i'|Sij£LlGkSL
ülUüll
ik heb een hekel aan dronken mensen
Mijn drinken was één grote vlucht
ERDAG 27 MAART 1976
BINNENLAND
TROUW/KWARTET 17
Aan deze pagina werkten mee: Cisca Dresselhuys en Kees
de Leeuw (inleiding en gesprekken) en Bert Nienhuis
(foto).
Vier september 1975 was een bijzondere dag voor Janus uit
Hilversum, zo berichtte het maandblad „De Boei'' van de A.
A. (Anonieme Alcoholisten) in oktober van dat jaar. En niet
alleen voor hem. maar ook voor zijn gezin, want het was die
dag precies vijftien jaar geleden, dat Janus voor de laatste
keer de'smaak van alcohol proefde. Er waren dan ook vele
A.A.-vrienden en genodigden op de feestavond aanwezig om
Janus de hand te drukken, want vijftien jaar droog voor een
alcoholist is een bijzondere tijd en dat mag best gevierd
worden.
Voor een buitenstaander, die alleen drinkt op bruiloften en
partijen komt dit alles misschien enigszins overtrokken over
en de geregelde innemer zowel thuis als in het café kan
zich nauwelijks voorstellen, dat hij zich ooit zou moeten
onthouden. Wie echter verder kijkt dan zijn glas vol is. beseft
maar al te zeer dat ook dit deel uitmaakt van de werkelijkheid.
Een werkelijkheid, waarin het alcoholgebruik is omgeslagen
in een zodanig misbruik, dat weer kan worden gesproken van
een volksziekte.
Tegenover het door de reclame opgeroepen beeld, dat
„Holland een Skolland wordt" met daaraan vastgekoppeld de
retorische vraag of „iedereen hoppig is" staan alarmerende
cijfers, die laten zien, dat het hoge peil van rond de
eeuwwisseling opnieuw is bereikt. Dat is nu niet bepaald iets
om trots op te zijn. vooral niet als men weet. dat in Nederland
24.000 vrouwen en 96.000 mannen zo aan alcohol verslaafd
zijn, dat ze zich maatschappelijk niet of nauwelijks meer
kunnen handhaven. Daarnaast drinken 700.000 Nederlan
ders zoveel, dat hun gezondheid ernstig wordt geschaad En
dit zijn nog voorlopige schattingen, die slechts het topje van
de ijsberg laten zien. aldus deskundigen.
Hoewel Nederland op het gebied van de drankbestrijding nog
niet iemand kent als bijvoorbeeld een dr. Meinsma. kan men
toch ook niet stellen, dat er al niet van alles is geprobeerd om
hieraan paal en perk te stellen. Er zijn tal van verenigingen en
stichtingen, die zich hiermee bezighouden, variërend van de
Volksbond tegen Drankmisbruik, die vorig jaar honderd jaar
bestond, tot de Gereformeerde Vereniging voor Drankbestrij
ding. Om er maar eens twee te noemen, waarbij de een
slechts het misbruik bestrijdt en de tweede de drank als
zodanig.
Op deze pagina, die gaat over alcoholisme, laten we twee
mensen aan het woord. Een, die verslaafd geraakt is.
aan alcohol en hard op weg is om eraf te komen en een man,
die in feite niet zonder drank kan, omdat hij ervan moet leven
en wiens dagelijkse bezigheid het is mensen van alcohol te
voorzien.
„Aan dronken mensen heb ik echt een hekel. Dat
vind ik iets verschrikkelijks. Zo iemand gaat dan
voor mij in de fout. Ik heb er ook geen bewondering
voor, als een klant van mij er prat op gaat een hoop
op te kunnen. Ik heb liever dat iemand vijf pilsjes
drinkt dan zeven. Mijn devies is altijd: doe maar
rustig aan". Dat zegt Willem Koek (35), eigenaar van
„De Luifel", een goed-lopend café in de Haagse
binnenstad, dat niet alleen door Nederlanders, maar
ook veelvuldig door Engelsen, die hier werken, wordt
bezocht.
Willem Koek, die nu al weer
zo'n vijftien jaar achter de
tap staat en formeel kan
worden beschouwd als een
horeca-exploitant, voelt zelf
weinig voor deze benaming.
Hij noemt zich liever kaste
lein. kennelijk om daarmee
het oude „vakmanschap is
meesterschap" beter te kun
nen weergeven. Dat wil niet
zeggen dat bij hem alles om
de drank en het vullen van de
glazen draait. „Die drank
komt bij mij niet op de eerste
plaats. Natuurlijk moet ik
verkopen om de zaak draaien
de te houden, maar het be
langrijkste vind ik de gezellig
heid. Dat de mensen het leuk
vinden om hier te komen en
het naar hun zin hebben,
want dan heb ik het ook naar
m'n zin. Ik heb liever honderd
klanten in mijn zaak. die veel
verhalen vertellen dan tien
drinkers, die geen mond open
doen. En wat die omzet be
treft, die mag voor mijn part
ook met cola bereikt worden
in plaats van bier, al weet ik
ook wel. dat er de meeste
vraag is naar bier".
Het feit dat hij als kastelein
dagelijks geconfronteerd
wordt met mensen die alcohol
drinken, houdt voor hem als
haast vanzelfsprekend in. dat
hij zich voor zijn klanten ver
antwoordelijk voelt ..Ik heb
niets op met een zogeheten
„blauwe" kastelein, iemand
die een café drijft en zelf
constant zit te hijsen. Voor
mij is een goede kastelein ie
mand die zelf niet drinkt. Hij
mag natuurlijk wel eens een
pilsje nemen, maar meer ook
niet. Een goeie kastelein moet
alles nuchter kunnen bekij
ken. weten wat er in zijn zaak
gaande is. zodat hij niet voor
verrassingen kan komen te
staan of in penibele situaties
geraakt."
Vrije wil
Van jongsaf aan is Willem
Koek vertrouwd geweest met
het caféleven. Dat is ook niet
zo verwonderlijk, omdat zijn
vader destijds ook bekend
als keeper bij het voormalige
ADO voor hem in De Luifel
stond. Al lag het in de lijn der
verwachtingen, toch is het
zijn eigen vrije wil geweest
om in 1961 zijn vader op te
volgen, daarmee de zaken ook
op zijn eigen manier aanpak
kend. In de loop der jaren
verdween het oude publiek en
kwamen er andere, jongere
klanten voor in de plaats. De
leeftijd varieert nu van 18 tot
45 jaar en onder de vaste be
zoekers telt men onder meer
studenten van het conserva
torium. journalisten en veel
Engelsen, die op contractba
sis werken bij een construc
tiebureau. dat adviseert bij
de bouw van raffinaderijen en
booreilanden.
Gebaseerd op een behoorlijke
dosis „drank"-ervaring kan
Willem Koek dan ook stellen.
dat er wel meer gedronken
wordt dan een aantal jaren
geleden, maar dat dit door
een grotere groep gebeurt.
Vroeger bezocht een kleine
groep mensen het café. terwijl
tegenwoordig iedereen er in
feite komt. Dat heeft ook te
maken met de sociale waar
dering. vind ik. Als zoon van
een kastelein werd ik destijds
toch enigszins scheef aange
keken/ terwijl het nu een eer
zaam beroep is. „Dat er meer
wordt gedronken schrijft hij
toe aan het feit. dat de men
sen meer geld hebben en min
der prijsbewust zijn. in die zin
dat ze niet kijken op een dub
beltje of een kwartje
Willem Koek „Ik zie het café
als een ontmoetingsplaats.
Wil je dit werk goed doen. dan
zou je in feite veertien uur p#r
dag werk hebben. Gelukkig
heb ik een goeie barkeeper,
aan wie ik wat kan overlaten,
want anders zou het geen
doen zijn. vooral niet als je
ook nog een gezin hebt. Dat
neemt niet weg, dat ik het
leuk vind om gastheer te zijn
en graag een hoop mensen
ontvang, 't liefst met uit
eenlopende interesses, zodat
je echt een zinnig gesprek kan
voeren."
Hoewel JDe Luifel één van de
betere cafés in Den Haag is.
gezien de omzet, doen ex
cessen in de vorm van hinder
lijke dronkenschap of
vechtpartijen zich sporadisch
voor. „Het is mijn ver
antwoordelijkheid om dat te
voorkomen. Als ik merk dat
iemand eigenlijk al meer
heeft gedronken dan in feite
goed voor hem is. zeg ik tegen
hem. dat hij beter een kop
koffie of iets fris kan nemen.
Mensen, die dat niet accepte
ren en toch regelmatig aange
schoten de deur uitgaan,
vraag ik niet meer terug te
komen. Mijn standpunt is.
dat je een café bezoekt om er
mensen te ontmoeten en er
wat bij te drinken, en zo gauw
als de nadruk alleen maar op
het laatste komt te liggen, is
het mis. Ik heb echt liever
honderd mensen, die een piek
verteren dan één klant, die er
op een avond honderd gulden
doorheen jaagt."
„Voor mij is een alcoholist
iemand die zoveel drinkt, dat
hij zich maatschappelijk niet
meer "kan handhaven, die
thuis door de drank constant
ruzie maakt, zijn baan is
kwijtgeraakt en alcohol
misbruikt om zijn ellende, die
hij eerst zelf heeft veroor
zaakt. maar te vergeten. Die
alcoholisten heb ik niet in
mijn zaak. Wel zijn er men
sen. „aldus de kastelein van
De Luifel." die regelmatig zo
veel drinken, dat ik bij mezelf
denk: nou. als dat zo door
gaat. loopt het niet goed af.
Dan praat ik met zo iemand
en probeer erachter te komen,
wat er aan de hand is. Op die
manier heb ik heus wel klan
ten een zet in de goede rich
ting gegeven."
„Maar waar houdt je ver
antwoordelijkheid op en waar
begint die? Dat is één van de
moeilijkste dingen van dit
vak. Goed, je kunt op een
gegeven moment iemand niet
meer tappen, maar een oplos
sing is dat in feite niet, want
dan gaat hij naar een ander
café, waar men minder nauw
kijkt of hij gaat naar huis en
drinkt op de rand van zijn bed
een fles jenever leeg.
Goede naam
De Luifel heeft wat dat be
treft een goede naam en dat
wordt bepaald door de man
achter de bar. Toen ik hier
begon heb ik de moeilijke
mensen eruitgewerkt en er in
de loop der jaren een makke
lijk publiek voor in de plaats
gekregen.
Belangrijk is daarbij ook. wie
je binnenlaat. Daarom sta ik
's avonds en in de weekeinden
zelf bij de deur en kan zo
bepalen, wie wel of niet bin
nenkomt. En ik moet zeggen,
dat ik me zelden of nooit ver
gis. zoveel mensenkennis heb
ik in dit vak wel opgedaan. Al
merk ik wel. dat je na zo'n
weekend vooral geestelijk
soms erg moe bent. Ik zeg
altijd, dat je beter drie dagen
achter de bar kunt staan dan
één weekend aan de deur."
Waar een kastelein ook mee
te maken krijgt zijn de
drankrekeningen, die soms
hoog kunnen oplopen. Vooral
als mensen veel komen en al
les laten opschrijven. „Na
tuurlijk onststaan er wel eens
moeilijkheden met betalen,
maar meestal gaat het erg
goed. Het is ook een kwestie
van vertrouwen en als iemand
eens moeilijk zit. valt er altijd
over te praten. Het komt wel
voor, dat iemand wegblijft
vanwege een hoge rekening,
maar dan probeer ik zo ie
mand op te zoeken en een
regeling te treffen. Het mooi
ste voorbeeld maakte ik een
keer mee met een Engelsman,
die een rekening van 2000 gul
den had en van de ene op de
andere dag naar het Midden-
Oosten was vertrokken. Toch
kwam een maand of twee la
ter een agent van het bedrijf,
waardoor hij was uitgezon
den, bij me om die rekening te
voldoen."
En tot slot: „Als je belangstel
ling hebt voor je klanten, met
ze praat, dingen voor ze doet
die nu niet direct met het café
te maken te hebben en voor
ciat alles de tijd neemt, loopt
volgens mij elk café goed.
maar dan zou je eigenlijk al
tijd ook aanwezig moeten zijn
en dat is op den duur voor
niemand vol te houden. Van
daar dat ik wel eens overweeg
om er met mijn veertig-ste
mee op te houden, al zou ik
niet weten wat ik dan zou
moeten doen, omdat ik dit
werk nu eenmaal leuk vind."
„Je wordt hier op de goede weg gezet, maar je moet
hem straks wel helemaal in je eentje af fietsen.
Daarbij kunnen ze je niet helpen, niemand. Je moet
het helemaal zelf doen. Dat zal een enorm gevecht
worden, dat weet ik, want ik zal immers nooit beter
worden: ik ben een alcoholiste en dat zal ik mijn hele
leven blijven.
Het is moeilijk dat hardop te
zeggen, maar ook dat heb ik
geleerd: eerlijk, zowel tegeno
ver mezelf als tegen anderen,
te zeggen dat ik een alcoholis
te ben De eerste keer krijg je
die woorden gewoon niet over
je lippen. Het zal straks weer
thuis heel moeilijk worden,
ook door Het onbegrip van
andere mensen. Die denken
dat ik fijn genezen hier van
daan kom. die begrijpen niet.
dat ik in wezen niet te gene
zen bén. Daarom kun je ook
niet te veel begrip van ande
ren verwachten. Je moet het
werkelijk alleen opknappen."
Elly is een 47-jarige getrouw
de vrouw. Ze heeft een full
time baan op een kantoor. Er
zijn geen kinderen Op het
ogenblik zit ze op de vrouwen
afdeling van de Amsterdamse
Jellinekkliniek om behandeld
te worden voor haar alcoho
lisme. Ze zit er ruim drie
maanden en verwacht over
niet al te lange tijd naar huis
te mogen. Daarvoor heeft ze
al eens twee keer eerder in
een andere kliniek gezeten,
maar daar is ze niet goed ge
holpen. vindt ze zelf.
„Ze ontsloegen me daar, toen
ik zo was. zoals ik nu onge
veer ben. dus lichamelijk heel
aardig bijgekomen, wat rusti
ger geworden, geen last meer
van ontwenningsverschijnse
len. zoals beven, hartkloppin
gen en angstgevoelens Maar
ik zie nu. dat je dan nog iang
niet beter bent Juist na die
eerste twee maanden, wan
neer de mist wat gaat optrek
ken. komen de problemen. Je
lichaam is dan wel al aardig
op orde. maar dan begint je
geest pas goed te werken: dan
komen de schuldgevoelens,
de spijt, over alle tijd die je
verknoeid hebt. over alle kan
sen die je verpest hebt. Hoe
verder de mist optrekt en hoe
meer je je eigen situatie be
wust wordt, hoe moeilijker
het wordt.
Pas dan begint de echte
strijd. De strijd tegen die ka
raktertrekken van jezelf, die
je naar de alcohol doen grij
pen. Het is bij mij heel moei
lijk terug te vinden, waarom
ik aan de drank verslaafd ben
geraakt. Er zijn in mijn leven
geen grote rampen of te
leurstellingen geweest, waar
van je zou kunnen zeggen: o.
maar dat is heel duidelijk, die
zijn de oorzaak van de ellen
de. Nee, ik heb een gewoon,
rustig leven achter de rug.
Ontdekt
Wat wij hier samen wel ont
dekt hebben, is dat ik eigen
lijk m'n hele leven heb laten
inrichten door anderen; van
jongsafaan heb ik altijd ge
daan wat anderen goed voor
me vonden, nooit wat ik zelf
prettig vond. Bovendien pro
beerde ik dan alles ook nog zo
goed te doen. dat iedereen me
zou bewonderen: een heel le
ven van op-je-tenen-lopen
dus.
Dat begon al toen ik nog
maar op school zat. Ik kom
uit een groot gezin, ik ben de
middelste van acht kinderen.
Ik kon goed leren, dus eerst
maar naar de mulo. Toen ik
daar af kwam, was het: het
zou zonde zijn, als jij niet ver
der leerde met die prachtige
cijfers. Dus naar de HBS,
maar wel met de boodschap
dat ik die in twee jaar moest
afmaken, omdat „bruin" het
niet meer kon trekken. Ik heb
het gehaald en met vlag en
wimpel ook nog. maar dat
was het begin van per se wil
len voldoen aan de (hoge) ei
sen, die door anderen aan mij
gesteld werden. Van steeds
maar op m'n tenen lopen, zo
dat de mensen toch maar niet
in me teleurgesteld zouden
worden.
Ik heb eigenlijk mijn hele le
ven nooit „nee" kunnen zeg
gen; alles zou ik wel even
doen. Ik wilde altijd dat de
mensen me aardig en flink en
intelligent vonden. Dat zie ik
nu allemaal op mijn 47-ste
pas in, na een leven, dat voor
een groot deel verknoeid is
door dat perfectionisme.
Na de HBS bogen mijn vader
en mijn broers zich opnieuw
over mijn toekomst. Wat
moest Elly nu gaan doen?
Doorstuderen kon niet van
wege het geld. Hé. daar stond
een tien voor scheikunde op
de lijst, waarom geen che
misch analiste? Ja, waarom
niet? En zo ging ik weer iets
doen. wat anderen voor me
gekozen hadden. Niet dat ik
zelf een hekel had aan die
studie, maar het was toch
maar weer voor me geregeld.
Toen ik 34 was ben ik ge
trouwd met een gescheiden
man, die twaalf jaren ouder is
dan ik. Ik had me toen al
helemaal met de gedachte
verzoend dat ik alleen zou
blijven.
Mijn man had uit zijn eerste
huwelijk al vier kinderen, die
bij de moeder waren geble
ven. Daarom, maar ook om
dat hij al van middelbare leef
tijd was hebben we bewust
afgezien van eigen kinderen.
Dat is geen probleem voor me
geweest.
Solliciteren
Ik had misschien wel graag
een eigen kind gehad, maar
juist omdat ik me eigenlijk al
neergelegd had bij het idee.
dat ik mijn verdere leven al
leen zou blijven, was dat af
stand doen van een kind voor
mij echt niet moeilijk. Nadat
ik als analiste had gewerkt,
ben ik op latere leeftijd van
baan veranderd, omdat ik
toen. gezien mijn leeftijd niet
meer aan de slag kon komen
in mijn eigen vak. Daar vroe
gen ze veel jongere meisjes.
Inmiddels dronk ik al. Ik weet
niet meer precies wanneer dat
begonnen is. In 1971 ben ik
vier maanden in een kliniek
geweest, daarna een maand
thuis en toen weer twee
maanden in die kliniek. Toen
ik daarna weer thuis kwam,
ging het een tijdje goed. Ik
heb me toen enorm verzet te
gen de aandrang weer te gaan
drinken, omdat ik in die tijd
aan het solliciteren was en ik
voelde wel, dat ik geen enkele
kans zou maken als ik half suf
en met trillende handen zou
komen kennismaken. Op de
een of andere manier kreeg ik
tamelijk vlot een administra
tieve baan, waar ik me hele
maal in een nieuw soort werk
moest inwerken. Dat bracht
veel spanningen mee. omdat
ik zonodig weer alles het best
en het snelst moest kunnen.
Ik heb dat erg grondig aange
pakt en zo kreeg ik het werk
inderdaad goed onder de
knie. Ik leefde in die tijd on
der enorme spanningen, om
dat ik dacht: „Als dit baantje
misloopt, krijg ik er vast
nooit meer een vanwege mijn
leeftijd."
Toen het werk soepel begon
te lopen, ben ik weer gaan
drinken, uit een soort opluch
ting, een soort beloning, zo in
de trant van „dat heb je'm
maar weer goed geleverd, nu
heb je wel een glaasje ver
diend." Ik had beter moeten
weten. Ik kende mezelf op dit
punt toch al zo'n beetje; ik
had moeten weten, dat ik het
nooit bij een of twee glaasjes
kan laten.
Ik drink dan door tot ik hele
maal dronken ben. Dat is
mijn ziekte nu eenmaal. En zo
ging het toen ook weer mis: ik
dronk weer veel te veel en
ging verzuimen van mijn
werk. Het was niet meer te
stuiten. En vooral als vrouw
vind je het zo vreselijk moei
lijk om toe te geven dat je
drinkt; een dronken man is op
de een of andere manier lang
niet zo erg als een dronken
vrouw; dat is pas echt een
walgelijke verschijning. Van
daar 'ook, dat alcoholisme bij
vrouwen vaak veel langer ver
borgen blijft en dus onbe
handeld ze drinken stie
kem thuis en houden zich zo
lang mogelijk overeind.
Maar goed, ik ging niet meer
naar mijn werk. De bedrijfs
arts was er al gauw achter wat
mijn kwaal was. Hij vroeg het
me rechtuit en ik was al zover
heen, dat ik niet meer het
besef had om te ontkennen.
Ik wilde ook niet meer ont
kennen. Op een dag heb ik me
alleen thuis weer eens
helemaal bedronken, waarna
ik een poging heb gedaan
zelfmoord te plegen. Ik had
me op de balustrade van ons
balkon vier hoog gehe
sen en wilde naar beneden
springen. Een buurvrouw zag
me ik denk. dat ik ergens in
die dronken kop van me toch
wel rekening gehouden had
met het feit dat zij me onmid
dellijk zou zien en belde
mijn man op. Die kwam di
rect naar huis. Hij heeft daar
na verlof moeten nemen, om
dat hij me niet langer alleen
thuis durfde te laten. Geluk
kig kon ik vrij snel daarna
hier in Amsterdam worden
opgenomen. Het was thuis
een onhoudbare situatie ge
worden.
Mijn man heeft me erg gehol
pen. ons huwelijk is echt
goed. maar hij is wel een heel
ander mens dan ik: vrolijker
en extraverter. Hij drinkt
ook. maar echt uit gezellig
heid een paar glaasjes bier in
het café. Niks aan de hand.
Maar juist omdat ik zo'n
zwaartillend. pessimistisch
mens ben. dat niet gemakke
lijk contacten legt. wilde ik.
vooral voor mijn man. ook
wel eens wat opgewekter zijn.
Geraffineerd
Dat bleek ik alleen maar te
kunnen bereiken door te drin
ken. Na een paar glaasjes
werd ik inderdaad wat vrolij
ker en minder gespannen. Het
geraffineerde van alcohol is.
dat het je te pakken heeft,
terwijl je denkt dat je bij je
volle verstand bent. Dat ben
je ook wel, tenminste... Wat
ook erg geraffineerd is van
alcohol, is dat het zo volstrekt
geaccepteerd is in onze maat
schappij. Het is heel normaal
dat je wat drinkt en dat ieder
een allerlei verschillende
soorten drank in huis heeft.
Het is ook heel gewoon om
iemand te vragen wat hij
drinkt, terwijl je de mensen
eens zou moeten zien kijken,
als je hen zou vragen, wat ze
rookten, gewoon een sigaret
of hasj. Ach ja. al die opwin
ding over drugs, ik weet dat je
met alcohol net zo hard de
afgrond ingaat als met drugs.
Dat ik alcoholiste ben. is iets
wat in mijn familie volstrekt
niet begrepen wordt. We ko
men uit een goed christelijk
gezin, waar vrijwel geen
drank geschonken werd. De
meeste van mijn broers en
zusters begrijpen helemaal
niet hoe ik zo kom. Ze zijn
aaridig, bellen me hier wel
eens op. maar hebben echt
totaal geen begrip voor mijn
problematiek. Ze denken dat
ik door mijn man aan de
drank ben geraakt. Ja. die
dronk immers altijd al een
glaasje, bovendien was hij
niet godsdienstig, dus daar
zou het wel van komen. Ik
word er zo doodmoe van om
ze uit te leggen, dat het echt
aan mezelf ligt. dat ik zo ben.
Weet je wat trouwens heel
vreemd is? Dat ik. toen ik er
zo vreselijk aan toe was een
paar maanden geleden,
opeens weer behoefte kreeg
aan de godsdienst. Ik ben van
afkomst hervormd. Ik heb be
lijdenis gedaan, toen ik een
jaar of achttien was. Maar
daarna heb ik me. heel be
wust van de godsdienst afge
wend. Ik heb me zelfs officieel
uit laten schrijven bij de kerk.
Ik kon allerlei dingen niet rij
men met mijn verstand. Echt
rationeel heb ik me van de
godsdienst afgekeerd.
Nu zie ik opeens, dat mijn
ouders erg veel steun hebben
gehad aan hun geloof: bij
voorbeeld in de crisisjaren en
in de oorlog, Dat een eenvou
dig gebed van mijn vader me
vroeger rustig Mton maken,
schoof ik later als louter sug
gestie terzijde. Nu zou ik
graag de instelling, die mijn
ouders ten opzichte van het
geloof hadden, terug hebben,
zodat ik een extra steun zou
hebben. Zover is het nog lang
niet.
Ik weet alleen, dat ik die ge
voelens graag terug zou krij
gen. maar hoe dat moet? Dat
zal nog een heel gewroet wor
den. als ik al ooit zover kom.
Mijn man is helemaal ongelo
vig. Hij heeft zelfs een haat
tegen het geloof, overgehou
den uit zijn strenge jeugd,
waarin hij de godsdienst al
leen als een hel en verdoeme
nis prekende overtuiging
heeft leren kennen. Hij haat
de angst, die zo'n godsdienst
met zich mee kan brengen, de
angst, die zijn beide ouders
tot op het sterfbed achter
volgd heeft. Maar hij zou blij
zijn, wanneer ik door de
godsdienst rustiger zou wor
den en er steun aan zou
beleven.
Gevaarl
Wanneer ik straks thuiskom,
zal ik meer contacten bui
tenshuis moeten zoeken, niet
meer zo eenzelvig thuis blij
ven zitten met een boek en
een puzzelblaadje. Ik heb hier
gemerkt dat ik tafeltennissen
en gymnastiek erg leuk vind.
Mijn man blijft, ook als ik
thuis ben, straks gewoon zijn
glaasje bier drinken. Ik zou
het onredelijk vinden als hij
verandering zou moeten bren
gen in een levenspatroon, dat
hij al veertig jaar heeft. Bo
vendien is het voor mij niet
gevaarlijk om een ander te
zien drinken. Als ik mezelf
prettig voel, kan ik dat best
zien, want ik heb drank nooit
lekker gevonden. Ik dronk al
leen maar vanwege het effect:
het vergeten van mijn proble
men. Wat voor mij straks de
gevaarlijke ogenblikken gaan
worden, zijn die tijden, dat ik
alleen thuis, weer in de put
raak over iets. Dan zal ik er
tegen moeten vechten om
niet te vluchten in de drank.
Mijn drinken is namelijk al
tijd alleen maar één grote
vlucht geweest."