Het gestolde licht
van Andries Copier
Circusplakkaten: pakkende kunst
Het grote weerzier
met Bird, Dizzy,
Hines en Herman.
MAANDAG 22 |MAART 1976
KUNST
TROUW/KWARTET f
Glas ls met recht „schitterend"
materiaal. Geen wonder eigen
lijk dat het ln de oudheid een
tijdlang even hoog gewaar
deerd werd als bijvoorbeeld
goud of edelstenen. Econo
misch gezien veranderde dat al
gauw en werd het gewone ge-
brulksglaswerk vrij goedkoop.
Al in de vierde eeuw werd er al
meer uit glas dan uit aardewerk
gedronken.
Het matertaai glas ls nog steeds
goedkoop, zo goedkoop, dat het voor
de drankenlndustrte om een heel dui
delijk voorbeeld te nemen voordeli
ger ls steeds nieuwe flessen aan te
schaffen, dan de al eerder gebruikte
te reinigen.
Gedwongen door de omstandigheden
dus eigenlijk gooi Je zo'n fles dan
weg. Maar het gekke is. dat Je dat
zelfs bij zo'n waardeloos stuk verpak
kingsmateriaal toch nog vaak met
een zekere schroom doet Je hebt
alUJd het gevoel dat Je er nog iets
mee zou kunnen doen.
De materie glas heeft door de eeuwen
heen steeds weer ambachtslieden tot
experimenten gedreven, niet zelden
tot kunsenaarschap gebracht ook.
Prachtige voorbeelden van een der
gelijk artisUek vakmanschap nu in
het Museum Boymans-Van Beunln-
gen: „Glas van Copier". Andrles Dirk
Copier wordt dit Jaar 75 en ter gele
genheid daarvan schonk hij een vijf
tiental van zijn unica (stukken die
maar één keer gemaakt worden) aan
dat Rotterdamse museum. Samen
met wat ze daar al van Copier hadden
ls een bijzonder aantrekkelijke ten
toonstelling samengesteld, die hoe
wel maar klein ze past bijna ln het
hoekzaaltje bij de tuin toch een
uitstekend overzicht geeft van het
werk van Copier, vanaf 1923 tot in de
helft van de zestiger Jaren.
Copier koos het Museum Boymans-
Van Beunlngen niet zo maar wille
keurig uit voor deze schenking; het
was in het oude Boymans waar hij ln
de tijd dat hij de Rotterdamse Aca
demie bezocht, gefascineerd werd
door de collectie glas.
Tussen het glas.
Vooral de toen pas verworven
oude Perzische stukken boeiden hem
en inspireerden hem ln feite tot de
'eerste unica. Want Copier was al
sinds zijn dertiende Jaar aan „de„
glasfabriek in Leerdam verbonden.
Hij werd in die stad geboren als zoon
van een daar werkzame ontwerper en
is dus helemaal tussen het glas opge
groeid.
door G. Kruis
Hij is overigens helemaal niet zo en
thousiast begonnen, het gewone
werk in de fabriek lag hem niet zo.
bezorgde hem vaak hoofdpijn. Hij
studeerde liever en tekenen was een
van zijn liefhebberijen. Vandaar, in
1917, de Grafische School in Utrecht
en de Rotterdamse Academie van
1920—1925.
Glas een van de vele wonderen om je
heen, die je. uit gewenning, niet meer
als een wonder ziet: wat onaanzien
lijke stoffen als zand, soda. krijt en
lood, die. door het vuur. tot gestold
licht worden. Als je het wonder niet
bezield benadert, houdt het op een
wonder te zijn en zo lag het ongeveer
toen Copier met zijn experimenten
begon. Experimenten, die een reactie
waren op de „vervelende en primitie
ve dingen die dagelijks de fabriek
aan de lopende band verlieten" en
die vooral gebaseerd waren op de
zuivere schoonheid van dat (door
hem) pas ontdekte Perzische glas.
Copier vertelde me eens, dat 'ie dat
clandestien deed. na fabriekstijd, ge
holpen door de meester-glasblazer
Gerrit Vroegh. Van 's avonds elf tot
drie. vier uur in de ochtend waren ze
bezig. Ze werkten „uit de vrije
hand": een holle pijp van anderhalve
meter lengte wordt dan in een hoe
veelheid gesmolten glas gestoken.
Dan wordt de pijp gerold tot het glas
zover is gestold dat het niet meer
van de pijp afrolt. Je kunt het glas
dan met scharen en tangen knippen,
knijpen en kneden totdat het zo
hard is geworden dat het zich niet
meer laat vervormen. Eerst maakten
ze de oude modellen die Copier in
Boymans had nagetekend en als bij
na vanzelfsprekend groeiden daar
andere vormen uit en heel vaak wa
ren die geïnspireerd op de oervorm
van het glas, de druppel.
Daar kwam. jaren later, ook het be
roemde Gilde-glas uit voort, ruim
veertig jaar geleden ontworpen en
nooit meer weggeweest. Waarschijn
lijk omdat er gewoon niet op aan te
merken is: gebruiksvorm en
technische vorm vallen volledig
samen.
Begin
Maar die eerste proefnemingen: het
oudste stuk van deze tentoonstelling
- 't hoort bij de schenking - is de
kandelaar uit paars glas met hoog-
opgaande voet. Copier heeft het mo
del ervoor onder leiding van Jacques
Jongert op de academie ontworpen.
Dat was het begin van honderden
unica, die in nauwe samenwerking
van ontwerper en een meester-
glasblazer zijn ontstaan. Het ene ex
periment volgde op het andere,
geëtst glas, op alle mogelijke manie
ren gekleurd glas. glas met luchtbel
len. glas met wolken, glas met net
werk. gecraqueleerd glas, fantas
tisch en geheimzinnig glas.
Onder het opgegraven glas uit de
oudheid bevonden zich vaak stuk
ken die in de loop der eeuwen „gele
den" hadden door verwering. Dat
eigenlijk dus aangetaste glas is dik
wijls van een zeldzame schoonheid,
het straalt een prachtige warme
gloed uit met kleuren als van petro
leum drijvend op water.
Dat effect van die zogenaamde irise-
ring is ook langs technische weg te
bereiken door het laten neerslaan
van metaaloxydes. Copier wist dat
proces zo te leiden dat niette
genstaande de veelkleurige metaal
achtige huid, het glas toch voluit
glas bleef, dus zijn fragiele door
zichtigheid behield. Maar het zijn
vooral de combinaties van verschil
lende technieken die aan deze unica
de geheimzinnige schoonheid geeft,
die aan diepzeetaferelen doet den
ken. Opstijgende luchtbellen, verwe
ven met sluiers van wazige kleurig
heid, met licht geschreven motieven,
wolken als van rook, licht en nog
eens licht. Schitterend!
door Ber Huising
Prentenboeken waar wij vroeger, nog analfabetisch, mee begonnen zijn, kunnen ons nog aardig
bezighouden. Plaatjes kJÏjken, in een mooi boek, blijft een genoegen. Vooral als er veel op te zien is.
Zo was ik een tijdje geleden blij met dam, Eindhoven en Leeuwarden ook.
100 Years of Circusposters, een enig Dat werd weer een andere verzame-
boek dat wel enig zou blijven, dacht ling dan die in het genoemde Ameri-
ik. Maar nee, ik vond nog zoiets. Bij kaanse boek. Een anvulling daarop.
Tweemaal zo dik en boeiend. En
duurder ook.
Pegasus ln de Amsterdamse Leldse-
straat: Artlsten- und Zlrkusplakate,
uitgegeven in Leipzig.
Daar staan driehonderdzesenzestig
plakkaten ln. velen daarvan bladzij-
de-groot, bijna de helft ln kleuren.
Met zo'n zesUg bladzijden tekst erbij.
Over de geschiedenis van het circus
en de artiesten, over de ontwikkeling
van de drukkunst en de reclame: de
houtsneden, de lithografieën, de
schutting-grote prenten, het vakwerk
en, tenslotte ook de prachtige ont
werpen die ook nog kunst zijn. Die
teksten zijn van J. Markschless-van
Trix, een leraar aan de Fachschule
für Artlstik (circuskunst wordt offici
eel aangepakt ln Oost-Europa) en
Berhard Nowak die een deskundige
is ln de historie van het plakkaat, het
affiche, de poster, het aanplakbiljet.
De teksten zijn goed maar beperkt.
Belangrijker ls wat die twee aan affi
ches bijeenbrachten, overal vandaan,
uit Amerika en Europa; uit Amster-
Pakkend
Circus en straatreclame waren kunst
voor iedereen. Voor het volk dus.
Geen hogere kunst, wat dat ook mo
ge zijn, maar wel een pakkende. Want
het publiek pakken was de bedoe
ling. En artiesten, altijd onderweg en
nergens voor vast. moesten wel dui
delijk laten weten dat ze er waren
voor een tijdje. Dat riepen ze om,
zonder radio en teevee nog. daarvoor
maakten ze parade en plakten zij hun
aankondigingen op de muren.
In Pompeji al. Daar vertelden de mu
ren. nog niet op papier uiteraard, dat
Clodius Flaccus, uit dank voor zijn
verkiezing, op het Forum gratis voor
stellingen liet geven, met stieren
vechters, boksers, pantomimen,
zwaardvechters, beren, wilde zwij
nen; en vader en zoon Valens boden
vier dagen vermaak in het amfithea
ter met twintigduizend zitplaatsen,
kort voor de ramp van 79. Het Ro
meinse circus was trouwens heel wat
anders dan het onze, ruw, wreed en
bloedig, terecht veroordeeld door het
Christendom. Maar daardoor, daar
na. hebben reizende kunstemakers
eeuwenlang geen naam gemaakt,
althans niet achtergelaten.
De eerste houtsneden, ln het boek,
waarop zij het hoogvereerde publiek
en de nog hoger vereerde autoritei
ten. die de vergunning gaven, hun
wonderen aankondigen zijn uit de
zeventiende, achttiende eeuw. En
daarop zie Je dan de koorddansers,
tovenaars, acrobaten, springers, ge
leerde paarden, apen, zonderlinge
dieren. Een zeebisschop bijvoor
beeld. Van Amburghs Menagerie, om
er maar een te noemen, had in zijn
Zoölogische Tentoonstelling een oli
fant, twee kamelen, een rhinoceros,
een hippopotamus, en andere wonde
ren van de natuur, waaraan het pu
bliek zich in drommen kwam verga
pen. Wie had zoiets toen ooit ergens
gezien?
BcbrnnJnnljIiffi ffj» tifannf jnnaffil taf: olfRirr cin (rffflig 0cüJnti|3j
TfrtO i/l floyf ommen trdcfceealinin? ran imt» kfcëoc ndo/ltmmfcrt Kramen nevf)
mmJbltmiOctakUPWUwrm'Pltrtt w»»0 y'-~ -
Uitbundig
e KX1 <t aufww nr <V*11.0u6M rt nifNT I ir« cu. 3 _»rft n Irrar <*tNr<
Xmx 4. OH*brtr0 mit fnm fcrCarn JUnm mrt«t »ntt*nUiiin» Sufïm m ftrtjeiJ*J_
bM nrt*r «lo te ie« Mn Owb mui man ibm uiwtcmXif Nu X rrfi If4m i unf la(l mil iNu
c it«< K*e «ai bfjfbtimt totale maa Oer* pt.Orti mfomtt fora* te ftwfinwNr «ut Ifqt
wOiMarrwfrtn«<aiai<2>n»iauo jro'MX" Wfrn unb Jlcpff aufnatt
0nff*/foi nunrai ba anNm (u trw» bctcmnu* r.ia. QJafirta aud> fw£<fcU,}-lll>» unb Nu 3n*r;
frtvmrt N» KirfrtwafrtCotójn rfKMtaf «anv X.mm en<l Xmnrt nu* aUtrlwi*
0*» iwttjrf NnaVmtóvnkJVNrrfninx *1 trbrtt iratrn lib fmwtaiKbf* wnuufN» <3*#rta.
rra* uNt ontn e l«f trw fn tymib Kt k^n (ktyaul Nn ?Vltltiiout fK WCtm Xnw nKta/Jura SirfiiQfu/ unO
fora* allrmbiffit CbqrtirtaiatBwtniinii^mpfftxnim^icOVIPtulum"»1";
ÏVinifN» u) au® jufcbfT f» PÓtUifTNa/tetae «fruCurcfa C";«fludifin rom Cn.Vittrt OW'-b iNkhaol
WraMtiawPunb Xuwkwodw i OVbnffamPrra^ufKn rttrfponnjufrn aufriKr&aim i «uf
(a «Oer» i?otai jikbuuf pwruSwim 4. txNi a êufnMm UndcnimPcin<inn<t>mi.?rcoa®of._ j. ïirffmrn
n*<n laidffiretm* 6. (hebrt itMN»mN»i»;(u<ïrnauNn*mbfmb«tmi&c<$. 7.£yn>i(aubu
jcdstiNa»'*Straft ir«NrHk-KTmummitvr m tnfkn.
aiaf* i«tr*n .'■•KenNa**'* U*agib«t iwO frwft
«ug .-Utaburiop. «o«t«uv
Twee affiches uit 1700
DAjVSE COMIGUE DESDEUX POI.lCHINELLEf
De grote tijd van de circusreclame,
en van het circus zelf. kwam ln de
negentiende eeuw. Astley in Londen,
Franconi in Parijs, hadden het circus
zijn eigen vorm gegeven, en Senefel-
der had de lithografie uitgevonden in
München. Op het steen kon soepel
van alles getekend worden, in velerlei
technieken en kleuren, de oplagen en
de biljetten werden veel groter. La
ter. toen litho off-set werd, kon er ook
fotografisch gewerkt worden. De re
clame, in het bijzonder die van het
circus en de artiesten, heeft daar een
uitbundig gebruik van gemaakt.
Alles wat zij te vertonen hadden, en
vaak overdreven meer dan dat,
kwam op die bonte, lokkende, intri
gerende biljetten. Naar de smaak, de
mode, de stijl van hun tijd. Meestal
waren het de gewone vaklieden die
het allemaal zo aantrekkelijk moge-
lijk verbeeldden, trouw naar de
opdracht, zonder artistieke bijbedoe
lingen. Maar gaandeweg kwamen
ook de kunstenaars aan bod. Chéret,
de Toulouse Lautrec, Hohlweln, Zille,
onder anderen. En tegenwoordig zijn
circusplaten vaak net zo mooi als wat
er anders aan de wand hangt. Vooral
ln Zwitserland. Zweden, Duitsland en 1
Oost-Europese landen waar het cyrk, f!
clrc, circul. cirkusz, zirk, buitenge
woon wordt gewaardeerd.
En om nog even op dat plaatjeskij-
ken terug te komen: daar zie je in
zo'n boek de grote namen, allang l|?
vergeten of nog beroemd; de ijdelhe-
den, humbug en de realiteit, de ver
bazingwekkende toeren, duidelijk af
gebeeld; de mode van eeuwen, de
prijzen en aanvangstijden; de onbe
holpen Illustrators en de meesters; de
museumstukken van de straat, de
herinneringen aan verleden vermake
lijkheden eindeloos.
Artisten- und Zirkusplakate, Edition
Leipzig, flink formaat, 272 blz. waar
van 60 tekst en de overige met 366
afbeeldingen, prijs 71.45.
Een modern affiche van rond 1970
Een affiche van de jaren dertig
-Hl
Charlie Parker
door Rud Niemans
In zijn boek „Music is my mistress", waarin Duke Ellini_
vaak filosofische herinneringen ophaalt aan grote figuren,"
gebeurtenissen in zijn leven, vertelt hij hoe hij er juist ok
dacht, Johnny Hodges over te halen om de sopraan weer et*
ter hand te nemen in „A Portrait of Sidney Bechet" (deel
de „New Orleans Suite"). De telefoon ging en iemand dei
hem mede, dat Hodges bij zijn tandarts aan een harta;
was overleden.
Was de dood van stafarrangeur
Billy Strayhorn in '67 voor de mu
zikale filosofie van de Ellington-
band al een kapitaal verlies, het
verscheiden van altsaxofonist
Hodges in mei '70 vormde eerst
recht het begin van de grote uit
tocht (Carney. Gonzalves, en on
langs Ray Nance), waaraan de
baas zelf niet ontkwam.
BJ
Unf
ideril1
ils li
lankfr
nden*
Eén der 5 pas heruitgebrachte Ip's
in Mercury's Jazzmas ter-serie
stelt het lyrische saxwerk van de
kleine, altijd wat melancholiek
ogende Hodges centraal in een
door Strayhorn gearrangeerde or
kestomlijsting met een reeks El
lington-standards. Een soort „mu
sic minus one" eigenlijk, waarin
alleen the boss zelf is vervangen
door een sobereffectieve Jimmy
Jones, maar naar de geest vol
maakt aanwezig is. Hodges kan
zich in een vrijwel ongestoord can
tabile uitleven. Dat staat, on
danks de soms wat te nadrukke
lijk in de schaduw gehouden pas-
telkleurige begeleidingen, uiter
aard garant voor mooie muziek,
waarin ook Lawrence Brown's pa
thetische trombone enkele solo
beurten mag nemen.
Paul Gonzalves en Cat Anderson
ontworstelen met wat schelmen
streken een stuk als „Tailor made
blues" even uit de toch wat lethar
gische sfeer, welke het totale luis
terbeeld van een plaat als deze bij
mij oproept. (9291055).
Een andere verse „Jazzmaster"
grijpt in de figuur van Charlie
Parker nog dieper in de geschiede
nis terug. „The pick of Parker"
voegt in een zoals gewoonlijk wil
de volgorde een 14-tal opnamen
van Parker in 6 verschillende be
zettingen samen uit de periode
juni '50 aug. '53. Vijf ervan zijn
afkomstig van de curieuze Dizzy
Gillespie en Bird, onder auspiciën
van Norman Granz. Parker zou er
muziek voor schrijven, had dat
prompt vergeten en stelde ter
plekke met potlood, papier en wat
aangewaaide ideeën orde op za
ken. Dat komt spontaniteit in
mummers als „Mohawk", „My me
lancholy baby" en „Leap frog" wel
ten goede, maar Dizzy moet zich,
evenals Bird voor het eerst in een
studio geconfronteerd met een ei
genzinnige, provocerende akkoor
den in het klavier duwende Thelo-
nious Monk deze topconferentie
toch anders hebben voorgesteld.
De gortdroge bassist Curley Rus
sell is hier zo ongeveer de antipool
van Ray Brown (elders op de lp
aanwezig in „Back home blues"
met Red Rodney in aug. '51) en
Buddy Rich was toen een drum
mer die weinig van de verschoven
accenten in de bopritmiek
begreep.
Vogel
Nee, dón die vermaarde Parker-
session die op 4 aug. '51 met Al
^Haig (piano). Percy Heath (bas) en
Max Roach (drums) plaatsvond.
Die leverde 4 schitterende stuk
ken op, w.o. een fraaie take van
„Now's the time" waarmee deze
„picks" openen. Een vogel
vlucht. (9291051) Ook anderij
kende Parker-alumni zoals
Davis, Walter Bishop en Hanl
nes zijn op deze plaat te vindei
het als kwantitatieve bijzaak®
samensteller en hoestekstscr
ver Alun Morgan was zo att£'
steeds bij elke titel te melden^
welke „take" het ging, van belP
voor Bird-discipelen, al heb'Ij
die dan nu een schitterende dir
grafie, waaraan ik binnenlz
eens apart aandacht wil beste r
Een andere weer verschi P
„Grand Reunion" is die van
Hines, die op 14 maart '65 iif'
Newyorkse Village Vanguard
eind maakte aan een lange p
de waarin deze pianist metr1
heel vol klinkend orkest in |j
stijl geen plaat van betekenis 1
duceerde. De zeer geïnspire f
Fatha Hines leeft zich o.m. u
een boeiende Fats Waller-meer
berstens vol bedachtzaam geP
strueerde overgangen, daarbi
tent gevolgd door drummer Ol
Jackson Roy Eldridge en Colei
Hawkins figureren, beiden in r
al te grootse vorm, als gasts v
ten. Op kant 2 continueert H
zijn kampioensvorm in een Br e
way-medley. (6336370).
Een heel wat betere Hines-p
dan de Festival-Musidisc dub
lp „Earl Hines plays Gei
Gershwin" in oktober '73 in II11
opgenomen, waarin Fatha pijl e
aarzelend en ongeïnspireerd
een weg baant door een al spoi J2
eindeloze reeks Gersh
liederen. Gewoon vanafblij
dus.
Stralend
Een werkelijk stralend genoir
verschafte daarentegen d
16—mans big band van Wc
Herman anno oktober '62.
man schreef met zijn 1st en
„Herd" (resp. the band that
the blues" en de z.g. Four
thers-band, beide uit de jaren]
zijn naam reeds vol overtuigii
het gastenboek van de Hall-ol
me. maar ook latere Herdedij
zoals die op Mercury (633i
stonden garant voor klasse,
kest-discipline en gave werkst
jes in de beste moderne swiL
traditie. Down Beat's Pete IT
ding kende de lp destijds teret,
47. ster toe.
Zo de stelling, dat een bigb#
staat of valt met een goede pow
drummer, moet worden geïB
treerd, dan gebeurt dat hier. Jt
Hanna legt met bass- en sna
drums, alsmede de nodige tikl
op de 2e en 4e tel van de m
hoogpolige swingtapijten onde
instrumentals. die de pan uitsw
gen als jazz van alle tijden. Ali
nog even vermeld dat de hits „I
lasses" en „Sister Sadie" tot
acht behoren, met de staccj
tenor Sal Nistico in „Sadie" k
kend als een talentvolle broer
Paul Gonzalves, dan weet
Herman-adept wat hem staaj
doen: kopen. In een volgende a
vering komen o.m. Tatum, B
Holiday en the Singers aan
orde.