)e zedeloosheid van Den Haag, „Verkeersregelingen" oor veiligheid van zeescheepvaart nodig Handwijzers voor stenenzoekers if: armoede en willekeur in een gemoedelijke eeuw Esteem van „middenberm" geldt ook op zee Inschakeling van computer biedt veel mogelijkheden Geologie bedrijven kan ook in ons land §Tni DAG 26 APRIL 1976 TROUW/KWARTET 7 - I or W. F. Stafleu zedeloosheid van Den Haag" is e®nlilsleidende, want te veel belo- nde e, titel van een niettemin aller- wa'4gst boekje van J. G. Kikkert iersmve Wetenschappelijke Uitge- wel en Intermediair, 188 biz., oekBO). Daarin staan twaalf schet- over de eerste helft van de ne- ende eeuw. 'hefeen weet van zijn schooltijd vendat de gemoedelijke tijd was MeiPieter Stastok en de familie r dege, de trekschuit en de diligen- en pas hier en daar een p mtrein. Dank zij hernieuwde igstelling en nader onderzoek J hrijft Kikkert komt er nu 'Pjejngrijpende verandering in dit i of tionele beeld van onze vader- Zije geschiedenis in deze periode. wordt nu duidelijk dat er ook 1870 in Nederland van alles diede hand is geweest, en dat de inalige regeringen zich de 5 tste moeite hebben gegeven 1 dejaWjke gebeurtenissen en ont- "telingen zoveel mogelijk onder ijd ppervlak van de publiciteit te en. Dat deze pogingen in vele lien met succes zijn bekroond, zicht uit de onbekendheid die aller- dat spectaculaire negentiende- aar.rse zaken nog minstens hon- 2zjg jaar daarna hebben gehad." Afrika; van de eerste Nederlandse science-fictionroman, die op naam staat van niemand minder dan Wil lem Bilderdijk; van de Vlaardinger zeeman Metzon, die in slaverij on der de Barbarij se zeerovers te rechtkomt; van de Russische reis van de zakenman en Reveilfiguur Willem de Clerq; van een negenjarig kind dat een barre zeereis naar Oos- t-Indië beschreef; van de gevierde schrijver Jacob van Lennep, die drie maanden te voet door de Ne derlanden trok; van de deftige hoogleraar Jonckbloet, die een schokkende zedenschets over Den Haag schreef; van de zware reis die -J~ vO, - het Kamerlid Zylker in de winter ondernam en van de schandaaljour nalist Eillert Meeter vriend óf vijand van koning Willem II. Twee zaken springen eruit: de onvoorstel bare armoede die er heerste, en de rommeligheid, de willekeur van het bestuur in die dagen. Van allebei deze aspecten een paar typerende citaten uit Kikkerts boekje. De ar moe wordt beschreven in het reis verslag van Jacob van Lennep, die in 1823 met zijn vriend Dirk van Hogendorp te voet van herberg naar herberg trok en drie maanden wegbleef. Hijzelf behoorde tot de upper ten, en kennelijk hebben de iboeken n isfcert heeft voor zijn schetsen pen alwéér in de titel ten Wejchte onthullingen worden ge- Dd) vooral gebruik gemaakt ^dagboeken en andere vergeten "Tuscripten. Zo vertelt hij van Jong meisje dat op reis ging de binnenlanden van Zuid- tb. Van herberg tot herberg beide 2l-jarigen het er goed van kunnen nemen. De sociale opbouw van de bevolking (een dunne laag vormt de „betere stand", en de rest bestaat uit het „volk" of „de armen") doet sterk denken aan die van een onderontwikkeld land van onze tijd. Verval Enkhuizen: „De stad rondwande lende vonden wij dezelve in een bedroevend en diep verval." Stavo ren: „Thands een elendig toonbeeld van vervallende grootheid; het gras groeit er over de straten en slechts twee personen kwamen ons in de gansche plaats tegen." Harlingen; „De stad draagt alle tekenen van verval en in de haven ziet men slechts beurtschepen en half ge sloopte vaaruigen." Hattem: „Zeer diep is hier het verval. De stad is bijna niet door te rijden wegens de slecht geplaveide straten." Borculo: „Eene elendige stad, die zich door akelig vervallene huizen en met vuilnis en mest bedekte straten on derscheidt." Geertruidenberg: Ee ne elendige in moerassen verzonke- ne stad." Veere: „Alle kentekenen van het diepste verval." En ook op andere bladzijden komt het beeld naar voeren van een land vol mod derige, 's winters onbegaanbare we gen. In Drente woonde de bevolking in onooglijke hutten, die „veeltijds niet van varkenshokken verschil den". Nog in 1899 huisde 62 procent van de Drentse bevolking in eenka merwoningen. Een reiziger: „Stap horst en Rouveen zijn ruwe, morsi ge Overijselsche plaatsen en leve ren niets op, wat het oog bevalt; sommigen noemen ze het Siberië van Nederland." Corruptie Schokkend is ook het hoofdstuk dat getiteld is „Een republikein in het Koninkrijk der Nederlanden" en het leven beschrijft van de om streden schandaaljournalist Eillert Meeter (1818-1862), die „zijn in veel venijn gedoopte pen vooral ge bruikte tegen de leden van het huis Oranje-Nassau". De populaire ko ning Willem II blijkt er een gewoon te van te hebben gemaakt, oppositi onele figuren af te kopen door voor rechten en jaargelden. Deze handel wijze maakte hem uiteraard kwetsbaar voor allerlei vormen van afpersing en chantage, en dat heeft de koning vermoedelijk ettelijke miljoenen per jaar gekost. Merkwaardig is echter dat Meeter enerzijds geschaduwd werd door de geheime politie die de koning er op na hield, maar anderzijds in een bepaalde periode in het koninklijk paleis zozeer kind aan huis is ge weest dat hij overal ongehinderd kon rondlopen en kennis kon ne men van een aantal van de zeer talrijke paleisgeheimen. Meeter (Rogier noemt hem gewetenloos en verlopen, w.f.s.) heeft even uitge breid als indiscreet van deze gele genheid gebruik gemaakt. Zijn ran cuneuze mémoires besparen de le zer vrijwel geen enkele vorm van misdaad of overtreding van ge schreven of ongeschreven wetten: ju weiendiefstal ten paleize, mishan deling en moordaanslagen, machtsmisbruik, omkoping van ambtenaren, diefstal van publieke fondsen tot op het hoogste niveau, provocaties door de geheime poli tie, marteling van gevangenen Inderdaad: het Nederland van de negentiende eeuw was minder vriendelij k-burgerlijk dan we had den gedacht. gewone run itiei i en een onzer verslaggevers Sterdam „in New is nu de internationale idechtconferentie gaande. uir komt niet alleen het gstuk van de territoriale >ren aan de orde maar zi en dat is wellicht voor de araan nog belangrijker, de keïzakelijke verkeersrege- ter zee," zegt de heer a. iter. ieer Wepster.is hoofd van navigatie research- im van het Nederlands [tiem Instituut in Rotter- en medewerker aan het ie Royal Institute of Navi- in. Wij hadden met hem gesprek na het in Den gehouden internationa- lymposium over ver- isystemen ter zee, waar oot aantal deskundigen laritiem-technisch gebied voor de zeeman nieuwe itie besprak en waar zij egen aangaven voor de »mst. nieuwe is, dat de situatie ter is gegroeid dat, als er een ik gebeurt, er nu veel meer ities en vooral mensen bij be- in geraken dan, zoals tot nu Heen de zeeman zelf. Al houdt «man nog altijd de volle ver- "bordelijkheid: iedere aanwij- •ggVan buiten af heeft het karak- kn een advies, de kapitein blijft Jtwoordelijk voor het al dan aaJpvolgen daarvan. Onjuiste ad- ;bun van lokale deskundigen heb- ine lede geleid tot het verlies van jij^iker Metula. Toch is dit onge- enjde kapitein zwaar aangere- verklaart de heer Wepster. ^gaat het erom of een kapitein be toekomst nog altijd alle moge- heeft om onder alle indigheden die volle ver- lordelijkheid te dragen. Daar- mefcijn juridische studies gaande orrDk dit is op het symposium Duidelijke eenstemmig- Diis er nog lang niet. In ieder moeten, als de kapitein deze niet ter beschikking bq deze mogelijkheden worden eefjakt." teiter Wepster praat uit de prak- ch-üj is jarenlang in dienst ge- ise bij de Holland-Amerika lijn, fal ie oorlog uitbrak, lag hij met ;t t endam juist binnen. Direct na i dfrlog koos hij zee met de Leer- 1 e In 1952 werd hij inspecteur en dlchef van de nautische dienst. ^^58 werd hij hoofd van het bu- ontwikkeling van de trans- 'igfrdeling van de Holland- pojlka Lijn en hij is een van de dlaamste „containerisatoren" men wel eens de pioniers op e%ebied van het containerver- Dïioemt van Rotterdam ge- Zelf zegt hij daarvan: „Ik heb vaqe wieg mogen staan van de van het zeevervoer." d*! 1974 is hij verbonden aan het Hands Maritiem Instituut als hoofd van het navigatie research centrum en als onderdirecteur. „De verkeersveiligheid ter zee is niet he lemaal een braak terrein," vertelt de heer Wepster, „in 1960 is al offi cieel vastgelegd, dat de rederijen met hulp van de regeringen een nader onderzoek zullen houden of er behoefte is aan een verkeersrege ling in drukke vaarwaters. Daaruit vloeiden de verkeersscheidingssys- temen voort. Zo'n systeem houdt in dat in een gebied met twee tegenge stelde zeeverkeersstromen men de ze uiteen houdt met een vrije strook water er tussen, welke men zou kun nen vergelijken met een „midden berm" van een verkeersweg te land." Zeeroutes Dergelijke systemen zijn er nu al jaren. De heer Wepster: „Er zijn zeventig tot tachtig van die zeerou tes, over de hele wereld verspreid. Zij zijn op de zeekaarten nauwkeu rig ingetekend. Het oudste systeem dateert van 1967 en het betreft het Nauw van Calais. Bij het instellen van zo'n route moet men zich altijd voor ogen stellen of een schip daar onder alle omstandigheden zijn po sitie nauwkeurig kan bepalen. Men kan niet overal in volle zee boeien leggen! Benoorden de Wadden eilanden hebben we boeien, maar bij Ouessant, Land's End en Bishop Rock liggen ze er niet. Maar hier heeft de vaste wal voldoende peil- punten." Verplichting Nieuw wordt een verplichting tot het volgen van deze routes. „Tot nu toe kon men slechts werken met aanbevelingen. In 1977, als de nieu we bepalingen van kracht worden, wordt de zaak verplicht zegt de heer Wepster. „Ook is er nog geen controleapparaat, behalve voor het Nauw van Calais, waar de Channel Navigation Service surveilleert met radar en vliegtuigen. Die geeft over treders door aan de regering waar toe het schip behoort en ook aan de verzekeraars. Dat laatste is zeer ef fectief. In de niet gecontroleerde gebieden kan worden opgetreden als er een ongeluk is gebeurd. Heeft de kapitein van het betrokken schip zich niet aan de route gehou den, dan is dat een extra bezwaren de omstandigheid." Walradar Uit de mededelingen van de heer Wepster blijkt een duidelijke sa menhang tussen het internationale werk aangaande de veiligheid in het zeeverkeer en het werk van diverse andere internationale organisaties, zoals die van zeeloodsen, gezagvoer ders, hydrografen en dergelijke. „Bepalingen aangaande de veilig heid ter zee bestaan al heel lang." zegt de heer Wepster, „maar de ou de bepalingen zijn ingesteld ter be scherming van schip en bemanning tegen de elementen. De nieuwe fac tor is de bescherming van de omge ving van een schip tegen de gevol gen van een scheepsramp. Eigenlijk begon deze zaak met de walradar- systemen, die al begonnen in de jaren vijftig. Die moeten de door stroming van het scheepvaartver keer in hamvenmondingen en nau we vaarwaters waarborgen om opstoppingen te vermijden. Juist die opstoppingen leveren gevaren op voor aanvaringen." Computer Tijdens het symposium in Den Haag is ook nog een ander geheel nieuw element besproken. „Dat be treft de volgende stap," zegt de heer Wepster, „Die betreft de vraag hoe men bij toenemende verkeersinten siteit de taak van de radarwaarne mer kan verlichten en de informa ties naar het schip kan verbeteren door inschakeling van de computer in het navigatie-analyseproces. Wat men bij voorbeeld via de computer wil bereiken is de mogelijkheid tot het stellen van prognoses: als er dit of dat gebeurt of als ik dit of dat doe, wat zijn dan de consequenties? Dat betekent dus een automatise ring van de analyse en interpretatie van het walradarbeeld."Misschien is dit onderwerp het belangrijkste geweest tydens het Haagse sympo sium. De heer Wepster zegt: „Het hele symposium is gebouwd rond alle aspecten die deze automatisering betreffen. We hebben gekeken naar de sociaal-economische, juridische en organisatorische aspecten, de technologische toekomstmogelijk heden en de opleiding van perso neel." Tenslotte geeft de heer Wepster eni ge interessante cijfers, die het be lang van dit werk illustreren. „Toen we begonnen in 1960," vertelt hij, „waren er in het Nauw van Calais zestien ongelukken per jaar. In 1970 hadden we er vijf, later werd het tussen de drie en vier. Per jaar passeren er nu 120.000 schepen het Nauw van Calais. Inderdaad, er zijn berichten die spreken over duizen den overtreders van het ver- keersscheidingssysteem in het Nauw van Calais. Bij analysering blijkt, dat deze overtreders voor het merendeel vissers zijn, die de zee dus met geheel andere oogmerken gebruiken dan anderen. Overigens: we weten nog te weinig over het zeeverkeer. Nodig is dat verkeer te meten, de metingen te analyseren, wiskundige modellen van dat verkeer te bouwen, met die modellen de ontmoetingsfrequen ties voor bepaalde gebieden bereke nen en die ontmoetingsfrequenties vergelijken met het ongelukkenpa- troon. Pas op basis van zo'n proces kunnen regels voor verbeteringen worden gemaakt. En dit is een van de belangrijkste werkterreinen van het Nederlands Maritiem Instituut en overeenkomstige instituten in andere landen." door Henk van Halm Vrijwel elke vakantieganger neemt boeken mee op reis, als^et geen toeristengidsen zijn, dan toch wel wat verstrooiingslectuur voor on derweg. Bij een gewone toerist blijft de meeneem-bibliotheek beperkt, want je moet het toch maar alle maal meesjouwen. Die moeite neemt wel de steeds groeiende cate gorie vakantiegangers die dicht bij huis of verder weg hun hobby willen uitleven. Vogelminnaars zijn klaar met een vogelgids voor het gebied dat ze bezoeken, een kijker en eventueel een camera met tele-toebehoren. Plantenzoekers kunnen het af met een lokale flora, een vergrootglas en een camera als milieuvriendelijk al ternatief van de botaniseertrom mel, die je tegenwoordig zelden meer ziet. Maar degene die het grootste gewicht voor zijn liefheb berij moet meeslepen, is de stenen verzamelaar. Niet alleen horen geo logische kaarten en geologische reisgidsen bij zijn extra bagage, maar ook een geologische hamer, een beitel, flesjes met chemicaliën, een rugzak of tas om dat alles op tochten in te vervoeren, een loep en veel pakpapier. En wat hij mee naar huis neemt, weegt nog veel meer, als hij geluk heeft gehad zoveel dat het de veren van zijn auto bedreigt. Stenen verzamelen is een tegen woordig wijdverbreide liefhebberij, maar het ter plaatse zoeken van objecten voor een collectie heeft een veel groter bekoring dan ze te kopen in een winkel of te ruilen op een beurs. Een stenenzoeker zal doelbewust zijn vakantieverblijf kiezen in streken die hem een rijke oogst beloven. Die vindt hij op geo logische kaarten die tonen welke gesteenten aan de aardoppervlakte komen. Die kaarten zijn zijn be langrijkste reisgidsen. Geologische kaarten van overal ter wereld kun nen worden besteld bij het Geo- Center in Hannover. Voor de amateur-geoloog bestaat er geen speciaal seizoen, al zal het voorjaar een aangenamer tijd zijn om je in het zweet te werken dan de zomer of de winter. In het laatste geval kan sneeuw ook nog roet in het eten gooien. De interessantste gebieden liggen buiten ons land, het dichtstbij in Duitsland (Bentheim, de Harz, het Zevenge bergte en de Eifel). Maar vergis u ook niet in de Ardennen en de Bo- lonnais. En het is zelfs helemaal niet nodig om de grenzen over te gaan en toch een respectabele col lectie gesteenten en fossielen bij elkaar te zoeken. Bij de Topogra fische Dienst in Delft zijn door de Rijks Geologische Dienst gepubli ceerde geologische kaarten van ons land te koop. Als geologische gids voor ons land is „Het keienboek" van P. van der Lijn (uitg. Thieme, Zutphen, de zes de, geheel bijgewerkte druk werd een jaar geleden al besproken) nooit overtroffen, maar door for maat en gewicht is het eerder een naslagwerk, dat ook gebruikt kan worden ter voorbereiding van toch ten, dan een meeneemhandboek. Iets lichter van gewicht en kleiner, maar ook onmogelijk een veldgids te noemen is het kortgeleden ver schenen handboek van G. D. van der Heide (van de Teleaccursus .Graven naar het verleden") en W. Tj. Hellinga, dat kortweg „Zwerfstenen" heet. Het komt naar inhoud in grote trekken overeen met „Het keienboek", al ligt meer de nadruk op de herkomst en her kenning van de geologische mate rialen, die voor een groot deel oor spronkelijk niet van Nederlandse bodem zijn. Voor beginners Het is bedoeld als bescheiden deter- mineerwerk voor beginnende verza melaars, die de namen van het ver zamelde willen weten en basisken nis willen opdoen van het ontstaan en de processen die daarmee sa menhangen en zich afspeelden in een periode van vele honderden miljoenen jaren. Het boek preten deert niet meer te zijn dan een inleiding tot de geologie en de lief hebberij van het stenen verzamelen en determineren. De mineralogie komt pas aan de orde na de behandeling van de alge mene geologie van de aarde (ont staan en verandering van de aardkorst, gletsjers, vulkanisme, aardbevingen, vorming en afbraak van gebergten etc.). Daarin ver schilt de benadering sterk van die in „Het keienboek", dat meteen met de mineralen begint. bedreigde hunebedden Het is minder verhalend geschre- vendan Van der Lijn's werk en daar door wel overzichtelijker. Voor de bespreking van de Nederlandse fos sielen zijn negentig bladzijden uit- getrokken, overigens niet meer dan een greep uit de totale paleontolo gische fauna, want van sommige families bestaan honderden en soms wel duizenden soorte. Veel aandacht is besteed aan de tertiaire fossielen, zoals die bijvoorbeeld te vinden zijn op de Zeeuwse stranden en in het (Eemlen-) opspuitzand romdom grote steden. Dit hoofd stuk gaat slechts in op het voorko men in het algemeen, zonder veel details over vindplaats, die men in de genoede strekenzelf moet ont- dekken. In veel opzichten vult het het ongeveer even lange fossielen hoofdstuk in het keienboek' aardig aan, omdat voor een deel andere fossielen beschrijft en afbeeldt. De reusachtige zwerfstenen, waar van onze hunebedden zijn ge bouwd, zijn tijdens de Saale-ijstijd door het landijs uit Scandinavië naar ons land vervoerd. Over afbeeldingen gesproken, 'Zwerfstenen' bevat een groot aan tal kleurenfoto's van zwerfstenen, die op beschrijving moeilijk te her kennen zijn. Verbazingwekkend is te zien hoe de noordelijke granie ten, porfieren, pofrfirieten, diaba zen en gneizen naar herkomst ver schillen. Van deze noordelijke zwerfstenen zijn onze hunebedden gebouwd, maar om te baepalen wel ke steensoorten gebruikt werden, moet je een vers breukvlak kunnen bekijken, want de oppervlakte is te verweerd om de stenen met zeker heid te kunnen determineren. De verwering kan deze monumenten zelfs emsitg bedreigen: Van der Heide signaleert dat de rech topstaande stenen van gneis, die in normale positie horizontaal ge laagd zijn, de laatste Jaren de nei ging hebben uiteen te vallen. Hoe Je stenen kunt verzamelen en waar, staat omstandig beschreven in 'De stenenverzamelarar', een boek van ruim honderd bladzijden, geschreven door een veldgeoloog. Het wijst niet alleen de weg naar rijke vindplaatsen, maar maakt ook duidelijk dat je er nog lang niet bent als Je alleen maar mooie steentjes opraapt en in doosjes be waart. Auteur Pape legt vooral uit waar je bij het stenen zoeken op moet letten en wat Je moet noteren by elke vondst. Daar komt nogal wat geologische kennis bij te pas, waaraan Juist de twee eerstgenoem de boeken de gebruiker kunnen hel pen. Achterin is een uitstekende lijst opgenomen van geologische gidsen voor Nederland, Duitsland. Engeland, Frankrijk en Noorwegen. gidsen Ten slotte nog een paar gidsen voor verzamelaars die ihun stenen en mineralen niet zelf in het veld zoe ken. Na een zeer beknopte inlei ding, waarin het verzamelen, de vorm, de eigenschappen, het on- staan en het voorkomen van mine ralen aan de orde komen, geeft 'Mi neralen en gesteenten' uit Meulen- hoffs bibliotheek voor de natuur 112 getekende kleurenafbeeldingen en beschrijvingen van mineralen en stenen. Wat tegenvalt, is dat in de literatuurlijs alleen buitenlandse standaardwerken worden genoemd. De afbeeldingen zijn in hun soort niet slecht, maar toch geef ik de voorkeur aan 'Elseviers stenengids' met 600 exacte fotografische kleu renafbeeldingen. niet alleen van mi neralen en gesteentestukken, maar ook van veel fossielen. Het laat maar een paar granieten zien en kan dus niet tippen aan de verschei denheid van deze voor ons land zo belangrijke zwerfstenen in 'Zwerfstenen'. Daarbuiten is het echter een welkome visuele aanvul ling van andere geologleboeken. In de literatuuropgave wordt verwe zen naar de belangrijkste Neder landse werken voor wie meer over de geologie zelf wil weten. G. D. van der Heide en W. Tj. Hellin ga: Zwerfstenen. Uitg. Strengholt, Bussum. 336 blz., kleuren-, 64 zwartwitf to's, 109 tekeningen, 89,- H. Pape: De stencnverzamelaar. Uitg. Thieme, Zutphen. 100 blz., 14,90 J. Kourimsky: Mineralen en gesteenten. U«tg. Meulenhoff, Amsterdam. 184 blz., 16,50. A. C. Bsishop, A. R. Woolley, W. R. Hamil ton: Elseviers stenengids. Uitp Else vier, Amsterdam en Brussel. 320 blz., 019,90

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1976 | | pagina 7