erlangen naar vroeger p monsterexpositie jefrLast tnwwbuA leve als circusjongen, terreur van de vorm Licht in het jazz-duister van de jaren veertig ymbolisten in Boymans DEFENSE DAFFICHER ^RTEtRDAG 22 NOVEMBER 1975 KUNST TROUW/KWARTET 19 at, nscW ie"vi or G Kruis verd jarenlang gehanteerd jepaalde tentoonstellingen kig belangstelling trokken: pelvrees. En telkens even ïten als de bezoekers bij een re gelegenheid weer toe- t Mamden. Maar drempelvrees |een verschijnsel zijn, dat al- stemaar periodiek optreedt, het iat, of het bestaat niet. Drem- tees is, om kort te gaan, on- 1,s een ®xPositie niet goed is dat alleen maar als gevolg ien gebrek aan interesse bij iubliek. ft hl 561 Ams useumwereld is een excuus stra igen tsem. t SuW je belangstelling er isopge- is blijkt dat drempels heie geen onoverkomelijke hin- Ovgp ssen zijn, maar dat het hoog- e Ka id k°st om er overheen te ko- het omdat je moet wachten tot je de beurt bent. Daarom staan duldig in de rij om in spiegel- n door planken met gaatjes te n op de Anamorfose-tentoon- "\7(ng in het Amsterdamse Rijks- um, vooral ook omdat het een lige belevenis is met kermisal- aarom ziet het zwart van de ^v-ien in het Rotterdamse Mu- Boymans-Van Beuningen, die tentoonstelling daar symbolisme in Europa" al den geleden met fanfare-ge werd aangekondigd als „the show on earth". En waar- nder genlijkniet? opgei talg ie ad 0 och wel wat: bijna 300 werken wa|86 kunstenaars uit 17 landen, p zijlen in de roos in deze periode nbaa 'in de nostalgie naar het verle- die veer eens even hoogtij viert, tl he >u wat modieus aandoen als nans al niet jaren achtereen °°s acht had besteed aan de grote - zichtbare werkelijkheid, maar als een, één van, de mogelijkheden de gevoelens van het eigen innerlijk uit te drukken: hun afbeeldingen betekenden dus eigenlijk niet wat ze voorstelden. d ecl nin2en van het surrealisme, Een schilderij van een mooie jonge kjj z nagisch realisme en aan het vrouw met een harp, een lier of een we) realisme van onze eigen pauw, heette dan „Lente", of met andere attributen „De zee", „De rol zif': rde, rte geb uizf ners grijp die or de ini ninj niei dt hog 1 limde paalde) sociale groepen van die tijd. Verminkt verleden Volgens de Joegoslavische kunst historicus Celetonovic dienen we alle, ook de later miskende werken van dit tijdperk opnieuw in de be schouwing te betrekken om geen verminkt artistiek verleden over te houden. En dat is nu dus gebeurd in Boymans. Maar ook met dit soort overzichten-van-toen moet je uitermate voorzichtig omspringen. Boven, Alexander Seon* „De weeklacnt van Orpheus" 1896 Links, Gustave Moreau: „Jason" 1865 De samenstellers immers zijn men- eeuw al hard op weg was naar de sen van deze tijd, die oordelen en abstractie. kijken met de ogen van deze tijd. >n Tentoonstelling, die al een week Zo krijg ik echt wel enigszins de in- na de opening een groot succes druk dat een en ander hier té se- blijkt te zijn. Natuurlijk heeft de rieus benaderd is. In vergelijk na- uitgebreide publiciteit daarmee te melijk met veel andere symboli- maken. En lokkertjes, zoals een sche kunstwerken, die ik door de complete Oosthoekencyclopedie jaren elders gezien heb, al was het voor iedere 10.000ste bezoeker, maar in reproduktie, zit hier ge- Maar dat is het niet alleen, woonweg te veel „goed" tussen, is geloof zelf niet dat het symbolis- de sfeer te weinig broeierig, zie je me als zodanig er ook maar iets te vaak alleen maar elegant ge- mee te maken heeft, zelfs niet de schilderde (dat wèl)^ wat ^opper- decadentie ervan die nog altijd iets J,WÊ' J É"1" aantrekkelijks schijnt te hebben. Als je ziet, hoe de mensen staan sa- door Rud Niemans vlakkige pathetische dramatiek. Gekuist. Alles bij elkaar is het toch een beetje gekuiste voorstelling van za ken, die je hier krijgt van het sym bolisme als zodanig. mengedrongen bij dat verder wei nig interessante schilderij „Maria" van Strathmann, vol bewondering, vooral voor de stofuitdrukking van haar onderkleed, dan pas begin je e sei iwens, het symbolisme staat al sr spp een poosje in de belangstel- was een expositie van symbolisten in Londen, Duitsers in Groningen (Het ïim) en van Belgen in Parijs. :e aspecten van een bewogen eging die nu samengevoegd tot een overigens verre van olex geheel. Want het symbo- e was geen schildersstijl, het m Af niet om de manier waaróp ge- _OÜderd werd, maar om de idee. 't een reactie op de ,,1'art pour de kunst-om-de-kunstge- W/tfite, op het naturalisme en het "ressionisme. symbolisten zagen de kunst alleen meer als een imita- of een interpretatie van de hoop" al naar gelang hetgeen de kunstenaars zich bij het schilderen voor de geest hadden. Op een der gelijke wijze werden andere ab stracte begrippen als „Melancho lie", „Eenzaamheid", „Ondeugd", „Dood" weergegeven met behulp van beelden uit de werkelijkheid en onderwerpen uit de bijbel, de mythologie of de mystiek waarbij de bedoeling voorstond het onzien- bare zichtbaar te maken. Toen niet Er gaat een heleboel door je heen tijdens een bezoek aan deze groots opgezette tentoonstelling. Stel je voor, denk je, dat ze iets dergelijks een jaar of tien, vijftien geleden georganiseerd zouden hebben. Want van veel, wat nu in Rotter dam hangt, leerde je toen dat het er niet behóórde te hangen. Afge zien van het werk van een aantal groten, en nu noem ik alleen maar de allerbekendsten, als Ensor, Min ne, Van de Woestijne, Bernard, De- nis, Fantin-Latour, Gauguin, Mail lol, Puvis de Chavannes, Redon, Whistler, Munch, Derkinderen en Toorop. Dat van de meeste hier aanwezige anderen was dan ook successievelijk in de depots van de musea verdwenen. Toch behoorden die toen ook tot de groten van hun land, van hun tijd soms zelfs. Hun namen ston den vetgedrukt in de catalogussen van de Salons en hun schilderijen kwamen vandaar in de salons van de gezeten burgerij of in de musea terecht. Een kunst dus die toen, zo wel door de officiële kunstwereld als door het publiek in hoge mate werd gewaardeerd. Waaruit blijkt, dat de onderwerpen, de opvattin gen en de techniek van deze schil ders sterk verbonden waren met het leven van (in ieder geval: be- NU IN ÉÉN BAND 3 BOEIENDE ROMANS Dat mondt uit in een, dat ben ik me Y" te YpPj"' Is v°or terdege bewust, wonderlijke kri- Yn heel £™ot deel de bewonde- tiek: deze tentoonstelling is zonder ™°r het metier, voor het vak- meer te smaakvol samenge- ma°s=hap' «^Nederlanders steld toch kennelijk heel diep in het Daarom wellicht zijn er wèl area- kloed zit En laten we nu ook ver- dische landschappen van Ferdi- der maar eens heel eerlijk wezen nand Keiler maar bijvoorbeeld en dat geldt dan ook nog eens een niet de gekruisigde martelaressen k«r voor de kenners): wie bekijkt van Albert von Keller. Daarom is met graag mooie plaatjes. Hans Makart er waarschijnlijk - niet en daarom is Franz von Stück er alleen maar met een verre van afschrikwekkende „Zinnelijk heid" en een eigenlijk mooi portret je, en niet met dat doek waardoor hij zo beroemd werd, de Paradijs wachter, een engel met een bran dend zwaard, van het type, dat je, maar dan zonder vleugels, later ge regeld in de kunst van het Derde Rijk tegenkwam. 'n Tegenstrijdig gedoe, 'n moeilijke tentoonstelling om op een dergelij ke manier te benaderen. Er is een andere manier: lekker kijken naar al die dingen, die geweest zijn. Want dat is het. Soms doe je dat verbaasd en wat lacherig, want als het om geëxalteerd heid ging, kon den ze er toen wat van. Neem nou die enge keukenmeid van de be roemde Rosetti, hoe overdreven, hoe fondantachtig komt dat nu al lemaal over, maar kijk óók naar „Het blinde huis" van (de mij vol komen onbekende) William Degou- ve de Nungues: wat een geweldig schilderij. Over de echte groten had ik het al: een geweldenaar als Edvard Munch, die met Whistier, Redon en Van de Woestijne, voor mij tot de toppers van deze tentoonstelling behoren. Maar ook verrassingen zoals Da Volpedo, eerder een naïef dan een echte symbolist of een kunstenaar als Mackintosh, die in de jaren negentig van de vorige Irt deze omnibus vindt u 3 ftjmans waarmee Jef Last bewezen heeft een talentvol prozaschrijver en een uitnemend verteller te zijn. „Elfstedentocht", „Zuiderzee" en „Het eerste schip op de Newa". Boeiende tekening van karakteristiek Nederlands volksleven, van mensen in hun vreugden en hun levensstrijd. 560 blz. f 27,50. In de boekhandel. J. VEEN - WAGENINGEN De Franse platenserie 'Jazz Antho logies' van Musidisc heeft gaande weg gigantische afmetingen aan genomen en het eind is nog niet in zicht. Puttend uit talrijke, vaak obscure bronnen, private labels, V- Discs, radiotranscripties etc. wer pen de aangenaam geprijsde Ip's 12,50) vooral licht in de scheme ring van de jazz jaren '40. Ander half jaar na ons werden de VS door de overval op Pearl Harbor wreed in de kring van vechtenden getrokken en kwamen ook vele jazzmusici onder de wapenen. Ge durende '40-45 ontgingen ons in be zet Europa alle muzikale ontwik kelingen. Jazz was immers één der vele zaken waarover de bezetter zijn banvloek had uitgesproken. Direct na de bevrijding werd de kennis van de Nederlandse jazzfan bijgespijkerd o.m. door 20 minuu tjes 'Swing Sweet' (VARA) en door peperdure 25cm-schellakjes van de officiële platenbranche. Pas veel later werd duidelijk, dat daarmee eigenlijk slechts het topje van de ijsberg zichtbaar werd. Van het verrassend vele, dat daarónder toch bewaard bleef, redigeerde Musidisc een aanvullend, realis tisch klankbeeld. Grote (Revolu ties in de jazz- en popmuziek wer den pas echt gemeengoed via het allergaafste eindprodukt, uitge dacht en uitgezweten in opname studio's, waar de 'stress' van de 3 minutenbarrière de improviseren de jazzmusicus tot een soort crea tieve explosie dwong. Die discipline zat er overigens zó in, dat de nu uitgebrachte frag menten van radiouitzendingen een niet eens zoveel hoger duurgemid- delde vertonen. Het begrip 'live're- cording-concerten met een alert reagerend publiek opgenomen, duikt in vele Musidisc-lp's op als een frappant anachronisme, een technisch foefje, dat in muzikaal opzicht de idolen van toen soms wel met een smak van hun Olym pus doet vallen. •BIG STARS' Ook de 'big stars' waren musici om den brode, puike weliswaar, maar .eent< ümgi :$oor T. van Deel allei leven i, na terui verb In da)rm en inhoud. Wie iets wil zeggen Reves nieuwste boek kan dunkt nauwelijks om die woorden heen. iliswaar is ons altijd geleerd dat in ede literatuur vorm en inhoud één *33 maar dat neemt niet weg dat er irijvers zijn voor wie de vorm lofdzaak is en schrijvers die het au de id om de inhoud gaat. Iedereen die Zolpijft, maar ook iedereen die leest, nt het probleem. De schrijvers wor- 'len ermee als zij naar nieuwe vor- zoeken (en dus naar nieuwe in- uden), of andersom, al naar gelang in instelling. De lezers ervaren het s zij méér werk van één auteur ter Ind nemen: ze zien soms zelfs hoe In vorm (of een inhoud) zich consoli- lert en loos, vervelend cliché wordt. ie „Een Circusjongen" van Reve leest, pet zich die vorm-inhoud problematiek fel bewustmaken. Het is duidelijk dat eve de laatste jaren zozeer verdiept is kaakt in de perfectionering van één be- ialde vorm (en inhoud dus), dat we lang- jmerhand een briljante woordopeenvol- hg voor ogen krijgen werkelijk af beste echter niets meer betekent, eenvoudig langstpdat het slijpen en likken de buitenkant ENKIfctreft, niet de binnenkant. Een schrijver lanstafe Reve, die zozeer de vorm primair is San stellen, wordt vanzelf een circusjon- sn, een glamourboy, een schittering van «9. Iets. oen ik Reves nieuwste boek voor de Jteede keer las wist ik zeker dat mijn bij vijlen mateloze verveling als reden had fe zichtbare terreur yan de vorm. Ver- Gerard van het Reve starring. Alles in „Een Circusjongen" is zoals we het nu al ettelijke boeken van Reve kennen. Er mag eens, zoals dit keer, een meisje in plaats van een jongen ver kracht worden, maar veel maakt dat niet uit. Reve schrijft op zijn vroegere werk, niet vanuit zijn vroegere werk. Vandaar dat de vorm bij hem een knellende band wordt, waarin elk boek verstrikt raakt en elk boek dodelijker. Pure kitsch „Een Circusjongen" heeft als verhaal draad de curve „Geboorte", „Dood", „Hellevaart", „Verrijzenis", met ondub belzinnige verwijzingen naai' Christus. In vier delen, en dertien hoofdstukken, krij gen we episoden uit des schrijvers leven meegedeeld, parallel aan Christus' lij- dens- en louteringsweg. Daarmee wil het boek een mythisch karakter suggereren. Al direct in het begin wordt de schrijver maar liefst „na vierendertig uren van vrij wel onafgebroken weeën en krampen" ge boren. Hij stelt zichzelf voor als „zeer slecht" en wil vertellen over „het slechte en zondige dat ik bedreven heb". We tref fen hem dan zoals gebruikelijk aan in bed verhalen vertellend aan Jakhals op zijn kasteel in Frankrijk. Een van sadisme ge speende, aangrijpende geschiedenis is de tocht om een eigen doodkist te kopen. In „Hellevaart" ontmaagt de schrijver als vrachtwagenchauffeur een jeugdige lift ster en nog wel op Maria Boodschap. Als hij in de laatste hoofdstukken zoals im mer in gesprek met de Vorstin door Hare Genade tot ridder in de Orde van het Eeuwig Kruis wordt benoemd, blijkt ook de liftster die na haar ontering in het klooster was gegaan die Orde te ont vangen vanwege een zelfverloochenende daad van liefde. Alles pure kitsch, men ziet het. Ook het eind, waar de schrijver voor zichzelf het beeld van de circusjon gen gebruikt, is kitscherig tragi-komisch: „Niemand ziet of herkent mij, de Jongen van de afgelopen avond in het circus, die enige uren tevoren nog gediend heeft tot opluistering van verboden, gloeiende sprookjes in de nachtelijke slaapkamers vol van liefdes ontuchtig verlangen, maar die nu vergeten is.En nog vóór de nieu we dag gloort, na dropachtig smakende koffie en een snede vochtig brood, stijgt hij in de vibrerende, nog koude cabine van één der grote vrachtwagens van de circustrein, cm zijn reis voort te zetten, op weg naar de volgende stad, het andere land, de volgende voorstelling, waar het licht der schijnwerpers hem opnieuw in dezelfde vergeefse gloed zal zetten; onbe reikbaar voor allen die hem begeren zoals ook niemand van hen, hoe schoon en lief en aanbiddelijk ook, bereikbaar, vind baar of zelfs maar voor één enkel ogen blik zichtbaar zou kunnen zijn voor hem, in het peilloos diepe duister der circusruimte.Vakwerk, zo'n passage. Rekken Een opvallend vormgevingsprincipe van „Een Circusjongen" is: rekken. Dat ge beurt zowel in het groot als in het klein. Een eenvoudig voorbeeld: „Tot het als dagverblijf ingerichte gedeelte van de ba rak naderend, bleef ik voor de wrakke, van krathout vervaardigde toonbank staan en sloeg met kracht op het met dof zwarte, inktachtige waterverf geschilder de, triplex bovenblad". Dat is alles heel gedetailleerd, maar meer sier meer vorm dan inhoud. Reve is in staat een verhaal zo uiteen te rafelen, dat het ver haalverloop geheel ondergeschikt raakt aan de manier waarop het verteld wordt. Dat is op zichzelf natuurlijk een hele kunst, maar Reve verstaat die nu zo goed dat er geen verrassing meer van uitgaat. Hij voldoet subliem aan verwachtingspa tronen geschapen door zijn vorige boe ken. Meer in het groot wordt gerekt als telkens herinneringen een verhaal onderbreken. Er zijn hoofdstukken waarin het.inbed den" van herinneringen ter verbrokkeling van het eenmaal begonnen verhaal ab surd lijkt: herinnering in herinnering in herinnering. Zo stelt Reve de vertelling van het verhaal over de doodkist twee hoofdstukken uit en schuift hij er o.a. het verhaal tussen over „Harry" met de „Veenlucht" om hem heen. Deze eigen schap maakt „Een Circusjongen" tot een raamvertelling. Het rek-procédé moet op artificiële wijze opwinding, spanning veroorzaken. In een groot aantal gevallen is het gewoon een manier om bij voorbeeld vriend Jakhals opgewonden te maken, door meer en meer in details te treden en het verlossend einde op te houden. De vertelde herinne ringen of fantasieën krijgen zodoende een seksueel opwindende Vormgeving. Het is de manier waarop een pornografisch ver haal in z'n werk pleegt te gaan en het lijkt me gerechtvaardigd dit kenmerk van Re ves boeken „pornografisch" te noemen. Geruststelling Na „Ik Had Hem Lief* dat eerder dit jaar verscheen is deze nieuwe Reve in bepaald opzicht wel een geruststelling. Er is aan gewerkt, dat merk je, al blijf ik het be zwaarlijk vinden dat Reve zijn verhalen gewoon maar aan mekaar plakt. In Tira de 159 (1970) staat bij voorbeeld het ver haal over „Harry" met de „veenlucht" en zoiets stopt Reve in „Een Circusjongen" er rustig tussen. Dat gaat volgens de everi bekende als doorzichtige truc van „Een gevloekte, maar onuitwisbare herinne ring woei aan en kwam over mij" en daar mee krijgt het verhaal een vrijbrief. Goed, al is dus ,,Een Circusjongen" stuk ken beter dan „Ik Had Hem Lief', een ge slaagde roman kan ik het onmogelijk noe men. Of liever: het is een perfecte roman. Namelijk zo perfect dat het leven eruit is. De vorm is overgebleven: een kitscherige show in een benauwde circustent. Gerard Reve. Een Circusjongen. Else vier, 1975. 190 blz. 14.90. Een schitte rend uitgevoerde, gebonden uitgave met rode hoofdstukvignetjes ver scheen bij Atheneum-Polak Van Gen nep voor slechts 25,—» ontdaan van hun aureool. Het* beeld van de jazzgeschiedenis wordt er door ontdaan van een laagje vernis, doch er niet wezen- lijk door gewijzigd. Een tweedé bloemlezing dan nu uit de ontvan- gen stapel: (JA 5154/5). Het sterk bezette sextetvan Louis Arm- strong (met o.a. Earl Hines, J. Tea- garden en B. Bigard) trad voor de eerste keer na de oorlog op tijdens*, het Nice Festival in '48. Dat is op twee lp's boeiend, zij het krasserig bewaard gebleven. Er wordt vaak uitstekende muziek gemaakt, opgesierd met show van Satchmo en vocalen van het feno meen Velma Middleton. (JA 5172). De CBS maakte in juli '38 opna men van de Basie-band, aan het begin van een succesvol halfjaar in 'The Famous Door'. Op kant 1 le- vert het tenorduo Herschel Evans--; Lester Young o.m. in 'Lady be good' puntgaaf swingende soli af. "Wie er verder ook soleert, hij on- dergaat de prikkeling van stuwend riff-werk van de fameuze saxsec- - tie. Op kant 2 al evenzeer bruisende Basie-jazz, een half jaar eerder vastgelegd in 'The Meadowbrook', N. J. Tussen de muziek door uitslo-" verige omroepers die met hun hi-; di-ho-intonatie wel oreren overBa- sie 'and the boys', maar het indivi- du (Young!) totaal negeren. De. kwaliteit is superieur aan de editie- JA 5105 van mei'44. Een regelrecht curiosum, zij het van bescheiden muzikale omvang,4 vormt de lp JA 5175 met rommeli-' ge live-opnamen van het eerste King Cole-Trio (met Johnny Miller (bas) en Oscar Moore (gitaar) uit Hollywood, L. A. 1944). De studio-, opnamen van hits als 'Papermoon' en 'Sweet Lorraine' stammen uit die periode, maar die zijn dan ook' in hun uitgebalanceerdheid supe-' rieur aan deze Cole-cocktaiL (JA 5181): Charlie Christian, jong gestorven pionier van de elektri sche gitaar en nauw betrokken bij de bebopexperimenten in Minton's Café, speelt solo te midden van gladjes swingende Goodman-groe- pen uit '39-41. Vlakke radio-takes, dat wel, maar door de briljante Christian en fraaie bijdragen van trompettist Cootie Williams en te-, norist Georgie Auld toch het be luisteren waard. De tand des tijds heeft echter zeer hevig aan het soms verdacht jachtige ritme ge vreten. ELLINGTON Dan kom ik alfabetisch terecht bij Ellington. Drie lp's met CBS-radio- transcripties uit de Cotton Club voorjaar '38, alsmede 'Diminuendo Crescendo in Blue', opnamen uit 1945-46. De Club was gedurende'de jaren '27-31 de legendarische thuis haven van de Ellingtonians;eri kreeg begin '38 na vele jaren.weer eens Duke's vijftien mans orkest, dat toen met twee bassisten werk? te, binnen haar muren. Cootie Wil? liams (trompet), Joe Nanton (trom bone), B. Bigard (op alt en so praan) en uiteraard Hodges (alt) en Carney (bariton) zijn vaak magi straal op dreef in merkwaardig aaneengelast allegaartje van eigen repertoire en obligate hits-van-de? dag (Dinah, If Dreams Come True), waartussen je de op het in dividu afgestemde Ellingtonia moeiteloos herkent. Ivie Anderson verzorgt de vocals. Op vol. 1,A- kant komt 'Alabamy Home' door een montageflater twee keer aan de orde (JA 5168/9). Het uitsteken de niveau van dit orkest wordt op de lp JA 5165 alleen in 'Esquire Swank' (met Hodges) en Het be kende 'Midriff beide met Pettiford als bassist sept '46 opgenomen, geëvenaard. De overige werken, inclusief de tweedelige bluessuite 'Diminuendo etc.' dateert van juli '45. Het titel stuk inspireerde tijdens New- port'56 tenorist Paul Gonzalves eens tot 20 opzwepende chorussen! In de 5-6 mans kopersecties doken rond '45 een niet zo beste Elling- ton-periode nieuwe, onbekende re namen op. Zowel de muzikale als opnamekwaliteit is bijzonder inconstant. Tot zover deze eerste notities halverwege de stapeL

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1975 | | pagina 19