Jalve eeuw geleden: minister Donner
oerderij-huis voor dorpelingen
W-
m
S
0
i
0
S3
I
1
1
1
1
O—
Paniekvoetbal met
schadelijke stoffen
De klok teruggezet
Siberië bedreigd
Rode tomaten
-in slepende „Vaticaancrisis" kwam begin maart 1926 een eind
"avelte is kopers van „tweede woning" een slag voor
[|RDAG 6 MAART 1976
BINNENLAND
TROUW/KWARTET 11
.ie voldoe ik aan het verzoek van TROUW iets te schrijven ter herinnering aan
feit dat het maandag vijftig jaar geleden is dat mr dr J. Donner tot minister van
,tie werd beëdigd in het eerste kabinet-De Geer, dat op 8 maart 1926 zijn
paamheden aanving.
yerd mr. Donner minister?
bij heeft men te bedenken
_nok vijftig jaar geleden
kabinetscrises in
*e mate regeringsloosheid
erden en dat er zich ook
situaties voordeden die zó
losbaar leken, dat op som
momenten iedere oplos-
beter leek dan een uit
ploos blijven voortduren
de kabinetscrisis. Kabi-
xises leken ook destijds
op een pokerspel, waarin
jofdspelers elkaar belaag-
als in een schimmenspel,
leel centrum en vertrou-
punt, tevens het enige (zij
jtaatsrechtelijk niet ver-
oordelijke) adres van
uit de belangen des lands
Odanig werden behartigd,
ook toen het Koninklijk
s, waar Koningin Wilhel-
het als haar taak zag om
"je verkiezingen ook waren
illen en wélke al of niet
itvaardigde grieven de
het kabinet ook moch-
•bben veroorzaakt, te be-
tn dat er een bekwaam
:t in stand bleef of een
zo bekwaam mogelijk
:t optrad,
leest tegenwoordig in da-
'an crises en kabinetsfor-
wel eens uit joumalisten-
lij onverwachte gèbeurte-
dat „zó iets nog nooit is
tvallen!" Dat is in zoverre
dat de geschiedenis zich
herhaalt, maar ook vijftig
deden wekte menige for-
jebeurtenis veler emotie,
iteme geschiedenis van
tbinetsformatie kan in de
"niet op de voet gevolgd
j( en, omdat iedere formatie
ïoorgaans tevens in sterke
in de persoonlijke sfeer
jd^elt van de formateur en
Bn zijn tegenvoeters. Iede-
slaagde of mislukte forma-
>rmt een bijna romantisch
t\ van menselijke hande-
n en emoties, die men
beoordelen kan wanneer
de omstandigheden waar-
paalde dingen plaatsvon-
kent en in relatie met an-
omstandigheden enigs
can overzien. Het blijft een
lat tijdens een kabinet-
itie vrijwel niemand alle
kent, laat staan kan
zien, omdat een formatie
i doorgaans in verschillende
ten afspeelt. Zo ergens dan
ete bij een kabinetsformatie:
finnen ten dele!
izuiniger" Colijn
Duderen zullen zich inmid-
de politieke situatie van
l jaar geleden nog herin-
I. Deze had als eerste ach-
pnd het feit dat Colijn op 4
ptus 1925 met zijn eerste
tie-kabinet was opgetre-
Zeer tot ongenoegen van
tcialisten, die in hem een
igoureus bezuiniger za-
en van de vrijzinnig-
atische leider mr. H. P.
int die in Colijn de nieu-
ke leider van de gehate
Be coalitie bestreed.
door
dr. G. Puchinger
Wat niet bekend was geworden
was dat christelijk-
historischen en rooms-
katholieken het tijdens de for
matie niet eens hadden kunnen
worden over het al of niet
handhaven van een gezant bij
het Vaticaan. Deze vraag bleek
zozeer onoplosbaar, dat Colijn
en Nolens (die, evenals in 1901
Kuyper en Schaeman, zonder
enige rivaliteit met elkaar sa
menwerkten) besloten die
vraag noodgedwongen maar
onopgelost te laten en op hoop
van zegen in zee te gaan, vooral
omdat dit knelpunt wel ieder
jaar bij de behandeling van de
begroting van buitenlandse za
ken in de Kamer aan de orde
was geweest, maar nooit zozeer
voor het gehele Nederlandse
volk een punt van voldoende
openbaar debat had uitge
maakt, dat de kiezers ooit zou
den begrijpen dat om dit ver
schilpunt geen rechts kabinet
tot stand kon komen.
Maar op de hoop van zegen
volgde thans geen zegen in die
zin dat het goed ging!
Integendeel, Colijn kreeg reeds
tijdens een interpellatie van
het socialistische Tweede Ka
merlid J. ter Laan op 20 okto
ber 1925 een zo scherp persoon
lijk conflict met Marchant, dat
Colijn hem zelfs in de Kamer
niet meer op zijn vragen wilde
antwoorden, wat Marchant op
zijn beurt voor een minister
ontoelaatbaar achtte.
Toen voorts in de nacht van 10
op 11 november 1925 ds. G. H.
Kersten (S.G.P.) bij de behan
deling van de begroting van
buitenlandse zaken voorstelde
de begrotingspost voor het ge
zantschap bij het Vaticaan te
schrappen, behaalde dit voor
stel een meerderheid (52-42)
omdat vooral socialisten en
vrijzinnig-democraten het ka-
binet-Colijn wensten weg te
hebben, terwijl de christelijk-
historischen (minus hun
fractie-
om principiële redenen vóór
het
amendement-Kersten
stemden.
Tijdens de spannende stem
ming in de vroege middagzit
ting van 11 november zat op de
tribune van de Tweede Kamer
de voor velen nog onopvallende
figuur van mr. dr. J. Donner,
die overigens diezelfde dag ge
polst werd om juridisch hoogle-
aar aan de Vrije Universiteit te
worden
Direct na de uitslag van de
stemming vroegen de rooms-
katholieke ministers Kooien,
Bongaerts, Lambooy en Weiter
ontslag uit protest, en daarmee
was de grondslag aan het recht
se kabinet ontvallen: even
muurvast als de rooms-
katholieken aan het gezant
schap vasthielden, weigerden
de christelijk-historischen, nu
de post eenmaal was afge
stemd, deze weer op de begro
ting toe te staan, terwijl de
anti-revolutionairen het be
staan van het kabinet-Colijn
van méér belang achtten dan
het twistpunt over het gezant
schap, dat zij onnodig achtten,
maar waartegen zij, op Duy-
maer van Twist en Hugo Vis-
scher na, weinig bezwaar
hadden.
In een conflictueuze atmosfeer
van staatsrechtelijke, bestuur
lijke. partijpolitieke, religieuze
en persoonlijke tegenstellingen
trachtte koningin Wilhelmina
de daaropvolgende maanden
door formatie-opdrachten aan*
mr. H. P. Marchant, dr. J. Th.
de Visser (tot driemaal toe ach
tereen), mr. J. Limburg en mr.
J. A. N. Patijn alsmede een
polsing van mr. J. B. Kan, de
crisis op te lossen, maar alles
zonder enig resultaat.
Toen de crisis de vierde maand
was ingegaan begreep de Ko
ningin dat men zo niet door
kon gaan. Colijn en Nolens, die
in feite samen het zittend kabi
net gevormd hadden, wensten
dat, nu iedere formatiepoging
mislukt was, het oude kabinet
zou aanblijven, evenals aan het
einde van de Vlootcrisis 1923-
'24 geschied was. Maar Ruijs de
Beerenbrouck en De Geer wa
ren van mening dat de formatie
van een nieuw kabinet meer
constitutioneel was, en moge
lijk ontspanning zou veroorza
ken in die kringen waar men
zich hevig bleef verzetten tegen
het voortbestaan van het kabi
net-Colijn.
Ruijs, de premier van het vori
ge kabinet, die een half jaar
geleden Kamervoorzitter was
geworden, en een wat verkoel
de verhouding met Nolens had,
wilde in geen geval opnieuw
premier worden. Dus werd na
Ruijs op maandag 1 maart 1926
De Geer door de Koningin ver
trouwelijk gepolst of hij bereid
was een nieuw kabinet te vor
men. maar met de bedoeling
dat hij zijn formatiepogingen
voorlopig maar in stilte zou vol
brengen, uit vrees dat een
openbare poging opnieuw tot
mislukking zou worden ge
doemd door de voorstanders
van het aanblijven van het ka-
binet-Colijn.
In zekere mate kon De Geer
wat de personen betreft voort
bouwen op de personenkeuze
van de formateur, mr. J. Lim
burg en enige suggesties, ge
daan door mr. J. B. Kan. Deze
laatste, zelf secretaris-generaal
van binnenlandse zaken, was in
het beraad betrokken geWeest
over de mogelijkheid van de
vorming van een zg. Ambtena-
renkabinet, en had voor het
departement van justitie aan
de knappe raadadviseur van
dat departement gedacht, mr.
dr. J. Donner, iemand voor wie
ook De Geer de grootste waar
dering had.
Maar erg bereid was Donner
niet om zijn vertrouwensfunc
tie aan het departement prijs
te geven voor een riskant en
door hem niet gewenst minis-
Mr. Donner tijdens een kabinetsvergadering met collega-ministers.
De foto werd in 1929 genomen, toen het kabinet De Geer juist had
plaatsgemaakt voor het derde kabinet Ruijs de Beerenbrouck. Mr.
Donner hield ondanks die wisseling de post van justitie. Links mr.
dr. L. N. Deckers (defensie), naast hem de anti-revolutionair mr. J.
Terpstra (onderwijs), derde van links mr. Donner en geheel rechts
jhr. mr. F. Beelaerts van Blokland (buitenlandse zaken)
terschap, en dus bedankte hij
een dag nadat De Geer hem
voor justitie gepolst had. Maar
De Geer, die Donner beslist in
zijn team wilde opnemen, om
dat hij met Donner én een be
kwaam én een principieel anti
revolutionair in zijn kabinet
zou hebben, hield voet bij stuk
en vroeg hem opnieuw.
Dit zou betekenen dat Donner
tegenover Colijn kwam te
staan, die er immers steeds
meer op rekende dat nu alle tot
nog toe gedane formatiepogin
gen mislukt waren, zijn demis
sionair kabinet, bij gebrek aan
mogelijkheid om een nieuw ka
binet te vormen, wel zou moe
ten aanblijven. Maar op De
Geers verzoek in te gaan, zón
der vooraf advies te vragen aan
Colijn (en hem dus over De
Geers geheime formatie in te
lichten!) zou illoyaal jegens zijn
partijleider zijn, en dus In
die moeilijke situatie vol voet
angels en klemmen bewandel
de Donner de rechte weg: hij
zocht, met goedvinden van De
Geer, De Leeuw woensdagmid
dag 3 maart op in zijn hol, en
meldde Colijn het hem gedane
verzoek van De Geer.
Colijn geschokt
Dit moment moet schokkend
voor Colijn zijn geweest, want
voor het eerst vernam deze nu
uit de mond van Donner dat
zijn eveneens demissionaire
collega minister De Geer als
nog bezig was met een nieuwe,
nog wel geheime formatie, zon
der dat Colijn als demissionair
minister-president daarvan op
de hoogte was gebracht, het
geen zeker in die dagen vaste
usance was!
Donner stelde tegenover Colijn
de kwestie nu aldus, dat hij
niet zijn raad kwam vragen, of
hij de portefeuille zou aanne
men want daarvoor gevoelde
hij zelf niets maar of Colijn
hem argumenten kon geven,
waarom hij de portefeuille niét
moest aanvaarden, gegeven de
situatie en de omstandigheid,
dat het slagen van De Geer
kennelijk van Donners ant
woord afhing.
Deze opstelling van Donner je
gens Colijn was heel knap en
beslissend, want Colijn kon om
politieke redenen daar geen
antwoord op geven. Had hij het
wél gedaan, dan zou dat ant
woord door de tegenstanders
van Colijn worden opgevat als
een overhalen van Donner om
géén minister te worden, en dat
zou uitgelegd kunnen worden
als een poging van de zittende,
demissionaire minister
president (eerste dienaar der
kroon!) om opnieuw een forma
tie te doen mislukken, die. zij
het vooralsnog in 't geheim,
door de Koningin was op gang
gebracht, en dat kennelijk met
het doel om zelf minister
president te blijven. Colijn
moest die vraag dus wel ont
kennend beantwoorden.
Toen Donner opmerkte als an
ti-revolutionair in een onaan
gename situatie te verkeren,
omdat als hij op het aanbod
van de heer De Geer inging,
anderen hem er van zouden
kunnen betichten ter wille van
een ministerschap Colijn en
zijn kabinet te hebben wegge
werkt, hief Colijn, die van Don
ners loyaliteit overtuigd was,
met een karakteristiek gebaar
beide handen op en zeide: „Als
ze dat ooit zullen zeggen, zal Ik
je daartegen beschermen!"
Met deze gegevens, die nog ver
sterkt werden doordat de anti
revolutionaire fractieleider
Heemskerk aan Donner had la
ten blijken dat er nu toch ook
zijns inziens werkelijk een ein
de aan de crisis moest komen,
kon de formateur mr. De Geer
zijn voordeel doen en zette zijn
informatie voort.
Toen mr. Donner bleef weifelen
of zijn optreden in deze precai
re situatie gewenst was, ver
klaarde de Koningin op drin
gend verzoek van de formateur
zich bereid om op mr. Donner
een laatste, persoonlijk beroep
te doen. Het tekent de nuchte
re bescheidenheid van mr.
Donner dat toen hij van deze
plannen van de Koningin ver
nam, hij zijn definitieve toezeg
ging aan de formateur deed.
Daarmee werd de slepende Va
ticaancrisis eindelijk opgelost,
de lijst nieuwe ministers kwam
donderdag 4 maart in de
avondbladen en op maandag 8
maart 1926 volgde de beëdiging
ten paleize.
AR in kabinet
Zoals in de maand maart 1926
in kerkelijk-gereformeerd Ne
derland dr. J. G. Geelkerkens
naam op aller lippen was, om
dat hij op vrijdag 12 maart 1926
door de Asser Synode ge
schorst en op woensdag 17
maart werd afgezet, omdat hij
ondanks zijn schorsing op zon
dag 14 maart toch was opgetre
den in de Parkkerk en de
Schinkelkerk te Amsterdam,
zo was in anti-revolutionair Ne
derland in diezelfde maand
Donners naam op aller lippen,
omdat hij samen met de anti
revolutionair mr. H. van der
Vegte in een kabinet zitting
had genomen, waarvoor het
eerste kabinet-Colijn moest
plaats maken.
Evenals later prof. dr. J. Zijl
stra bleek de jonge mr. Donner
(hij was op 3 februari 1926 juist
vijfendertig jaar geworden)
niet alleen een uitermate knap
vakman, maar tevens een na
tuurtalent in de politiek te zijn.
In twee kabinetten is mr. Don
ner minister van justitie geble
ven. Want toen Ruijs de Beer
enbrouck bij de formatie van
1929 minister De Geer opnieuw
voor het departement van fi
nanciën vroeg, stelde deze als
nadrukkelijke voorwaarde
voor zijn aanblijven, dat mr. J.
Donner opnieuw voor justitie
zou worden gevraagd, omdat
deze een bekwaam en voor
treffelijk collega was geweest,
en Ruijs is op dit verzoek zon
der meer ingegaan.
Tijdens het langdurige en be
kwame ministerschap van mr.
Donner (1926-1933) is veel
goeds tot stand gekomen en
veel belangrijks gebeurd, te
veel om op te sommen. Maar ik
zou ten onrechte een belang
rijk en heugelijk feit vergeten
te memoreren, wanneer ik on
vermeld liet dat tijdens Don
ners ministerschap op 2 februa
ri 1931 te Geldrop de tegen
woordige minister van justitie,
prof. mr. Andries A. M. van Agt
geboren werd!
Dat de vijfentachtigjarige mi
nister van staat mr. dr. J. Don
ner de dag dat hij voor vijftig
jaar minister van justitie werd
nog in volle gezondheid en ac
tief meelevend in ons midden
herdenkt, is voor allen die hem
kennen en zozeer waarderen
een reden van grote vreugde.
Jan Sloothaak
ELTE De Drentse gemeente Ha-
heeft in het dorpje Uffelte drie boer
en weggekocht voor de neus van ga-
fden voor tweede woningen. Als het
setje van wethouder H. Folkers
(t, komen in die drie boerderijen elf
inen te wonen. Allemaal eigen volk.
i buitenstaander die er nog tussen
mige delen van het platteland worden de
van tweede woningen bijna als een plaag
uwd. Een tochtje door Uffelte leert waar-
ethouder Folkers weet ze allemaal precies
en. „Kijk, hier staan er weer een paar. De
en en blinden zijn dicht. Vroeger deden ze
d als er iemand dood was. Dan ging alles
Zo ervaren we dat nu ook, alsof er overal
dood zijn. Ja, dat vreet aan mij",
erderop is een fraai natuurgebiedje bij één
tweede woningen. Het is de Molenberg. Er
hele rij betonnen en houten palen omheen
n. De omrastering die daarlangs gespan-
moeten worden, komt er mogelijk niet.
oberen er als gemeente een stokje voor te
Dat valt trouwens nog niet eens mee,
alle bepalingen en regelingen voor be-
van het landschapsschoon. Maar zoiets
t toch met het dorpskarakter,
feite staan nog geen vierhonderd boerderij-
i woningen. Meer dan dertig daarvan zijn
Ie woningen of bewoond door een al ouder
aar dat er permanent is komen wonen. De
lingen zelf. vooral de jongeren, trokken
de grotere plaatsen in de omgeving. Daar
irt nog nieuwe woningen gebouwd en de
erijen die in hun eigen dorp vrij kwamen
sanering of ruilverkavelingen konden ze
niet betalen. De eigenlijke dorpsbevolkin-
aimden het veld voor bemiddelde vreemde-
t De meesten van die laatsten kochten hun
de" woning om er nu en dan een weekend of
in door te brengen. Voorzover ze al weer
ent bewoond raakten woonden er vaak
die de rust van het platteland zochten,
g en vergrijzing waren het gevolg.
BMO-t l~>
t SMN -UIMCZfifYlCM
Wint MtUltN «KHlLW«L< tOJE.
Een schets van één van de boerderijen, met drie woningen, evenzovele autoboxen de drie deuren rechts)
Het is deze ontwikkeling waarop in Uffelte een
antwoord wordt voorbereid. Er moet echter wel
gemeenschapsgeld bij. Wethouder Folkers, ge
steund door de andere leden van het Havelter
college van B. en W., heeft echter de belangstel
ling weten te wekken. Er is een commissie ge
vormd met onder meer vertegenwoordigers van
provincie en rijk (ministerie van volkshuisves
ting). Verder doet het provinciaal museum mee
evenals de woningstichting Zuidwest Drente. Het
architectenbureau Kalfsbeek te Borger is ook
ingeschakeld.
Ook als het project via de woningwet mede
gefinancierd kan worden, blijft er echter nog een
onrendabele top over. Wethouder Folkers hoopt
dat daar voor een oplossing gevonden kan
worden door het werk als werkloosheidsproject
uit te voeren. In de streek Uffelte lopen tweehon
derd werkloze bouwvakkers rond.
Al in 1974 rijpte het plan in het hoofd van de heer
Folkers. toen nog raadslid voor de PvdA. „Ik zag
dat we bezig waren met een sluipmoord op onze
dorpen". Vorig jaar werd hij wethouder, eerst met
de bedoeling om dat werk te combineren met zijn
baan bij de Nederlandse Heidemij. Dat werd te
veel. De heer Folkers ging ondanks de nadelige
financiële gevolgen op 61-jarige leeftijd met ver
vroegd pensioen. Eén van de dingen waarvoor hij
zich nu geheel wil inzetten is het experimentele
project in Uffelte. Als het met de financiering een
beetje rond zit. kan deze herfst mogelijk al wor
den begonnen. Over vier jaar kan het project
worden afgerond.
Dorpsaanzicht
De drie boerderijen moeten van buiten het dorps
aanzicht blijven bepalen. „Als we er niet tussen
waren gesprongen zouden ze mogelijk zijn afge
broken en een nieuw uitbreidingsplan zou meer
van een stadspoort dan van een dorpsentree
gehad hebben", zegt de wethouder. Van binnen
moet er heel wat gebeuren. „Je kunt je bijna niet
voorstellen hoeveel leefruimte er in zulke grote
boerderijen zitten", aldus de heer Folkers. Ge
noeg om in twee ervan elk vier woningen met
twee verdiepingen te realiseren en in de resteren
de nog eens drie. Die woningen vertonen allerlei
variaties. Er zijn erbij voor grote gezinnen, voor
bejaarden, één aangepaste voor een gehandicapt
gezin en één voor een onvolledig gezin.
Er blijft dan ook nog genoeg ruimte over
voor autoboxen en zelfs een ruimte voor auto-
onderhoud, compleet met smeerkuil. Daar komt
tevens een hobbyruimte. Het gaat er ook om in
zo'n boerderij een stukje lefgemeenschap tot
stand te brengen, waar het principe van de Dren
tse „noaberschap" (burenhulp) weer kansen
krijgt, vindt de wethouder. De mensen hoeven
niet meer nar de nieuwbouwwijken elders te
vertrekken. Ze kunnen weer in hun dorp wonen
en er een hond, een geit. konijnen, duiven of
andere dieren op na houden. Er hebben zich al
gegadigden gemeld.
aAls het experiment lukt is er in Drente nog heel
wat te doen meent de wethouder. Dat maakt het
extra belangrijk om de zaak goed aan te pakken.
„Het moet geen prutsen worden, er moeten zeer
aantrekkelijke woningen komen, wil je de men
sen in de dorpen echt zelf een kans geven. Je
hoort nu constant: ,Als je maar geld hebt, dan
kun je hier wel wonen'.
Die drie boerderijen staan overigens niet op
zichzelfZe staan in een bestemmingsplan waar
ook nog tien nieuwbouwwoningen komen. Dat
worden dan echter heus geen .rijtjes-woningen'.
Om een beetje in de sfeer te blijven, komen er
drie gebouwen in boerdrij-stijl, waarin respectie
velijk tweemaal vier en éénmaal twee woningen
worden ondergebracht. Ook deze huizen moeten
betaalbaar blijven voor de dorpsmensen zelf."
Het geld
Het geld is trouwens een hoofdstuk apart. We
thouder Folkers zwijgt erover als het graf. De
aanbesteding moet nog plaathebben en je hoeft
de aannemers niet op een spoor te brengen. Ook
wil hij niet vooruitlopen op de bespreking met
allerlei instanties over subsidiesEen ding weet hij
wel. Als het aan hem ligt zullen de huren van de
boerderij-woningen schommelen tussen honderd
tachtig en hooguit tweehonderddertig gulden.
door Rob Foppema
In een wat vertwijfelde verzuchting heeft directeur
Russel Train van het Amerikaanse regeringsbureau
voor milieubescherming EPA onlangs aangedrongen op
een betere beheersing van voor de gezondheid schade
lijke stoffen.
Het wordt tijd, zei hij, dat Ame
rikanen niet langer het gevoel
hebben dat ze hun leven wa
gen. elke keer dat ze eten, drin
ken of ademhalen. Het wordt
tijd dat we chemicaliën gaan
testen in plaats van mensen.
Vooral sinds de oorlog, aldus
Train, is een geweldige hoe
veelheid volstrekt nieuwe che
micaliën in het milieu losgela
ten zonder veel kennis van het
effect op de gezondheid. Intus
sen is wel bekend (nog niet zo
lang) dat in Amerika in gebie
den waar veel fabrieken staan
die chemicaliën maken of ge
bruiken. duidelijk meer kanker
voorkomt dan elders.
Train heeft gelijk, en dat de
kennis op dit gebied achter
loopt is geen nieuw geluid. Ook
in deze rubriek is er vaker over
geschreven. De vraag is, hoe
snel die achterstand moet en
kan worden ingelopen. Trains
verzuchting is eigenlijk een bij
drage aan de meningsvorming
daarover, bestemd voor bin
nenlands gebruik. (Voor Neder
land heeft minister Boersma
onlangs nieuwe maatregelen
aangekondigd, die een degelij
ke indruk maken).
Maar Amerika heeft op dit ge
bied duidelijk internationale
betekenis. En daarom zou het
prettig zijn wanneer daar niet
met enige regelmaat een merk
waardig soort paniekvoetbal
werd tentoongespreid. Beide
opmerkingen zijn te illustreren
aan het verhaal van het ama
rant. sinds jaren de meest ge
bruikte rode kleurstof voor
voedingsmiddelen.
De produktie ervan werd in
Amerika plotseling stopgezet
omdat bij voederproeven met
ratten een kankerverwekkend
effect was gevonden. Spoedig
gaven ook andere landen op
zijn minst waarschuwingen uil.
(Liever niet meer gebruiken,
adviseerde de inspectie volks
gezondheid Nederlandse fabri
kanten. en anders toch in be
perkte hoeveelheden).
Nu was het Amerikaanse be
sluit genomen op grond v4n
het waarschijnlijk klungeligste
laboratoriumonderzoek dat
ooit de openbaarheid heeft mo
gen halen. Geïnteresseerden
kunnen de treurige details te
rugvinden in Science (vo4.
191M. pag. 450-451). Nadat dfe
resultaten eerst volstrekt on
bruikbaar leken, slaagde ie
mand er toch nog in om er een
conclusie uit te wurmen. En die
conclusie was belastend.
Niet iedereen is daar even hard
van onder de indruk. De Cana
dese autoriteiten overwegen
geen maatregelen tegen ama
rant. Het Amerikaanse onder
zoek leverde aanwijzingen op
dat de rode kleurstof in grote
hoeveelheden wat extra
kwaadaardige gezwellen ver
oorzaakte bij vrouwtjesratten»
Maar hun mannelijke soortge;
noten kregen er juist minder»
Je kunt net zo goed beweren;
zeggen de Canadezen, dat ama
rant kanker Juist voorkomt.
Dat moge een wat luchthartige
redenering zijn, in ieder geval
is duidelijk dat het spul op de
grens van de meetbare effecten
balanceert. En dat het dus op
de grotendeels nog onbekende
lijst van stoffen die de gezond
heid bedreigen, tamelijk onder
aan staat als het er al op thuis
hoort. Juist omdat er nog veel
achterstand in onze kennis
moet worden ingelopen, zou
het verstandig zijn om de prio
riteiten wat in de gaten te;
houden.
Wetenschap is een ongewis bedrijf, daar kunnen de Canadezen
Cannon en Jensen van meepraten. Een klein jaar geleden publi-*
ceerden zij een fraai ogend verhaal over het bijna gelijklopen van
klokken. Dat ging over de nauwkeurigste klokken die er bestaan,
waarvoor een afwijking van een miljoenste seconde per dag een heel
schokkende zaak zou zijn. Daar zijn er uiteraard maar enkele van.,
bij sterrewachten en dat soort instellingen.
Ze lopen net niet helemaal gelijk, en de gemeten verschillen werden
door Cannon en Jensen na veel rekenwerk toegeschreven aan de
verschillende bewegingen die de klokken (met het aardoppervlak'
mee) door de ruimte beschrijven. Dat leverde een aardige verfijning;
op van de relativiteitstheorie. Dat verhaal hebben de auteurs in zijn
geheel moeten inslikken (Science, vol. 191, pag. 490-491) nadat een
aantal collega's hun kritiek hadden gespuid. De klokken bicken bij
nader inzien niet nauwkeurig genoeg om het veronderstelde effecj
te kunnen meten.
Dat heeft twee gevolgen. Ook de rubriek Wetenschap en technleS
van 14 mei 1975, die op het verhaal van de Canadezen was gebaseerd^
is nu voor een deel in de ruimte komen te hangen. En de atoomklok
van het Koninklijk observatorium Greenwich is de blaam kwijt dat
hij de enige was die echt fout liep.
Dat ook in de Sowjet-Unie milieuproblemen bestaan, Is
niet verbazingwekkend. Vroeger was het dat voor dfc
Russen zelf wel: ze hebben lang volgehouden dat zoiets
in een marxistisch-leninistische samenleving niet kon,
omdat daar tenslotte geen kapitalistische uitbuiters
bestonden. Van die eenvoudige opvatting hebben ze
moeten terugkomen, door de harde praktijk wijzer
geworden.
Daarna werd de grondhouding
dat er fouten gemaakt waren,
dat ze niet weer gemaakt
moesten worden, en dat alles
nu beter zou gaan. Tegen die
achtergrond bezien is het arti
kel van dr. Moerad Eskandero-
witsj Adzjiew over de aanleg
van de tweede trans-Siberische
spoorlijn van een opmerkelijke
openhartigheid. Hij schrijft
dat, ondanks aansporingen van
de Sowjet-overheden, bij de
constructie van die spoorlijn
het kwetsbare natuurgebied op
grote schaal onnodig wordt
aangetast. En dat er een krach
tige natuurbeschermingsorga
nisatie nodig is, „met echte be
heersbevoegdheden". om de
natuur in het gebied te redden
voordat het voorgoed te laat is.
Dr. Adzjiew publiceert een ver-
kope versie van zijn oorspron
kelijk Russische artikel in het
Britse weekblad New Scientist
(vol. 69. pag. 382-384). En hij is
duidelijk geen „dissident",
want hij is verbonden aan een
onderzoekinstituut van een mi-;
nisterie.
De bijna permanent bevroren
bodem van midden-Siberië ia
mechanisch en biologisch on-i
geveer even kwetsbaar als die;'
in Alaska waar de bekende
oliepijpleiding wordt aange-;
legd. Voor de constructeurs
van de spoorlijn vormen zij;
haast nog grotere problemen.;
Maar de bezorgdheid van dr.;
Adzjiew gaat vooral uit naar'
het zinloos kappen van bossen
die in het ijzige klimaat eeu
wen nodig hebben om zich te
herstellen. Naar de hellingen
waar 's zomers gaten in smel-
ten omdat arbeiders het isole- j
rende mos er af halen om hun
hulzen ermee warm te stoken.
Dat dit soort problemen vanuit
de Sowjet-Unie in de internati
onale pers aan de orde worden
gesteld, wijst erop dat ze ter
plaatse serieus genomen wor
den. En dat is in elk geval be
moedigend.
De tijden dat wetenschappelijk onderzoek als belan
grijke functie het overwinnen van bijgeloof had. liggen
in deze streken in het algemeen achter ons. Maar het
werk waarop dr ir. N. Stenvers onlangs in Wageningen
promoveerde, komt toch nog aardig in de richting.
Telers van tomaten namelijk,
zijn ervan overtuigd dat zij hun
produkt moeten plukken als
het nog groen is. en dat ze dat
's morgens vroeg moeten doen.
Dat zou beter houdbare toma
ten opleveren.
Op beide punten hebben ze van
dr Stenvers na uitvoerig onder
zoek ongelijk gekregen. Toma
ten die geplukt worden wan
neer ze al wat rijper zijn, blij
ken minder gevoelig voor
schimmelaantasting tijdens
opslag en vervoer. Ze blijven
langer eetbaar en de kwaliteit
tegen dat ze bij de consument
op tafel komen is beter. Als
klap op de vuurpijl blijkt de
opbrengst hoger te zijn: tijdens
het afrijpen aan de plant wordt
een tomaat nog een kleine tien
procent zwaarder.
Verder blijkt het voor op
brengst en bewaarkwalitelt
niets uit te maken of de vruch
ten 's morgens vroeg worden
geplukt, dan wel 's middag6,
zelfs op heel warme zomerda
gen. Tenslotte constateerde dr
Stenvers dat het zinvol is o(n
wat meer tomaten per tros fce
laten groeien. Ze worden dah
per stuk wat kleiner, maar de
totale opbrengst wordt groter.
De economische betekenis van
deze bevindingen spreekt voor
zichzelf.