Godsdienstles moet zaak
van de hele school zijn
Echtpaar Kalma-Staal, mensen
apart bij Rotterdamse politie
Ouder worden als
rat in Rijswijk
Een vak dat er door de ontkerkelijking niet gemakkelijker op geworden is
Conflictsituatie met „intolerant burgerdom"
Spuitbussen
Piaget, Zwitser
ERDAG 19 JUNI
BINNENLAND
TROUW/KWARTET 9
i'
ECHT Geen vak is
■schijnlijk zo moeilijk
geven als godsdienst.
:r dan de examenvak-
p is het afhankelijk van
t persoonlijk gezag en
didactische bekwaam-
f'jd van de docent'. Zelfs
opzichte van de
>ressievakken en gym-
itiek staat godsdienst
iet nadeel. Van tekenen
rymnastiek zeggen leer-
jen nog wel dat ze er
zier in hebben. Maar
ke leerling zou zeggen
het vak godsdienst-
liefste vak is? Het is
ls prof.dr.K.Heeroma
schreef: „Goede do-
iten kunnen hier veel
ds doen, maar slechte
:enten nog meer
®ads".
godsdienstleraar heeft een
■ilijke positie. Velen zijn
voor dit vak opgeleid. Als
part-time lesgeven, is het
ïilijk aansluiting te vinden
iet verdere schoolgebeuren,
ren ze full-time les, dan is
een heksentoer om ze-
twintig of zelfs nege-
twintig uur per week een
ere klas voor je te krijgen
de opdracht met al die
derden kinderen een per-
nlijke relatie aan te gaan.
minder dan bij andere
ken kun je terug vallen op
de leerplannen en leermid-
En toch staat dit vak
enaan de lijst op rapporten
christelijke scholen. Het is
eerste vak.
laatste tijd is de belangstel
voor het vak godsdienst
r groeiende. Het defaitisme
t op retour. Op christelijke
olen is de laatste jaren veel
raat over wat dat 'christelij-
nou te betekenen had. Dan
rd er meteen bij gezegd dat
christelijke school meer
dan een school met een
tje godsdienst of een wee-
lüng. Maar dat wil niet
en dat het vak godsdienst
weekopening probleem-
verlopen. Integendeel, er is
aanleiding om eens gede-
te praten over wat er eigen
van dit vak verwacht
dt. Ook de leraren van an-
vakken, directies, school-
turen en ouders zouden zich
irin kunnen verdiepen,
die brede interesse te wek-
heeft de Unie School en
ngelie weer twee Cahiers
[egeven, te weten „Het
;te vak" door dr.
.Onstenk en „Denken over
sdienst onderwijs" door
Westerman en drs.G.E.Vis-
Beide boekjes zijn een ver-
op een eerder cahier over
ellessen in kleuter- en lager
erwijs. Het boekje van Wes-
terman gaat over de eerste
klassen van het voortgezet on
derwijs, Onstenk richt zich op
de bovenbouw. In het jaar
beurscongresgebouw in
Utrecht wordert de nieuwe ca
shiers vandaag ten doop gehou
den en besproken.
De verschijning van deze ca
hiers is een symptoom van de
hernieuwde aandacht voor het
vak godsdienst. De laatste ja
ren zijn er steeds meer
godsdienstleraren gekomen
voor wie dit vak een volledige
baan is. De universiteiten be
gonnen met theologische doc-
toraal-opleidingen tot
godsdienstleraar.
De katholieke leergangen be
ginnen in augustus, als eerste
van de nieuwe lerarenopleidin
gen in ons land, met een oplei
ding tot godsdienstleraar twee
de en derde graad. De vrije
Leergangen in Amsterdam zou
den ook dit jaar moeten begin
nen, maar dat is niet gelukt en
dat wordt dus een jaar later.
Betere opleiding
Verbetering van de opleiding
van leraren is een eerste be
langrijke stap. Zonder de ver
diensten van dominees die het
lesgeven wèl in hun vingers
hadden te bagatelliseren, kun
je wel zeggen dat de dominee-
leraar altijd een wat vreemde
eend in de bijt gebléven is. Ook
nu nog worden dominees ge
vraagd om godsdienstles te ge
ven, maar dat is dan meer ter
aanvulling op het
godsdienstonderwijs door vas
te krachten.
De meningen over dê inhoud
en het doel van het godsdienst
onderwijs lopen nogal uiteen.
Ruwweg kun je de leraren in
twee groepen indelen (die el
kaar wel weer overlappen): de
groep die vooral probeert met
de klas over het geloof te pra
ten en de groep die godsdienst
ais een gewoon schoolvak wil
zien, zij het niet geheel zonder
pastoraal tintje. Beide groepen
vinden elkaar wel weer in de
gezamenlijke afkeer van de ui
tersten: godsdienst is niet een
soort catechisatie, evenmin
een puur leervak. Daartussen
in blijven alle schakeringen
voorkomen. Leraren die wel cij
fers geven en zij die dat uit den
boze vinden, leraren die er een
soort maatschappijleer met
door Piet Hagen
„Huiswerkopdracht" van Willem Peter v. d. Laan
een christelijk sausje van ma
ken en degenen voor wie de
godsdienstles een soort bijbel
cursus is, leraren die zich echt
als 'schoolpastor' presenteren
en zij die dat juist willen ver
mijden.
Eerst luisteren
Alle mooie definities van het
vak zullen op een gegeven mo
ment in de praktijk van het
lesgeven sneuvelen.
Godsdienstleraar P.van Rijn
(christelijke nijverheidsschool)
zegt: „Elke klas is verschillend,
heeft een eigen sfeer. Daarom
moet je het steeds weer anders
aanpakken. Je kunt niet zo
maar beginnen met je vaste
programma af te draaien. Je
moet eerst luisteren, aanvoelen
wat er in de klas leeft. Er zitten
zo verschillende kinderen in
één klas: uit rijke en arme mi
lieus, uit kerkelijke en onker
kelijke gezinnen, kinderen die
het thuis fijn hebben en scho
lieren die thuis liefde tekort
komen, kinderen met interesse,
maar ook kinderen met een
duidelijke weerstand tegen het
vak,- als je in zo'n klas iets wilt
uitrichten moet je zorgen dat je
eerst een relatie hebt. Als je
vijfhonderd leerlingen per
week voor je neus krijgt, kun je
niet met iedereen persoonlijk
contact hebben. Maar je moet
wel een band met een klas heb
ben. De leerlingen moeten het
idee krijgen dat ze bij je kun
nen aankloppen".
Van Rijn heeft vroeger allerlei
andere banen gehad, maar over
zijn leraarschap spreekt hij nu
met groot enthousiasme. „Een
voorwaarde is wel dat je colle
ga's en de directie achter je
staan. Het moet een zaak van
heel de school zijn". Van Rijn,
die zelf de catecheten-
opleiding van de hervormde
kerk gevolgd heeft, vindt dat
het onderwijs een duidelijke
lijn moet vertonen. „Ik probeer
zo dicht mogelijk bij de bijbel
se boodschap te blijven. Ik heb
wel een bepaald programma in
mijn hoofd, maar je moet daar
steeds van kunnen afwijken.
De manier waarop een thema
behandeld wordt is steeds af
hankelijk van de reacties van
de klas".
Ook voor Van Rijn mag de
godsdienstles niet ontaarden
in alleen maar een praatvak,
maar aan de andere kant vindt
hij het gesprek wel erg belang
rijk. „Je weet niet half hoe wei
nig scholieren de kans krijgen
om te praten. Thuis gaat de
televisie aan. Er is een grote
behoefte om over de dingen te
praten".
Drs. J. H. van der Bank, zelf
jaren lang godsdienstleraar (nu
nog drie uurtjes) en sinds kort
verbonden aan de lerarenoplei
ding van de theologische facul
teit in Utrecht, zegt over het
valt godsdienst: „Godsdienst
mag geen praatvak worden.
Het is niet een stukje uit de
bijbel lezen en een versje zin
gen. Het is een schoolvak,
waarbij het gaat om kennis van
de bijbel, van de kerkgeschie
denis, van geestelijke stromin
gen en van de we
reldgodsdiensten. Een van de
belangrijke taken van de
godsdienstleraar vind ik dat hij
'zuiverend' bezig is. Er leven
zoveel verkeerde voorstellin
gen van het geloof, het is al heel
wat als je die weg kunt halen".
Door de ontkerkelijking in ons
land is het vak godsdienst er
niet gemakkelijker op gewor
den. Veel 'geloofswaardighe-
den' mogen op een christelijke
school niet meer bekend veron
dersteld worden. Drs. Van der
Bank: „Ik weet nog dat we op
onze school in Ede voor het
eerst met niet-christelijke leer
lingen te maken kregen. Je was
geneigd blij te zijn: dan kon je
iets van je geloof 'uitdragen'.
Nu zijn er in Nederland christe
lijke scholen waar grote per
centages scholieren de kerk
niet van binnen kennen. Dan
krijg je reacties in de klas zoals
ik laatst had, zo van: „Moham
med, dat is toch de zoon van
God?". En dat was niet het
kind van een gastarbeider".
Juist in die situatie is het be
langrijk dat de school de ou
ders opnieuw betrekt bij het
godsdienst-onderwijs. Sommi
ge ouders zijn maar matig geïn
teresseerd. Op de spreekavond
gaan ze wel naar de leraren
voor wiskunde en Frans, maar
de godsdienstleraar kan wel
thuis blijven. In de cahiers van
de Unie worden de ouders uit
genodigd voor een gesprek over
het godsdienst-onderwijs. En
dan niet alleen praten over de
linkse of rechtse uitschieters
van de godsdienstleraar of over
de vraag of hij wel recht is in de
leer, maar over alle problemen
waarmee de godsdienstleraren
zelf intensief bezig zijn.
We nemen maar wat. De vraag
bijvoorbeeld wat de verhou
ding is tussen godsdienst en
maatschappijleer (vaak door
dezelfde leraar gegeven). Een
actuele vraag is ook of één uur
godsdienst per week genoeg is.
En als je één uur hebt, moet je
dan de klas splitsen om daar
door het gesprek te vergemak
kelijken? Is godsdienst een
soort 'cultuurgeschiedenis van
het christendom' (zoals op de
openbare school) of is dit uur
het hart van de christelijke
school? Wat verwachten ou
ders van het gebed voor de
klas, van de weekopening of
van speciale vieringen met
kerst en pasen? Heeft
godsdienst nog wat met de rest
van de school te maken? Is er
behoefte aan een schoolpasto
raat?
Zo zijn er nog wel meer vragen
te bedenken voor ouders die
hun kinderen niet naar een
christelijke school hebben ge
stuurd om van de problemen af
te zijn.
lofdinspecteur van politie B. D. Kalma en zijn echtgenote Ien
tcü ma-Staal: „Onze politieke en sociale denkbeelden zijn van onszelf,
hebben anderen zich niet mee te bemoeien."
TTERDAM „Ik heb als beroep hoofdinspecteur van politie. Ik
dat beroep zelf bepalen. Ik wil óók zelf bepalen tot welke
tieke partij ik behoor. Er zijn mensen, die hier een conflictsitua-
zien. Er is inderdaad een conflictsituatie, maar die ligt tussen mij
iet „burgerdom". Dat los ik op volgens mijn eigen geweten; dat is
zaak alleen van mezelf. Ik vind het niet te accepteren dat nu nog
isen aanmerkingen maken op hetgeen je uit je eigen gedachten-
eld doet; dat toont een grote onverdraagzaamheid aan, vooral uit
bepaalde politieke hoek, en ik bedoel daarmee natuurlijk
hts". De mensen willen graag iemand scheiden in een be-
psmens en een privé-mens. Dat kan natuurlijk nooit."
or Hans W. Ledeboer
is hoofdinspecteur van politie B.
lalma, chef van de kinder- en ze-
>olitie in Rotterdam, lid van. de
mondraad van de Pacifistisch So-
stische Partij, zonodig demon-
nt en actievoerder en kort geleden
et nieuws, toen burgemeester Van
Louw het er niet mee eens was, dat
iet betuigen van adhesie voor een
aaide politieke actie (om de Bloe-
ihovekliniek) niet alleen de naam
de heer Kalma maar ook zijn rang
lolitiefunctie was vermeld.
zijn met de heer Kalma en met zijn
iw gaan praten in hun flatwoning
ien hoge etage van een blok aan de
lingse Plas. Prachtig uitzicht over
met zeilboten druk bevaren water
groen in de omgeving, over het
er het Kralingse Bos.
heer Kalma is 52 jaar oud. Hij werd
oren in de dorpspastorie, zijn vader
was vrijzinnig-hervormd predikant.
Hij doorliep de hbs in Groningen, kon
daar door het uitbreken van de oorlog
geen eindexamen'doen, moest onder
duiken om aan de „Arbeitseinsatz" in
Duitsland te ontkomen, kreeg tóch een
hbs-diploma, is na de oorlog „min of
meer toevallig" bij de Rotterdamse
politie gekomen.
Hij trouwde met Ien Staal, dochter
van een bekende Rotterdamse oud-
hoofdcommissaris van politie. Me
vrouw Kalma-Staal heeft een jaar gele
den van zich doen spreken door haar
felle actie tegen geheime-dienstwerk
van de pplitiekorpsen.
„Mijn politieke en vooral sociale
denkrichting," vertelt de heer Kalma,
„heb ik niet van huis uit meegekregen,
al zou men het, gezien mijn ouderlijke
achtergrond wel denken. Maar mijn
vader overleed al in 1934 en ik heb
nooit contact gehad met welke vorm
van jeugdbeweging dan ook. Ik heb
wel de oorlog bewust meebeleefd. In
het begin had ik een natuurlijk
onecht „Ausweis", waarop .zee
vaartscholier" was ingevuld. Leerlin
gen van zeevaartscholen werden aan
vankelijk niet ingeschakeld in de „Ar
beitseinsatz" en zo kon ik nog een tijd
lang vrij rondlopen. Maar in 1944
moest ik tóch helemaal van het toneel
verdwijnen."
Mevrouw Kalma was vijftien jaar, toen
de oorlog uitbrak. Zij doorliep het
Gymnasium Erasmianum en kwam
vervolgens op de hogere politie
opleiding, waar zij haar man leerde
kennen. Over haar eigen sociaal-
politieke vorming zegt zij: „Vanzelf
sprekend zijn mijn idealen in de oorlog
gevormd. De Duitsers ontsloegen mijn
vader in 1941, allebei mijn ouders wa
ren actief in het verzet. Door hun den
ken en doen kreeg ik een sterk ontwik
keld gevoel voor rechtvaardigheid."
De heer Kalma: „Net als zovelen hoop
te ik tijdens de oorlog op een betere
samenleving daarna. Ik weet niet eens
waarom ik het politievak koos. Na de
oorlog wilde ik aan de slag. Er was
geen geld, nou, wat doe je dan? Ik
wilde vliegen, maar werd afgekeurd op
een kleine oogafwijking. Toen zag ik
een advertentie waarin adjunct-
inspecteurs voor Rotterdam werden
gevraagd. In die tijd. vlak na de oorlog,
hadden de grote steden een eigen op
leiding. Zeker, het sociale aspect, voor
al in mijn tegenwoordige functie,
houdt mij nu bezig, maar dat had toen
geen betekenis voor me." En vervol
gens tot zijn vrouw: „Ik zie de zaak nu
veel meer in een politieke samenhang
dan jij. Jij stelt je meer op van de
humanitaire hoek uit."
„Niet gezuiverd"
Over zijn polltie-loopbaan: „Veertien
dagen nadat ik bij de politie was aan
genomen, was ik weer vertrokken. Ik
trof er een toestand aan, die niet goed
was. Er waren mensen die niet waren
gezuiverd, mensen met een verdacht
verleden. Maar ik vond buiten het poli
tiekorps eenzelfde situatie. Ik meldde
me aan in militair verband. Ik was drie
weken bij de Stoottroepen dat was
niet meer dan een naam. werkelijke
stoottroepen of commando-eenheden
waren het niet. Ook daaruit vertrok ik
voordat ik iets had getekend. Het had
een haar gescheeld of ik was als oor
logsvrijwilliger naar Indonesië gegaan.
Nou, daar zou ik me helemaal niet op
mijn plaats hebben gevoeld. Nu ja. wat
moest ik nou? Ik heb toen een brief
geschreven aan burgemeester Oud.
Een wat bewogen brief, waarin ik
mijn principiële gedachten ontvouwde
over een andere en betere wereld. Ik
wilde tóch wel weer graag bij de poli
tie. En burgemeester Oud accepteerde
me!
Korpschef
Mijn loopbaan verliep verder normaal.
Zoals ieder bij de politie werd ik nogal
eens overgeplaatst, tot ik in de jaren
vijftig bij de recherche kwam en ik
daar vijf jaar bleef. Daarna werd ik een
paar jaar weer geüniformeerd, in de
jaren zestig kwam ik weer voor vijf
jaar bij de recherche. Binnenlandse
Zaken zocht mij in 1963 aan om het
korps in Culemborg te „saneren", want
daar waren grote moeilijkheden. De
korpschef was geschorst en ik moest
daar acht maanden korpschef zijn.''
Mevrouw Kalma: „Toen wisten ze ze
ker nog niet wie ze daarvoor vroegen."
De heer Kalma: „Het was allemaal
heel apart, ik resideerde in een hotel in
Culemborg. kwam voor de weekends
naar huis."
Mevrouw Kalma: „We kregen daarvoor
69 cent per dag extra. We hebben er
ons om begild".
De heer Kalma: „Het is me gelukt,
maar de moeilijkheid was een opvolger
te vinden. Ik had er niet de minste
behoefte aan dat zelf te zijn, ik deed er
mijn taak en de burgemeester van
Culemborg en de commissaris der Ko
ningin deelden me mee, dat mijn werk
zeer geslaagd was. Eindelijk kwam er
een korpschef en toen mocht ik terug.
De tijd in Culemborg was leerzaam
omdat ik daar heb kunnen waarnemen
wat er voor onherstelbaars gebeurt als
de relatie tussen publiek en politie
door de verantwoordelijke politiechefs
kapot wordt gemaakt.
Werk trok aan
Verder was ik vier jaar afdelingschef
geweest van het bureau Oostervant-
straat en toen hoorde ik dat ik zou
worden aangewezen als chef van de
zeden- en kinderpolitie. Dat werk heeft
mij van het begin af bijzonder aange
trokken, het appelleerde aan mijn so
ciale en maatschappelijke instelling."
Ten slotte over zijn politieke loop
baan: „Ik zat tijdens de oorlog in geen
enkele politieke hoek. Ik las in mijn
onderduikperiode natuurlijk wel veel
over maatschappijleer en socialisme,
maar ik zag niets in dogmatisch socia
lisme. Nu moet ik wel eens dogmaticus
zijn, maar ik voel me nog steeds geen
dogmaticus, ik geloof niet in de heilig
heid van leerstellingen. Later werd
mijn ontwikkelingsgang verdiept, ik
koos voor socialisme maar niet in par
tijpolitieke vorm. Ik werd eerst geen
lid van een politieke partij, ik dacht
niet in partijverband, wel stemde Ik bij
verkiezingen op socialistische partijen.
Ik werd in 1967 pas lid van de PSP."
Mevrouw Kalma: „Zelf ben ik pas een
jaar lid van de PSP. Ik bleef buiten de
politiek tot de rel om de inlichtingen
diensten van de politie. De politie
korpsen verklaarden dat die er niet
waren. Ik zei dat die korpsen logen en
toen kwam het tv-debat met Schakel.
Ik moest me daarop voorbereiden,
kreeg veel hulp van de PSP-
kamerfractie. Nou, toen ben ik maar
lid geworden. Ik ben wel een slecht lid,
er zijn heel wat dingen in de PSP
waarmee ik het niet eens ben. Ik ben
niet iemand die helemaal in een poli
tieke lijn zit."
Voorportaal
De heer Kalma heeft als politicus geen
bijzondere kaderopleiding gehad. Zijn
vrouw valt hem in de rede: „Jij bent
toch ook al erg betrokken geweest bij
de vredesbeweging „De derde weg"?
De heer Kalma: „Inderdaad, dat was in
de jaren vijftig. Ik ben lid geweest. Dat
is te beschouwen als een voorportaal
voor de PSP. In 1973 werd ik lid van de
Rijnmondraad. Toevallig, omdat dege
ne die in die raad de PSP vertegen
woordigde, verhuisde en ik als opvol
ger op de lijst stond. Ik heb inderdaad
deelgenomen aan demonstraties. Met
mijn inzichten ging de buitenwacht
zich ook al bemoeien. Kijk, dat vind ik
nu intolerantie."
De heer Kalma zal ln september de
Rijnmondraad verlaten, hij zal daarin
worden opgevolgd door John Hakke,
zijn opvolger op de P8P-lljst. „Van het
begin af, toen ik in 1973 mevrouw
Gerding opvolgde, heb ik gezegd dat ik
niet van plan was in de Rijnmondraad
te blijven. Allereerst ls de PSP-fractie
in de raad een eenmansfractie en dat
betekent dag en nacht werken. Verder
wil lk me liever bezighouden met het
buitenparlementaire werk, dat erg be
langrijk ls om het werk in de vertegen
woordigende lichamen aan te vullen.
BIJ de verkiezingen in 1974 wilde de
PSP mij als lijstaanvoerder: lk heb
daarin toegestemd maar daarbij afge
sproken dat ik mijn zetel maar twee
jaar zou bezetten."
Naast elkaar in hygiënische kooien, tot wanden opge
stapeld, zitten honderden ratten in een laboratorium in
Rijswijk oud te worden. Zij worden uitstekend ver
zorgd, maar krijgen verder weinig bezoek. Tenslotte
loopt de ouder wordende rat licht iets besmettelijks op.
En dat is de bedoeling niet. Ze moeten gezond blijven en
oud worden. Het Instituut voor experimentele geronto
logie van de Gezondheidsorganisatie TNO bestudeert
lichamelijke verouderingsprocessen.
Het gaat ze in wezen natuurlijk
om de veroudering bij de mens,
maar die leent zich niet zo voor
praktische experimenten. Bo
vendien: om een groep mensen
van jeugd tot ouderdom te vol
gen heb je twee generaties on
derzoekers nodig, dus het zou
ook wat traag werken. Een rat.
wanneer Je erg goed voor hem
zorgt, kan vier jaar worden, en
dan is hij zichtbaar hoogbe
jaard. Gemiddeld worden ze
twee en een half.
Dat te bereiken, zegt directeur
dr C. F. Hollander, vergt een
inspanning die vergelijkbaar is
met die van de ge
zondheidszorg in de huidige
westerse samenleving. Waarbij
de dierverzorger de functie van
de eerstelijns zorg vervult:
huisarts en wijkverpleegster
gecombineerd. Uit het bekende
minimumlijstje voor de eerste
lijn ontbreekt het maatschap
pelijk werk. In hoeverre kijk je
nou naar het natuurlijke verou
deringsproces, bij zo'n rat die
in een hokje in die muur
woont?
„Het is niet helemaal onverge
lijkbaar met de manier waarop
deze samenleving oude mensen
opbergt." Dr Hollander heeft
kennelijk niet uit het oog verlo
ren dat oud worden meer dan
alleen lichamelijke problemen
oplevert. Een reactie waar je
even stil van wordt. De over
eenkomst overigens, is niet op
zettelijk. Al zolang onderzoe
kers grote aantallen ratten
houden, voor welk doel dan
ook, zijn hun kooien tot wan
den opgestapeld.
Intussen moet je ook in biolo-
gisch-medische zin maar af
wachten wat de ouder worden
de rat ons over de ouder wor
dende mens kan leren. Er blij
ken inderdaad zinvolle paral
lellen te bestaan. Tot en met de
huiselijke waarneming dat de
oudere rat duidelijk meer ver
zorging nodig heeft. Dat
merkte prof. Mühlbock al toen
hij in het begin van de jaren
zestig in het Anthoni van Leeu
wenhoekhuis in Amsterdam
met de eerste door TNO' gesub
sidieerde experimenten over
veroudering begon, naast zijn
kankeronderzoek.
Motieven
De omstandigheden die tot dat
begin leidden, gelden eigenlijk
nog steeds. Naar mate de ge
volgen van betere hygiëne en
bestrijding van infectieziekten
doorwerken, stijgt het percen
tage oudere mensen in de be*
volking. Ouder dan 65 is nu een
kleine elf procent. In 1930 was
dat nog maar zes procent, te
gen 2000 zal het ruim twaalf
zijn.
Maar voor de medische we
tenschap is de oudere mens
wonderlijk genoeg nog een wei
nig ontgonnen onderwerp. Van
een hele rits orgaanfuncties is
wel gemeten hoe ze met de leef
tijd eerst zich ontwikkelen en
dan weer teruglopen. (Gemid
deld staat een dertigjarige aan
de top van zijn lichamelijke
capaciteiten.) Waarom die
functies teruglopen is in be
langrijke mate een open vraag.
En wat „normale waarden" zijn
is nog steeds afgeleid van me
tingen bij de jonge volwassene.
Of je tegen het teruglopen van
die functies ook wat zou kun
nen doen, is dan nog een keer
vraag twee.
De aandacht daarvoor, is naar
het inzicht van dr Hollander
bepaald niet evenredig met de
omvang van het probleem.
Waarbij hij voorzichtig op
merkt dat oudere mensen naar
verhouding een twee tot drie
De ooit wijd verbreide bezorgd
heid dat we met spuitbussen
indirect de ozonlaag ver boven
ons hoofd wegspuiten, vermin
dert naar mate het onderzoek
vordert. Er is nu gerede twijfel
of de verdachte drijfgassen wel
in de buurt van de ozonlaag (op
tientallen kilometers hoogte)
komen voordat ze tot onschul
dige verbindingen worden af
gebroken. Dat idee moet nader
worden uitgezocht.
En nieuwe berekeningen aan
Geruime tijd geleden ben ilc in deze rubriek pijnlijk uilgegleden.
Door omstandigheden nogal vertraagd, wil ik dat graag alsnog
rechtzetten. In een verhaal over kleuters die met stokjes tn
gaatjes zaten te peuteren, kwam de vermaarde ontwikkelings
psycholoog Jean Piaget ter sprake, die in het voorbijgaan als
Fransman werd afgeschilderd.
Dit tot verdriet van een lezeres die in een overigens erg aardige
brief schreef: Aangezien ik van Zwitserse afkomst ben. kan ik er
niet zo goed tegen dat de enige moderne psycholoog van beteke
nis uit Zwitserland, niet als zodanig bekend ls (als Zwitser
dan
Deze mevrouw heeft volstrekt gelijk. Piaget werd in Neuchdtel
geboren. Hij werkte tn Genève, hoewel hij ook in Parijs doceerde.
Ik zal het nooit weer doen.
maal zo groot beroep op artsen
en ziekenhuizen doen als de
gemiddelde Nederlander.
Dat „beroep op" relativeert hij
later ook weer. „Je kunt het
meemaken dat een bejaarde
een dijbeen breekt, dat die
breuk door de cbifurg met een
pen wordt gerepareerd, en dat
de patiënt dan drie weken in
bed gelegd wordt. In plaats van
meteen aan het lopen gezet,
waar die operatie nou net pre
cies voor ontwikkeld ls. Je zOu
er haast een verdediging van
het ziekenhuis tegen Hendriks'
beperking van het aantal bed
den ln zien. De bejaarde als
nieuwe melkkoe." Maar dat
terzijde.
Waar het dr Hollander en zijn
mensen om gaat, is nadrukke
lijk niet in de eerste plaats dat
mensen nog ouder worden,
maar dat ze op een hebbelijke
manier ouder worden. „Voeg
eerst leven toe aan de jaren en
dan pas jaren aan het leven", is
het gevleugelde woord in Rijs
wijk.
Lever
Maar dan moet je dus eerst
weten wat er gebeurt. Waarom
loopt bij voorbeeld de functie
van de lever terug, vraagt bio
chemicus dr D. L. Knook zich
af. Ligt dat aan een slechtere
bloedtoevoer? Werkt de bestu
ring door hormonen niet meer
zo goed? Of zijn het ei
genschappen van de cellen zelf
waaruit de lever is opgebouwd,
die veranderen? Hij maakt die
cellen zo behoedzaam los uit
hun oorspronkelijke verband,
dat ze blijven leven. Hij sor
teert ze soort bij soort. Hij laat
ze verder oud worden in een
kunstmatige omgeving waar
door alle storende invloeden
van buiten zijn uitgesloten. En
hij kijkt hoe ze het verder doen.
Die techniek blijkt zinvol te
zijn. De langlevende par-
enchymcellen, blijken er na
dertig maanden cultuur in glas
net zo uit te zien en hetzelfde te
kunnen als overeenkomstige
cellen die dertig maanden in de
lever van een levende rat heb
ben doorgebracht. Ze kunnen
op die voor een rat en zijn le
vercellen eerbiedwaardige leef
tijd bij voorbeeld minder ge
neesmiddelen opnemen en af
breken een belangrijke
functje van de lever. Dat as
pect van de veroudering zit dus
in de cellen zelf en niet in ande
re invloeden. Zo wordt stapje
voor stapje kennis opgebouwd.
Immunoloog dr A. C. W. Swart
houdt zich bezig met het af
weersysteem van het lichaam
tegen vreemde binnendringers
(ziekteverwekkers). Een Inge
wikkeld systeem van verschil
lende soorten witte bloedcellen
die specifieke antistoffen tegen
elke vreemde aanvaller vor
men, de opruiming ervan orga
niseren en eikaars functie
beïnvloeden. Met het klimmen
der Jaren kunnen de reacties
van het systeem te zwak wor
den. Er kunnen storingen in
het samenspel optreden waar
door eigen weefsels als vreemd
ervaren worden en dus aange
tast (bij voorbeeld reumatiek).
Of de aanmaak van één be
paald soort antistof kan zinloos
op hol slaan.
Spoor
Door de werking van het im
muunsysteem op verschillende
leeftijden te bestuderen, kun
nen richtingen voor verder on
derzoek worden gevonden. Zo
is men op het spoor gekomen
van een nog niet afdoende ge
karakteriseerd hormoon dat in
het systeem een niet onbe
langrijke rol lijkt te spelen.
Er wordt aan gewerkt. Ér zul
len nog wel heel wat onderzoe
kers grijze haren bij krijgen.
oude meetcijfers bevestigen
dat de hoeveelheid ozon (die
ons tegen schadelijk ultravio
let zonlicht beschermt) met
tientallen procenten over de
loop der Jaren op en neer gaat.
Dat zijn grotere variaties dan
we volgens de theorieën met
spuitbussen hadden kunnen
bereiken. En er is niets
merkbaar fout gegaan. (R. J.
Angione, E. J. Medeiros en R.
G. Roosen. Nature, vol. 261,
pag. 289-290.)