Voor Jeanot Bürgi bleef de ^trein stilstaan in Utrecht 1 r Uw probleem ook het onze Zo maar een oude man Gedrang rond het podium ^Jk ben altijd vrijbuitergeweestendatzal ikookwel blijven' door FRED LAMMERS DOORN 'Ik ben altijd een vrijbuiter geweest en dat zal ik ook wel blijven. Dat zit in je als je van Kozakken afstamt'. De beeldhouwer Jeanot Bürgi (36) zegt het een beetje spottend, maar diep in zijn hart is hij toch wel trots op dat Kozak- kenbloed, al heeft hij zelf geen •herinneringen aan de Oekraï ne, waar zijn ouders opgroei- .den. •Maar ik ben vast van plan er eens te gaan kijken', zegt Jeanot als we na een lange wandeling in de Doornse bossen onze verkleumde handen warmen aan een kom gloeiend hete koffie, zittend bij het kolenfornuis in de keuken van het landhuis, waar Jeanot en Liesbeth, de vrouw met wie hij sinds enige jaren samenwoont, huisbewaarder en manusje van alles zijn. Het huis staat midden in het bos, omgeven door een privé terrein van drie en een halve hectare met hoofdzake lijk naald bomen. Op de middag dat ik heb afgespro ken is Jeanot aan het houthakken. Met zijn indrukwekkende snor, een bontmuts op en laarzen aan maakt hij een echt Russische in druk. Jeanot stelt voor de bossen in te trekken. Spoedig zijn we op pad en krijg ik het verhaal te horen van zijn leven, dat tot nu toe niet altijd gemakkelijk is geweest. De moeilijkheden begonnen al kort na de geboorte van Jeanot, die toen nog Igor Boris Charduchin heette, Vader maakte deel uit van de internationale brigade tijdens de Spaanse burgeroorlog. In die jaren leerde hij moeder kennen, die in een veldhospitaal werkte. Mijn komst was een ongelukje, zo heb ik later begrepen. Toen ik werd geboren woonden mijn ou dera in Wenen, waar vader actief was met het uitgeven van een krantje voor Oekraïners, iets dat de Duitsers niet zinde. Twee maan den na mijn geboorte werden mijn ouders gearresteerd. Niemand weet wat er met hen is gebeurd. Na de oorlog zijn er nasporingen ge daan. Ze hebben niets opgeleverd. Het enige dat mij aan hen herin nert zijn wat foto's, een horloge aan een ketting en een hemd, dat mijn vader eens droeg. Mijn ou ders hadden mij kort voor hun ar restatie bij een vriend gebracht, een jurist in Wenen. Daar ben ik gebleven totdat ik in 1942 in een .staatskinderhuis werd geplaatst met ruim vierhonderd andere kin deren'. Uitschot Jeanot vond het er vreselijk. 'We werden zo'n beetje als het uitschot van het groot Duitse rijk be schouwd. We waren immers niet •arisch'. Meteen na de oorlog werd Jeanot naar Zwitserland gestuurd voor herstel omdat hij t.b.c. bleek te hebben. 'Het was een grote ver andering van de ruïnes in Wenen naar het land met de rinkelende koeien bellen, waar ik kennis maakte met mensen die niet mop perden en me niet sloegen. Ik kwam in een dorpje tussen Interla ken en Luzern in huis bij het kin derloze echtpaar Bürgi, werd door hen geadopteerd, en kreeg als doopnaam Johannes, een naam die later toen ik op kostschool was in Frankrijk werd veranderd in Jea not, de kleine Jan'. Over die kostschool vertelt Bürgi: „Die was ondergebracht in een oud kasteel en erg elitair. Ander half jaar ben ik er geweest Toen JEANOT BURGI in "de materie bedrukt mij" ben ik er op een nacht, in het na jaar van 1955, vandoor gegaan op de bijna nieuwe fiets van een van de broeders." Geruime tijd zwierf Jeanot door Frankrijk. Kunstacademie Eindelijk terug in Zwitserland kreeg hij weer tbc. „ik moest acht tien maanden kuren in Davos. In die tijd rijpte het plan beeldhou wer te worden. Met die gedachte liep ik al lang rond, maar ik had het nooit hardop durven uitspre ken. Na mijn ontslag uit het sana torium zette ik dit plan door. Mijn vader voelde er niets voor. Hij vond dat je alleen nuttige dingen in het leven moet doen en kunst is niet nuttig, zo redeneerde hij. Toen kwam het geld dat ik had gespaard, door in Davos zelfgemaakte porte- monneetjes te verkopen me goed .van pas om er de eerste tijd van mijn studie aan de kunstacademie in Luzern van te bekostigen. Na een jaar kreeg ik een leeropdracht van het stadsbestuur, hetgeen in hield dat ik twee middagen per week les ging geven. Daarmee ver diende ik ruim voldoende voor mijn collegegeld en alles wat ik verder nodig had." De komst van een nieuwe profes sor met wie Jeanot het niet kon vinden, was er aanleiding voor dat hij de academie vaarwel zei om in Californië bij een oom te gaan wer ken. „Op 5 april 1962 nam ik de trein van Luzern naar Rotterdam, waar ik op de boot zou gaan. Mijn trein stopte ook in Utrecht en bij het horen van die naam bedacht ik ineens dat in die stad een meisje woonde, dat ik goed kende uit Da- vos. Er gaan veel treinen naar Rot terdam. Waarom zou ik haar dus niet even gaan opzoeken. Ik ben uitgestapt en de mij toen vreemde stad ingegaan, waar het die dag af grijselijk regende." Voor Jeanot kwam er echter geen volgende trein. „In Utrecht vond ik het al gauw zo leuk, dat ik besloot mijn vertrek naar Amerika nog maar wat uit te stellen. Ik stuurde mijn oom een telegram: ,Jk kom later, nader bericht volgt" en ging in Utrecht een baantje zoeken als beeldhouwer. Daarin slaagde ik spoedig. Ik mocht voor de gemeen te consoles maken voor de lan taarns, die langs de grachten staan. In Utrecht kreeg Bürgi al gauw de naam van stadsbeeldhouwer, al heeft die functie nooit officieel be staan. Niet alleen voor de gemeen te werkte hij; Zo maakte Jeanot een groot wandreliëf voor de Bea- trixhal van de Jaarbeurs. Ook uit andere delen van het land kwamen belangrijke opdrachten, variërend van restauratiewerkzaamheden tot het maken van orgelfronten. Niet gelukkig Het ging Bürgi als beeldhouwer bijzonder goed. ,Jk kreeg leerlin gen, had op den duur zelfs twee ateliers, exposeerde regelmatig, trouwde en werd een gesettled man. Er waren jaren dat ik een om zet had van een half müjoen gul den. Dat ging zo door tot 1972. Toen begon ik te beseffen dat ik niet meer gelukkig was. Kort tevo ren hadden we ons huis in Vrees wijk van de hand gedaan, omdat mijn vrouw niet buiten het stadsle ven kon. en ons geïnstalleerd in een mooi huis in het Utrechtse Wü- helminapark. Als ik 's avonds in een leren fauteuil zat en rondkeek in onze luxe ingerichte woning vol dure meubelen en Perzische tapij ten en mijn vrouw zag in ensem bles van Max Heymans met allerlei kostbare sieraden dacht ik vaak: wat ben je aan het doen, waar gaat dat heen? Ik werd me er van be wust dat ik gelukkiger was ge weest in die eerste tijd in Utrecht, in het kamertje waar de inventaris bestond uit een matras en een paar kistjes en ik om te eten eens in de week een groot pak spaghetti kocht." „Mijn vrouw kon dat niet begrij pen. Zij dacht er totaal anders over. Het gevolg was dat ons huwe lijk stuk liep. Het gaf mij een schok. Dagenlang heb ik me opge sloten in mijn atelier met de luiken dicht Ik ging stuff gebruiken en aan de drank. Omdat verder gaan voor mij toch geen zin meer had dacht ik er zelfs over een eind aan mijn leven te maken... en toen kwam Liesbeth." Dat is het niet „Zij heeft er voor gezórgd dat ik het weer zag zitten. Ik ben over mijn leven gaan nadenken en tot de conclusie gekomen dat de mate rie mij bedrukt en ongelukkig maakt. Rijkdom en roem zijn niet de dingen die je leven inhoud ge ven. Ik heb dat allemaal gehad, maar kan uit ervaring zeggen: dat is het niet. Ik heb een afkeer van bezit gekregen. Als je je daaraan hecht loop je de kans dat het je ziel gaat overwoekeren. Ik heb nu vrij wel geen bezit meer. Alles wat ik had heb ik aan mijn ex-vrouw ge geven. Niets te bezitten geeft een heerlijk gevoel. Je hoeft je dan geen zorgen te maken over een economische crisis en de financiële gevolgen er van. Geen moeten 'Beeldhouwen is voor Jeanot „een passie" gebleven, maar het is geen moeten meer. Ik kan nu rustig uit een stuk hout, dat is bestemd voor het fornuis, op een avond een beest of iets anders snijden. Niet voor exposities, maar gewoon voor me zelf of om het weg te geven aan mensen, van wie ik denk ze er een plezier mee te doen. Ik vind het heerlijk «lat mijn werkstukken niet langer alleen maar in deftige sa lons staan als onderdeel van een kunstcollectie, maar ook in heel gewone huizen waar mensen er da gelijks van genieten, zoals van de houten kat die ik een poos geleden voor 75 gulden, een fractie van het geen die waard is, heb verkocht aan een vrouw die erg bedroefd was omdat zij haar poes niet mee kon nemen naar het bejaardencen trum." Jeanot vindt zelf het werkstuk, waarop hij het meest is gesteld, het verrijzeniskruis, dat hij in 1970 maakte voer de oud-katholieke be graafplaats in Utrecht. „Hoewel ik niet religieus ben in de traditionele zin besef ik dat ik vaak met religie bezig ben. Liesbeth en ik praten er samen ook veel-over. Ik doe graag religieuze onderwerpen. Kunst is altijd een middel geweest om God te loven en te prijzen. Een kunste naar komt eigenlijk nergens tot zulke grote hoogten dan wanneer hij bezig is met onderwerpen die betrekking hebben op de religie. Ik ben er van overtuigd dat de religie belangrijk is voor velen. Het vijzelt dé mensen op, geeft hun houvast in moeilijke tijden. In de religie zoe ken de mensen geborgenheid. Ik geloof dat iedereen dat zoekt. Dat is ons oer-instinct. Voor mij is de natuur, het ruisen van de bomen God". Jeanot laat er op volgen: „Het be langrijkste in het leven vind ik de liefde tot je medemens. Dat moet. centraal staan. Job Als ik Jeanot vraag of hij nog plan nen heeft voor een werkstuk krijg ik ten antwoord dat hij „heel graag" een console zou willen ma ken die Job als onderwerp heeft." Job is zo 'n echt menselijke figuur. door Mink van Rijsdijk Er drong iemand zijn kamer binnen. Iemand die mompelde en die hij niet verstond. Het irriteerde hem en maakte hem onzeker. Wat moest die vent? Tot zijn verbazing merkte hij dat de ander ook geïrriteerd raakte; hij constateerde dat uit de ongeduldige manier waarop de man een bloeddrukmeter tevoorschijn haalde. Een dokter dus. Vreemd hij had he lemaal niet om een dokter gevraagd, hij voelde zich prima. Nou ja, die versleten knie werd wel wat hinderlijk, maar hij wist dat hij daar zonder zeuren mee moest leren leven. Zijn gehoor ging hard achteruit de laatste tijd, maar wat wilde hij. Zesentachtig was een mooie leeftijd en zoveel last had hij van zijn doofheid toch niet. Hij genoot nog iedere dag van zijn grammofoonplaten en de radio. Een beetje nijdig werd hij wel toen die dokter dicht bij zijn oor riep dat hij zijn jasje uit moest trekken. Waarom schreeuwde die kerel zo? Hij wist warempel wel hoe een bloeddruk gemeten moest worden. Wie zou eigenlijk bedacht hebben dat er in-, eens die controle moest zijn? Hij had er niet om gevraagd en vond het ook helemaal niet nodig. Mokkend trok hij toch zijn jasje maar uit, er zat niet veel anders op. Die dokter had zoiets dwingends en autoritairs. Ruimte voor een vraag of een gesprek was er niet. Snel en vakkundig werd de band om zijn arm gewikkeld en in het ballonnetje geknepen. Voordat hij zelf een blik op de meter kon werpen, werd het apparaat weer opgeruimd. De man bracht zijn overhemd weer in orde, trok zijn jasje aan en wachtte op de dingen die zouden komen maar die niet kwamen. De dokter maakte een snelle notitie en verliet, mompelend, zoals hij gekomen was de kamer. Gek is lastig, dacht de man. Als ik vroeger zo onbeschoft mijn patiënten bad behandeld, kon ik deze kamer beslist niet iedere maand betalen. Maar omdat hij een opgewekt karakter had en wilde genieten van iedere dag die hem nog .lil» wé X v r* 'Ml r 9nr vDAG Ie gegeven was, zette hij het voorval van zich af. Hij schreef] een lange brief aan zijn dochter in Afrika, die hij daarna zelf naar het postkantoor bracht. Door het park wandelde hij terug, een beetje gehaast, want klokslag twaalf werd zijn eten gebracht en hij hield er niet van als dat koud was. Tegen het meisje dat de maaltijd bracht zei hij: ,,'k Heb trek. Wat kom je me voor lekkers brengen?" Het was spinazie, vertelde het meisje opgewekt, maar ze- voegde eraan toe: „Schrikt u maar niet, het is zoutloos. U bent op dieet, de blqeddruk was te hoog." Even piekte er een intense drift in hem op, maar hij beheer ste zich vrijwel onmiddellijk. Wat zou hij lelijk doen tegen dit kind, dat alleen maar knechtje was in het krankzinnige, systeem van overheersing? „Zo zo," zei hij, „bloeddruk te hoog? Zo zo." Toen ze weg was haalde hij de zoutstrooier uit zijn kast. Hij zou zich niet de wet laten voorschrijven, hij wist zelf wel wat goed voor hem was. Die mompelende vlerk met zijn bloeddrukmetertje kon de boom in. Op het moment dat hij zijn maaltijd op smaak wilde brengen, viel de strooier uit zijn hand. Hoeveel mensen had hij zelf niet een zoutloos dieet gegeven? Maar nooit zo bot, zo hard. Toen nam hij de zoutstrooier weer ter hand, maar gebruikte hem niet, hij wilde redelijk blijven. Lusteloos draaide hij met zijn vork door de spinazie. Hij voelde zich erg eenzaam en verdrie tig. Toen het meisje kwam om af te ruimen, was de man dood. Voorzichtig nam ze de strooier uit de hand van de gestor ven man, zette die terug in de kast. De gemorste zoutkorrel tjes veegde ze van het dekservet. Niemand hoefde iets te weten van die laatste kleine zonde, die weliswaar niet eens bedreven was, maar dat kon zij niet weten. Lief bedoeld was het zeker. TER ubli re ;en: Sar kee: fljds< ragei en I? S ■B in Ren ij. üjk.' n a; an i r Sa Door W. F. Staf leu Wie beïnvloedt wie in het publiciteitsveld? Is de televisie de grote smaakmaker van onze cultuur, c krijgen we omgekeerd de media die „we" verdienen? Dat zijn vragen die, in allerlei bewoorl dingen, druk besproken wordendenk aan de discussie over het in 1967 verschenen boek van Mc-| Luhan, Mens en Media. Nu is onlangs een boekje versche nen van de filosoof R. C. Kwant, „Gedrang rondom het podium",en hij vindt inderdaad dat we de krant, de weekbladen, radio, tele visie en platen krijgen, die we heb ben willen. Als miljoenen hetzelfde willen, wordt die wü tot macht. Er was een Duits „wij" dat het Hitier- systeem droeg, tot aan de rand van zijn afgrond. Er moge bij ons geen massahysterie zijn, wij staan wel massaal achter ons bestel, schrijft Kwant. Is er dan cultuurpolitiek ten aan zien van het publiciteitsveld moge lijk? Zeer zeker, maar dan in de vorm van voorzichtig bijsturen, niet in de vorm van despotisch di rigisme. Een bescheiden benade ring, typisch voor de sympatieke denker die Kwant is. Voor een bui tenstaander is hij bijzonder goed op de hoogte en ook zijn voorbeel den uit de krante- en tv-wereld zijn up to date. Zo wijst hij op het z.i. bijzondere feit dat de media .volks' geworden zijn, en dat zij zich ook op volkse wijze tot de elite richten. Was vroeger het elitaire exemplair, nu is het volkse exemplair gewor den. Daardoor is een indrukwek kende nivellering tot stand geko men. Bij tv-uitzendingen met een zeer grote kijkdichtheid kijken tal loze mensen uit alle lagen der be volking, ook velen die tot de cultu rele elite behoren. Het gehele volk, met elite en al, is één groot publiek geworden. Er bestaat nog altijd veel ongelijkheid in de maatschap pij, maar in het zo belangrijke pu bliciteitsveld overweegt de gelijk heid. En wat dat zoal voor gevol gen heeft het is de mQeite waard dit in dit boekje na te lezen. Inclu sief Kwants verfrissende kijk op het mooie van de reclame. Vrijheid Een ander boekje over de publici teit, speciaal over de vrijheid van meningsuiting, is dan van dr Anne van der Meiden en H. van Ommen, onder de titel ,Jk herinner mij niet u iets gevraagd te hebben". In het eerste deel geeft Van Ommen een evenwichtig en waardevol over zicht van wat er op het gebied van de uitingsvrijheid te doen is. Van der Meiden bouwt daar in zijn bij drage op voort. Zijn betoog loopt uit op een pleidooi voor de uitings vrijheid van het publiek, en die is bij alle bezinning op en verdedi ging van de persvrijheid weieens in het gedrang gekomen. Het is niet gering wat er allemaal overhoop gehaald wordt, en Van der Meidens wensenpakket liegt er niet om. Een paar punten: hij vindt dat de toegang tot de media voor de burger desnoods wettig dient te worden geregeld. Het recht op we derwoord moet ook wettelijk wor den ingevoerd, desnoods ook een regeling voor rectificatie. Er moet zelfs een „mentale overheidscon trole" op de media komen. Menig een zal, als hij dat leest, aan cen suur denken, maar de schrijver no teert er wel direct bij dat hij dat niet bedoelt. De auteur vraagt om pluriformiteit bij het weergeven van opinies, en om beperking va de vrijheid van ondervragers bif interviews. Waarom dat allemaal? Wel, medi| zijn er voor gezamenlijk l van zenders én ontvangers, en niej bedoeld als machtsinstrument* om met mensen te spelen. Van de| Meiden bepleit dan ook een I paalde mate van inspraak van he publiek in de inhoud en vormge ving van media. Hij wü bijvoor beeld de rubriek „ingezonden stuk f ken" tot een wezenlijk onderdee van de krant maken. Hoopvolle te kenen in die richting ziet hij biyHC Trouw en NRC-Handelsblad. ooi Nu zal de schrijver zeker nietden^ ken dat al zijn voorstellen ineens en op korte termijn te verwezenlij ken zijn. Trouwens, wat garandeof ren zulke wettelijke maatregelensr I In een ander verband wijst hij er - mi. terecht op dat de zo gepre zen openbaarheid bij de overhei<QU< een aanfluiting wordt als je de bur- ger overspoelt met een stroom vaigQ gegevens, die hij toch niet kan ver werken. De golf van openbare in*— spraak luwt al, constateert v.d. j Meiden. De vraag naar wezenlijke inspraak neemt toe. En dat is wat-- anders dan: draai de knop maai^E] om als het je niet bevalt. je da Gedrang rondom het podium, door R. C. Kwant. Uitgave Weten#1 schappelijke Uitgeverij. Prijs 20. gc Ik herinner mij niet u iets ge4tv vraagd te hebben, door Anne vaater der Meiden en H. van Ommen. U%hi gave Boekencentrum, 148 blz^ ƒ20. frui Vraag: Hoe komt het toch? Ik heb al zo vaak een puzzel met een slag zin opgelost en nog nooit iets ge wonnen. 1*1, Tt Hou, vw TW>UW Antwoord: Uw slagzin zal wel aar dig zijn geweest en ook de oplos sing van de puzzel goed. maar u was niet de enige en van een zo groot aantal mededingers kan slechts een klein gedeelte in de prijzen vallen; slechts één krijgt de hoofdprijs. Moed houden maar. Tenslotte lost men puzzels niet uit sluitend op om er prijzen mee te winaen. maar ook om op een pret tige manier bezig te zijn Vraag: Bij een kloosterjubüeum werden tijdens de gebruikelijke af- scheidsspeeches een paar zeer ve nijnige citaten van Voltaire zowel gelanceerd als op een beminnelijke en geestige manier weerlegd. He laas konden noch de spreker iloch anderen mij precies vertellen, waar die citaten nu precies te vin den zijn. Kunt u of een van de le zers van uw rubriek mij helpen? Hier volgen de citaten: In het klooster komt men onbekend, leeft men onbemind, sterft men on be weend. Het klooster is de plaats, waar men plechtig belooft op kos ten van anderen te leven, zonder tot nut te zijn. Antwoord: Deze citaten zou men in alle werken van Voltaire kun nen vinden en u en ik weten, hoe moeilijk het zoeken naar één be paald citaat is bij een oeuvre dat in een behoorlijk geoutüleerde biblio theek al voldoende studiemate riaal voor jaren biedt. Zoeken in een Frans of andertalig citaten boek heeft weinig zin: Voltaire ge bruikt zeker drie verschillende be namingen voor „klooster". Te za- men met de zeer hulpvaardige bi bliothecaresse van het liaison Descartes" hebben we ons over uw probleem gebogen en na geruime tijd van zeer geïnteresseerde stu die geconstateerd dat dit een vraag is, die slechts door iemand beant woord kan worden, die Voltaire nauwkeurig bestudeerd heeft en door en door kent of door iemand die uit hoofde van een studieop dracht dergelijke zaken moet uit pluizen. Wij hopen dat onder onze abonnees mensen zijn. die onze emeritus pater en lezer hiermee willen helpen. (Wat ons betreft: voor ons Frans was het een heel goede vraag.) Vraag: Tijdens de nazomervakan tie hebben we veel bramen geplukt en het sap in flessen gedaan. De bedoeling was dat we bramenwijn zouden krijgen, maar het werd een naar soort azijn. Het moet toch kunnen? Antwoord: Met het „inmaken" van bramen en bosbes se nsap hebben Vragen êcrv por briefJ zonden naar: Uw probleem wit bet onze. Postbus 507, Voorburg. Naam en adres vermelden. Eén gulden aan postzegels bijsluiten. Geheimhou ding i» verzekerd. we zelf droevige ervaringen gehad, toen een fles explodeerde. De klap was geweldig en de afschuwelijke bende nog groter. Wie heel nauw keurig alle voorschriften leest (en ze toepast: uitgezwavelde flessen enz.) zal. ook bij het gebruik van een waterslot zo'n plof niet mee hoeven te maken, maar er zijn schimmels en bacteriën, die steeds op de loer liggen om van het zo ver langde wijntje iets wrangazijnigs te maken. In het januarinummer van Na Vijven, bladzij 51, wordt de hele methode om thuis wijn te ma ken, niet alleen van vruchten, maar ook van brandnetels en wor teltjes nog eens heel duidelijk uit gelegd, compleet met handige adressen. Vraag: Nu en dan kom ik een ci taat tegen_uit_ een boekje_ Joodse Humor. Wie is de schrijver hier van? Antwoord: Waarschijnlijk bedoelt u het boekje van die naam, ge schreven door Salcia Landmann (Van Ditmar 1962 Amsterdam). Het boek (paperback, plm. 300 blz) geeft een goede uiteenzetting over en een inleiding op het fenomeen Witz, een mengsel van tragiek, hu mor en wijsheid, meer dan een mop alleen. Aardige, spitse verha len uit het huidige Israël worden geschreven door Efraïm Kishon. Veel van zijn boeken zijn ook in het Nederlands verschenen en in de boekhandel voorradig of te be stellen. Vraag: Kunt u mij een paar boek jes noemen met vinnige en humo ristische conférences niet oubol lig en plat. Antwoord: Liever noemen wij u geen boekjes, want die moet u zelf lezen. De werken van Annie M. G. Schmidt, Carmiggelt, Godfried Bomans, Ina v. d. Beugel, Henriët- te van Eyck en vele andere Neder landse auteurs, bieden keus ge noeg. Verder zijn er de, vertaalde, werken van Gallico, Aiken, Roald Dahl. (Let wél op de in de meeste boeken voorkomende opmerking, over auteurs en opvoeringsrech-* ten'). Vraag: De laatste weken zagen we in verschülende kerken advents- lichten, soms kaarsen op een rij en soms in een soort van kroon. Hoe hoort het eigenlijk? Is het niet een roomse voorstelling, die wij heb ben nagevolgd? Antwoord: De eerste lichten/kaar sen stonden in de Tempel van Sa lomo, of nog eerder. Lees er Exo dus maar eens op na. Op het eerste pinksterfeest te Jeruzalem werd profetie, die uitging van deze lid* k ten, brandend in stüte, tot glori^ja van God vervuld: Alle aanwezigeiWn waren als brandende lichten, wan|jd God wüde in hen neerdalen. Zo i»n er alle eeuwen, door het branden^kt* de licht, het symbool geweest vai&e zuiverheid, verering, blijdschap eries energie. In de hele Bijbel wordt zd ba vaak over licht en lampen gesproj01- ken, dat het geen wonder is, dal}10® men in alle christelijke kerken brandende kaarsen kan vinden|W€ Wat de adventstijd betreft: of de^ kaarsen nu in een rijtje stonde: dan wel in een grote krans gestx ken waren: Ook in Joodse gezin-^ nen wordt met het ontsteken va: telkens één kaarsje meer het feestL'is van de Vernieuwing van de Tem-fo pel jaarlijks tot een belevenis ge maakt. Als alle lichten branden is! het feest. £k Vraag: Enige tijd geleden lazerij^" wij, dat een serie boeken v schrijvers uit de derde wereld het Nederlands worden uitgeg< ven. Waar, wanneer, van wie ei hoeveel? Antwoord: Novib (Wereldvenster, Baarn). Reeds twee van de twaalf, verschenen. Van Sembene Ousma-r ne (Senegal) Hugo Neita (Peru).] bj Binnenkort Zuid-Afrika en F*akis- Ln tan. Bij de boekhandel 12.50 gul-ide den. Eenvoudige uitgave bij Nóvibf 7,50 gulden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1976 | | pagina 6