Godsdienstles moet zaak van de hele school zijn Echtpaar Kalma-Staal, mensen apart bij Rotterdamse politie Ouder worden als rat in Rijswijk Een vak dat er door de ontkerkelijking niet gemakkelijker op geworden is Conflictsituatie met „intolerant burgerdom" Spuitbussen Piaget, Zwitser ERDAG 19 JUNI BINNENLAND TROUW/KWARTET 9 i' ECHT Geen vak is ■schijnlijk zo moeilijk geven als godsdienst. :r dan de examenvak- p is het afhankelijk van t persoonlijk gezag en didactische bekwaam- f'jd van de docent'. Zelfs opzichte van de >ressievakken en gym- itiek staat godsdienst iet nadeel. Van tekenen rymnastiek zeggen leer- jen nog wel dat ze er zier in hebben. Maar ke leerling zou zeggen het vak godsdienst- liefste vak is? Het is ls prof.dr.K.Heeroma schreef: „Goede do- iten kunnen hier veel ds doen, maar slechte :enten nog meer ®ads". godsdienstleraar heeft een ■ilijke positie. Velen zijn voor dit vak opgeleid. Als part-time lesgeven, is het ïilijk aansluiting te vinden iet verdere schoolgebeuren, ren ze full-time les, dan is een heksentoer om ze- twintig of zelfs nege- twintig uur per week een ere klas voor je te krijgen de opdracht met al die derden kinderen een per- nlijke relatie aan te gaan. minder dan bij andere ken kun je terug vallen op de leerplannen en leermid- En toch staat dit vak enaan de lijst op rapporten christelijke scholen. Het is eerste vak. laatste tijd is de belangstel voor het vak godsdienst r groeiende. Het defaitisme t op retour. Op christelijke olen is de laatste jaren veel raat over wat dat 'christelij- nou te betekenen had. Dan rd er meteen bij gezegd dat christelijke school meer dan een school met een tje godsdienst of een wee- lüng. Maar dat wil niet en dat het vak godsdienst weekopening probleem- verlopen. Integendeel, er is aanleiding om eens gede- te praten over wat er eigen van dit vak verwacht dt. Ook de leraren van an- vakken, directies, school- turen en ouders zouden zich irin kunnen verdiepen, die brede interesse te wek- heeft de Unie School en ngelie weer twee Cahiers [egeven, te weten „Het ;te vak" door dr. .Onstenk en „Denken over sdienst onderwijs" door Westerman en drs.G.E.Vis- Beide boekjes zijn een ver- op een eerder cahier over ellessen in kleuter- en lager erwijs. Het boekje van Wes- terman gaat over de eerste klassen van het voortgezet on derwijs, Onstenk richt zich op de bovenbouw. In het jaar beurscongresgebouw in Utrecht wordert de nieuwe ca shiers vandaag ten doop gehou den en besproken. De verschijning van deze ca hiers is een symptoom van de hernieuwde aandacht voor het vak godsdienst. De laatste ja ren zijn er steeds meer godsdienstleraren gekomen voor wie dit vak een volledige baan is. De universiteiten be gonnen met theologische doc- toraal-opleidingen tot godsdienstleraar. De katholieke leergangen be ginnen in augustus, als eerste van de nieuwe lerarenopleidin gen in ons land, met een oplei ding tot godsdienstleraar twee de en derde graad. De vrije Leergangen in Amsterdam zou den ook dit jaar moeten begin nen, maar dat is niet gelukt en dat wordt dus een jaar later. Betere opleiding Verbetering van de opleiding van leraren is een eerste be langrijke stap. Zonder de ver diensten van dominees die het lesgeven wèl in hun vingers hadden te bagatelliseren, kun je wel zeggen dat de dominee- leraar altijd een wat vreemde eend in de bijt gebléven is. Ook nu nog worden dominees ge vraagd om godsdienstles te ge ven, maar dat is dan meer ter aanvulling op het godsdienstonderwijs door vas te krachten. De meningen over dê inhoud en het doel van het godsdienst onderwijs lopen nogal uiteen. Ruwweg kun je de leraren in twee groepen indelen (die el kaar wel weer overlappen): de groep die vooral probeert met de klas over het geloof te pra ten en de groep die godsdienst ais een gewoon schoolvak wil zien, zij het niet geheel zonder pastoraal tintje. Beide groepen vinden elkaar wel weer in de gezamenlijke afkeer van de ui tersten: godsdienst is niet een soort catechisatie, evenmin een puur leervak. Daartussen in blijven alle schakeringen voorkomen. Leraren die wel cij fers geven en zij die dat uit den boze vinden, leraren die er een soort maatschappijleer met door Piet Hagen „Huiswerkopdracht" van Willem Peter v. d. Laan een christelijk sausje van ma ken en degenen voor wie de godsdienstles een soort bijbel cursus is, leraren die zich echt als 'schoolpastor' presenteren en zij die dat juist willen ver mijden. Eerst luisteren Alle mooie definities van het vak zullen op een gegeven mo ment in de praktijk van het lesgeven sneuvelen. Godsdienstleraar P.van Rijn (christelijke nijverheidsschool) zegt: „Elke klas is verschillend, heeft een eigen sfeer. Daarom moet je het steeds weer anders aanpakken. Je kunt niet zo maar beginnen met je vaste programma af te draaien. Je moet eerst luisteren, aanvoelen wat er in de klas leeft. Er zitten zo verschillende kinderen in één klas: uit rijke en arme mi lieus, uit kerkelijke en onker kelijke gezinnen, kinderen die het thuis fijn hebben en scho lieren die thuis liefde tekort komen, kinderen met interesse, maar ook kinderen met een duidelijke weerstand tegen het vak,- als je in zo'n klas iets wilt uitrichten moet je zorgen dat je eerst een relatie hebt. Als je vijfhonderd leerlingen per week voor je neus krijgt, kun je niet met iedereen persoonlijk contact hebben. Maar je moet wel een band met een klas heb ben. De leerlingen moeten het idee krijgen dat ze bij je kun nen aankloppen". Van Rijn heeft vroeger allerlei andere banen gehad, maar over zijn leraarschap spreekt hij nu met groot enthousiasme. „Een voorwaarde is wel dat je colle ga's en de directie achter je staan. Het moet een zaak van heel de school zijn". Van Rijn, die zelf de catecheten- opleiding van de hervormde kerk gevolgd heeft, vindt dat het onderwijs een duidelijke lijn moet vertonen. „Ik probeer zo dicht mogelijk bij de bijbel se boodschap te blijven. Ik heb wel een bepaald programma in mijn hoofd, maar je moet daar steeds van kunnen afwijken. De manier waarop een thema behandeld wordt is steeds af hankelijk van de reacties van de klas". Ook voor Van Rijn mag de godsdienstles niet ontaarden in alleen maar een praatvak, maar aan de andere kant vindt hij het gesprek wel erg belang rijk. „Je weet niet half hoe wei nig scholieren de kans krijgen om te praten. Thuis gaat de televisie aan. Er is een grote behoefte om over de dingen te praten". Drs. J. H. van der Bank, zelf jaren lang godsdienstleraar (nu nog drie uurtjes) en sinds kort verbonden aan de lerarenoplei ding van de theologische facul teit in Utrecht, zegt over het valt godsdienst: „Godsdienst mag geen praatvak worden. Het is niet een stukje uit de bijbel lezen en een versje zin gen. Het is een schoolvak, waarbij het gaat om kennis van de bijbel, van de kerkgeschie denis, van geestelijke stromin gen en van de we reldgodsdiensten. Een van de belangrijke taken van de godsdienstleraar vind ik dat hij 'zuiverend' bezig is. Er leven zoveel verkeerde voorstellin gen van het geloof, het is al heel wat als je die weg kunt halen". Door de ontkerkelijking in ons land is het vak godsdienst er niet gemakkelijker op gewor den. Veel 'geloofswaardighe- den' mogen op een christelijke school niet meer bekend veron dersteld worden. Drs. Van der Bank: „Ik weet nog dat we op onze school in Ede voor het eerst met niet-christelijke leer lingen te maken kregen. Je was geneigd blij te zijn: dan kon je iets van je geloof 'uitdragen'. Nu zijn er in Nederland christe lijke scholen waar grote per centages scholieren de kerk niet van binnen kennen. Dan krijg je reacties in de klas zoals ik laatst had, zo van: „Moham med, dat is toch de zoon van God?". En dat was niet het kind van een gastarbeider". Juist in die situatie is het be langrijk dat de school de ou ders opnieuw betrekt bij het godsdienst-onderwijs. Sommi ge ouders zijn maar matig geïn teresseerd. Op de spreekavond gaan ze wel naar de leraren voor wiskunde en Frans, maar de godsdienstleraar kan wel thuis blijven. In de cahiers van de Unie worden de ouders uit genodigd voor een gesprek over het godsdienst-onderwijs. En dan niet alleen praten over de linkse of rechtse uitschieters van de godsdienstleraar of over de vraag of hij wel recht is in de leer, maar over alle problemen waarmee de godsdienstleraren zelf intensief bezig zijn. We nemen maar wat. De vraag bijvoorbeeld wat de verhou ding is tussen godsdienst en maatschappijleer (vaak door dezelfde leraar gegeven). Een actuele vraag is ook of één uur godsdienst per week genoeg is. En als je één uur hebt, moet je dan de klas splitsen om daar door het gesprek te vergemak kelijken? Is godsdienst een soort 'cultuurgeschiedenis van het christendom' (zoals op de openbare school) of is dit uur het hart van de christelijke school? Wat verwachten ou ders van het gebed voor de klas, van de weekopening of van speciale vieringen met kerst en pasen? Heeft godsdienst nog wat met de rest van de school te maken? Is er behoefte aan een schoolpasto raat? Zo zijn er nog wel meer vragen te bedenken voor ouders die hun kinderen niet naar een christelijke school hebben ge stuurd om van de problemen af te zijn. lofdinspecteur van politie B. D. Kalma en zijn echtgenote Ien tcü ma-Staal: „Onze politieke en sociale denkbeelden zijn van onszelf, hebben anderen zich niet mee te bemoeien." TTERDAM „Ik heb als beroep hoofdinspecteur van politie. Ik dat beroep zelf bepalen. Ik wil óók zelf bepalen tot welke tieke partij ik behoor. Er zijn mensen, die hier een conflictsitua- zien. Er is inderdaad een conflictsituatie, maar die ligt tussen mij iet „burgerdom". Dat los ik op volgens mijn eigen geweten; dat is zaak alleen van mezelf. Ik vind het niet te accepteren dat nu nog isen aanmerkingen maken op hetgeen je uit je eigen gedachten- eld doet; dat toont een grote onverdraagzaamheid aan, vooral uit bepaalde politieke hoek, en ik bedoel daarmee natuurlijk hts". De mensen willen graag iemand scheiden in een be- psmens en een privé-mens. Dat kan natuurlijk nooit." or Hans W. Ledeboer is hoofdinspecteur van politie B. lalma, chef van de kinder- en ze- >olitie in Rotterdam, lid van. de mondraad van de Pacifistisch So- stische Partij, zonodig demon- nt en actievoerder en kort geleden et nieuws, toen burgemeester Van Louw het er niet mee eens was, dat iet betuigen van adhesie voor een aaide politieke actie (om de Bloe- ihovekliniek) niet alleen de naam de heer Kalma maar ook zijn rang lolitiefunctie was vermeld. zijn met de heer Kalma en met zijn iw gaan praten in hun flatwoning ien hoge etage van een blok aan de lingse Plas. Prachtig uitzicht over met zeilboten druk bevaren water groen in de omgeving, over het er het Kralingse Bos. heer Kalma is 52 jaar oud. Hij werd oren in de dorpspastorie, zijn vader was vrijzinnig-hervormd predikant. Hij doorliep de hbs in Groningen, kon daar door het uitbreken van de oorlog geen eindexamen'doen, moest onder duiken om aan de „Arbeitseinsatz" in Duitsland te ontkomen, kreeg tóch een hbs-diploma, is na de oorlog „min of meer toevallig" bij de Rotterdamse politie gekomen. Hij trouwde met Ien Staal, dochter van een bekende Rotterdamse oud- hoofdcommissaris van politie. Me vrouw Kalma-Staal heeft een jaar gele den van zich doen spreken door haar felle actie tegen geheime-dienstwerk van de pplitiekorpsen. „Mijn politieke en vooral sociale denkrichting," vertelt de heer Kalma, „heb ik niet van huis uit meegekregen, al zou men het, gezien mijn ouderlijke achtergrond wel denken. Maar mijn vader overleed al in 1934 en ik heb nooit contact gehad met welke vorm van jeugdbeweging dan ook. Ik heb wel de oorlog bewust meebeleefd. In het begin had ik een natuurlijk onecht „Ausweis", waarop .zee vaartscholier" was ingevuld. Leerlin gen van zeevaartscholen werden aan vankelijk niet ingeschakeld in de „Ar beitseinsatz" en zo kon ik nog een tijd lang vrij rondlopen. Maar in 1944 moest ik tóch helemaal van het toneel verdwijnen." Mevrouw Kalma was vijftien jaar, toen de oorlog uitbrak. Zij doorliep het Gymnasium Erasmianum en kwam vervolgens op de hogere politie opleiding, waar zij haar man leerde kennen. Over haar eigen sociaal- politieke vorming zegt zij: „Vanzelf sprekend zijn mijn idealen in de oorlog gevormd. De Duitsers ontsloegen mijn vader in 1941, allebei mijn ouders wa ren actief in het verzet. Door hun den ken en doen kreeg ik een sterk ontwik keld gevoel voor rechtvaardigheid." De heer Kalma: „Net als zovelen hoop te ik tijdens de oorlog op een betere samenleving daarna. Ik weet niet eens waarom ik het politievak koos. Na de oorlog wilde ik aan de slag. Er was geen geld, nou, wat doe je dan? Ik wilde vliegen, maar werd afgekeurd op een kleine oogafwijking. Toen zag ik een advertentie waarin adjunct- inspecteurs voor Rotterdam werden gevraagd. In die tijd. vlak na de oorlog, hadden de grote steden een eigen op leiding. Zeker, het sociale aspect, voor al in mijn tegenwoordige functie, houdt mij nu bezig, maar dat had toen geen betekenis voor me." En vervol gens tot zijn vrouw: „Ik zie de zaak nu veel meer in een politieke samenhang dan jij. Jij stelt je meer op van de humanitaire hoek uit." „Niet gezuiverd" Over zijn polltie-loopbaan: „Veertien dagen nadat ik bij de politie was aan genomen, was ik weer vertrokken. Ik trof er een toestand aan, die niet goed was. Er waren mensen die niet waren gezuiverd, mensen met een verdacht verleden. Maar ik vond buiten het poli tiekorps eenzelfde situatie. Ik meldde me aan in militair verband. Ik was drie weken bij de Stoottroepen dat was niet meer dan een naam. werkelijke stoottroepen of commando-eenheden waren het niet. Ook daaruit vertrok ik voordat ik iets had getekend. Het had een haar gescheeld of ik was als oor logsvrijwilliger naar Indonesië gegaan. Nou, daar zou ik me helemaal niet op mijn plaats hebben gevoeld. Nu ja. wat moest ik nou? Ik heb toen een brief geschreven aan burgemeester Oud. Een wat bewogen brief, waarin ik mijn principiële gedachten ontvouwde over een andere en betere wereld. Ik wilde tóch wel weer graag bij de poli tie. En burgemeester Oud accepteerde me! Korpschef Mijn loopbaan verliep verder normaal. Zoals ieder bij de politie werd ik nogal eens overgeplaatst, tot ik in de jaren vijftig bij de recherche kwam en ik daar vijf jaar bleef. Daarna werd ik een paar jaar weer geüniformeerd, in de jaren zestig kwam ik weer voor vijf jaar bij de recherche. Binnenlandse Zaken zocht mij in 1963 aan om het korps in Culemborg te „saneren", want daar waren grote moeilijkheden. De korpschef was geschorst en ik moest daar acht maanden korpschef zijn.'' Mevrouw Kalma: „Toen wisten ze ze ker nog niet wie ze daarvoor vroegen." De heer Kalma: „Het was allemaal heel apart, ik resideerde in een hotel in Culemborg. kwam voor de weekends naar huis." Mevrouw Kalma: „We kregen daarvoor 69 cent per dag extra. We hebben er ons om begild". De heer Kalma: „Het is me gelukt, maar de moeilijkheid was een opvolger te vinden. Ik had er niet de minste behoefte aan dat zelf te zijn, ik deed er mijn taak en de burgemeester van Culemborg en de commissaris der Ko ningin deelden me mee, dat mijn werk zeer geslaagd was. Eindelijk kwam er een korpschef en toen mocht ik terug. De tijd in Culemborg was leerzaam omdat ik daar heb kunnen waarnemen wat er voor onherstelbaars gebeurt als de relatie tussen publiek en politie door de verantwoordelijke politiechefs kapot wordt gemaakt. Werk trok aan Verder was ik vier jaar afdelingschef geweest van het bureau Oostervant- straat en toen hoorde ik dat ik zou worden aangewezen als chef van de zeden- en kinderpolitie. Dat werk heeft mij van het begin af bijzonder aange trokken, het appelleerde aan mijn so ciale en maatschappelijke instelling." Ten slotte over zijn politieke loop baan: „Ik zat tijdens de oorlog in geen enkele politieke hoek. Ik las in mijn onderduikperiode natuurlijk wel veel over maatschappijleer en socialisme, maar ik zag niets in dogmatisch socia lisme. Nu moet ik wel eens dogmaticus zijn, maar ik voel me nog steeds geen dogmaticus, ik geloof niet in de heilig heid van leerstellingen. Later werd mijn ontwikkelingsgang verdiept, ik koos voor socialisme maar niet in par tijpolitieke vorm. Ik werd eerst geen lid van een politieke partij, ik dacht niet in partijverband, wel stemde Ik bij verkiezingen op socialistische partijen. Ik werd in 1967 pas lid van de PSP." Mevrouw Kalma: „Zelf ben ik pas een jaar lid van de PSP. Ik bleef buiten de politiek tot de rel om de inlichtingen diensten van de politie. De politie korpsen verklaarden dat die er niet waren. Ik zei dat die korpsen logen en toen kwam het tv-debat met Schakel. Ik moest me daarop voorbereiden, kreeg veel hulp van de PSP- kamerfractie. Nou, toen ben ik maar lid geworden. Ik ben wel een slecht lid, er zijn heel wat dingen in de PSP waarmee ik het niet eens ben. Ik ben niet iemand die helemaal in een poli tieke lijn zit." Voorportaal De heer Kalma heeft als politicus geen bijzondere kaderopleiding gehad. Zijn vrouw valt hem in de rede: „Jij bent toch ook al erg betrokken geweest bij de vredesbeweging „De derde weg"? De heer Kalma: „Inderdaad, dat was in de jaren vijftig. Ik ben lid geweest. Dat is te beschouwen als een voorportaal voor de PSP. In 1973 werd ik lid van de Rijnmondraad. Toevallig, omdat dege ne die in die raad de PSP vertegen woordigde, verhuisde en ik als opvol ger op de lijst stond. Ik heb inderdaad deelgenomen aan demonstraties. Met mijn inzichten ging de buitenwacht zich ook al bemoeien. Kijk, dat vind ik nu intolerantie." De heer Kalma zal ln september de Rijnmondraad verlaten, hij zal daarin worden opgevolgd door John Hakke, zijn opvolger op de P8P-lljst. „Van het begin af, toen ik in 1973 mevrouw Gerding opvolgde, heb ik gezegd dat ik niet van plan was in de Rijnmondraad te blijven. Allereerst ls de PSP-fractie in de raad een eenmansfractie en dat betekent dag en nacht werken. Verder wil lk me liever bezighouden met het buitenparlementaire werk, dat erg be langrijk ls om het werk in de vertegen woordigende lichamen aan te vullen. BIJ de verkiezingen in 1974 wilde de PSP mij als lijstaanvoerder: lk heb daarin toegestemd maar daarbij afge sproken dat ik mijn zetel maar twee jaar zou bezetten." Naast elkaar in hygiënische kooien, tot wanden opge stapeld, zitten honderden ratten in een laboratorium in Rijswijk oud te worden. Zij worden uitstekend ver zorgd, maar krijgen verder weinig bezoek. Tenslotte loopt de ouder wordende rat licht iets besmettelijks op. En dat is de bedoeling niet. Ze moeten gezond blijven en oud worden. Het Instituut voor experimentele geronto logie van de Gezondheidsorganisatie TNO bestudeert lichamelijke verouderingsprocessen. Het gaat ze in wezen natuurlijk om de veroudering bij de mens, maar die leent zich niet zo voor praktische experimenten. Bo vendien: om een groep mensen van jeugd tot ouderdom te vol gen heb je twee generaties on derzoekers nodig, dus het zou ook wat traag werken. Een rat. wanneer Je erg goed voor hem zorgt, kan vier jaar worden, en dan is hij zichtbaar hoogbe jaard. Gemiddeld worden ze twee en een half. Dat te bereiken, zegt directeur dr C. F. Hollander, vergt een inspanning die vergelijkbaar is met die van de ge zondheidszorg in de huidige westerse samenleving. Waarbij de dierverzorger de functie van de eerstelijns zorg vervult: huisarts en wijkverpleegster gecombineerd. Uit het bekende minimumlijstje voor de eerste lijn ontbreekt het maatschap pelijk werk. In hoeverre kijk je nou naar het natuurlijke verou deringsproces, bij zo'n rat die in een hokje in die muur woont? „Het is niet helemaal onverge lijkbaar met de manier waarop deze samenleving oude mensen opbergt." Dr Hollander heeft kennelijk niet uit het oog verlo ren dat oud worden meer dan alleen lichamelijke problemen oplevert. Een reactie waar je even stil van wordt. De over eenkomst overigens, is niet op zettelijk. Al zolang onderzoe kers grote aantallen ratten houden, voor welk doel dan ook, zijn hun kooien tot wan den opgestapeld. Intussen moet je ook in biolo- gisch-medische zin maar af wachten wat de ouder worden de rat ons over de ouder wor dende mens kan leren. Er blij ken inderdaad zinvolle paral lellen te bestaan. Tot en met de huiselijke waarneming dat de oudere rat duidelijk meer ver zorging nodig heeft. Dat merkte prof. Mühlbock al toen hij in het begin van de jaren zestig in het Anthoni van Leeu wenhoekhuis in Amsterdam met de eerste door TNO' gesub sidieerde experimenten over veroudering begon, naast zijn kankeronderzoek. Motieven De omstandigheden die tot dat begin leidden, gelden eigenlijk nog steeds. Naar mate de ge volgen van betere hygiëne en bestrijding van infectieziekten doorwerken, stijgt het percen tage oudere mensen in de be* volking. Ouder dan 65 is nu een kleine elf procent. In 1930 was dat nog maar zes procent, te gen 2000 zal het ruim twaalf zijn. Maar voor de medische we tenschap is de oudere mens wonderlijk genoeg nog een wei nig ontgonnen onderwerp. Van een hele rits orgaanfuncties is wel gemeten hoe ze met de leef tijd eerst zich ontwikkelen en dan weer teruglopen. (Gemid deld staat een dertigjarige aan de top van zijn lichamelijke capaciteiten.) Waarom die functies teruglopen is in be langrijke mate een open vraag. En wat „normale waarden" zijn is nog steeds afgeleid van me tingen bij de jonge volwassene. Of je tegen het teruglopen van die functies ook wat zou kun nen doen, is dan nog een keer vraag twee. De aandacht daarvoor, is naar het inzicht van dr Hollander bepaald niet evenredig met de omvang van het probleem. Waarbij hij voorzichtig op merkt dat oudere mensen naar verhouding een twee tot drie De ooit wijd verbreide bezorgd heid dat we met spuitbussen indirect de ozonlaag ver boven ons hoofd wegspuiten, vermin dert naar mate het onderzoek vordert. Er is nu gerede twijfel of de verdachte drijfgassen wel in de buurt van de ozonlaag (op tientallen kilometers hoogte) komen voordat ze tot onschul dige verbindingen worden af gebroken. Dat idee moet nader worden uitgezocht. En nieuwe berekeningen aan Geruime tijd geleden ben ilc in deze rubriek pijnlijk uilgegleden. Door omstandigheden nogal vertraagd, wil ik dat graag alsnog rechtzetten. In een verhaal over kleuters die met stokjes tn gaatjes zaten te peuteren, kwam de vermaarde ontwikkelings psycholoog Jean Piaget ter sprake, die in het voorbijgaan als Fransman werd afgeschilderd. Dit tot verdriet van een lezeres die in een overigens erg aardige brief schreef: Aangezien ik van Zwitserse afkomst ben. kan ik er niet zo goed tegen dat de enige moderne psycholoog van beteke nis uit Zwitserland, niet als zodanig bekend ls (als Zwitser dan Deze mevrouw heeft volstrekt gelijk. Piaget werd in Neuchdtel geboren. Hij werkte tn Genève, hoewel hij ook in Parijs doceerde. Ik zal het nooit weer doen. maal zo groot beroep op artsen en ziekenhuizen doen als de gemiddelde Nederlander. Dat „beroep op" relativeert hij later ook weer. „Je kunt het meemaken dat een bejaarde een dijbeen breekt, dat die breuk door de cbifurg met een pen wordt gerepareerd, en dat de patiënt dan drie weken in bed gelegd wordt. In plaats van meteen aan het lopen gezet, waar die operatie nou net pre cies voor ontwikkeld ls. Je zOu er haast een verdediging van het ziekenhuis tegen Hendriks' beperking van het aantal bed den ln zien. De bejaarde als nieuwe melkkoe." Maar dat terzijde. Waar het dr Hollander en zijn mensen om gaat, is nadrukke lijk niet in de eerste plaats dat mensen nog ouder worden, maar dat ze op een hebbelijke manier ouder worden. „Voeg eerst leven toe aan de jaren en dan pas jaren aan het leven", is het gevleugelde woord in Rijs wijk. Lever Maar dan moet je dus eerst weten wat er gebeurt. Waarom loopt bij voorbeeld de functie van de lever terug, vraagt bio chemicus dr D. L. Knook zich af. Ligt dat aan een slechtere bloedtoevoer? Werkt de bestu ring door hormonen niet meer zo goed? Of zijn het ei genschappen van de cellen zelf waaruit de lever is opgebouwd, die veranderen? Hij maakt die cellen zo behoedzaam los uit hun oorspronkelijke verband, dat ze blijven leven. Hij sor teert ze soort bij soort. Hij laat ze verder oud worden in een kunstmatige omgeving waar door alle storende invloeden van buiten zijn uitgesloten. En hij kijkt hoe ze het verder doen. Die techniek blijkt zinvol te zijn. De langlevende par- enchymcellen, blijken er na dertig maanden cultuur in glas net zo uit te zien en hetzelfde te kunnen als overeenkomstige cellen die dertig maanden in de lever van een levende rat heb ben doorgebracht. Ze kunnen op die voor een rat en zijn le vercellen eerbiedwaardige leef tijd bij voorbeeld minder ge neesmiddelen opnemen en af breken een belangrijke functje van de lever. Dat as pect van de veroudering zit dus in de cellen zelf en niet in ande re invloeden. Zo wordt stapje voor stapje kennis opgebouwd. Immunoloog dr A. C. W. Swart houdt zich bezig met het af weersysteem van het lichaam tegen vreemde binnendringers (ziekteverwekkers). Een Inge wikkeld systeem van verschil lende soorten witte bloedcellen die specifieke antistoffen tegen elke vreemde aanvaller vor men, de opruiming ervan orga niseren en eikaars functie beïnvloeden. Met het klimmen der Jaren kunnen de reacties van het systeem te zwak wor den. Er kunnen storingen in het samenspel optreden waar door eigen weefsels als vreemd ervaren worden en dus aange tast (bij voorbeeld reumatiek). Of de aanmaak van één be paald soort antistof kan zinloos op hol slaan. Spoor Door de werking van het im muunsysteem op verschillende leeftijden te bestuderen, kun nen richtingen voor verder on derzoek worden gevonden. Zo is men op het spoor gekomen van een nog niet afdoende ge karakteriseerd hormoon dat in het systeem een niet onbe langrijke rol lijkt te spelen. Er wordt aan gewerkt. Ér zul len nog wel heel wat onderzoe kers grijze haren bij krijgen. oude meetcijfers bevestigen dat de hoeveelheid ozon (die ons tegen schadelijk ultravio let zonlicht beschermt) met tientallen procenten over de loop der Jaren op en neer gaat. Dat zijn grotere variaties dan we volgens de theorieën met spuitbussen hadden kunnen bereiken. En er is niets merkbaar fout gegaan. (R. J. Angione, E. J. Medeiros en R. G. Roosen. Nature, vol. 261, pag. 289-290.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1976 | | pagina 9