegelijkertijd is de factor b elegant onder tafel gewerkt, omdat die verder toch niet meer interessant is De toestand in het bos wordt extra overzichtelijk omdat deze vlin derdichtheid (het aantal vlin ders per vierkante meter of zo) nooit groter dan één kan worden. Het wordt tijd dat we eens concreet worden. Laten we de „groeifactor" a gelijk aan twee stellen, en beginnen met een vlinderdichtheid X 0.5. Een flauw voorbeeld, Je kunt uit je hoofd uitrekenen dat dan ook X' 0.5. De vlinderdichtheid verandert dus niet: volgend jaar zijn er net zoveel vlinders als nu. Aardig wordt het om te beginnen met X 0.6. Even rekenen: X' 0,48, en nog een jaar later: X" 0,4992. We stevenen vrij snel weer op een vlinderdichtheid 0,5 aan. Dat is geen toeval. Bij a 2 komen we altijd uit op een vlin derdichtheid 0,5. Wij hebben kennelijk een ordelijk bos ge maakt, waarin de vlinderbevol king door de natuurlijke omstandigheden op een constante waarde wordt gehou den. Dat is biologisch bevredi gend, maar wiskundig niet op windend. Spoken Die opwinding komt wel dege lijk. wanneer we a groter gaan kiezen. Dat is geen tegenna tuurlijk idee. Tenslotte kan één vlinder een heleboel eitjes leg gen. Maar als a groter dan drie wordt, gaat het wiskundig spo ken in ons bos. Een voorbeeld dat nog aardig na te rekenen is: a 3,2. We beginnen weer met een vlinderdichtheid X 0,5. Dan wordt X' 0,8 en X" 0,512. Nu even doorbijten voor de berekening van het jaar daarna: X'" 0,7995392. Ruw weg 0,8. Ook dit is geen toeval. Bij stug doorrekenen blijkt de vlinder dichtheid in ons bos per jaar heen en weer te gaan van (on geveer) 0,51 naar 0,80 en terug. Ons bos is nog steeds ordelijk, maar de vlinderbevolking kent nu een twee-jarige cyclus die telkens opnieuw doorlopen wordt. Dit is het begin van een onge hoord vuurwerk. Wanneer a in de buurt van 3,5 komt. worden we overvallen door een vier jarige cyclus, die met dezelfde ijzeren regelmaat doorlopen wordt. Nog een stapje verder en er rolt een acht-jarige cyclus uit, dan 16, dan 32. En bij a 3,57 is de cyclusperiode letter lijk niet meer te tellen. Erger nog, op papier valt te bewijzen dat hij zelfs op papier niet meer uit te rekenen valt Chaos Ons eens zo ordelijke bos ver valt dan in toestanden die ook de wiskundige maar met één woord omschrijft: chaos. En dat ondanks het feit dat de vlinderdichtheid van jaar op jaar nog steeds precies is uit te rekenen, ondanks het feit dat nog steeds dezelfde dóódsim pele vergelijking het wel en wee van de vlinders exact be schrijft. Hoe de wiskundigen dan nog weer onderscheid maken tus sen chaos en opperste chaos, is een adembenemend verhaal, dat de liefhebber maar ter plaatse moet nalezen. Er zitten schitterende theater-effecten in, zoals het doodleuk verschij nen van een stabiele drie-jarige cyclus by a 3,83. (Ik heb het nagerekend: X 0,50, X' 0,96, X" 0,16, X'" 0,50, X"" 0,96 enzovoort). En bij a 3,85 is de chaos al weer be gonnen. Het laat zich denken dat dit soort grappen een bron van op perste verwarring kan zijn voor de arme bioloog die elk jaar in het bos vlinders gaat tellen. Na Jaren zal hij tot de conclusie komen dat er gewoon geen sys teem in zit. of dat zijn manier van tellen niet klopt. Maar het kan best zijn dat hi) alleen het volstrekt chaotische gedrag be kijkt van de even spijkerharde als simpele vergelijking die wel degelijk de vlinderdichtheid exact beschrijft. Voor hem en zijn collega's, voor economen en sociologen die te gen hetzelfde aan kunnen lo pen. heeft May zijn over zichtsartikel geschreven. Want de vllndervergeiyking en din gen die daarop lijken, komen nogal eens voor in de praktijk. Maar het is ook voer voor wis kundigen, want op deze vor men van chaos zijn ze nog niet uitgekeken. De vlindervergelij king, schrijft May, zou zelfs bi) hun opleiding met vrucht ge bruikt kunnen worden, om ze te doordringen van het bizarre gedrag van een schijnbaar or delijke werkelijkheid.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1976 | | pagina 19