Waarom niet eens
lachen om kunst?
Portret van
jeen provincie
De balans in het
huwelijksleven
^^TERDAG 8 MEI 1976
KUNST
TROUW/KWARTET 2?
Met de humor in de kunst is het, vooral in het nabije verleden nogal penibel gesteld geweest.
Zodra er zelfs maar een zweempje van een glimlach doorschemerde, verloor die vorm van Kunst,
waarin zich dat openbaarde, in de meste gevallen zijn grote K. Niettegenstaande voorbeelden als
Jeroen Bosch' „Goochelaar", vele werken van Jan Steen, de (tragi-)comedies van Adrien
Brouwer, sommige schilderijen van Frans Hals, verschilllende achttiende eeuwers en niet te
vergeten Hogarth en Daumier, werd men steeds huiveriger voor de verbeelding van de humor en
de vrolijkheid, die daarvan het gevolg is.
Toch was er bij al die hierboven
genoemde kunstenaars zelden spra
ke van een oubolige grap zonder
meer. Wat er werkelijk aan humor
in de kunst is overgebleven, is de
satirische, de hekelende, die een
tijdsbeeld beschouwt en bekriti
seert.
Maar dat werd meer en meer een
aparte aangelegenheid van cartoo-
door G. Kruis
nisten. de lollige-plaatjes-
tekenaars. Want in de mestal ui
terst serieuze, bijna als heilig be
schouwde kunst van bijvoorbeeld
een deel van de negentiende eeuw,
was er geen plaats voor humor. On-
door J. van Doorne
[Limburg is zowel Nederlands oudste als jongste provincie. Er
liggen de oudste steden van ons land: Maastricht en Heerlen.
Het zuiden ervan werd al in het midden van de vierde eeuw
gekerstend en toen Utrecht zijn eerste bisschop kreeg, had
Limburg er al een reeks gehad. Ook geologisch is het gebied
zeer oud. Maar Limburg is tevens de jongste provincie van.
Nederland. Pas in 1866 werd het officieel bij Nederland inge
lijfd.
De staatkundige geschiedenis van mij tot het beste van het boek. De
het oer-oude graafschap en later beschrijvingen zijn beeldend, boei-
hertogdom Limburg is zó ingewik- end. Maar dat niet alleen. Hij legt
keld, dat ik die maar niet zal behan- ook de geestelijke achtergronden
delen. Ik noem enkele zaken. Delen bloot van veel van Limburgse
van de provincie zijn zogenaamde folklore. En dan komt hij soms tot
feneraliteitslanden geweest: niet ondekkende, diepzinnige uitspra-
geheel volwaardige gebieden van de ken, zoals bij voorbeeld over het
republiek der Verenigde Nederlan- Carnaval,
den. Onder Willem I werd een pro
vincie Limburg gevormd, die dus Historie
ook Belgisch Limburg omvatte.
Na de Belgische opstand ruilde de Ma«f er* veel meer in het boek te
groothertog van Luxemburg een vinden Nu en dan neemt de auteur
deel van zijn groothertogdom voor ®en duik m de historie. Dan vertelt
wat nu ongeveer ons Limburg is. °v®r.de Bokkenjders, een bende
Dat deed dus Willem I. Hij droeg misdadigers die in de tweede helft
het beheer van Limburg over aan de van de achttiende eeuw Noord-
Nederlandse staat. Maar Limburg Limburg terroriseerde. Of hij neemt
bleef een hertogdom dat ging beho- de roemruchte bisschop Sint Ser-
ren tot de Duitse Bond. Het had Y338 tot onderwerp
stemrecht. In 1848 werd er zelfs van Tw®e belangrijke thema s van het
Duitse zijde een poging gedaan om
het gebied volledig Duits te maken.
Dat ging niet door. Pas in 1866, toen
boek moet ik nog noemen. Helaas
moet ik veel andere niet behande
len. Het eerste thema is de Lim-
wat geschreven. Hij woont er nog ^or-weta^Jiappelijke ff
altijd, nadat hij jarenlang kasteel-
heer van Hoensbroek is geweest:
kastelein dus in opdracht van de
eigenaars: de Nederlandse Staats
mijnen.
Dichter
de Duitse Bond uiteenviel, ltwam burgse mijnbouw Op lyrische toon
Limburg als volwaardige provincie Beeft de auteur zijn beschouwingen
bij Nederland. over de mijn, de mijnwerker en het
Over zijn verblijf in deze provincie produktie-proces. Hij slaagt erin,
'leeft de dichter Bertus Aafjes heel dat laatste op boeiende, nergens
dor-wetenschappelijke wijze te
doen. Zeker, er komt adel aan te
pas. Er is een prins Chemie en een
Assepoes Gas. Naar hun idylle is er
niet minder om. Dat de lezer met de
auteur meegaat naar de onderste
gangen van een grote mijn, maakt
het boek bijzonder interessant. Wat
ik miste, is een summier geschied-
Ik heb Aafjes als dichter zeer hoog. kundig overzicht van de Limburgse
Hij is een volbloed lyricus die heel mijnbouw. Dat had ik van de gewe-
mooie gedichten heeft geschreven zen kasteelheer van Hoensbroek
en knap buitenlandse gedichten wel verwacht,
heeft vertaald. Nu is er een boek Het tweede thema is dat van het
van hem verschenen, „Limburg, jongste kind van de auteur, een
dierbaar oord" geheten, waarin veel meisje, een nakomertje zoals dat
oud en nieuw werk over Limburg heet. Met uiteraard grote liefde en
gebundeld is. In zijn werk betoont dus met aandachtig gadeslaan
Aafjes zich steds lyricus en roman- heeft hij over dat kind geschreven,
ticus. Hij is als romanticus echt Nu doet zich bij die schetsjes iets
onverbeterlijk. Hij bezielt het onbe- merkwaardigs voor. Dat hij het
zielde, hij werkt een vergelijking kind adeldom verleent, behoeft
breed-uit, hij verheft desnoods in de nauwelijks vermelding. Maar Aaf-
adelstand: een merel is prins merel.
Nu ben ik een onverbeterlijke rea-
jes slaagt erin, die schetsjes tevens
tot schetsjes over Limburg te ma-
list en ik heb dan ook wel eens ken. Dat vind ik knap.
tijdens het lezen mijn hoofd ge- Wie naar Limburg wil gaan, moet
schud. Maar asjeblieft, mag iemand eerst dit boek lezen. Hij zal dan
romanticus zijn? Wat ik miste in begrijpen, hoe het komt, dat Lim-
deze bundel is een beschouwing burg voor de doorsnee Nederlander
over de staatkundige (feodale) ge- een beetje buitenland is. Hij zal dan
schiedenis van Limburg. Vandaar tevens begrijpen hoe het komt dat
dat ik voor de lezers van dit artikel heuvels bevrijdend werken: Aafjes
een paar reente feiten bij wijze van legt het ons haarfijn uit.
Inleiding gegeven heb. Ik moet zeg- „Limburg, dierbaar oord" is een
gen dat ik het vrij omvangrijke heerlijk boek. Dichterlijke journa-
boek met goot genoegen gelezen listiek, -die, ook al worden er niet de
heb. En dan niet alleen vanwege het grote problemen van ons denken en
voortreffelijk taalgebruik, maar handelen in behandeld, beslist
vooral ook vanwege de grote ver- geestelijke diepgang vertoont. Niet
scheidenheid van onderwerp en de onze problemen, maar wel vele van
liefdevolle gevoeligheid waarmee onze schatten van alledag worden
de schrijver land en inwoners nader in onze aandacht gebracht. Dat is
komt.
een niet geringe verdienste.
Aafjes is in 1914 in Amsterdam ge- Het is een blije liefdesverklaring
boren, heeft vele reizen gemaakt en aan het leven en aan Limburg in het
woont thans ergens in Noord- bijzonder. Milde ironie is aan dit
Limburg. Hij is echt een Limburger boek niet vreemd. Ik heb tijdens
geworden. Nu benadert hij de Lim- het lezen heel wat keren moeten
burgse mens en zijn feesten niet glimlachen, zelfs om de auteur,
alleen op liefdevolle wijze, maar Bertus Aafjes: „Limburg, dierbaar
ronduit met verrukking. Wat hij in oord". Bij Meulenhoff te Amster-
deze bundel over de schuttersfees-
ten en andere folkloristische ver
dam. Paperback. Aantal pagina's 317.
Omslag: Charles Eyck: Carnaval in
schijnselen schrijft, behoort voor Limburg. Prijs 24.50.
ze eeuw bracht daar verandering in.
Het werk van de belangrijkste car
toonisten kwam zelfs in de musea
terecht. Daardoor ontstond overi
gens ook direct weer een
scheidslijn.
Want, zei de beroemde tekenaar
Saul Steinberg eens, „mensen, die
een tekening zien de The New Yor
ker. zullen automatisch denken
„dat is leuk" omdat het een cartoon
is. Als ze er een zien in een museum
denken ze „dat is artistiek"; en als
ze er een in een gelukskoekje (fortu
ne cookie) vinden, denken ze, dat
het een voorspelling betreft". Zodra
iets in een (kunst-)museum terecht
komt, wordt het kunst.
Ernst
Op een tentoonstelling dien je daar
om zelfs de humor ernstig te bena
deren; ondanks alle veranderingen,
ondanks de pogingen van de eerste
pop-kunstenaars het gewone, vaak
volkomen oninteressante doen en
laten van de mensen een rol te laten
spelen in hun kunst, ondanks gekke
happenings en wat er allemaal nog
meer te beleven valt: zodra dat alle
maal „officieel" gebracht wordt,
verandert er iets.
Zo zie je op veel tentoonstellingen
van eigentijdse kunst allerlei toe
standen, bouwsels, objecten, ge
beurtenissen op film en video, din
gen die heel vaak het resultaat zijn
van een voor de maker heel plezie
rig spel zonder meer.
Maar aangezien ze nu in een mu
seum of galerie worden gepresen
teerd gaat het publiek dat allemaal
heel voorzichtig benaderen, zoekt
filosofische en psychologische ach
tergronden, onderzoekt nauwlet
tend wikt dus en weegt, maar komt
er zelden toe eens in een hartelijk
en bevrijdend lachen uit te barsten.
Bevrijdend wel te verstaan voor
zichzelf. En niet omdat het allemaal
zo leuk is.
Ik schref al zo vaak, dat je niet alles
met een schamper schouder
ophalen of een snerende opmerking
kan afdoen. En dat het dikwijls de
moeite loont, je eens af te vragen
wat de kunstenaars toch bezield
kan hebben. Omdat het toch in de
meeste gevallen een pogen geweest
moet zijn op welke wijze dan ook
iets menselijks uit te drukken.
Maar op een gegeven moment moet
je toch voor jezelf de knoop eens
durven doorhakken.
„Kunst is kunst" zei de Amerikaan
se kunstenaar Robert Morris, „om
dat het zo bekeken wordt".
Eindelijk is dat wel een van de
meest duidelijke definities van
kunst die ooit gegeven werd. Er is
helemaal niets tegen in te brengen.
Alles dus wat in museums en
kunsttalen getoond wordt, wordt
als kunst bekeken.
Probleem
En als je dan plotseling tegenover
iets staat, dat zo op het eerste ge
zicht wel eens iets met humor te
doen kon hebben, wordt er niet een-
twee-drie gelachen; je bent immers
gekomen voor een confrontatie met
de kunst van vandaag. En dat is een
ernstige zaak.
Het is trouwens ook in veel gevallen
helemaal niet duidelijk of je over
iets dient te lachen of dat er van je
verwacht wordt er een serieuze be
schouwing aan op te hangen.
Geen voorbeelden met naam en
toenaam in dit geval, dat kan niet
zonder eenzijdig, te beperkt of te
persoonlijk te worden. Maar ik
maak steeds mee, dat bij de
confrontatie me diverse modern
extreme kunstuitingen, de gewone
bezoekers, de zonder meer geïnte
resseerden, zich dikwijls min of
meer wanhopig lopen af te vragen
wat er toch eigenlijk pfecies aan de
hand is met de kunst van vandaag.
Misschien zal dat later allemaal wat
meer te overzien zijn. Nu is de sto
ring in de communicatie tussen ve
lerlei groepen mensen onderling
nog te groot. Trouwens, de mens
heeft nooit zijn diepste, zijn meest
geheime gedachten prijsgegeven.
Nu blijft hij er helemaal mee zitten-
,want niettegenstaande moderne
„communicatie"-middelen als bij
voorbeeld radio en televisie, zegt hij
steeds minder, ook al waarschijn
lijk omdat zoveel meer mensen het
kunnen horen. Wat je voor de een
wilt weten, is nog niet geschikt voor
de oren van een ander.
Zo is 't bok met de kunstbeschou
wing: hoe veelzijdig vrij en onaf
hankelijk die ook moge schijnen,
voor een deel wordt ze min of meer
onderbewust, toch beïnvloed door
herinneringen aan het verleden.
Hoevelen hebben zich in de loop der
laatste honderd jaar al niet bela
chelijk gemaakt door bepaalde uit
spraken te doen over de (toen) nieu
we muziek, (toen) moderne schilde
rijen, kortom over alles dat (toen)
anders was. En dat waren lang niet
altijd de eersten de besten.
Toch zijn ze vaak de geschiedenis
ingegaan als reactionnaire dwazen
of op zijn minst rust er toch een
smet op hun naam, alleen omdat ze
eerlijk zeiden wat ze ervan vonden.
Ze zagen het gewoon niet anders. Ik
beweer niet. dat het niet mogelijk
zou zijn enthousiast te worden over
wat er vandaag de dag op de grote
internationale exposities wordt ge
toond; waar ik me tegen verzet is,
dat juist bij dergelijke parade
gelegenheden, ook in nationaal ver
band. de dwang van de organisato
ren dikwijls de plaats inneemt van
de overtuigingskracht der
kunstwerken.
Dat er zo hard geschreeuwd wordt
en dat er zo velen zich laten over
schreeuwen. Dat er voorgeschreven
wordt en dat men zich laat voor
schrijven. Dat de overzichten, die
van de kunst der wereld worden
gegeven dikwijls zo hopeloos eenzij
dig zijn en dat er zoveel mensen
bang zijn zichzelf belachelijk te ma
ken en daarom hun kritiek maar
voor zich houden of op zijn best
heel omzichtig formuleren.
En mensen, die alles maar domweg
aanvaarden, zonder eraan te den
ken, dat hun aanmerkingen, hun
kritiek dat is contact broodno
dig zijn voor de kunstenaar, die
steeds maar met zichzelf bezig is.
Die zoals iedereen, als hij de kans
krijgt, zijn neurosen vertroetelt en
ieder min of meer oorspronkelijk
ideetje dat bij hem opkomt, gaat
zien als wereldomvattende, als uni
versele gedachten. Daarom loont
het de moeite over dit alles een
werkelijk eigen oordeel te vormen.
Misschien wordt er om dat oordeel
nu, of anders later nog eens, min
achtend geglimlacht, misschien
ook niet.
In ieder geval zal niemand u ooit
kunnen verwijten, dat uw ontroe
ring verkeerd is geweest.
Renée Magritte: „Het perpetuum mobile", 1934, surrealisme of gewoon humor?
Nijhoff heeft eens een prachtig gedicht geschreven, dat zich
afspeelt in de keuken...De „ik" wil zijn vrouw iets vragen waar
hij al dagen lang mee rondloopt, maar wacht het onbewaakte
ogenblik af. Nu, haar ziende „in haar bedrijf," stelt hij de vraag.
Filmkroniek
door
dr. H. S. Visscher
..Juist vangt de fluitketel te fluiten aan.
Weer is dit leven vreemd als in een trein
te ontwaken en in ander land te zijn.
En zij antwoordt, terwijl zij langzaam-aan
het drup'lend water op de koffie giet
en de damp geur wordt: een nieuw bruiloftslied."
De Poolse cineast Krzystof Zanus-
sie zal dat gedicht wel nooit gelezen
hebben, maar wie zijn film „The
Balance" ziet, krijgt met name bij
het aangrijpende slot. de indruk
van^wèl. Zijn film gaat over een
huwelijk, speelt voor een belangrijk
deel in de keuken, de fluitketel
heeft dezelfde signaal-functie, en de
suggestie van „een nieuw brui
loftslied" in een „vreemd" gewor
den leven moge dan bij Nijhoff posi
tiever en optimistischer zijn de
overeenkomst is niettemin treffend.
Het is de geschiedenis van twee
doodgewone mensen in hun dage
lijks leven. Als ze 's morgens wak
ker worden in hun huurkazerne, la
chen ze even tegen elkaar als her
kenning. Verder hebben ze weinig
te missen. De vrouw heeft een kan
toorbaan, de man heeft werk dat
hem helemaal in beslag neemt en
waar hij volkomen in opgaat. Hij is
niet briljant, niet geestig ook: een
man met een scherpe blik. maar hij
zit in zichzelf vast en kan zich moei
lijk uiten. De vrouw is charmant,
open, erg impulsief en vooral
hulpvaardig.
Doodgewoon
De eerste helft van de film doet
denken aan het Italiaanse neo
realisme: een „tranche de vie" van
alledaags, weinig opwindend leven.
Dan ontmoet de vrouw een andere
man. Toevallig. Ze heeft op weg
naar haar werk een onrechtvaardig
Saul Steinberg: „Tekentafel", cartoon en/of kunstwerk
behandeld schooljongetje willen
helpen, is daardoor te laat voor
haar werk en lift mee met een man.
die haar eerder ontmoet blijkt te
hebben zonder dat zij hem herkent.
Als ze de auto uitgaat, zegt hij voor
de grap: „Als je mijn naam niet
meer weet, moet je me, net als voor
een taxi betalen." Maar als ze dat
dan, wat verbijsterd wil doen. rijdt
hij lachend weg. De scène is type
rend voor de poëtische kwaliteit
van de film: hij be-tekent in de
totale context eindeloos veel meer
dan het loutere, incidentele voor
val. Martha, de vrouw, heeft weet
van iets,dat onder de oppervlakte
gebleven of gedrukt is: de fantasie,
de vrijheid, de avontuurlijkheid, die
zich tot dan geuit heeft in de impul
siviteit waarmee ze zich in relaties
of situaties stort...
Verhouding
Hun ontmoeting groeit uit tot een
verhouding. De echtgenoot ziet. of
liever, voelt het gebeuren. Hij doet
niets, gaat niet te keer, praat er
nauwelijks over. Niet uit een bewus
te, subtiele „strategie" hij kan niet
anders. Hij stort geen traan, maar
als ze op een avond thuiskomt, zit
hij wel laveloos dronken in een stoel
te slapen te midden van wat hij er
in zijn dronkenschap uitgekotst
heeft. „Help me toch." zegt de
vrouw een andere keer wanhopig,
„er is iets bezig te gebeuren met mij
en ik kan dat niet tegenhouden..."
Wanneer ze voorgoed het huis ver
laat om de nieuwe geliefde een
charmante zwerver, zonder vast
werk, zonder vaste woon- en ver
blijfplaats, zonder behoefte aan
banden op te zoeken in de kleine
kustplaats waar hij een zeilboot
heeft liggen, treft ze hem daar niet
aan, brengt de avond en de nacht
door in een vervreemd nachtelijk
café en daar slaat „de balans"
om. ze pakt de vroegste bus. rijdt
naar huis, komt bij de man binnen,
maakt koffie en dan zitten ze
tegenover elkaar aan de keukenta
fel. Het is een fenomale scène, waa
rin man en vrouw niet of nauwelijks
iets zeggen, eikaars hand pakken,
elkaar „herkennen," geluidloos la
chen en huilen en tegelijk weten
dat ze verder zullen gaan met een
tekort dan nooit zal zijn weg te
werken.
stomen... Het beeld keert als een
Leitmotiv terug in de „balans
passage" in het café, zelfs verschil
lende malen, onder telkens donker
der belichting. Het beeld kan van
èlles betekenen; een afscheid van
het gewende, huiselijke (de fluitke
tel!). Of een uit het gezicht verdwij
nen als beeld van de dood?
Martha heeft haar jeugd achter
zich. Soms is ze nog erg meisjesach
tig. maar soms ook erg oud. Ze
gebruikt dan ook de drogreden dat
het nog heel jonge zoontje over
enkele jaren volwassen zal zijn en
haar dan toch niet meer nodig zal
hebben. Ergens is er de gedachte
van „het einde" op de achtergrond,
vandaar ook de enorme gretigheid
waarmee ze zich weer aan haar atle-
tiekoefeningen gaat wijden...
„Aardig"
Haar crisis is dieper dan die van
haar huwelijk. Twee maal wordt
haar verteld, dat veel van haar
spontane en innemende hulpvaar
digheid in feite op egocentriciteit
neerkomt, op de behoefte aardig
gevönden te worden. Het zijn wan
den waartegen ze zich stoot en
waardoor ze zich te kort gedaan
voelt. Ze voelt zich door haar erva
ringen „gespleten" een gesple
tenheid die Zanussi prachtig vorm
geeft in de passage waarin ze haar
zoontje op de trein zet. Zolang ze
met het kind praat in gebaren
taal vanwege het vensterglas van
de trein is ze die ze was: grappig,
levendig, jong.
De trein vertrekt, en in de ramen
van de voorbijglijdende trein wordt
haar spiegelbeeld gevangen en in
steeds sneller tempo opgesplitst en
verbroken. En dat maakt dan weer
„poëtisch" contact met het beeld
waarin ze met de vroege bus uit het
zeehaventje naar huis terugkeert.
We zien haar silhouet in de bus: een
ongebroken, welomlijnde vorm,
waaraan de kleur, de spontaneïteit
van haar leven ontbreekt. De poëzie
van Zanussi's film is niet het op
zichzelf zeer mooie beeld,maar het
verband van èlles met èlles: de
diepste be-tekenis ontbrandt aan
het verband met al het andere.
Vervalsing
Cliché-achtig
Zo verteld, doet 't allemaal nogal
cliché-achtig aan. Maar dat is 't
niet. Zanussi is. ik zei 't al. een
typisch poëtische filmer: zijn beel
den zijn tekens, er gebeurt veel
meer dan „het verhaal." Als Martha
de ziekenhuiskamer verlaat, waar
haar schoonmoeder doodziek op
haar dood ligt te wachten, komt ze
in de lege. holle ziekenhuisgang en
ziet een vrouw voor zich uit lopen
en om de hoek verdwijnen. Op de
voorgrond staat een fluitketel te
Zo is het ook niet toevallig, dat op
Martha's kantoor een vervalsing in
de kwartaalboekhouding een rol
speelt. Er is geknoeid met de ba
lans, zoals ook die andere balans
tussen toewijding, trouw enerzijds
en vrijheidsdrift, impulsieve gevoe
lens anderzijds een „knoei" heeft
gekregen. Martha herstelt iets van
de knoeierij met de kwartaalbalans,
door te verhinderen dat een vrou
welijke collega van haar, verdacht
van de vervalsing gedwongen ont
slag zou moeten aanvragen. Zo her
stelt ze ook de balans in haar per
soonlijk leven. Niet afdoende, maar
dat is onmogelijk.
De film heeft geen „happy end," al
wordt de huwelijksverhouding her
steld. Geen mens, allerminst
Martha en haar man, weet hoe 't
verder moet. Die twee huilende
mensen aan het slot weten alleen
dat ze samen verder zullen gaan
met de tekorten, met het onont
koombare levenstekort van hun
beider persoonlijkheid. Op weg
naar het einde.
„The Balance" is. dat hoop ik dui
delijk gemaakt te hebben, een
voortreffelijke en uiterst subtiele
film. Een film die ieder huwe-
lijkspaar eigenlijk zou moeten zien.
Vanwege de „balans" in ieder huwe
lijksleven.