„Macht kan zeker een motiverende factor in je werk zijn" „Ze hebben nog nooit met onze portemonnee rondgelopen" „Het woord carrière is voor mij hetzelfde als plastic" 6 ZATERDAG 1 MEI 1976BINNENLANDTROUW/KWARTET 17 Ondanks de grote werkloosheid, is werken toch nog steeds een normale zaak: iedereen werkt voor zijn brood (of heeft dat in de een of andere periode van zijn of haar leven gedaan). Dat wil niet zeggen, dat iedereen met even veel plezier werkt: er zijn mensen, die het vreselijk zouden vinden geen dagelijks werk meer te hebben, er zijn er ook, die werken een noodzakelijk kwaad vinden, dat helaas nodig is om aan geld te komen. Op deze pagina komen drie werkende mensen aan het woord over hun baan en motieven om te werken. Aan deze signalementpagina werkten mee: Cisca Dressel- huys, Fred Lammers en Jan Sloothaak (interviews) en Bert Nienhuis (foto). „Macht kan zeker een motiverende factor in je werk zijn". Ir. J. W. M. (Jons) van Elderen, direc teur van de Brabantia- fabrieken in Valkens- waard, geeft het zonder aarzeling toe. Of dat te maken heeft met het feit dat je met mensen kunt schuiven? „Dat geloof ik niet. Trouwens, je schuift tegenwoordig niet zo ge makkelijk meer. Ik denk dat het te maken heeft met de mogelijkheden die ik heb om wat ik wil ook te laten uitvoeren." Wat dit betreft vindt de heer Van Elderen dat hij het ge makkelijker heeft dan het midden-kader. „Iemand als ik zit op een plaats, waar je al leen maar gekitteld kunt wor den. Je komt niet in die stress-situatie dat je én van onderen én van boven onder druk komt te staan." Hij zegt dat hij steeds meer wordt ge confronteerd met mensen in het midden-kader die eigen lijk niet zo gemotiveerd meer zijn voor hun werk. Vooral de laatste tijd. Waar dat dan wel aan mag liggen? „De materië le prikkel valt weg. Er hangt een sfeer in het land, door de belastingen en regerings maatregelen. om alles te ni velleren," zo kan Van Elderen niet nalaten er wat politiek door heen te gooien. Hij vindt het opvallend dat het ziekte verzuim onder de handarbei ders de laatste tijd afneemt en dat van de beambten juist stijgt. Maar zou aan de andere kant het minder ziek zijn van handarbeiders er niet op kun nen duiden, dat zij door die nivellering juist worden opge trokken? Van Elderen, na enig aarzelen: „Nou, misschien wel ja..." We zitten samen aan een grote confe rentietafel, vlak voor een raam, in een poging om na te gaan wat de heer Van Elderen er toe bracht om directeur te worden. Het antwoord op die vraag is simpel genoeg: Grootvader Van Elderen kocht rond de eeuwwisseling een blikslagerij. Daar groeide het huidige Brabantia-bedrijf uit met vestigingen in binnen- en buitenland en meer dan duizend werknemers; vooral bij huisvrouwen bekend om zijn produkten, zoals trapjes, strijkplanken, broodroosters, rolschaatsen en nog een paar honderd artikelen. Van Elde ren veronderstelt dat ie mands toekomst wel groten deels mee bepaald wordt door zijn afkomst en milieu. „Er hangt dan een sfeer van je bent in je gespreide bedje ge vallen. Daar kun je niets aan veranderen." Het begint al vroeg in zo'n familiebedrijf, zegt Van Elderen. Als jongen van tien elf jaar groeide bij hem al het idee om werktuig bouwkunde te studeren, we gens de aard van het bedrijf. Grootvader Van Elderen was opgevolgd door zijn vader en oom Kees; Jons ging naar kostschool in Weert. „Niet om opvoedkundige redenen. Ik was een brave jongen. De kostschool werd gekozen om de verwachte leerprestatie. Mijn ouders hadden gezien dat daar uit gering talent toch nog iets kon groeien...." .Later volgde de TH in Eindhoven. „Dan kom je in het bedrijf, nog vrij blanco. Tot het je grijpt. Je voert wat veranderingen door die van jou zijn." Het is dus (onder meer) op dit laatste punt dat Van Elderen gemotiveerd raakt: de mogelijkheid (de „macht") om wat je wilt ver anderen, ook inderdaad bo ven water te laten halen. Wil hij die veranderingen als een soort zelfbevestiging: het drukken van zijn eigen „stem pel" op het bedrijf? „Nee, aan pyramide-bouwerij doe ik niet. De verandering om de verandering speelt geen rol. Het gaat mij om de visie op de toekomst. Als je een bedrijf hebt met zestig tot zeventig procent ongeschoolden dan weet je dat er iets moet veran deren. Als je over vijftien jaar nog met Nederlanders wilt werken, zul je moeten werken met de Nederlanders van over vijftien jaar. Of je gaat probe ren in die vijftien jaar iets te bereiken, of je gaat naar een lager-loonland. Dat laatste lokt ons niet. We willen graag blijven." Directeuren verdienen door gaans een aardige duit meer dan hun arbeiders. Is dat ook een reden om sterker bij je werk betrokken te zijn? „Ach nee," zegt Van Elderen, „ge noeg geld om mijn familie uit te kopen, zo ik dat zou willen, kan ik toch niet verdienen En mijn consumptieve inkomen, och je kunt toch niet meer opeten dan je doet." Maar men kan toch heel aardige dingen doen met meer geld en een hogere levensstandaard ophouden. „Ik ben niet onze ker op het materiële vlak. Dat motiveert me beslist niet," zegt Van Elderen. „Iets an ders is dat je in een positie als de mijne een status hebt. Sta tus kan wel motiveren." Van Elderen wordt óók duide lijk geboeid door bezigheden buiten zijn bedrijf die daar wel indirect mee te maken hebben. Al van jongsaf zit hij in het organisatieleven. Eerst als actief lid van een groep „Young management" van het Nederlands Christelijk Werkgeversverbond (NCW). Nu, onder meer als be stuurslid van de FME (me taalfederatie), in commissies en als vervanger van ir. J. de Wit, NCW-voorzitter in de in ternationale World Union Pact. Zo was Van Elderen bij een congres in Zürich over de nieuwe economische orde. „In die sfeer ontmoet je grote fi guren. Je moet soms op je tenen lopen. Ik vind dat fasci nerend. Je bent betrokken bij de opbouw van visies en filo sofieën" Een factor die voor Van Elderen ook meespeelt is verantwoordelijkheid. Zijn vader en oom Kees beginnen de zaken meer over te laten aan de jongeren. Behalve de 36-jarige Jons zelf zijn dat een (jongere) broer en een neef en er zijn nog twee neven „in de maak." (Jons en zijn broer hebben ook nog vier zusjes). Ir. Van Elderen zegt die ver antwoordelijkheden wel te willen delen met anderen. Maar de vakbonden willen volgens hem te snel. „Je moet niet meer willen dan waar de mensen rijp voor zijn. Als je steeds maar meer bevoegdhe den geeft, dan zadel je de on dernemingsraad met een stuk frustratie op," meent hij. Van Elderen kan, zegt hij, aan de andere kant zijn werk ook ge makkelijk van zich afzetten. Hij doet graag aan sport (25 jaar hockey). „Als ik hier vijf kilometer de deur uit ben, kan ik me los maken van het werk." Zit het er in dat zijn kinderen (twee zoons, één dochter) straks de vierde ge neratie in het bedrijf worden? „Mijn vrouw wil dat niet. Ze is bang dat dat als een soort gemakkelijke oplossing voor toekomstproblemen wordt gezien. Ik verdenk haar er ei genlijk van iets tegen direc teuren te hebben." „Ik zou het heerlijk vin den om de zaak eens om te kiepen: de grote pieten met de hoge salarissen eens een jaartje het mini mumloon en de arme tobbers het inkomen van die topmensen. Wat zou den ze rond-rotzooien die hoge omes, ze zouden overal in de schuld staan, wanneer ze met elfhon derd gulden schoon in de maand zouden moeten rondkomen. Die mensen, die nu allemaal over onze salarissen zitten te be schikken, alsof ze ook maar een greintje notie hebben van wat het is om van een minimumloon te moeten rondkomen. Dan zouden ze nog eens res pect krijgen voor de ge wone arbeiders. Wat zou dat mooi zijn." Bea Victorie lijkt het al hele maal voor zich te zien: ze zit tenminste te genieten bij het idee. hoe de hoge heren, zoals zij ze noemt, nu eens een jaar lang (kom. ze wil niet kinder achtig zijn, een half jaartje is ook al goed) zouden moeten rondkomen van het mini mumloon. „En niks geen re servepotjes, waar wat uit te halen viel, als het loon op was; nee, alleen het mini mumloon. Ik weet zeker, dat ze het niet zouden kunnen. Ik zou ze best willen helpen om er toch mee rond te komen; ja hoor, dat zou ik wel willen. Ik geloof vast, dat zo'n omkering goed zou zijn. want wat weten al die politici, die alles zo mooi voor ons denken te regelen, nu eigenlijk van ons sf. Ze weten er niks van, ze hebben nog nooit met onze portemonnee rondgelopen." Bea Victorie is 54 jaar, ze woont in Beilen. is getrouwd met een man die bij de water leiding werkt. Haar drie kin deren zijn de deur uit en sinds die tijd nu dertien jaar ge leden werkt ze als ar beidster bij Philips in Hooge- veen. Op een afdeling waar stofzuigeronderdelen in el kaar worden gezet. „Ik ben daar gaan werken, toen ik 41 jaar was. Ik had geen oplei ding, dus er bleef niet veel anders over dan de fabriek. Het werk, dat ik doe, is onge schoold werk. Met een beetje handigheid kan iedereen het leren. Ik heb het er best naar m'n zin, echt waar. Ik zou niks anders willen: onze afdeling is prettig, het bedrijf is fijn, er kan het een en ander. Zo heb ben we met de ondernemings raad, waar ik al zeven jaar inzit, bereikt, dat getrouwde vrouwen vrijdagsmiddags vrij mogen nemen, als ze dat willen (dat wordt natuurlijk wel van hun loon afgetrok ken) en dat vrouwen met een gezin drie weken onbetaald verlof mogen nemen als hun man of een kind thuis ziek ligt. Fijne dingen, die voor de getrouwde werkende vrou wen hier in de buurt echt een stap vooruit betekend hebben." Bea werkt dagelijks van acht tot half vijf, maar omdat ze nog een kwartiertje met de trein moet ze woont in Bei len en werkt in Hoogeveen moet ze al om kwart over zes op. Vrijdagmiddag heeft, ze vrij. Ze komt per maand/met een krappe 900 gulden naar huis. Niet direct een vorste lijk salaris, vergeleken bij de inkomens van vele anderen. Kijk maar eens bij ons eigen bedrijf: mensen, die in andere functies zitten, vallen gelijk in andere salarisschalen. Waarom eigenlijk? Al het werk moet toch gedaan wor den? Het in elkaar zetten van stofzuigers toch net zo goed als het typen van brieven als het leiden van de zaak? Het één kan niet zonder het an der, waarom moet de een dan zoveel minder verdienen dan de ander? Ook zou iedereen, van hoog tot laag in het be drijf eenzelfde vaste bedrag aan vakantiegeld en tantième moeten krijgen. Daar kan ik echt wel eens fel over worden. Nog zoiets: die minimum jeugdlonen. Als je ziet met wat voor schijntje die kinde ren naar huis gaan, ze moeten thuis nog door hun vader en moeder gesteund worden. Dat is onrechtvaardig. Wan neer een mens goed werk le vert, heeft hij recht op een behoorlijk inkomen, of hij nu oud of jong is. Dat heeft er niks mee te maken, vind ik tenminste." zegt ze. Bea is de oudste uit een gezin van zeven kinderen, grootge- worden in de crisisjaren. „Dus nooit kunnen leren, wat ik verschrikkelijk vond. M'n ou ders trouwens ook, die had den me graag een opleiding gegund, maar het ging niet. Ik heb wat in de huishouding gewerkt, een paar cursussen gevolgd en ben op m'n negen tiende getrouwd. M'n kinde ren heb ik allemaal in de oor log gekregen. Al die tijd dat ik het huishouden deed heb ik het enorm druk gehad, want we hadden vroeger al die ap paraten van nu nog niet, het was nog wassen in de tobbe met een borstel en een was bord en de vloer vegen, in- plaats van stofzuigen. Ik heb er altijd op gestaan, dat m'n drie kinderen, twee meisjes en een jongen, allemaal een goeie opleiding kregen en die hebben ze gehad, gelukkig. Toen ze de deur uitgingen, wist ik niet meer goed wat ik moest doen in huis, ik ver veelde me. want het huishou den heb ik, eerlijk gezegd, nooit erg leuk gevonden. Goed, je mag best bij me thuis komen kijken hoor. het ziet er netjes uit. maar ik doe niet meer dan het hoognodi ge. één keer in de week. mees tal 's avonds ga ik het hele huis door, zet overal nieuwe bloemen neer en dan moet het er maar weer een weekje tegen kunnen. De was doe ik tussendoor; wanneer de auto maat helemaal vol zit, draait hij weer eens een hele avond. Ik vind eigenlijk dat elk mens moet werken, allemaal verder kijken dan je neus en je huis houden lang is. Je zakt zo af, wanneer je alleen maar tus sen die vier muren zit. ik ten minste wel, ook al heb ik al tijd enorm veel gelezen, cur sussen Engels en Duits ge volgd. alles in boeken opge zocht. wat ik niet begreep. Ik heb m'n eigen ontwikkeling Een huis in een oude volkswijk in Den Haag, bij het station Hollands 'Spoor, twee donkere, uit gesleten trappen op, daar woont Tino Addicks. Als ik op de bel druk („de bovenste", heeft hij de dag tevoren door de tele foon gezegd, omdat een naambordje ontbreekt) komt Tino aanlopen in spijkerbroek en vaalroze t-shirt. Terwijl ik in zijn kamer op een stoel ga zit ten die Tino bij een vuil nisbak heeft weggehaald, zoals hij zegt, (maar dat zie je er niet aan afzorgt hij voor een mok thee en zet er een stopfles met bruine rietsuiker bij. De twee poezen zijn zichtbaar uit hun doen. Waarschijnlijk heb ik ze uit hun stoel ver jaagd. De muren van de ka mer zijn grauw en zitten vol scheuren. Op de vloer ligt een tapijtje dat Tino goedkoop op de kop heeft getikt, de verve loze vensterbank staat vol planten. Bij de oranjekleurige kachel een kastje vol snuiste rijen, zoals een beeldje van een oud mannetje met een grote zwarte flaphoed op. Zijn voeten zijn beschadigd, maar dat deert Tino niet. „Die dingetjes maken een huis persoonlijk. Ik heb alles voor een appel en een ei ge kocht. Als je er een beetje moeite voor wilt doen is er genoeg te vinden, vooral bij de vuilnisbak. Je slaat ervan achterover als je ziet wat mensen in deze welvaartstijd allemaal bij de weg zetten. Het zijn zaken waar eigenlijk niets aan mankeert of die je met weinig inspanning weer goed bruikbaar kunt maken." zegt Tino. Hij heeft geleerd plezier te hebben van kleine dingen. „Ik heb ontdekt dat veel op de wereld de moeite waard is om er tijd voor te nemen en dat je niet bang moet zijn er andere opvattingen op na te houden dan de grote massa." Dat brengt Tino in praktijk. „Ik vind het onbelangrijk een carrière op te bouwen. Het woord carrière is voor mij het zelfde als plastic. Het is geen natuurlijk produkt. Ik ben nu bijna dertig, maar voor mij bestaat het begrip carrière- maken niet. Veel mensen doorlopen alle stadia om na veel jaren een doel te berei ken. Ze moeten daar veel voor laten schieten. Carrière ma ken zie ik als een enorme be perking van je persoonlijke vrijheid. Voor mij is dat een vorm van slavernij. Je ver koopt jezelf aan een baas. die het alleen belangrijk vindt dat je elke morgen op tijd op het werk verschijnt. Voor mij hoeft dat niet. Ik zou in zo'n uitgestippeld leven, waarin alles volgens regels verloopt, onherroepelijk in grote moei lijkheden komen. Om 49 we ken per jaar te werken, drie weken op vakantie te gaan. elke ochtend om kwart over acht de deur achter je dicht te trekken en om vijf uur, half zes. weer thuis te komen in een huis waar je 35 jaar voor krom moet liggen om alle las ten op te brengen: ik word er onpasselijk van als ik eraan denk. Er is zoveel meer in het leven." Dat er veel meer is kan Tino uit ervaring zeggen. De afge lopen elf jaar trok hij een groot deel van de wereld door. Vier jaar woonde hij in Cana da. waar hij tal van baantjes had, variërend van camera man in een offsetdrukkerij tot barbediende in het Hilton- hotel in Vancouver. Officieel is Tino typograaf. „Ik werkte een paar jaar bij een drukkerij als handzetter, maar toen kreeg ik de kriebel in mijn kont en besloot ik de wereld in te trekken. Eerst heb ik er over gedacht een poosje naar Australië te gaan. Dat lijkt me een prachtig land. Het is Canada gewor den. Die zeereis er naartoe en die treinreis dwars door Cana da, jongen dat was fantas tisch! Ik besefte toen hoe groot en mooi de wereld is. In Canada ben ik begonnen met mijn leefwijze: een poos wer ken en als je wat geld hebt verdient, ervan gaan genie ten, bijvoorbeeld door te gaan reizen. Volgens dat principe leef ik nu nog. Waar je ook bent, er is altijd wel een plek je waar je je hoofd te rusten kunt leggen. Geld kun je ook altijd verdienen, als je wilt aanpakken. Voor boerenwerk kunnen ze meestal wel ie mand gebruiken. Maar ook op andere manieren kom ik aan de kost. Als ik in Italië ben verdien ik mijn boterham vaak als leerbewerker. Die vaardigheid demonstreer ik in Nederland wel eens op kunstmarkten. Maar het wer ken moet nooit een plicht worden. Het is mijn lijfspreuk geworden, dat ik werk om te leven en niet leef om te werken." Niet dat Tino er de kantjes af loopt. „Ik wil niemand naar de ogen hoeven te zien. Daar om ga ik niet proberen via sociale wetten aan geld te ko men. Ik wil er eerlijk voor werken, het zelf verdienen, maar als ik dan wat geld bij elkaar heb. is het toch mijn goed recht ermee te doen wat ik wil. Ik ben geen spaarder. Geld moet rollen. Ik ben wel eens 'n poosje erg zuinig. Dat was bijvoorbeeld het geval toen ik een grammofoon wil de kopen met versterker, want ik ben verslingerd aan muziek, rock en klassiek. Als je zoiets wilt aanschaffen, weet je je er iets voor te moe ten ontzeggen, maar dat doe ik dan uit vrije wil. Je kan natuurlijk zeggen dat de men sen die een gewone baan heb ben dat ook uit vrije wil doen. Dat is mogelijk. Ik zal ze dan ook niet kritiseren. Ieder mens heeft het recht zijn le ven in te richten zoals hij dat wil. Alleen denk ik va&k: wat Jammer dat jullie zo leven. Je weet niet beter, maar je komt aan veel dingen niet toe". Tegenwoordig werkt Tino een paar dagen per week voor een uitzendbureau. „Op het ogenblik ben ik in losvaste dient bij de gemeentereini ging; ik moet straten vegen, maar in mei kom ik waarschijnlijk bij de plantsoenendienst. Dat is wel plezieriger, vooral in de zo mer. Maar het kan best zijn dat ik het ineens in mijn kop krijg naar Italië te gaan of naar Australië, want daar wil ik ook beslist nog eens gaan kijken. Dan zeg ik: Jongens, eind deze week stop ik er voorlopig mee. Dat kan alle maal. Het is zelfs zo dat als ik op een mooie voorjaarsdag 's morgens ineens denk. het is lekker weer om een eind te gaan wandelen, ik rustig kan opbellen om te zeggen dat ze mij die dag niet zullen zien. verzorgd, dat moest wel. want na de lagere school had ik geen verdere opleiding meer gehad. M'n kinderen werken ook allemaal. M'n dochters zijn ook heel actief buiten hun gezin. Als enthousiast lid van de in- dustriebond-NW gebruikt Bea een stuk van haar vrije tijd om leden te winnen voor de vakbond. „Liefst voor die van mezelf natuurlijk, maar een andere richting vind ik ook goed, als de mensen maar georganiseerd zijn. Ik heb te gen een jongen op de zaak twee jaar lang zitten aanpra ten dat hij lid moest worden. Eindelijk is het gelukt. Als ik nog eens iets anders zou wil len. was het een betaald baan tje voor de bond. Enig werk vind ik het om leden te wer ven. maar Ja. zoiets zal er wel niet meer inzitten, daar ben ik al te oud voor. maar ik zou het heerlijk vinden, dat wel." Dat heb ik wel eens gedaan, al zal ik dat niet onnodig doen. Ik ben vrij in mijn handelen, maar ik heb ook mijn ver antwoordelijkheidsgevoel." Tino heeft gemerkt dat zijn levensopvatting vooral de laatste tijd bij veel mensen leeft. „Velen lopen met plan nen rond iets anders te doen. omdat ze niet tevreden zijn, maar ze durven de consequ enties niet te nemen. Ze zijn bang dat ze hun geborgen heid kwijtraken. Ik vraag me wel eens af wat die geborgen heid inhoudt. Welke zekerhe den heb je in het leven? De enige zekerheid die je hebt is dat je dood gaat. Je komt met lege handjes op de wereld en je gaat er met lege handjes uit" Als ik Tino vraag hoe hij zijn toekomst ziet zegt hij: „Ik maak me nooit druk over de toekomst. Ik heb geen toe komst, enkel een verleden. Veel mensen leven altijd vooruit. Ik wil nü leven. Mor gen zie ik wel weer."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1976 | | pagina 17