t ,allaghan verzoener, jeen vèr-ziener Een gedicht van Kloos en de jitverkoop van een cultuur Pakje smaak met filter. Caballero filter. anders dan andere. Naar tante Marie en Oom Ulbe in Australië (12) jr P&kjC yA\; i'W ;DAG 6 APRIL 1976 BINNENLAND TROUW/KWARTET PS 9 RH 11 .ieuwe Britse premier begon als jongste bediende Mie! oor Bert van Panhuis zal weinig veranderen nu de Labourfractie in het Britse Lagerhuis gisteren Leonard James Üiaghan tot haar leider en eerste minister heeft uitverkoren. Wat stijl en ideeën betreft zit „Big m" of „Sunny Jim", zoals zijn bijnamen zijn, vrijwel op één lijn met zijn voorganger Harold Wilson (het is ook daarom dat Callaghan vanaf het begin de meeste kansen voor de hoogste Labourpost left gehad. ihan is enige dagen geleden 64 'worden vier jaar ouder dan en behoort dus met zijn rivaal Michael Foot (minister beid) en de ministers Barbara (sociale zaken). Edward Short van het Lagerhuis) en William Schotse zaken) tot de oudste van het kabinet. Die leeftijd ange tijd als een nadeel gegol- laar is uiteindelijk toch van r belang gevonden dan Callag- entrumpositie binnen de partij n vermogen de verschillende ls in gewapende vrede met el- e doen leven. ormalige minister van buiten zaken en nieuwe premier is stig uit de zuidelijke ha- d Portsmouth. Zijn vader was •fficier bij de marine en over- aen Jim negen jaar was, zijn luw zonder pensioen en in armoe- je omstandigheden achterlatend, feondanks wisten zijn moeder en h grootouders, die samen voor zijn roeding zorgden, het voor elkaar ^krijgen dat Jim op school kon Jven. Op 17-jarige leeftijd moest [van school en hij is dan ook de ge minister in Wilsons kernkabin et geweest, die geen universitaire stu die heeft gevolgd. Belastingen Jim kreeg de baan van bediende op het kantoor van een inspecteur voor inkomstenbelasting, één van de saai ste kantoorbanen, die er bestaan. Hij woonde op kamers in Londen en stuurde van zijn inkomen iedere week het grootste deel naar zijn moe der en zusje. Zijn chefs kregen snel de indruk dat hij te weinig at. Toen hij 24 was werd hij als vertegenwoordi ger van de vakorganisatie aange zocht binnen de belastingdienst. In de Tweede Wereldoorlog kwam „Leonard", zoals Jims roepnaam toen nog was, bij de marine en bracht het daar tot luitenant-ter-zee. Toen de oorlog voorbij was besloot hij in de parlementaire politiek te gaan. Hij koos één van de kiesdistricten van de Welshe havenstad Cardiff en de kie zers in deze stad zijn hem vanaf 1945 trouw gebleven. Bij de jongste ver kiezingen won hij met een grote voor sprong op Ajn naaste concurrent. De eerste naoorlogse Labourpremier Clement Attlee stimuleerde Callagh an in zijn politieke werk en benoem de hem al in 1947 tot parlementair secretaris op het ministerie van ver voer. Jim was inmiddels al bijna tien jaar getrouwd met Audrey Elizabeth Moulton en had drie kinderen, één zoon en twee dochters, van wie nu één getrouwd is met de bekende eco nomische redacteur van The Times, Peter Jay. Toen Attlee door Sir Winston Churchill naar de oppositie- banken werd verwezen kreeg Jim de post van schaduwminister van kolo niale zaken. Op het eind van Labours lange opposltietijd, in 1961 benoem de de toenmalige partijleider Hugh Gaitskell hem tot schaduwminister van financiën. Hij nam voor die gele genheid privé-colleges aan de Univer siteit van Oxford. Pond Sterling Toen de Labourpartij in 1963 door het overlijden van Gaitskell een nieu we oppositieleider moest kiezen was Callaghan één van de drie gegadig den. Harold Wilson won met George Brown op een tweede en Jim op een derde plaats. Eén jaar later kwam Wilson als premier op het rode pluche en Callaghan kreeg het beheer over de Britse schatkist. Het werd geen onverdeeld succes. Het Britse pond sterling kwam steeds moeilijker te zitten maar Callaghan weigerde halsstarrig de valuta in waarde te laten verminderen. In 1967 kon hij echter niets anders. Te laat, volgens felle critici, en daardoor veel schade toebrengend aan de Britse economie. Callaghan had daarvoor al een bezui nigingsprogramma moeten indienen en kreeg daarvoor van het grote pu bliek de weinig vleiende bijnaam „grimmige Jim". Teleurgesteld over de tegenslagen trad hij af als minis ter van financiën. Twee jaar later keerde hij in de voor ste regeringsgelederen terug, als mi nister van binnenlandse zaken. In die functie won hij zijn prestige terug door troepen te sturen naar 'net roeri ge Noord-Ierland. De katholieken ga ven hem bij één van zijn bezoeken aan de Britse provincie een hartelijke ontvangst maar de protestantse huisvrouwen jouwden hem uit met een treiterig „God save the Queen Vrij plotseling versloeg de conserva tief Edward Heath in 1970 de zitten de premier en in de volgende vier oppositiejaren was Jim achtereen volgens woordvoerder voor binnen landse zaken, werkgelegenheid en buitenlandse zaken. Vakbonden Vlak voor Wilsons nederlaag hadden beiden al verschil van mening gehad over de houding tegenover de vak bonden: Wilson wilde ze aanpakken, Callaghan meende dat voorzichtig heid geboden was. In de oppositie- tijd kreeg Wilson een flinke dosis wantrouwen tegen Callaghan omdat deze zich nog scherper dan de oppo sitieleider tegen de Europese Ge meenschap keerde. Wilson verdacht Jim ervan hem opzij te willen zetten om zelf leider van de Labourpartij te worden. In de verkiezingsstrijd van februari 1974 werd het vertrouwen weer her steld en voor zijn inzet tijdens de campagne kreeg Callaghan het mi nisterie van buitenlandse zaken, zijn derde ministerie. Als minister van buitenlandse zaken heeftSunny Jim" zoals één van zijn andere bijnamen is, vooral met Eu ropa en de Europese Gemeenschap te maken gehad. Meteen na 1974 was hij het die de heronderhandelingen over het Britse lidmaatschap van de EG voerde. Callaghan is in de EG en vooral in het hoofdkwartier van de gemeenschap in Brussel niet zo geliefd. Men heeft daar veel meer op met de huidige minister van binnenlandse zaken Roy Jenkins. Jenkins ls een volbloed-Europeaan, terwijl Calla- than het meer om praktische rede nen is. Daarnaast is Jenkins een „heer" en was Callaghan. niet alleen letterlijk een (vrijetijds) boer maar wordt hij in Brussel ook figuurlijk als zodanig beschouwd. Hij noemt zijn Europese collega's consequent bij de achternaam en dat terwijl hij bij de eerste de beste gelegenheid zijn Amerikaanse confraters bij de voornaam noemt en permitteert zich weinig gewaardeerde grapjes als het aanspreken van de Italiaanse minister van buitenlandse zaken Ru- mor met de titel „mr. Bombasso". De collega's van de EG-landen wa ren ook pijnlijk verrast toen Callag han als nieuwbakken oliesjeik een speciale positie eiste bij het overleg tussen de industrielanden en d*> grondstoffenstaten in Parijs. l"'. - feest ging niet door. Voor het ovt, 0e is de nieuwe eerste minister een goedlachse, rustige, verzoeningsge zinde man, die op de één of andere manier vertrouwen wekt, ook bij de genen, die hem eigenlijk niet ver trouwen. Hij is erg pragmatisch van instelling The Guardian schreef onlangs dat je beter geen lijst van zijn standpunten kunt opstellen om dat die de volgende dag wellicht veranderd zou moeten worden en dat brengt met zich mee dat als hoofdbezwaar tegen hem wordt aan gevoerd dat hij te weinig toe komstvisie heeft. En zo schreef Times-commentator Bernard Levin deze week: „Wat La bour in de eerste plaats nodig heeft is niet een tacticus of een strateeg maar iemand, die een visie heeft over hoe de partij zich in de toekomst moet ontwikkelen". De meerderheid in de parlementsfractie van Labour heeft echter de verzoener boven de vér-ziener verkozen. Vanaf Java of Bali in Australië komen was een tijdje geleden een probleem voor Paul en Mir jam Roelofsen. Ze schreven dat in een begeleidend briefje. Wc zullen aannemen dat het inmid dels is gelukt en dan nadert het voor hen het einddoel: tante Ma rie en oom Ulbe. rol 1 s J Dor Paul Roelofsen I ibak, wasserij, notaris en rekening, het zijn enkele van de vele woorden die ons bekend lorkomen in het Bahasa Indonesia, de nationale taal van de archipel. Men is hier al dan niet hdekost" en heeft, al dan niet, een „baantje". Mirjam wordt aangesproken met „tante" en ageroepen met „zus". r x '.'j.1;1 1 de steden zijn de oudere ambtena- r - „i het destijds op de Hollands- e9 indse school geleerde algemeen chaald Nederlands nog geenszins jjeten en in een kampong ontmoe- we een onderwijzer die ons ner- s aankijkt zonder dat zijn beven- lippen de woorden kunnen uit- eken om ons te groeten. Maar, na een kwart eeuw niet meer gespro- i te hebben, lukt het hem tenslotte h ons te verwelkomen in het Ne derlands. En hoe! Haperend en na- *kend draagt hij een gedicht van ws voor. Zo'n eer is ons nog nooit oond. sfeer op Sumatra is evenwel, al is baboe nog in zwang, allerminst pri oniaal gebleven; geen onderwor- lin iheid, zeker niet tegenover de ag-nke huid. Medan is een stoffige ker eikas die bulkt van energie die 'ann voor een niet gering deel uit in draaien en (uit)lachen. Om alles It geschaterd, ook 's avonds wan de stad grimmiger is. (Zakken- erij „twee vingers" heet dat •geschoten jongens die bevelend sigaretten en geld vragen). garerirokende orang utan een paar dagen stadslucht kken we het binnenland in op zoek tr de aan de mens zo verwante ng-oetan; in de dierentuin van dan zagen we er twee die stevige arenrokers waren. Alhoewel ze de U tste veertig jaar officieel zijn be- lermd het soort dreigde uit te rven; alleen op Borneo en Suma- komt het dier nog voor bestaat ïog steeds een levendige handel in •geboren orangoetans. Als troetel- ren worden ze verkocht aan parti- ieren en sterven meestal vroegtij- door onkundige behandeling, imaal in de drie jaar baart de eder een jong en om de laatste te igen moet de eerste worden ge ld, wat, zonder protectie, een re- rechte uitroeing zou inhouden. II- aal gehouden dieren bracht men voort kort naar dierentuinen ar sedert 1973 wordt geprobeerd „terug naar de natuur" te ngen. resultaat bij Bohorok waar dit leurt is moeilijk te bereiken, we eten de motor ombouwen tot ssmachine om door de löss- ^tige klei te komen. Tenslotte te et verder, een rivier met een sam- ben h zo'n „te" smalle kano over- ken en we staan voor het regen- deiud waarin de boommensen, zowel de als ooit gevangen genomene, id J leven. De laatsten verkeren bij B'ifikomst meestal in een psychisch fysiek deplorabele toestand en n enkele weken in kooien die mid- i in de jungle staan, in quaran- ne. Dunneer de deuren voor hen open in betekent dit niet dat ze onmid- lljk aangepast verdwijnen, andenlang worden de dieren iemaal per dag gevoed met melk bananen en zolang ze geen lust 'en zelf een nest te bouwen slapen 'om geen prooi van de tijger te ;Ufden, in hun kooi. (Orang oetans Jwen. ook voor een middagdut, og in de bomen nesten van takken bladeren). ngzamerhand wordt het voedsel- u iteoen gereduceerd om hen aar. te RH moedigen daar zelf voor te zorgèn. Ze durven steeds verder op stap en som mige keren uiteindelijk niet meer terug naar de voedingsplaats. Wel komen wilde apen naar de plek om een graantje mee te pikken en om met die onhandige soortgenoten te spelen. Samen met twee uilen Met een Franse bioloog, die verge zeld door twee uilen permanent in het oerwoud woont, gaan we naar de heuveltop waar de kooien staan, on derweg stuitend op twee reusachtige orang oetans die ineens voor ons hangen. Het lange haar, de nieuwsgierige blik, de kracht; een afschrikwekkend beeld. Maar ze hangen daar maar en steken alleen een arm uit om een hand te geven. Jongere apen kruisen ons pad en willen graag worden gedragen. Wan neer we bij de voedingsplaats komen zitten daar zo'n veertig exemplaren te wachten op een maal: grote en kleine, met sombere gezichten en vrolijke, met een pony en met woeste haardossen, en neurotische die angs tig bij elkaar klitten en bijna niet te rehabiliteren zijn. Ze tonen duidelijk verschillen en omdat dat qua karak ter ook het geval is weet je spoedig waar je met hen aan toe bent. De één is verlegen, de ander houdt van krab ben (ook ons) en neuspeuteren. pro beert onophoudelijk in je enkels te happen, zonder overigens door te bijten. (Waarom die dikke tralies in Artis?). We beleven onrustige nach ten in het reservaat apen op het dak maar daar staan uiterst ver makelijke dagen tegenover met slin gerende en buitelende èn. als het te dol wordt, elkaar tot de orde roepen de orang oetans. Hondevlees Naar het koele, op 900 meter gelegen kratermeer van Toba. We rusten er uit bij Bataks die hun tanden pun ten voor ze huwen en ons trakteren op hondevlees. („Het smaakt net als vos!" probeert men ons lekker te maken. Maar hoe smaakt vos?. Ver der naar Sibolga en vandaar met wrakke schuitjes over woelig water veertig uur in totaal naar Telük Dalam op het eiland Niaz. Hiet moet in de heuvels nog een megalith- cultuur bestaan, wat wil zeggen dat enorme, gekerfde stenen er een ge wichtige rol spelen. We vinden drie dorpen met deze cultuur en in het oudste, Bawomatalue (zonneheuvel), worden we door kinderen aan de hand meegenomen naar het stam hoofd. die ons uitnodigt in zijn paleis te overnachten. Het is gebouwd als de andere huizen maar veel groter. De boomstammen, waarop het. drie meter boven de grond, rust en waar tussen karbouwen, varkens en kip pen scharrelen, zijn meer dan een halve meter in doorsnee en de trap naar de woning is alleen met reuzen schreden op te gaan; beweerd wordt dat de Niazbewoners eertijds twee maal zo groot en sterk waren als nu. (Hoe kon men anders die kolossale stenen verplaatsen?). De eigenlijke ruimte van keihard hout is ongeveer vijftien meter hoog en het dak heeft, als bij de Bataks en Minang-kabouwers. de vorm van de kop van een buffel voor en achter als hoorns omhooglopend welk dier magische kracht wordt toege schreven. In het vertrek, waarvan het onderste deel van de wanden in open verbinding met de buitenlucht staat zodat de wind er verkoelend doorheen kan blazen, vindt men hangende trommels, houtsnijwerk, zwaarden, speren en rijen varkens- kaken. Waarom deze laatsten? Het geven van feesten wordt beschouwd als teken van welstand en voor naamheid. Hoe meer een man er aanricht des te imposanter de ge denksteen die. na zijn verscheiden, voor zijn huis wordt opgericht. Ere wien ere toekomt. Voor deze schranspartljen zijn varkens nodig en het enige wat men hier van elkaar rooft zijn dan ook biggetjes. Stenen voor paleis De stenen voor het paleis zijn zeker zes meter hoog en op de tafels er naast ook van steen werden tot voor vijftig jaar terug de overlede nen gelegd. Ze bleven daar liggen tot alleen hun beenderen over waren, hierna pas werd men begraven. Wij maken een hedendaagse begrafenis mee. De kist. een uitgeholde boomstam, met er in de gestorvene, een kind, wordt midden op straat gezet; vliegen er omheen, kippen er op. In de huizen staan op de kale wanden met krijt de geboorte- en eventuele sterfdata van de kinderen geschreven; ongeveer een derde haalt het eerste jaar niet. De hele middag worden rondom de kist lie deren gezongen, christelijk, vrucht van een halve eeuw missiewerk.Een Duitse missionaris vertelt ons dat onlangs een oude man men schat zichzelf altijd zo bejaard als geloof waardig; hoe ouder, des te respecta beler hem spijt toonde over zijn tot dan toe onafneembare trots: het in een gevecht scalperen van twee mensen. Als voorbereiding op het oorlogvoe ren beoefent men nog het springen over een meer dan manshoge pyra- mide van rotsblokken. Weliswaar wordt een afzetsteen van ongeveer twintig cm gebruikt, maar toch Ik kan mijn ogen nauwe lijks geloven wanneer acht jongens op blote voeten achter elkaar over het obstakel springen. (Met een hurksprong n.b., waarbij in de lucht een halve draai om de lengte-as wordt gemaakt). Deze demonstratie wordt, te zamen met welkomst- en krijgsdansen, gegeven voor cruise- vaarders van het luxe motorschip „Prinsendam". Sinds 1974 gaat deze boot om de twee weken voor anker bij Teluk Dalam en worden haar passagiers met trucks naar één van de megalith-kampongs gebracht. Bawomataluo is aan de beurt als wij er zijn en de nacht voor de ontvangst trilt het dorp van de zenuwen, de Prinsendam heeft een magische klank. Men snijdt nog gauw een beeldje, poetst een schild of een ach tergebleven Japanse helm op, en brengt zijn krijgstenue van kokos- haar in orde. In de ochtend komen ze, die vreem de. stuntelige wezens met buidels vol dollars waarmee ze alles willen ko pen. Vooral als het antiek is! Nu kent men dit woord wel. maar naar wat het inhoudt wordt nog gegist; snel en slordig gesneden beeldjes denkt men wat „antieker" te maken door met ballpoints ogen en monden te accen tueren. (Overigens, het echte antiek is goeddeel herkend en van het ei land verdwenen; zo verkoopt men zich arm). Wanneer de rust is weerge keerd. komt de kater. De mannen staan daar met in hun handen enke le dollars en weten niet wat ermee te doen. Een bank is er niet. naar Su matra gaan ze niet. Daarom smeekt men ons, zonder een notie van koer sen te hebben, de groene flappen te wisselen voor wat rupia's, voor geld.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1976 | | pagina 11