Chaotisch beleid bij plaatsen kinderen in Limburgse tehuizen Van zoetwater- naar zee-aquarium Nieuwe technieken in cardiologie minder weloverwogen toegepast Duurder en moeilijker, maar wel milieu vriendelijk? Prof. Rapaport op congres: Gevangenisstraf tbr voor doodslag Bemoeienis door 52 verschillende instanties WOENSDAG 23 JUNI 1976 TROUW/KWARTET RHTEI door Henk van Halm Elke liefhebberij maakt een evolutie door. Dat geldt voor de liefhebberij zelf, in het groot, zowel als voor de liefhebber die eenvoudig begint en als specialist eindigt. De aquariumhouderij is er een goed voorbeeld van. De eerste houders van tropische vis sen moesten heel wat kunst- en vlieg werk te baat nemen om die dieren uit verre gewesten in leven te houden. De techniek reikte hun een steeds perfecter elektrische verwarming met thermostaat, betrouwbare pom pen en filters aan en steeds meer werd er bekend over de speciale eisen van de verschillende soorten vissen. Toen de moeilijkheden van het hou den van tropische zoetwater-vissen onder de knie waren, begonnen een paar liefhebbers met het zee aquarium. Dat bracht weer speciale problemen met zich mee, vooral toen men zich ook aan koraalvissen waag de. Ze zagen dat juist als een uitda ging. Het tropisch zee-aquarium is nog steeds iets bijzonders, maar be gint als summum van de aquarium- liefhebberij steeds meer veld te win nen. De vroeg begonnen specialisten hebben ervaringen opgedaan en pu bliceerden die. In de vakliteratuur en in boeken. Onlangs zijn er weer een paar verschenen. Oplossingen In „Het zeewateraquarium'' be schrijft Hans J. Mayland hoe Je zo'n bak moet inrichten, bevolken en ver zorgen. Die bak moet bestand zijn tegen zeewater, waarvoor Mayland bevredigende oplossingen geeft: volglasaquaria. plexiglazen bakken en met epoxyharsen waterdicht ge maakte eternieten bakken met een voorruit. Verwarmingselementen in glazen buizen zijn onaantastbaar voor zeewater, maar verder wijken verwarming en verlichting weinig af van die voor tropische zoetwateraqu aria. De pompen moeten een hogere capaciteit hebben, nodig voor stro ming en grote zuurstoftoevoer. Als filtervulling beveelt Mayland per- Ionwatten aan. omdat de hoge door stroomsnelheid van het water geen afbraak van afvalstoffen waarborgt en kool daarom niet voldoet. Perion- watten houden het grove vuil uit de kringloop. Aan zeewater komen lijkt heid (het soortelijk gewicht) van het zelfgemaakte zeewater kun je zelf controleren met een areometer. Voor al lagere dieren zijn zeer gevoelig voor het zoutgehalte en overleven zelfs kleine schommelingen niet. In de aanvang van deze speciale aqu ariumhobby stierven er ontelbare vissen aan toen nog mysterieuze ziek ten. Nu zijn daar medicamenten voor. vaak heel simpele preparaten die gewoon bij de apotheek te koop zijn. Zo is stuk voor stuk afgerekend met elk probleem, behalve met één moeilijkheid', met tropische zeevis sen valt heel moeilijk te kweken. In tegenstelling tot het leeuwedeel van de tropische zoetwatervissen planten koraalvissen zich in gevan genschap nog vrijwel niet voort. Al leen een paar anemoonvissen die in een belangengemeenschap met zeea nemonen leven, hebben in aquaria voor nakomelingen gezorgd. Veel ko raalvissen zijn uiterst agressief tege nover soortgenoten en leven daarom buiten de paartijd in hun eentje. Zet je ze voor of na die tijd bij elkaar, dan vechten ze tot een van beide dood is. Je moet dus precies weten wanneer de vissen paringsbereid zijn en bo vendien wat mannetje of wijfje is. Ook daar zit een moeilijkheid, want het onderscheiden van de geslachten is nog lang geen uitgemaakte zaak. En dat is nog maar het begin van de problemen, want daarna komt de vraag welk voedsel de jongen eten en daar weet men nog geen antwoord op. En dat is dan de negatieve kant van deze hobby. De vissen zullen steeds opnieuw moeten worden geïmpor teerd. het een tijdje in de bak uithou den en als ze doodgegaan zijn. moe ten worden vervangen door nieuwe importen, die in de koraalzeeën wor den gevangen. En juist het voortbe staan van de koraalzeeën en alles wat daarin leeft, wordt van verschillende kanten bedreigd. Mag je ze dan nog vangen, die vissen, waarvan er nog grote aantallen bestaan? Of valt de vangst in het niet bij de bedreiging Van een verslaggever ^^ve^teVe^, I AMSTERDAM - De cardiologie, het medische specialisme dat ?e"d Hrt duTd^tot zich met hartziekten bezighoudt, loopt een beetje uit de hand. Er hij een bekentenis aflegde. Het br* zijn de laatste jaren een groot aantal nieuwe technieken ontwik- dat G. tot zijn daad was gekomen keld, zei prof. Elliot Rapport maandag op een Europees cardiolo- geldzucht. Schippers was met ze* gencongres in Amsterdam. Maar die worden volgens hem steeds tien messteken om het leven vaker en steeds minder weloverwogen op hartpatiënten toege- 'd$d?s voorwaardelijk ter beschikking B ALMELO De rechtbank in Al» heeft gisteren de twintigjarige F uit Almelo conform de eis vail officier van justitie veroordeeld^ een gevangenisstraf van twee jaai zes maanden en onvoorwaardr terbeschikkingstelling van de nOC ring. G. werd schuldig bevonden i doodslag op de 67-jarige J.H. Sc^« pers. fll De moord werd gepleegd in de r moeilijk, maar ook dat probleem is door watervervuiling en door de ver- opgelost: er zijn kant-en-klare zout- nietiging van hele koraalriffen door mengels in de handel, die je alleen de doornenkrans. een zeester die zich maar hoeft aan te maken. De dicht- met koralen voedt? Ik ben geneigd Franjevis (foto: Henk van Helm) dit inderdaad te geloven. Bovendien hebben amateur-waarnemers, waar toe serieuze aquarianen behoren, vaak waardevolle bijdragen geleverd tot de kennis van de leefwijze van veel dieren. Vissen worden in een aquarium door gaans als de hoofdbevolking be schouwd. waarom alles begonnen is. In een zeeaquarium hoeft dat niet zo te zijn. Juist de schoonheid van zee anemonen. zeesterren, zee-egels, zak pijpen. kokerwormen en garnalen is zo verbluffend dat sommige liefheb bers ze zonder vissen in hun bakken houden. Je kunt er wel vissen bij houden, maar je moet die wel zorgvuldig uitkiezen. Ancmoonvis- jes. rifbaarzen en juffertjes zijn er geschikt voor. Mayland behandelt die lagere dieren wel. maar geeft toch de meeste aandacht aan de vissen: 88 van de 138 bladzijden zijn eraan ge wijd. De soortbeschrijvingen van ruim tweehonderd vissen gaan verge zeld van uitstekende zwartwit- tekeningen en een paar kleu renplaten. Een andere benadering geeft het on geveer tegelijkertijd verschenen „Thieme's zee-aquariumboek", waar in de vessen maar heel kort en met weinig afbeeldingen beschreven wor den. maar dat de lagere dieren veel meer recht doet wedervaren. Dit boek is nu eens geen vertaling van een Duits werk. zoals de meeste aqu- ariumboeken. maar geschreven door een Rotterdamse liefhebber. In veel opzichten overlappen de boeken van Mayland en Schmidt elkaar, maar wat in het ene boek minder duidelijk of beknopter is beschreven, komt in het andere beter uit de verf. Zo vullen ze elkaar goed aan. Het gebeurt ei genlijk maar zelden dat je voor een hobby met één boek kunt volstaan. Hans J. Mayland: Het zeewateraqua- rium. Uitg. Keesing. Amsterdam- Antwerpen. 142 blz., 17,50. F. F. Schmidt: Thieme's zee- aquariumboek. Uitg. Thieme, Zutphen. 130 blz, 24,50. Hij verdenkt zijn collega's ervan, dat met patiënten, het herkennen van ze in een vastgeroest denkpatroon symptomen en het kiezen van ge- zitten, of dat ze afhankelijk zijn van neesmiddelen, een bepaalde routine die inhoudt dat iedere patiënt altijd het hele rijtje diagnostische onderzoeken moet on dergaan, in plaats van per patiënt te bekijken wat in zijn of haar speciale geval nodig en mogelijk is. Prof. Ra paport, verbonden aan de universi teit van Californië, is oud-voorzitter van de American Heart Association. De geschetste gang van zaken heeft volgens hem aanzienlijk bijgedragen aan de sterke stijging van de kosten van de gezondheidszorg. Nog erger noemde hij het, dat de cardiologen steeds meer afhankelijk lijken te worden van de resultaten van allerlei technische onderzoekingen. Ze drei gen als arts de vaardigheid te verlie zen om zelf. op grond van eigen ken nis en aan de hand van de ziekte geschiedenis van de patiënt, tot be paalde conclusies en besluiten te komen. Ook de opvattingen en gewoonten van plaatselijke „voormannen" on der de cardiologen, leiden volgens de heer Rapaport tot een soort afhanke lijkheid onder hun collega's. Hun au toriteit wordt zonder meer aanvaard, hun gewoonten klakkeloos overgeno men. Dat heeft onder meer tot gevolg dat zich zelfs binnen één land opval lende verschillen kunnen voordoen in de manier waarop de hartcentra de zaken aanpakken. Zo komt het voor dat het ene ziekenhuis patiënten met een bepaalde afwijking altijd ope reert, terwijl men er in een ander ziekenhuis juist prat op gaat dat een patiënt met zo'n geval nooit naar de chirurg wordt gestuurd. Ook artikelen van „zogenaamde des kundigen" in de vakbladen worden volgens prof. Rapaport vaak geslikt zonder dat ze kritisch op hun we tenschappelijke waarde worden ge toetst. Over de opleiding van cardio logen zei hij dat die minder op technische vaardigheden moet wor den gericht en meer op het voorkó men van hartziekten, op het omgaan de regering gesteld; toen had hij ii broken bij een Almelose confectiw briek en daarbij voor een ton schi] aangericht. door Kees de Leeuw DEN HAAG Niet minder dan 52 verschillende soorten instanties in Limburg zijn verantwoorde lijk voor het plaatsen van kinderen uit het gezin in een tehuis. Er kan worden gesproken van een woud van instellingen variërend van dominee of pastoor tot teams van deskundigen, zoals Medisch Opvoedkundige Bureaus. Het gevolg hiervan is een plaatsingsbeleid, dat een nogal chaotisch beeld vertoont. Dit blijkt uit een onderzoek bij 33 kindertehuizen in deze provincie, waarvan de resultaten zijn vastge legd in het rapport „Het plaatsen van jeugdigen in tehuizen". Het onder zoek is verricht door drs. J.C.A. Basti- aansen. die als socioloog verbonden is aan het provinciaal orgaan wel zijnsbevordering Limburg (POWH. in opdracht van de werkgroep jeugdwelzijnszorg Limburg. Deze werkgroep stelt zich onder meer ten doel een bijdrape te leveren aan een betere integratie van de jeugdwel zijnszorg in Limburg. Daaronder valt ook de hulpverlening aan jongeren in tehuizen en aan hun eigen gezin. zo - dat de plaatsing in een tehuis onnodig lang duurt. Zolang immers niets gedaan wordt aan de gezinssitu atie heeft terugkeer weinig zin. Vrijwillig Drs Bastiaansen heeft zich in het onderzoekt tot tehuizen voor jeugdi gen zonder ernstige geestelijke of li chamelijke handicaps, maar met pro blemen die het gevolg zijn van hun gedrag, de situatie in het gezin of - wat het meest voorkomt - een combi natie van beiden. Van de 2233 jonge ren die tijdens het onderzoek daar verbleven, bleek eenderde (763) er te zitten op grond van een vrijwillige plaatsing. Dit is aanzienlijk meer dan zes tot acht jaar geleden, toen deze groep hooguit vijftien procent van het totaal uitmaakte Het merendeel van deze kinderen zit in de leeftijd van tien tot vijftien jaar en een zeer groot aantal van hen is al eerder in een tehuis geweest. Bij jus titieel geplaatste kinderen was dit zelfs meer dan de helft (54 procent). bij de vrijwillige geplaatsten bijna een-derde (32 procent). Het onder zoek wijst verder uit - en bevestigt daarmee resultaten, bekend uit ande re onderzoeken op dit gebied - dat kinderen uit ongeschoolde arbei dersgezinnen bij plaatsingen op last van justitie zwaar zijn oververtegen woordigd. In iets mindere mate geldt dit eveneens voor vrijwillig ge plaatsten. Beide groepen komen overwegend uit kinderrijke gezinnen: bij de justitieel geplaatsten waren thuis vier tot vijf kinderen en bij vrijwillig geplaatsten drie tot vier. Driekwart van de „justitie- kinderen" heeft tenminste nog één broer of zus maar meestal meer die uit huis is geplaatst. Die zijn gewoonlijk verspreid ondergebracht, waardoor ze uit eikaars gezichtsveld zijn verdwenen. Bij vrijwillig ge plaatste kinderen verblijven broertjes en zusjes in tweederde van de gevallen in hetzelfde tehuis. Van de kinderen in de 33 limburgse tehui zen is een-achtste deel jonger dan zes jaar. Meer dan de helft van de plaat singen zijn afkomstig uit onvolledige gezinnen: 23 procent!vrijwillig) en 62 procent (justitie). Die onvolledigheid wordt in twee-vijfde van de gevallen veroorzaakt door echtscheidingen. Bij een-vierde deel is een van de ouders overleden. Veel spoedopnamen Drs. Bastiaansen ontdekte verder, dat er relatief gezien veel spoedopna mes 29 procent van de justitiële en 16 procent van de vrijwillige groep GGZill zijn. waarbij het „natuurlijk" ont breekt aan de noodzakelijke voorbe reiding van ouders en kind, maar ook aan voldoende informatie voor het tehuis. Trouwens ook bij „normale" opnames wordt in meer dan een kwart van de gevallen geen of onvol doende informatie verstrekt, terwijl in 62 procent van de vrijwillige en dertig procent van de justitiële plaat singen het tehuis niet door de instan tie, die het kind heeft geplaatst, op de hoogte is gehouden van de ontwikke lingen in de thuissituatie. Tot slot is er volgens de tehuizen bij meer dan de helft van alle plaatsingen geen sprake van een systematische bege leiding van het gezin door het tehuis en/of de plaatsende instantie. In het rapport wordt op grond van al deze gegevens, die op zijn zachtst gezegd nogal schokkend zijn. ook een aantal conclusies getrokken. Het feit dat zoveel kinderen al eerder in een tehuis verbleven, roept sterk de vraag op of wel de juiste diagnoses worden gesteld met betrekking tot de problemen van deze kinderen en of er wel een juist beleid wordt gevoerd bij het kiezen van de instelling. Omdat relatief veel jongeren vanuit een acu te noodsituatie door een „spoedplaatsing" in tehuizen te rechtkomen, pleit Bastiaansen voor een voorziening, waar deze kinderen tijdelijk kunnen verblijven. Hij denkt daarbij aan regionale crisisop vangcentra. Ook wordt een pleidooi gehouden voor een meer gericht be leid bijvoorbeeld via regionale ad viesteams omdat de toestroming van jeugdigen naar tehuizen een sterke coördinatie vereist. Aanleiding tot dit onderzoek was het vermoeden, dat er nogal wat knel punten bestaan rond de groep jeugdi gen. die buiten de kinderbescher ming - op vrijwillige basis - in tehui zen worden geplaatst. Deze plaatsin gen op vrijwillige basis zijn boven dien de laatste jaren met sprongen omhoog gegaan Op zichzelf een op merkelijk verschijnsel, want de justi tiële plaatsingen zijn in die juist veel minder geworden doordat steeds meer wordt ingezien, dat de nood van de jongere en het gezin, waar hij Uitkomt, het uitgangspunt moet zijn van hulp en niet een justitiële maat regel. Bij het onderzoek stelde men vragen als „Welke kinderen zitten er". „Hoe zijn ze daar terechtgekomen", ..Wat wordt gedaan aan hun begeleiding en vooral wordt er nog„gedokterd" aan hun oorspronkelijke basis, het gezin, opdat een eventuele terugkeer moge lijk wordt?" Wat dat laatste betreft wijst het rapport van Bastiaansen uit. dat het met die begeleiding maar droevig is gesteld De instantie die een kind in een tehuis heeft ge plaatst. verdwijnt meestal spoedig daarna uit het beeld en van contac ten met of systematische begeleiding van de ouders of het gezin is vaak geen sprake Hard gezegd er kijkt niemand meer naar om. Het gevolg daarvan kan zijn - en vaak is het ook De redenen tot plaatsing tonen aan. dat die niet los gezien kan en mag worden van het gebrekkig functione ren van het gezin. Daarom is een goede en tweezijdige begeleiding namelijk van het kind zelf en van het milieu waar hij vandaan komt dringend noodzakelijk. Bezinning hierop is van het grootste belang. Tot slot vindt Bastiaansen het zeer wen selijk. dat de mogelijkheden tot be geleide kamerbewoning worden ver ruimd. In de tehuizen zitten nogal veel jongeren van zestien jaar en ou der, die er reeds lang verblijven, om dat ze niet naar huis terug kunnen en zich ook nog niet zelfstandig kunnen handhaven als kamerbewoner. De werkgroep ziet het rapport als een eerste min of meer „harde" kennis making met de problemen, die er op dit gebied met name ten aanzien van het beleid bestaan. Zij wil met zoveel mogelijk werkers in de tehui zen een discussie aangaan. Daarom zijn voor oktober van dit jaar twee studiedagen georganiseerd, waarop de resultaten van dit onderzoek zul len worden doorgesproken. Verder hoopt men. dat ook in andere provin cies het beleid ten aanzien van de kindertehuizen opnieuw aan de orde zal worden gesteld. Reacties worden dan ook paag tegemoet gezien. Op deze manier wil de werkgroep probe ren een beter samenspel te bevorde ren tussen de werkers in de tehuizen, de ouders, de kinderen en de plaatse lijke hulpverlening. Het plaatsen van jeugdigen in tehui zen door J. C. A. Bastiaansen, Provin ciaal Orgaan Welzijnsbevordering Limburg, Roermond. T-shirt van katoen. Keuze uit 3 leuke opdrukken Maten: 104 t/m 116 5- T-shirt van katoen Om in de kleuren helgroen, marine, rood. wit en geel Maten 128 t/m 164 6.- 104 t/m 116 5.- VROOMS DREESM ANN 8585

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1976 | | pagina 10