Voor Jeanot Bürgi bleef de
^trein stilstaan in Utrecht
1
r
Uw probleem ook het onze
Zo maar
een oude man
Gedrang rond het podium
^Jk ben altijd vrijbuitergeweestendatzal ikookwel blijven'
door FRED LAMMERS
DOORN 'Ik ben altijd een
vrijbuiter geweest en dat zal ik
ook wel blijven. Dat zit in je als
je van Kozakken afstamt'. De
beeldhouwer Jeanot Bürgi (36)
zegt het een beetje spottend,
maar diep in zijn hart is hij
toch wel trots op dat Kozak-
kenbloed, al heeft hij zelf geen
•herinneringen aan de Oekraï
ne, waar zijn ouders opgroei-
.den.
•Maar ik ben vast van plan er eens
te gaan kijken', zegt Jeanot als we
na een lange wandeling in de
Doornse bossen onze verkleumde
handen warmen aan een kom
gloeiend hete koffie, zittend bij het
kolenfornuis in de keuken van het
landhuis, waar Jeanot en Liesbeth,
de vrouw met wie hij sinds enige
jaren samenwoont, huisbewaarder
en manusje van alles zijn. Het huis
staat midden in het bos, omgeven
door een privé terrein van drie en
een halve hectare met hoofdzake
lijk naald bomen.
Op de middag dat ik heb afgespro
ken is Jeanot aan het houthakken.
Met zijn indrukwekkende snor,
een bontmuts op en laarzen aan
maakt hij een echt Russische in
druk. Jeanot stelt voor de bossen
in te trekken. Spoedig zijn we op
pad en krijg ik het verhaal te horen
van zijn leven, dat tot nu toe niet
altijd gemakkelijk is geweest.
De moeilijkheden begonnen al
kort na de geboorte van Jeanot, die
toen nog Igor Boris Charduchin
heette, Vader maakte deel uit van
de internationale brigade tijdens
de Spaanse burgeroorlog. In die
jaren leerde hij moeder kennen,
die in een veldhospitaal werkte.
Mijn komst was een ongelukje, zo
heb ik later begrepen. Toen ik
werd geboren woonden mijn ou
dera in Wenen, waar vader actief
was met het uitgeven van een
krantje voor Oekraïners, iets dat
de Duitsers niet zinde. Twee maan
den na mijn geboorte werden mijn
ouders gearresteerd. Niemand
weet wat er met hen is gebeurd. Na
de oorlog zijn er nasporingen ge
daan. Ze hebben niets opgeleverd.
Het enige dat mij aan hen herin
nert zijn wat foto's, een horloge
aan een ketting en een hemd, dat
mijn vader eens droeg. Mijn ou
ders hadden mij kort voor hun ar
restatie bij een vriend gebracht,
een jurist in Wenen. Daar ben ik
gebleven totdat ik in 1942 in een
.staatskinderhuis werd geplaatst
met ruim vierhonderd andere kin
deren'.
Uitschot
Jeanot vond het er vreselijk. 'We
werden zo'n beetje als het uitschot
van het groot Duitse rijk be
schouwd. We waren immers niet
•arisch'. Meteen na de oorlog werd
Jeanot naar Zwitserland gestuurd
voor herstel omdat hij t.b.c. bleek
te hebben. 'Het was een grote ver
andering van de ruïnes in Wenen
naar het land met de rinkelende
koeien bellen, waar ik kennis
maakte met mensen die niet mop
perden en me niet sloegen. Ik
kwam in een dorpje tussen Interla
ken en Luzern in huis bij het kin
derloze echtpaar Bürgi, werd door
hen geadopteerd, en kreeg als
doopnaam Johannes, een naam die
later toen ik op kostschool was in
Frankrijk werd veranderd in Jea
not, de kleine Jan'.
Over die kostschool vertelt Bürgi:
„Die was ondergebracht in een
oud kasteel en erg elitair. Ander
half jaar ben ik er geweest Toen
JEANOT BURGI in "de materie bedrukt mij"
ben ik er op een nacht, in het na
jaar van 1955, vandoor gegaan op
de bijna nieuwe fiets van een van
de broeders." Geruime tijd zwierf
Jeanot door Frankrijk.
Kunstacademie
Eindelijk terug in Zwitserland
kreeg hij weer tbc. „ik moest acht
tien maanden kuren in Davos. In
die tijd rijpte het plan beeldhou
wer te worden. Met die gedachte
liep ik al lang rond, maar ik had
het nooit hardop durven uitspre
ken. Na mijn ontslag uit het sana
torium zette ik dit plan door. Mijn
vader voelde er niets voor. Hij
vond dat je alleen nuttige dingen in
het leven moet doen en kunst is
niet nuttig, zo redeneerde hij. Toen
kwam het geld dat ik had gespaard,
door in Davos zelfgemaakte porte-
monneetjes te verkopen me goed
.van pas om er de eerste tijd van
mijn studie aan de kunstacademie
in Luzern van te bekostigen. Na
een jaar kreeg ik een leeropdracht
van het stadsbestuur, hetgeen in
hield dat ik twee middagen per
week les ging geven. Daarmee ver
diende ik ruim voldoende voor
mijn collegegeld en alles wat ik
verder nodig had."
De komst van een nieuwe profes
sor met wie Jeanot het niet kon
vinden, was er aanleiding voor dat
hij de academie vaarwel zei om in
Californië bij een oom te gaan wer
ken. „Op 5 april 1962 nam ik de
trein van Luzern naar Rotterdam,
waar ik op de boot zou gaan. Mijn
trein stopte ook in Utrecht en bij
het horen van die naam bedacht ik
ineens dat in die stad een meisje
woonde, dat ik goed kende uit Da-
vos. Er gaan veel treinen naar Rot
terdam. Waarom zou ik haar dus
niet even gaan opzoeken. Ik ben
uitgestapt en de mij toen vreemde
stad ingegaan, waar het die dag af
grijselijk regende."
Voor Jeanot kwam er echter geen
volgende trein. „In Utrecht vond ik
het al gauw zo leuk, dat ik besloot
mijn vertrek naar Amerika nog
maar wat uit te stellen. Ik stuurde
mijn oom een telegram: ,Jk kom
later, nader bericht volgt" en ging
in Utrecht een baantje zoeken als
beeldhouwer. Daarin slaagde ik
spoedig. Ik mocht voor de gemeen
te consoles maken voor de lan
taarns, die langs de grachten
staan.
In Utrecht kreeg Bürgi al gauw de
naam van stadsbeeldhouwer, al
heeft die functie nooit officieel be
staan. Niet alleen voor de gemeen
te werkte hij; Zo maakte Jeanot
een groot wandreliëf voor de Bea-
trixhal van de Jaarbeurs. Ook uit
andere delen van het land kwamen
belangrijke opdrachten, variërend
van restauratiewerkzaamheden
tot het maken van orgelfronten.
Niet gelukkig
Het ging Bürgi als beeldhouwer
bijzonder goed. ,Jk kreeg leerlin
gen, had op den duur zelfs twee
ateliers, exposeerde regelmatig,
trouwde en werd een gesettled
man. Er waren jaren dat ik een om
zet had van een half müjoen gul
den. Dat ging zo door tot 1972.
Toen begon ik te beseffen dat ik
niet meer gelukkig was. Kort tevo
ren hadden we ons huis in Vrees
wijk van de hand gedaan, omdat
mijn vrouw niet buiten het stadsle
ven kon. en ons geïnstalleerd in
een mooi huis in het Utrechtse Wü-
helminapark. Als ik 's avonds in
een leren fauteuil zat en rondkeek
in onze luxe ingerichte woning vol
dure meubelen en Perzische tapij
ten en mijn vrouw zag in ensem
bles van Max Heymans met allerlei
kostbare sieraden dacht ik vaak:
wat ben je aan het doen, waar gaat
dat heen? Ik werd me er van be
wust dat ik gelukkiger was ge
weest in die eerste tijd in Utrecht,
in het kamertje waar de inventaris
bestond uit een matras en een paar
kistjes en ik om te eten eens in de
week een groot pak spaghetti
kocht."
„Mijn vrouw kon dat niet begrij
pen. Zij dacht er totaal anders
over. Het gevolg was dat ons huwe
lijk stuk liep. Het gaf mij een
schok. Dagenlang heb ik me opge
sloten in mijn atelier met de luiken
dicht Ik ging stuff gebruiken en
aan de drank. Omdat verder gaan
voor mij toch geen zin meer had
dacht ik er zelfs over een eind aan
mijn leven te maken... en toen
kwam Liesbeth."
Dat is het niet
„Zij heeft er voor gezórgd dat ik
het weer zag zitten. Ik ben over
mijn leven gaan nadenken en tot
de conclusie gekomen dat de mate
rie mij bedrukt en ongelukkig
maakt. Rijkdom en roem zijn niet
de dingen die je leven inhoud ge
ven. Ik heb dat allemaal gehad,
maar kan uit ervaring zeggen: dat
is het niet. Ik heb een afkeer van
bezit gekregen. Als je je daaraan
hecht loop je de kans dat het je ziel
gaat overwoekeren. Ik heb nu vrij
wel geen bezit meer. Alles wat ik
had heb ik aan mijn ex-vrouw ge
geven. Niets te bezitten geeft een
heerlijk gevoel. Je hoeft je dan
geen zorgen te maken over een
economische crisis en de financiële
gevolgen er van.
Geen moeten
'Beeldhouwen is voor Jeanot „een
passie" gebleven, maar het is geen
moeten meer. Ik kan nu rustig uit
een stuk hout, dat is bestemd voor
het fornuis, op een avond een beest
of iets anders snijden. Niet voor
exposities, maar gewoon voor me
zelf of om het weg te geven aan
mensen, van wie ik denk ze er een
plezier mee te doen. Ik vind het
heerlijk «lat mijn werkstukken niet
langer alleen maar in deftige sa
lons staan als onderdeel van een
kunstcollectie, maar ook in heel
gewone huizen waar mensen er da
gelijks van genieten, zoals van de
houten kat die ik een poos geleden
voor 75 gulden, een fractie van het
geen die waard is, heb verkocht
aan een vrouw die erg bedroefd
was omdat zij haar poes niet mee
kon nemen naar het bejaardencen
trum."
Jeanot vindt zelf het werkstuk,
waarop hij het meest is gesteld, het
verrijzeniskruis, dat hij in 1970
maakte voer de oud-katholieke be
graafplaats in Utrecht. „Hoewel ik
niet religieus ben in de traditionele
zin besef ik dat ik vaak met religie
bezig ben. Liesbeth en ik praten er
samen ook veel-over. Ik doe graag
religieuze onderwerpen. Kunst is
altijd een middel geweest om God
te loven en te prijzen. Een kunste
naar komt eigenlijk nergens tot
zulke grote hoogten dan wanneer
hij bezig is met onderwerpen die
betrekking hebben op de religie. Ik
ben er van overtuigd dat de religie
belangrijk is voor velen. Het vijzelt
dé mensen op, geeft hun houvast in
moeilijke tijden. In de religie zoe
ken de mensen geborgenheid. Ik
geloof dat iedereen dat zoekt. Dat
is ons oer-instinct. Voor mij is de
natuur, het ruisen van de bomen
God".
Jeanot laat er op volgen: „Het be
langrijkste in het leven vind ik de
liefde tot je medemens. Dat moet.
centraal staan.
Job
Als ik Jeanot vraag of hij nog plan
nen heeft voor een werkstuk krijg
ik ten antwoord dat hij „heel
graag" een console zou willen ma
ken die Job als onderwerp heeft."
Job is zo 'n echt menselijke figuur.
door Mink van Rijsdijk
Er drong iemand zijn kamer binnen. Iemand die mompelde
en die hij niet verstond. Het irriteerde hem en maakte hem
onzeker. Wat moest die vent? Tot zijn verbazing merkte hij
dat de ander ook geïrriteerd raakte; hij constateerde dat uit
de ongeduldige manier waarop de man een bloeddrukmeter
tevoorschijn haalde. Een dokter dus. Vreemd hij had he
lemaal niet om een dokter gevraagd, hij voelde zich prima.
Nou ja, die versleten knie werd wel wat hinderlijk, maar hij
wist dat hij daar zonder zeuren mee moest leren leven. Zijn
gehoor ging hard achteruit de laatste tijd, maar wat wilde
hij. Zesentachtig was een mooie leeftijd en zoveel last had
hij van zijn doofheid toch niet. Hij genoot nog iedere dag
van zijn grammofoonplaten en de radio. Een beetje nijdig
werd hij wel toen die dokter dicht bij zijn oor riep dat hij
zijn jasje uit moest trekken. Waarom schreeuwde die kerel
zo? Hij wist warempel wel hoe een bloeddruk gemeten
moest worden. Wie zou eigenlijk bedacht hebben dat er in-,
eens die controle moest zijn? Hij had er niet om gevraagd
en vond het ook helemaal niet nodig.
Mokkend trok hij toch zijn jasje maar uit, er zat niet veel
anders op. Die dokter had zoiets dwingends en autoritairs.
Ruimte voor een vraag of een gesprek was er niet. Snel en
vakkundig werd de band om zijn arm gewikkeld en in het
ballonnetje geknepen. Voordat hij zelf een blik op de meter
kon werpen, werd het apparaat weer opgeruimd. De man
bracht zijn overhemd weer in orde, trok zijn jasje aan en
wachtte op de dingen die zouden komen maar die niet
kwamen. De dokter maakte een snelle notitie en verliet,
mompelend, zoals hij gekomen was de kamer.
Gek is lastig, dacht de man. Als ik vroeger zo onbeschoft
mijn patiënten bad behandeld, kon ik deze kamer beslist
niet iedere maand betalen. Maar omdat hij een opgewekt
karakter had en wilde genieten van iedere dag die hem nog
.lil»
wé X v
r* 'Ml
r
9nr
vDAG
Ie
gegeven was, zette hij het voorval van zich af. Hij schreef]
een lange brief aan zijn dochter in Afrika, die hij daarna
zelf naar het postkantoor bracht. Door het park wandelde
hij terug, een beetje gehaast, want klokslag twaalf werd
zijn eten gebracht en hij hield er niet van als dat koud was.
Tegen het meisje dat de maaltijd bracht zei hij: ,,'k Heb
trek. Wat kom je me voor lekkers brengen?"
Het was spinazie, vertelde het meisje opgewekt, maar ze-
voegde eraan toe: „Schrikt u maar niet, het is zoutloos. U
bent op dieet, de blqeddruk was te hoog."
Even piekte er een intense drift in hem op, maar hij beheer
ste zich vrijwel onmiddellijk. Wat zou hij lelijk doen tegen
dit kind, dat alleen maar knechtje was in het krankzinnige,
systeem van overheersing? „Zo zo," zei hij, „bloeddruk te
hoog? Zo zo."
Toen ze weg was haalde hij de zoutstrooier uit zijn kast. Hij
zou zich niet de wet laten voorschrijven, hij wist zelf wel
wat goed voor hem was. Die mompelende vlerk met zijn
bloeddrukmetertje kon de boom in. Op het moment dat hij
zijn maaltijd op smaak wilde brengen, viel de strooier uit
zijn hand. Hoeveel mensen had hij zelf niet een zoutloos
dieet gegeven? Maar nooit zo bot, zo hard. Toen nam hij de
zoutstrooier weer ter hand, maar gebruikte hem niet, hij
wilde redelijk blijven. Lusteloos draaide hij met zijn vork
door de spinazie. Hij voelde zich erg eenzaam en verdrie
tig.
Toen het meisje kwam om af te ruimen, was de man dood.
Voorzichtig nam ze de strooier uit de hand van de gestor
ven man, zette die terug in de kast. De gemorste zoutkorrel
tjes veegde ze van het dekservet. Niemand hoefde iets te
weten van die laatste kleine zonde, die weliswaar niet eens
bedreven was, maar dat kon zij niet weten. Lief bedoeld
was het zeker.
TER
ubli
re
;en:
Sar
kee:
fljds<
ragei
en
I? S
■B
in
Ren
ij.
üjk.'
n a;
an i
r Sa
Door W. F. Staf leu
Wie beïnvloedt wie in het publiciteitsveld? Is de televisie de grote smaakmaker van onze cultuur, c
krijgen we omgekeerd de media die „we" verdienen? Dat zijn vragen die, in allerlei bewoorl
dingen, druk besproken wordendenk aan de discussie over het in 1967 verschenen boek van Mc-|
Luhan, Mens en Media.
Nu is onlangs een boekje versche
nen van de filosoof R. C. Kwant,
„Gedrang rondom het podium",en
hij vindt inderdaad dat we de
krant, de weekbladen, radio, tele
visie en platen krijgen, die we heb
ben willen. Als miljoenen hetzelfde
willen, wordt die wü tot macht. Er
was een Duits „wij" dat het Hitier-
systeem droeg, tot aan de rand van
zijn afgrond. Er moge bij ons geen
massahysterie zijn, wij staan wel
massaal achter ons bestel, schrijft
Kwant.
Is er dan cultuurpolitiek ten aan
zien van het publiciteitsveld moge
lijk? Zeer zeker, maar dan in de
vorm van voorzichtig bijsturen,
niet in de vorm van despotisch di
rigisme. Een bescheiden benade
ring, typisch voor de sympatieke
denker die Kwant is. Voor een bui
tenstaander is hij bijzonder goed
op de hoogte en ook zijn voorbeel
den uit de krante- en tv-wereld zijn
up to date. Zo wijst hij op het z.i.
bijzondere feit dat de media .volks'
geworden zijn, en dat zij zich ook
op volkse wijze tot de elite richten.
Was vroeger het elitaire exemplair,
nu is het volkse exemplair gewor
den. Daardoor is een indrukwek
kende nivellering tot stand geko
men. Bij tv-uitzendingen met een
zeer grote kijkdichtheid kijken tal
loze mensen uit alle lagen der be
volking, ook velen die tot de cultu
rele elite behoren. Het gehele volk,
met elite en al, is één groot publiek
geworden. Er bestaat nog altijd
veel ongelijkheid in de maatschap
pij, maar in het zo belangrijke pu
bliciteitsveld overweegt de gelijk
heid. En wat dat zoal voor gevol
gen heeft het is de mQeite waard
dit in dit boekje na te lezen. Inclu
sief Kwants verfrissende kijk op
het mooie van de reclame.
Vrijheid
Een ander boekje over de publici
teit, speciaal over de vrijheid van
meningsuiting, is dan van dr Anne
van der Meiden en H. van Ommen,
onder de titel ,Jk herinner mij niet
u iets gevraagd te hebben". In het
eerste deel geeft Van Ommen een
evenwichtig en waardevol over
zicht van wat er op het gebied van
de uitingsvrijheid te doen is. Van
der Meiden bouwt daar in zijn bij
drage op voort. Zijn betoog loopt
uit op een pleidooi voor de uitings
vrijheid van het publiek, en die is
bij alle bezinning op en verdedi
ging van de persvrijheid weieens
in het gedrang gekomen.
Het is niet gering wat er allemaal
overhoop gehaald wordt, en Van
der Meidens wensenpakket liegt er
niet om. Een paar punten: hij vindt
dat de toegang tot de media voor
de burger desnoods wettig dient te
worden geregeld. Het recht op we
derwoord moet ook wettelijk wor
den ingevoerd, desnoods ook een
regeling voor rectificatie. Er moet
zelfs een „mentale overheidscon
trole" op de media komen. Menig
een zal, als hij dat leest, aan cen
suur denken, maar de schrijver no
teert er wel direct bij dat hij dat
niet bedoelt. De auteur vraagt om
pluriformiteit bij het weergeven
van opinies, en om beperking va
de vrijheid van ondervragers bif
interviews.
Waarom dat allemaal? Wel, medi|
zijn er voor gezamenlijk l
van zenders én ontvangers, en niej
bedoeld als machtsinstrument*
om met mensen te spelen. Van de|
Meiden bepleit dan ook een I
paalde mate van inspraak van he
publiek in de inhoud en vormge
ving van media. Hij wü bijvoor
beeld de rubriek „ingezonden stuk f
ken" tot een wezenlijk onderdee
van de krant maken. Hoopvolle te
kenen in die richting ziet hij biyHC
Trouw en NRC-Handelsblad. ooi
Nu zal de schrijver zeker nietden^
ken dat al zijn voorstellen ineens
en op korte termijn te verwezenlij
ken zijn. Trouwens, wat garandeof
ren zulke wettelijke maatregelensr I
In een ander verband wijst hij er
- mi. terecht op dat de zo gepre
zen openbaarheid bij de overhei<QU<
een aanfluiting wordt als je de bur-
ger overspoelt met een stroom vaigQ
gegevens, die hij toch niet kan ver
werken. De golf van openbare in*—
spraak luwt al, constateert v.d. j
Meiden. De vraag naar wezenlijke
inspraak neemt toe. En dat is wat--
anders dan: draai de knop maai^E]
om als het je niet bevalt. je
da
Gedrang rondom het podium,
door R. C. Kwant. Uitgave Weten#1
schappelijke Uitgeverij. Prijs 20. gc
Ik herinner mij niet u iets ge4tv
vraagd te hebben, door Anne vaater
der Meiden en H. van Ommen. U%hi
gave Boekencentrum, 148 blz^
ƒ20. frui
Vraag: Hoe komt het toch? Ik heb
al zo vaak een puzzel met een slag
zin opgelost en nog nooit iets ge
wonnen.
1*1,
Tt Hou,
vw
TW>UW
Antwoord: Uw slagzin zal wel aar
dig zijn geweest en ook de oplos
sing van de puzzel goed. maar u
was niet de enige en van een zo
groot aantal mededingers kan
slechts een klein gedeelte in de
prijzen vallen; slechts één krijgt de
hoofdprijs. Moed houden maar.
Tenslotte lost men puzzels niet uit
sluitend op om er prijzen mee te
winaen. maar ook om op een pret
tige manier bezig te zijn
Vraag: Bij een kloosterjubüeum
werden tijdens de gebruikelijke af-
scheidsspeeches een paar zeer ve
nijnige citaten van Voltaire zowel
gelanceerd als op een beminnelijke
en geestige manier weerlegd. He
laas konden noch de spreker iloch
anderen mij precies vertellen,
waar die citaten nu precies te vin
den zijn. Kunt u of een van de le
zers van uw rubriek mij helpen?
Hier volgen de citaten: In het
klooster komt men onbekend, leeft
men onbemind, sterft men on be
weend. Het klooster is de plaats,
waar men plechtig belooft op kos
ten van anderen te leven, zonder
tot nut te zijn.
Antwoord: Deze citaten zou men
in alle werken van Voltaire kun
nen vinden en u en ik weten, hoe
moeilijk het zoeken naar één be
paald citaat is bij een oeuvre dat in
een behoorlijk geoutüleerde biblio
theek al voldoende studiemate
riaal voor jaren biedt. Zoeken in
een Frans of andertalig citaten
boek heeft weinig zin: Voltaire ge
bruikt zeker drie verschillende be
namingen voor „klooster". Te za-
men met de zeer hulpvaardige bi
bliothecaresse van het liaison
Descartes" hebben we ons over uw
probleem gebogen en na geruime
tijd van zeer geïnteresseerde stu
die geconstateerd dat dit een vraag
is, die slechts door iemand beant
woord kan worden, die Voltaire
nauwkeurig bestudeerd heeft en
door en door kent of door iemand
die uit hoofde van een studieop
dracht dergelijke zaken moet uit
pluizen. Wij hopen dat onder onze
abonnees mensen zijn. die onze
emeritus pater en lezer hiermee
willen helpen. (Wat ons betreft:
voor ons Frans was het een heel
goede vraag.)
Vraag: Tijdens de nazomervakan
tie hebben we veel bramen geplukt
en het sap in flessen gedaan. De
bedoeling was dat we bramenwijn
zouden krijgen, maar het werd een
naar soort azijn. Het moet toch
kunnen?
Antwoord: Met het „inmaken" van
bramen en bosbes se nsap hebben
Vragen êcrv por briefJ zonden
naar: Uw probleem wit bet onze.
Postbus 507, Voorburg. Naam en
adres vermelden. Eén gulden aan
postzegels bijsluiten. Geheimhou
ding i» verzekerd.
we zelf droevige ervaringen gehad,
toen een fles explodeerde. De klap
was geweldig en de afschuwelijke
bende nog groter. Wie heel nauw
keurig alle voorschriften leest (en
ze toepast: uitgezwavelde flessen
enz.) zal. ook bij het gebruik van
een waterslot zo'n plof niet mee
hoeven te maken, maar er zijn
schimmels en bacteriën, die steeds
op de loer liggen om van het zo ver
langde wijntje iets wrangazijnigs
te maken. In het januarinummer
van Na Vijven, bladzij 51, wordt de
hele methode om thuis wijn te ma
ken, niet alleen van vruchten,
maar ook van brandnetels en wor
teltjes nog eens heel duidelijk uit
gelegd, compleet met handige
adressen.
Vraag: Nu en dan kom ik een ci
taat tegen_uit_ een boekje_ Joodse
Humor. Wie is de schrijver hier
van?
Antwoord: Waarschijnlijk bedoelt
u het boekje van die naam, ge
schreven door Salcia Landmann
(Van Ditmar 1962 Amsterdam).
Het boek (paperback, plm. 300 blz)
geeft een goede uiteenzetting over
en een inleiding op het fenomeen
Witz, een mengsel van tragiek, hu
mor en wijsheid, meer dan een
mop alleen. Aardige, spitse verha
len uit het huidige Israël worden
geschreven door Efraïm Kishon.
Veel van zijn boeken zijn ook in
het Nederlands verschenen en in
de boekhandel voorradig of te be
stellen.
Vraag: Kunt u mij een paar boek
jes noemen met vinnige en humo
ristische conférences niet oubol
lig en plat.
Antwoord: Liever noemen wij u
geen boekjes, want die moet u zelf
lezen. De werken van Annie M. G.
Schmidt, Carmiggelt, Godfried
Bomans, Ina v. d. Beugel, Henriët-
te van Eyck en vele andere Neder
landse auteurs, bieden keus ge
noeg. Verder zijn er de, vertaalde,
werken van Gallico, Aiken, Roald
Dahl. (Let wél op de in de meeste
boeken voorkomende opmerking,
over auteurs en opvoeringsrech-*
ten').
Vraag: De laatste weken zagen we
in verschülende kerken advents-
lichten, soms kaarsen op een rij en
soms in een soort van kroon. Hoe
hoort het eigenlijk? Is het niet een
roomse voorstelling, die wij heb
ben nagevolgd?
Antwoord: De eerste lichten/kaar
sen stonden in de Tempel van Sa
lomo, of nog eerder. Lees er Exo
dus maar eens op na. Op het eerste
pinksterfeest te Jeruzalem werd
profetie, die uitging van deze lid* k
ten, brandend in stüte, tot glori^ja
van God vervuld: Alle aanwezigeiWn
waren als brandende lichten, wan|jd
God wüde in hen neerdalen. Zo i»n
er alle eeuwen, door het branden^kt*
de licht, het symbool geweest vai&e
zuiverheid, verering, blijdschap eries
energie. In de hele Bijbel wordt zd ba
vaak over licht en lampen gesproj01-
ken, dat het geen wonder is, dal}10®
men in alle christelijke kerken
brandende kaarsen kan vinden|W€
Wat de adventstijd betreft: of de^
kaarsen nu in een rijtje stonde:
dan wel in een grote krans gestx
ken waren: Ook in Joodse gezin-^
nen wordt met het ontsteken va:
telkens één kaarsje meer het feestL'is
van de Vernieuwing van de Tem-fo
pel jaarlijks tot een belevenis ge
maakt. Als alle lichten branden is!
het feest. £k
Vraag: Enige tijd geleden lazerij^"
wij, dat een serie boeken v
schrijvers uit de derde wereld
het Nederlands worden uitgeg<
ven. Waar, wanneer, van wie ei
hoeveel?
Antwoord: Novib (Wereldvenster,
Baarn). Reeds twee van de twaalf,
verschenen. Van Sembene Ousma-r
ne (Senegal) Hugo Neita (Peru).] bj
Binnenkort Zuid-Afrika en F*akis- Ln
tan. Bij de boekhandel 12.50 gul-ide
den. Eenvoudige uitgave bij Nóvibf
7,50 gulden.