Giscard zoekt nieuwe meerderheid De Japanse kooplui en de buitenlandse politiek LE PRÉSIDENT *r Franse president probeert van gaullisten af te komen BUITENLAND TROUW/KWARTET 11 door Johan ten Hove Drie miljoen doden, ruim dertig miljoen werklozen, ruim de helft van alle "ondernemingen failliet of gedwongen tot sluiting en 800 procent inflatie. Dit is de brimmige voorspelling van wat en in Japan zou gebeuren als het 200 dagen ferstoken zou zijn van de olie-aanvoer uit het Midden-Oosten. e voorspelling staat in een rapport lat door een groot aantal Japanse tcialisten op het gebied van de lergie werd opgesteld, maar dat oit officieel in de openbaarheid is jracht. De belangrijkste man [chter het rapport, een medewerker p het ministerie voor internationale indel en industrie (MITI), de heer Ikegoechi, vertelt dat de inclusies van het onderzoek zo dra- tisch waren dat ze zeker als ab- p-d van de hand gewezen, of op z'n est als sterk overdreven gezien zou- i worden, prij dachten dat het rapport Istrekt ongeloofwaardig zou over men,' aldus Ikegoechi, 'en om toch zo groot mogelijk publiek te be iken besloten we het in de vorm i een roman uit te brengen.' De teindelijke versie van het boek ^am klaar vlak voor deoktoberoor- l in het Midden-Oosten, waarin de abische landen een olieboycot af- londigden. Ikegoechi haalde meteen *;t manuscript van de uitgever terug mdat er in Japan exact datgene ging meuren wat hij en zijn medewer- in de eerste hoofdstukken van t rapport voorspeld hadden. Ilamsterwoede 1 in november van 1973 vlogen de Spanners elkaar in hun lamsterwoede in de haren en dreig de er een groot tekort aan bepaalde jrodukten. Ikegoechi, die niet op sen- atie uit was, voorzag grote paniek en Jesloot.publikatie van het boek uit te lellen. Daar de oliecrisis in het alge- ten in feite niet zo'n vaart liep en de flietoevoer ook naar Japan zelfs nau welijks vertraagd werd, kwam de dere '200 dagen voorspelling' ge- ,kig voor Japan niet uit t boek kwam twee jaar later, on- de schuilnaam van Ikegoechi 'aiichi Sakyia) op de markt en werd I korte tijd een bestseller. Momen- £l is men in Japan zelfs bezig een visieserie en een film, gebaseerd 6 het boek, te maken. En gezien de \udige behoefte bij het publiek aan rote rampenfilms, zal ook dat wel Kn succes worden. kwetsbaar ipan is volgens het rapport de !st kwetsbare industriële natie ter •ld; 85 procent van de behoefte en energie komt uit het buitenland, procent van de energie wordt uit gewonnen, 99,7 procent van die j>\\e komt uit het buitenland en hier- mische energie en niet in de laatste plaats kernenergie. De moraal van de roman is duidelijk. De regering zal de conclusies en de raadgevingen van de specialisten se rieus moeten nemen en opvolgen. En de Japanse regering heeft, afgezien van de romantische verpakking (in het boek redden enkele M1TI- medewerkers, van wie er één pre mier wordt, het land van een totale ondergang) nogal lovend gereageerd op de aanbevelingen in het rapport. Maar voordat het 2000 is zal Japan moeten omzien naar andere olieleve ranciers naast die uit het Midden- Onstpn Uit China Daarbij wordt met name aan de Chi nese Volksrepubliek gedacht, die vol gens verschillende Chinese, Ameri kaanse en Japanse deskundigen in de nabije toekomst een van 's we relds grootste olie-exporternde lan den kan worden. Van belang hierbij is dat China voor Japan naast de deur ligt vergeleken bij de afstand tot het Midden-Oosten. De vaarweg van de kwetsbare tankers door de Indi sche Oceaan, waar de Sowjet-Unie en de Verenigde Staten in een bittere strijd om de macht gewikkeld zijn, kan aanzienlijk bekort worden. Het afgelopen jaar voerde Japan 8 miljoen ton olie in uit China (80 pro cent van de Chinese export) en de Japanse oliedeskundigen schatten dat dit in 1976 kan oplopen tot 18 miljoen ton. Dat is dan nog minder dan 7 procent van de Japanse be hoefte aan olie, maar de deskundigen menen verder dat het mogelijk is dat dit percentage binnen vijf jaar kan oplopen tot dertig. Voor Japan als zeer kwetsbare indus- triële natie valt internationale handel Tijdens de „oliecrisis" pakte de nagenoeg samen met internationale Japanse politie de fiets om zoveel politiek. Toen de Arabische landen mogelijk benzine te besparen. dreigden de oliekraan verder dicht te draaien wist de toenmalige minister van handel, Yasoehiro Nakasone niet hoe snel hij moest zeggen dat 'Japan niet mee moest doen aan het zionis tische complot van de olieconsume- rende landen tegen de Arabische sta ten'. Verder haastte de regering zich in het beloven van vele miljoenen guldens aan hylp voor de Arabische landen. Daarvan is echter weinig te recht gekomen. De Japanners erge ren zich groen en geel aan de prijs verhogingen van de 'onbetrouwbare' OPEC-landen en merken niet zonder vreugde op dat China geen lid is van het kartel en zich niet aan dè prijs afspraken gebonden acht. van weer 80 procent uit het Midden- Oosten. En om aan de afhankelijk heid van de 'grillen van een aantal oliesheiks, sultans en shahs te ontko men', moeten er maatregelen getrof fen worden die Japan zo mogelijk zelfvoorzienend maken, of in ieder geval oliebronnen in andere landen kunnen verschaffen. Het MITI is daarom in '74 gestart met een ambi tieus programma, dat reikt tot het jaar 2000 en waarin de nadruk wordt gelegd op alternatieve energiebron nen, zoals zonne-energie, geother- TAKE© MEÏ fÓtK „Wilt u hier even tekenen voor ontvangst". Keerpunt Een keerpunt in de Chinees-Japanse betrekkingen was in feite de voor Japan nogal schokkende toenade ring tussen de Verenigde Staten en China in 1971 toen president Nixon een hartelijk welkom werd bereid in Peking. De regering in Tokio was snel over de schok heen en in 1972, onmiddellijk na de reis van Nixon, maakte de toenmalige premier Ka- koeei Tanaka zijn opwachting bij Mao Tse-toeng. Met in zijn kielzog tal van delegaties van Japanse econo mische deskundigen en industriëlen, die sinds die tijd geen oog meer dicht doen bij de gedachte welk een enor me markt voor de Japanse produk- ten de 800 miljoen Chinezen wel niet zouden kunnen vormen. Want het mes kan aan twee kanten snijden. Japan zou op grote schaal olie en andere grondstoffen kunnen impor teren en daarvoor in ruil de Chinese industrie de modernste uitrustingen en technische know-how kunnen le veren. Iets wat Peking niet helemaal ongelegen komt nu de Chinese lei ders het ambitieuze plan hebben op gevat aan het eind van deze eeuw tot de modernste en machtigste indus triële naties te willen horen. Er is momenteel een druk verkeer van handelsdelegaties, politici, we tenschappers en kunstenaars tussen beide landen. Van deze reizen keren zelfs de meest conservatieve Japan ners als 'gelouterde vrienden van het nieuwe China' terug. Politiek wapen Maakt Japan zijn buitenlandse poli tiek ondergeschikt aan zijn internati onale handel (die voor het land van levensbelang is), van China kan men zeggen dat het zijn nu nog beschei den handel ondergeschikt maakt aan zijn buitenlandse politiek. De Chinese olie is een politiek wapen, dat in de eerste plaats gebruikt wordt om de veiligheid van de Chi nese Volksrepubliek zeker te stellen, en dan met name tegenover de Sow jet-Unie. China is meer dan ooit bevreesd voor een omsingeling door de Sow jet-Unie. Met grote bezorgdheid ziet het de pogingen aan van Modkou om in het door de Amerikanen achterge laten vacuüm in Indo-China te stap pen. Ook de groeiende maritieme macht van de Russen in de Indische Oceaan en de goede betrekkingen met India worden door de Chinezen met argusogen bekeken. Niet voor niets haasten de Chinezen zich te zeggen dat na de Amerikaanse af tocht uit Vietnam, Cambodja en La os, het voor de stabiliteit in Zuid- Azië niet gewenst was dat de Ameri kanen zich zouden terugtrekken van de Filippijnen en Thailand. Verdrag als prijs Japan zal dan ook een politieke prijs moeten betalen voor betere betrek kingen met China en voor zijn olie. Al vanaf de reis van Tanaka naar Peking zijn er onderhandelingen gaande over een officieel vredes- en vriendschapsverdrag dat formeel het einde van de staat van oorlog tussen beide landen moet bekronen. De onderhandelingen vlotten niet zo erg omdat de Chinezen in het ver drag een anti-hegemonie-clausule opgenomen willen zien. Dit houdt in dat geen van beide landen zal stre ven naar de heerschappij in Azië en dat beide landen zich zullen verzet ten tegen pogingen van welk land dan ook om een dergelijke heerschappij te vestigen. Een kind weet dat China daarbij de Sowjet- Unie op het oog heeft. In ieder geval denkt de Sowjet-Unie er zo over en Moskou liet Japan zeer snel weten dat deze clausule beschouwd zal worden als een onvriendelijke daad jegens de Sowjet-Unie. Tevens werd China er van beschuldigd Japan voor zijn anti-Russische karretje te willen spannen. Twee wallen Japan zat en zit nog in moeilijkhe den. Het wil enerzijds graag een vre des- en vriendschapsverdrag met China, maar wil aan de andere kant de Sowjet-Unie niet tegen zich in het harnas jagen. Japan wenstte zijn re laties met de grote buur de Sowjet- Unie niet te vertroebelen, ook al om dat er plannen op stapel stonden voor een gezamenlijk Rüssisch- Japanse exploitatie van het grondstoffen-rijke Siberië. Japan zou hiervoor kapitaal en technische kennis leveren in ruil voor grondstoffen, en dan vooral, alweer olie. (Midden vorig jaar werd bekend dat dit zogenaamde Tyumen- olieproject niet door zou gaan). De Sowjet-Unie zette Japan onder druk met een vredesverdrag, dat ook al een formeel einde moet maken aan de Japans-Russische staat van oorlog. Japan eist van de Russen teruggave van vier Koerilleneilan- den die de Sowjet-Unie na de Japan se nederlaag in de Tweede Wereld oorlog bezette. Nog in 1973 koesterde Tokio enige hoop toen de Russische partijleider Leonid Breznjew tegen over premier Tanaka verklaarde dat deze kwestie nog tot de onopgeloste nroblemen behoorde'. Niet terug Maar na het bezoek vorige maand van de Russische minister van bui tenlandse zaken, Andrej Gromiko aan Tokio is er van die hoop niets overgebleven, Gromiko liet de huidi ge premier Takeo Miki onverbloemd weten dat er van teruggave van de eilanden geen sprake kon zijn. Ja pan verklaarde daarop bij monde van zijn minister van buitenlandse zaken, Kiichy Miyazawa, dat er dan van een vredesverdrag ook niets kon komen. Voor Japan is de teruggave van de eilanden een nationale kwes tie. waarbij zowel de regering als de oppositie geen duimbreed willen wijken. Gromiko legde ook nog eens uit hoe de Sowjet-Unie over de controversie- Ie clausule in het komende verdrag met China dacht, in de hoop de Ja panse leiders tot andere gedachten te kunnen brengen. Hij kwam echter van een koude kermis thuis en heeft waarschinlijk Japan dichter naar China toegedreven. Direct na zijn gesprek met Gromiko maakte pre mier Miki duidelijk dat het verdrag tussen China en Japan alleen de betrokken landen aanging en dat hij hoopte dat dat spoedig gesloten zou kunnen worden. Weliswaar zei de premier dat zo'n verdrag, mét de anti-hegemonie-clausule, het streven naar betere betrekkingen met de Sowjet-Unie niet in de weg hoefde te staan, de kille sfeer waarin Gromiko werd ontvangen en de gesprekken gevoerd werden, spraken boekdelen. Een gezamenlijk communiqué dat slechts naar de bijeenkomst van Ta- nak en Breznjew verwees, kon er nog maar net af. Gromiko verliet onverrichterzake Tokio, waar twee dagen tevoren 30.000 man extra poli tie was ingezet om hem de betogets van het lijf te houden. Het lijkt er nu op dat Japan gekozen heeft voor China, waar het cultureel toch al meer aan verwant was dan aan de Sowjet-Unie. door Bert van Panhuis De Franse eerste minister Jacques Chirac heeft vorige maand een bittere pil geslikt. Het was de zondag, waarop zijn chef president Valéry Giscard d'Estaing uitsluitsel zou geven over wijzigingen in Chiracs kabinet en over het nieuwe werkprogramma van de regering. Tot zijn verbazing zag de premier dat hij niet de enige bezoeker van het presidentiële hoofdkwartier, het Elysée was. Giscard had ook de leider van zijn eigen Onafhankelijke Republikeinen (minister van binnenlandse zaken Michel Poniatowski) en die van het Democratisch Centrum (minister van justitie Jean Lecanuet) uitgenodigd. Het werd Chirac meteen duidelijk: hij zat hier niet als eerste minister maar als leider van de .gaullistische partij, de UDR. Het was het eerste teken dat de president besloten had zelf de leiding van de regeringscoalitie te nemen. Om diverse redenen maakt presi dent Giscard d'Estaing zich zorgen over de politieke ontwikkelingen binnen en buiten zijn coalitie van gaullisten, onafhankelijke republi keinen, centrumdemocraten en re geringsgezinde radicalen. In de eerste plaats is het fut een beetje uit de ploeg van Chirac. Het afgelopen jaar zijn er tamelijk veel onderlinge ruzies geweest. De spraakma kendste was wel die tussen Ponia towski en Lecanuet over de straf fen, die de Franse rechters opleg den. Deze ruzie werd op het laatst openlijk uitgevochten in het parle ment en Giscard moest hoogstpersoonlijk de heren tot de orde roepen. De staatschef had ook heel wat te stellen met zijn vertrouweling en partijgenoot Michel Poniatowski, »die 1) zeer onbekookt reageerde op moeilijkheden met de afscheidings beweging op het eiland Corsica het inzetten van een grote troepen macht was vriend en vijand te dol en 2) zo onbeheerst uithaalde naar alles wat communist is dat Giscard bij zijn bezoek aan de Sow jet-Unie door de heren in het Krem lin ijzig koeltjes werd ontvangen. De verstandhouding tussen 'Ponia' en de president zou dan ook aan zienlijk zijn verslechterd. Weinig hervormingen Onbehagen binnen en ontevreden heid over het Franse kabinet dus. Deze gang van zaken werd nog ver sterkt doordat er weinig kwam van het met veel trompetgeschal aange kondigde programma van hervor mingen. Het kabinet wijzigde het een en ander op het terrein van de zedelijkheidswetgeving en de ge zondheidszorg maar in de belasting en meer in algemeen de econo mische politiek veranderde er n - nauwelijks iets in Frankrijk. De op positie socialisten, communisten en linksradicalen begon dan ook steeds harder te roepen dat die be loften over hervormingen slechts holle frasen waren geweest. De president kon het teruglopen van de kiezersgunst aflezen uit maandelijkse populariteitsonder- zoeken. Bij de jongste, van decem ber, gaf slechts 55 procent van de Franse bevolking een positief oor deel over de president en dit is vergeleken met andere tijdstippen en presidenten aan de zeer lage kant. Ook uit de uitslag van de tussentijdse verkiezing in het dis trict Chattelerault, een paar hon derd kilometer ten zuiden van Pa rijs sprak dit. De bij de recente kabinetswijziging verdwenen mi nister van ontwikkelingssamenwer king Pierre Abelin moest zijn zetel verdedigen omdat de partijgenoot, die hem bij het verhuizen naar het kabinet verving, overleed. In Frankrijk is het gebruik dat bij dergelijke verkiezingen in de eerste ronde alle partijen mogen meedoen en dat er een tweede, beslissende ronde volgt tussen de twee kandida ten met de meeste stemmen. Een dergelijke ronde is niet nodig als één van de kandidaten in de eerste ronde al een meerderheid van het aantal uitgebrachte stemmen heeft gekregen. In Chattelerault kwamen in de tweede ronde Abelin en een onbekende socialiste, Edith Cres- son tegen elkaar uit. De minister haalde het met de hakken over de sloot Meerderheid kwijt Het weekblad l'Express heeft de uitslagen van de eerste ronde in Chattelerault uitgewerkt en beke ken wat de gevolgen zouden zijn geweest als het hier om algemene verkiezingen was gegaan. De uitslag was dat de regeringsmeer derheid tot minderheid zou worden (174 zetels op een totaal van 489 tegen 307 nu). De grootste klap. meer dan de helft van het aantai parlementszetels, zou bij de gaullis ten vallen. Het oppositieblok zou een meerderheid in het parlement krijgen, waarbij de socialisten bijna ééns zoveel zetels zouden krijgen. Al met al genoeg gegevens voor president en premier om zich min der behaaglijk te voelen. Met de al ruim van tevoren aange kondigde 'technische reorganisatie' van het kabinet-Chirac, de eerste sinds zijn start in mei 1974, moesten dus wat hobbels worden gladge maakt. De veranderingen zelf vie len nogal mee. De president vertel de op 13 januari dat er drie andere ministers waren benoemd en elf staatssecretarissen. Vijf van hen kregen een gloednieuwe post. Met enige trots zei Giscard dat er twee vrouwelijke staatssecretarissen wa ren aangesteld, waarmee het aantal vrouwen in het nu 43 leden tellende kabinet op vijf kwam. Eigen beweging Tot januari werden de leden van het kabinet aangeduid als lid van één van de regeringspartijen of als 'onafhankelijk'. Dit laatste hield dan meestal in dat het om technici, een soort superambtenaren, ging. Van de veertien nieuwelingen droe gen vier echter het insigne MP. 'pre sidentiële meerderheid'. Giscard legde een dag later voor de televisie uit wat hiermee werd bedoeld. 'Het gaat hier om een groep mannen en vrouwen. die bij de presi dentsverkiezingen van 1974 actief zijn geweest voor mijn groep of de zich op een andere wijze hebben ingezet voor de regeringsmeerder Glscard: president voor de rijken (verkiezingsaffiche). heid, maar die desondanks geen lid zijn van één van de bestaande par tijen.' Het was duidelijk: net zoals Charles de Gaulle met een bewe ging het fundament had gelegd voor het gaullisme en de gaullis tische partij UDR, zo wil Giscard het nu proberen met een 'Majorité Presidentielle', die zal moeten lei den tot het 'giscardisme' en een giscardische partij, hoogstwaarschijnlijk op basis van de bestaande. Ofschoon de president de zeer zorgvuldig gekozen getalsverhou ding in het kabinet niet aantastte waren er toch tekenen dat hij koerst naar een meer presidentieel bewind. Giscard sprak dit „giscar- diseren" wel met klem tegen door te zeggen dat de wijzigingen in het kabinet waren aangebracht in over leg met eerste minister Chirac maar de commentaarschrijver van het dagblad Le Monde wees er vervol gens op dat volgens artikel 8 van de Franse grondwèt de president kabi netswijzigingen aanbrengt „op voordracht" van de premier en dus niet „in overleg met". Giscard openbaarde het plan dat hij persoonlijk de coalitie nieuwe impulsen en leiding zou gaan geven op een bijeenkomst van de leiders van de vier coalitiegroeperingen. Chirac. Poniatowski. Lecanuet en Michet Durafour (regeringsgezinde radicalen) kregen een drievoudige opdracht: de rijen moeten worden gesloten, aan het onderlinge gekra keel moet een einde komen en de heren moeten in hun eigen partij de grote monden gaan snoeren. Daar naast moest met vaart een pro gramma van hervormingen worden begonnen, hervormingen op het ge bied van het ondernemingsbeleid, het bouw- en huisvestingsbeleid, het belastingstelsel (en dan met na me de belasting op de meerwaarde) en voorts meer steun voor de sector van de handarbeiders en voor de beroepsopleidingen. De president is de afgelopen weken op breder vlak begonnen met het leiden en meer inhoud geven van de „presidentiële meerderheid". Voor een eerste grote actie liet hij de secretarissen-generaal van de coali tiepartijen bij elkaar komen om een plan te bespreken. „Een bespotte lijk plan" was het vernietigende oordeel van het weekblad Le Nou- vel Observateur. Giscard wilde dat de partijen er bij geestverwante burgemeesteis op zouden aandrin gen socialisten in hun gemeente raad allerlei hulp en bepaalde plaatsen op de lijst voor de volgend jaar te houden gemeente raadsverkiezingen aan te bieden. Op deze wijze zou de president zijn „achterban" willen vergroten en op het laagste niveau de „presidentiële meerderheid" een bredere opzet ge ven. Deze houding vol nederigheid zal in het gunstigste geval slechts een zeer beperkt succes hebben, aldus Le Nouvel Observateur. Een volgende actie van Giscard was het ontvangen van de leiders van zes splintergroeperingen en ook daar voor bestond weinig waardering, vooral bij de gaullisten. i Premier boos De partijgenoten van Chirac begin nen al te sputteren tegen de bizarre plannen van de president maar de leiding van de UDR acht het raad zaam voorlopig niet te veel dwars te liggen. De onafhankelijke republi keinen, die het vurigst ijveren de nog steeds belangrijke plaats van de gaullistische partij over te ne men zouden in de volgende verkie zingsstrijd kunnen gaan beweren, dat de gaullisten met hun angst voor veranderingen het giscardis me in de weg staan. En, zo vrezen de gaullisten, de verkiezingsuitslag zou nog weieens veel slechter kun nen zijn dan ze nu al lijkt te worden. Als er één niet gelukkig is met „de nieuwe geest", die in de president is gevaren dan is het Chirac zelf. De premier heeft niet zoveel moeite met het vormen van een presiden tiële meerderheid. Al aan het begin van de presidentscampagne keerde hij zich tegen zijn eigen gaullis tische kandidaat Chaban-Delmas en koos hij voor Giscard en vorig jaar wist hij zijn achterban ook op de lijn van de president te krijgen. Giscard heeft in de eerste minister dan ook een voortreffelijk uitvoer der van zijn programma gehad. In dachtig de woorden van zijn leer meester „De president is de koning, hem moet je gehoorzamen" heeft Chirac steeds een goede ver standhouding met het Elysée bewaard. Gaullisten nodig Het staat hem echter helemaal niet aan dat Giscard nu zelf de leiding gaat nemen en Chirac tot een soort knechtje maakt. Bij een eventueel succes zal Giscard dan de vruchten voor zijn partij plukken. Het is daarom de vraag of Chirac dit pre sidentiële initiatief lang zal dulden. Daarbij komt nog dat Giscard vori ge maand minister Lecanuet tot mi nister van staat heeft verheven. Tot nu toe was alleen Poniatowski dat. De minister van staat treedt bij afwezigheid van de premier in diens bevoegdheden. Bij de promo tie van Lecanuet is Chirac nimmer geraadpleegd. Sommige gaullisten zien in deze promotie een eerste stap naar het premierschap van Le canuet Deze centrumdemocraat is een veel gewilliger figuur dan Chirac. De president moet echter voor zichtig zijn. De kansen dat hij te zijner tijd een bondgenootschap met de socialisten zou kunnen slui ten is kleiner geworden nu de Ïiartner van de socialistische partij n het volksfront, de communisten, zich aanlokkelijker heeft gemaakt door de band met Moskou wat te slaken en het streven naar „de dic tatuur van het proletariaat" heeft laten vallen. Het zal dus voorlopig voor Giscard een verbond met de gaullisten blijven. Deze partij heeft nog altijd de hechtste organisatie in het regerings kamp. Van het plan om de Onafhankelijke Republikei nen tot een volkspartij uit te bouwen is nog steeds weinig terecht gekomen. Zeker het aantal leden is toegenomen, maar het blijft voornamelijk een groep kaderleden, die voor een deel steunt op clubs, die zich met specifieke onder werpen bezighouden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1976 | | pagina 11