erlangen naar vroeger
p monsterexpositie
jefrLast
tnwwbuA
leve als circusjongen, terreur van de vorm
Licht in het jazz-duister
van de jaren veertig
ymbolisten in Boymans
DEFENSE
DAFFICHER
^RTEtRDAG 22 NOVEMBER 1975
KUNST
TROUW/KWARTET 19
at,
nscW
ie"vi or G Kruis
verd jarenlang gehanteerd
jepaalde tentoonstellingen
kig belangstelling trokken:
pelvrees. En telkens even
ïten als de bezoekers bij een
re gelegenheid weer toe-
t Mamden. Maar drempelvrees
|een verschijnsel zijn, dat al-
stemaar periodiek optreedt, het
iat, of het bestaat niet. Drem-
tees is, om kort te gaan, on-
1,s een ®xPositie niet goed
is dat alleen maar als gevolg
ien gebrek aan interesse bij
iubliek.
ft hl
561
Ams
useumwereld is een excuus
stra
igen
tsem.
t SuW je belangstelling er isopge-
is blijkt dat drempels heie
geen onoverkomelijke hin-
Ovgp ssen zijn, maar dat het hoog-
e Ka id k°st om er overheen te ko-
het omdat je moet wachten tot je
de beurt bent. Daarom staan
duldig in de rij om in spiegel-
n door planken met gaatjes te
n op de Anamorfose-tentoon-
"\7(ng in het Amsterdamse Rijks-
um, vooral ook omdat het een
lige belevenis is met kermisal-
aarom ziet het zwart van de
^v-ien in het Rotterdamse Mu-
Boymans-Van Beuningen,
die tentoonstelling daar
symbolisme in Europa" al
den geleden met fanfare-ge
werd aangekondigd als „the
show on earth". En waar-
nder genlijkniet?
opgei
talg ie
ad 0 och wel wat: bijna 300 werken
wa|86 kunstenaars uit 17 landen,
p zijlen in de roos in deze periode
nbaa 'in de nostalgie naar het verle-
die veer eens even hoogtij viert,
tl he >u wat modieus aandoen als
nans al niet jaren achtereen
°°s acht had besteed aan de grote
-
zichtbare werkelijkheid, maar als
een, één van, de mogelijkheden de
gevoelens van het eigen innerlijk
uit te drukken: hun afbeeldingen
betekenden dus eigenlijk niet wat
ze voorstelden.
d ecl nin2en van het surrealisme, Een schilderij van een mooie jonge
kjj z nagisch realisme en aan het vrouw met een harp, een lier of een
we) realisme van onze eigen pauw, heette dan „Lente", of met
andere attributen „De zee", „De
rol
zif':
rde, rte
geb
uizf
ners
grijp
die
or de
ini
ninj
niei
dt
hog 1
limde
paalde) sociale groepen van die
tijd.
Verminkt verleden
Volgens de Joegoslavische kunst
historicus Celetonovic dienen we
alle, ook de later miskende werken
van dit tijdperk opnieuw in de be
schouwing te betrekken om geen
verminkt artistiek verleden over te
houden. En dat is nu dus gebeurd
in Boymans. Maar ook met dit
soort overzichten-van-toen moet je
uitermate voorzichtig omspringen.
Boven, Alexander Seon*
„De weeklacnt van Orpheus" 1896
Links, Gustave Moreau:
„Jason" 1865
De samenstellers immers zijn men- eeuw al hard op weg was naar de
sen van deze tijd, die oordelen en abstractie.
kijken met de ogen van deze tijd. >n Tentoonstelling, die al een week
Zo krijg ik echt wel enigszins de in- na de opening een groot succes
druk dat een en ander hier té se- blijkt te zijn. Natuurlijk heeft de
rieus benaderd is. In vergelijk na- uitgebreide publiciteit daarmee te
melijk met veel andere symboli- maken. En lokkertjes, zoals een
sche kunstwerken, die ik door de complete Oosthoekencyclopedie
jaren elders gezien heb, al was het voor iedere 10.000ste bezoeker,
maar in reproduktie, zit hier ge- Maar dat is het niet alleen,
woonweg te veel „goed" tussen, is geloof zelf niet dat het symbolis-
de sfeer te weinig broeierig, zie je me als zodanig er ook maar iets
te vaak alleen maar elegant ge- mee te maken heeft, zelfs niet de
schilderde (dat wèl)^ wat ^opper- decadentie ervan die nog altijd iets
J,WÊ' J É"1" aantrekkelijks schijnt te hebben.
Als je ziet, hoe de mensen staan sa-
door Rud Niemans
vlakkige pathetische dramatiek.
Gekuist.
Alles bij elkaar is het toch een
beetje gekuiste voorstelling van za
ken, die je hier krijgt van het sym
bolisme als zodanig.
mengedrongen bij dat verder wei
nig interessante schilderij „Maria"
van Strathmann, vol bewondering,
vooral voor de stofuitdrukking van
haar onderkleed, dan pas begin je
e sei iwens, het symbolisme staat al
sr spp een poosje in de belangstel-
was een expositie van
symbolisten in Londen,
Duitsers in Groningen (Het
ïim) en van Belgen in Parijs.
:e aspecten van een bewogen
eging die nu samengevoegd
tot een overigens verre van
olex geheel. Want het symbo-
e was geen schildersstijl, het
m Af niet om de manier waaróp ge-
_OÜderd werd, maar om de idee. 't
een reactie op de ,,1'art pour
de kunst-om-de-kunstge-
W/tfite, op het naturalisme en het
"ressionisme.
symbolisten zagen de kunst
alleen meer als een imita-
of een interpretatie van de
hoop" al naar gelang hetgeen de
kunstenaars zich bij het schilderen
voor de geest hadden. Op een der
gelijke wijze werden andere ab
stracte begrippen als „Melancho
lie", „Eenzaamheid", „Ondeugd",
„Dood" weergegeven met behulp
van beelden uit de werkelijkheid
en onderwerpen uit de bijbel, de
mythologie of de mystiek waarbij
de bedoeling voorstond het onzien-
bare zichtbaar te maken.
Toen niet
Er gaat een heleboel door je heen
tijdens een bezoek aan deze groots
opgezette tentoonstelling. Stel je
voor, denk je, dat ze iets dergelijks
een jaar of tien, vijftien geleden
georganiseerd zouden hebben.
Want van veel, wat nu in Rotter
dam hangt, leerde je toen dat het
er niet behóórde te hangen. Afge
zien van het werk van een aantal
groten, en nu noem ik alleen maar
de allerbekendsten, als Ensor, Min
ne, Van de Woestijne, Bernard, De-
nis, Fantin-Latour, Gauguin, Mail
lol, Puvis de Chavannes, Redon,
Whistler, Munch, Derkinderen en
Toorop. Dat van de meeste hier
aanwezige anderen was dan ook
successievelijk in de depots van de
musea verdwenen.
Toch behoorden die toen ook tot
de groten van hun land, van hun
tijd soms zelfs. Hun namen ston
den vetgedrukt in de catalogussen
van de Salons en hun schilderijen
kwamen vandaar in de salons van
de gezeten burgerij of in de musea
terecht. Een kunst dus die toen, zo
wel door de officiële kunstwereld
als door het publiek in hoge mate
werd gewaardeerd. Waaruit blijkt,
dat de onderwerpen, de opvattin
gen en de techniek van deze schil
ders sterk verbonden waren met
het leven van (in ieder geval: be-
NU IN ÉÉN BAND
3 BOEIENDE ROMANS
Dat mondt uit in een, dat ben ik me Y" te YpPj"' Is v°or
terdege bewust, wonderlijke kri- Yn heel £™ot deel de bewonde-
tiek: deze tentoonstelling is zonder ™°r het metier, voor het vak-
meer te smaakvol samenge- ma°s=hap' «^Nederlanders
steld toch kennelijk heel diep in het
Daarom wellicht zijn er wèl area- kloed zit En laten we nu ook ver-
dische landschappen van Ferdi- der maar eens heel eerlijk wezen
nand Keiler maar bijvoorbeeld en dat geldt dan ook nog eens een
niet de gekruisigde martelaressen k«r voor de kenners): wie bekijkt
van Albert von Keller. Daarom is met graag mooie plaatjes.
Hans Makart er waarschijnlijk -
niet en daarom is Franz von Stück
er alleen maar met een verre van
afschrikwekkende „Zinnelijk
heid" en een eigenlijk mooi portret
je, en niet met dat doek waardoor
hij zo beroemd werd, de Paradijs
wachter, een engel met een bran
dend zwaard, van het type, dat je,
maar dan zonder vleugels, later ge
regeld in de kunst van het Derde
Rijk tegenkwam.
'n Tegenstrijdig gedoe, 'n moeilijke
tentoonstelling om op een dergelij
ke manier te benaderen. Er is een
andere manier: lekker kijken naar
al die dingen, die geweest zijn.
Want dat is het. Soms doe je dat
verbaasd en wat lacherig, want als
het om geëxalteerd heid ging, kon
den ze er toen wat van. Neem nou
die enge keukenmeid van de be
roemde Rosetti, hoe overdreven,
hoe fondantachtig komt dat nu al
lemaal over, maar kijk óók naar
„Het blinde huis" van (de mij vol
komen onbekende) William Degou-
ve de Nungues: wat een geweldig
schilderij.
Over de echte groten had ik het al:
een geweldenaar als Edvard
Munch, die met Whistier, Redon en
Van de Woestijne, voor mij tot de
toppers van deze tentoonstelling
behoren. Maar ook verrassingen
zoals Da Volpedo, eerder een naïef
dan een echte symbolist of een
kunstenaar als Mackintosh, die in
de jaren negentig van de vorige
Irt deze omnibus vindt u 3
ftjmans waarmee Jef Last
bewezen heeft een talentvol
prozaschrijver en een
uitnemend verteller te zijn.
„Elfstedentocht",
„Zuiderzee" en „Het eerste
schip op de Newa".
Boeiende tekening van
karakteristiek Nederlands
volksleven, van mensen in
hun vreugden en hun
levensstrijd.
560 blz. f 27,50. In de
boekhandel.
J. VEEN - WAGENINGEN
De Franse platenserie 'Jazz Antho
logies' van Musidisc heeft gaande
weg gigantische afmetingen aan
genomen en het eind is nog niet in
zicht. Puttend uit talrijke, vaak
obscure bronnen, private labels, V-
Discs, radiotranscripties etc. wer
pen de aangenaam geprijsde Ip's
12,50) vooral licht in de scheme
ring van de jazz jaren '40. Ander
half jaar na ons werden de VS
door de overval op Pearl Harbor
wreed in de kring van vechtenden
getrokken en kwamen ook vele
jazzmusici onder de wapenen. Ge
durende '40-45 ontgingen ons in be
zet Europa alle muzikale ontwik
kelingen. Jazz was immers één der
vele zaken waarover de bezetter
zijn banvloek had uitgesproken.
Direct na de bevrijding werd de
kennis van de Nederlandse jazzfan
bijgespijkerd o.m. door 20 minuu
tjes 'Swing Sweet' (VARA) en
door peperdure 25cm-schellakjes
van de officiële platenbranche.
Pas veel later werd duidelijk, dat
daarmee eigenlijk slechts het topje
van de ijsberg zichtbaar werd. Van
het verrassend vele, dat daarónder
toch bewaard bleef, redigeerde
Musidisc een aanvullend, realis
tisch klankbeeld. Grote (Revolu
ties in de jazz- en popmuziek wer
den pas echt gemeengoed via het
allergaafste eindprodukt, uitge
dacht en uitgezweten in opname
studio's, waar de 'stress' van de 3
minutenbarrière de improviseren
de jazzmusicus tot een soort crea
tieve explosie dwong.
Die discipline zat er overigens zó
in, dat de nu uitgebrachte frag
menten van radiouitzendingen een
niet eens zoveel hoger duurgemid-
delde vertonen. Het begrip 'live're-
cording-concerten met een alert
reagerend publiek opgenomen,
duikt in vele Musidisc-lp's op als
een frappant anachronisme, een
technisch foefje, dat in muzikaal
opzicht de idolen van toen soms
wel met een smak van hun Olym
pus doet vallen.
•BIG STARS'
Ook de 'big stars' waren musici om
den brode, puike weliswaar, maar
.eent<
ümgi
:$oor T. van Deel
allei
leven
i, na
terui
verb
In
da)rm en inhoud. Wie iets wil zeggen
Reves nieuwste boek kan dunkt
nauwelijks om die woorden heen.
iliswaar is ons altijd geleerd dat in
ede literatuur vorm en inhoud één
*33 maar dat neemt niet weg dat er
irijvers zijn voor wie de vorm
lofdzaak is en schrijvers die het au
de id om de inhoud gaat. Iedereen die
Zolpijft, maar ook iedereen die leest,
nt het probleem. De schrijvers wor-
'len ermee als zij naar nieuwe vor-
zoeken (en dus naar nieuwe in-
uden), of andersom, al naar gelang
in instelling. De lezers ervaren het
s zij méér werk van één auteur ter
Ind nemen: ze zien soms zelfs hoe
In vorm (of een inhoud) zich consoli-
lert en loos, vervelend cliché wordt.
ie „Een Circusjongen" van Reve leest,
pet zich die vorm-inhoud problematiek
fel bewustmaken. Het is duidelijk dat
eve de laatste jaren zozeer verdiept is
kaakt in de perfectionering van één be-
ialde vorm (en inhoud dus), dat we lang-
jmerhand een briljante woordopeenvol-
hg voor ogen krijgen werkelijk af
beste echter niets meer betekent, eenvoudig
langstpdat het slijpen en likken de buitenkant
ENKIfctreft, niet de binnenkant. Een schrijver
lanstafe Reve, die zozeer de vorm primair is
San stellen, wordt vanzelf een circusjon-
sn, een glamourboy, een schittering van
«9. Iets.
oen ik Reves nieuwste boek voor de
Jteede keer las wist ik zeker dat mijn bij
vijlen mateloze verveling als reden had
fe zichtbare terreur yan de vorm. Ver-
Gerard van het Reve
starring. Alles in „Een Circusjongen" is
zoals we het nu al ettelijke boeken van
Reve kennen. Er mag eens, zoals dit keer,
een meisje in plaats van een jongen ver
kracht worden, maar veel maakt dat niet
uit. Reve schrijft op zijn vroegere werk,
niet vanuit zijn vroegere werk. Vandaar
dat de vorm bij hem een knellende band
wordt, waarin elk boek verstrikt raakt en
elk boek dodelijker.
Pure kitsch
„Een Circusjongen" heeft als verhaal
draad de curve „Geboorte", „Dood",
„Hellevaart", „Verrijzenis", met ondub
belzinnige verwijzingen naai' Christus. In
vier delen, en dertien hoofdstukken, krij
gen we episoden uit des schrijvers leven
meegedeeld, parallel aan Christus' lij-
dens- en louteringsweg. Daarmee wil het
boek een mythisch karakter suggereren.
Al direct in het begin wordt de schrijver
maar liefst „na vierendertig uren van vrij
wel onafgebroken weeën en krampen" ge
boren. Hij stelt zichzelf voor als „zeer
slecht" en wil vertellen over „het slechte
en zondige dat ik bedreven heb". We tref
fen hem dan zoals gebruikelijk aan in bed
verhalen vertellend aan Jakhals op zijn
kasteel in Frankrijk. Een van sadisme ge
speende, aangrijpende geschiedenis is de
tocht om een eigen doodkist te kopen. In
„Hellevaart" ontmaagt de schrijver als
vrachtwagenchauffeur een jeugdige lift
ster en nog wel op Maria Boodschap. Als
hij in de laatste hoofdstukken zoals im
mer in gesprek met de Vorstin door
Hare Genade tot ridder in de Orde van het
Eeuwig Kruis wordt benoemd, blijkt ook
de liftster die na haar ontering in het
klooster was gegaan die Orde te ont
vangen vanwege een zelfverloochenende
daad van liefde. Alles pure kitsch, men
ziet het. Ook het eind, waar de schrijver
voor zichzelf het beeld van de circusjon
gen gebruikt, is kitscherig tragi-komisch:
„Niemand ziet of herkent mij, de Jongen
van de afgelopen avond in het circus, die
enige uren tevoren nog gediend heeft tot
opluistering van verboden, gloeiende
sprookjes in de nachtelijke slaapkamers
vol van liefdes ontuchtig verlangen, maar
die nu vergeten is.En nog vóór de nieu
we dag gloort, na dropachtig smakende
koffie en een snede vochtig brood, stijgt
hij in de vibrerende, nog koude cabine
van één der grote vrachtwagens van de
circustrein, cm zijn reis voort te zetten, op
weg naar de volgende stad, het andere
land, de volgende voorstelling, waar het
licht der schijnwerpers hem opnieuw in
dezelfde vergeefse gloed zal zetten; onbe
reikbaar voor allen die hem begeren zoals
ook niemand van hen, hoe schoon en lief
en aanbiddelijk ook, bereikbaar, vind
baar of zelfs maar voor één enkel ogen
blik zichtbaar zou kunnen zijn voor hem,
in het peilloos diepe duister der
circusruimte.Vakwerk, zo'n passage.
Rekken
Een opvallend vormgevingsprincipe van
„Een Circusjongen" is: rekken. Dat ge
beurt zowel in het groot als in het klein.
Een eenvoudig voorbeeld: „Tot het als
dagverblijf ingerichte gedeelte van de ba
rak naderend, bleef ik voor de wrakke,
van krathout vervaardigde toonbank
staan en sloeg met kracht op het met dof
zwarte, inktachtige waterverf geschilder
de, triplex bovenblad". Dat is alles heel
gedetailleerd, maar meer sier meer
vorm dan inhoud. Reve is in staat een
verhaal zo uiteen te rafelen, dat het ver
haalverloop geheel ondergeschikt raakt
aan de manier waarop het verteld wordt.
Dat is op zichzelf natuurlijk een hele
kunst, maar Reve verstaat die nu zo goed
dat er geen verrassing meer van uitgaat.
Hij voldoet subliem aan verwachtingspa
tronen geschapen door zijn vorige boe
ken.
Meer in het groot wordt gerekt als telkens
herinneringen een verhaal onderbreken.
Er zijn hoofdstukken waarin het.inbed
den" van herinneringen ter verbrokkeling
van het eenmaal begonnen verhaal ab
surd lijkt: herinnering in herinnering in
herinnering. Zo stelt Reve de vertelling
van het verhaal over de doodkist twee
hoofdstukken uit en schuift hij er o.a. het
verhaal tussen over „Harry" met de
„Veenlucht" om hem heen. Deze eigen
schap maakt „Een Circusjongen" tot een
raamvertelling.
Het rek-procédé moet op artificiële wijze
opwinding, spanning veroorzaken. In een
groot aantal gevallen is het gewoon een
manier om bij voorbeeld vriend Jakhals
opgewonden te maken, door meer en
meer in details te treden en het verlossend
einde op te houden. De vertelde herinne
ringen of fantasieën krijgen zodoende een
seksueel opwindende Vormgeving. Het is
de manier waarop een pornografisch ver
haal in z'n werk pleegt te gaan en het lijkt
me gerechtvaardigd dit kenmerk van Re
ves boeken „pornografisch" te noemen.
Geruststelling
Na „Ik Had Hem Lief* dat eerder dit jaar
verscheen is deze nieuwe Reve in bepaald
opzicht wel een geruststelling. Er is aan
gewerkt, dat merk je, al blijf ik het be
zwaarlijk vinden dat Reve zijn verhalen
gewoon maar aan mekaar plakt. In Tira
de 159 (1970) staat bij voorbeeld het ver
haal over „Harry" met de „veenlucht" en
zoiets stopt Reve in „Een Circusjongen"
er rustig tussen. Dat gaat volgens de everi
bekende als doorzichtige truc van „Een
gevloekte, maar onuitwisbare herinne
ring woei aan en kwam over mij" en daar
mee krijgt het verhaal een vrijbrief.
Goed, al is dus ,,Een Circusjongen" stuk
ken beter dan „Ik Had Hem Lief', een ge
slaagde roman kan ik het onmogelijk noe
men. Of liever: het is een perfecte roman.
Namelijk zo perfect dat het leven eruit is.
De vorm is overgebleven: een kitscherige
show in een benauwde circustent.
Gerard Reve. Een Circusjongen. Else
vier, 1975. 190 blz. 14.90. Een schitte
rend uitgevoerde, gebonden uitgave
met rode hoofdstukvignetjes ver
scheen bij Atheneum-Polak Van Gen
nep voor slechts 25,—»
ontdaan van hun aureool. Het*
beeld van de jazzgeschiedenis
wordt er door ontdaan van een
laagje vernis, doch er niet wezen-
lijk door gewijzigd. Een tweedé
bloemlezing dan nu uit de ontvan-
gen stapel: (JA 5154/5). Het sterk
bezette sextetvan Louis Arm-
strong (met o.a. Earl Hines, J. Tea-
garden en B. Bigard) trad voor de
eerste keer na de oorlog op tijdens*,
het Nice Festival in '48. Dat is op
twee lp's boeiend, zij het krasserig
bewaard gebleven.
Er wordt vaak uitstekende muziek
gemaakt, opgesierd met show van
Satchmo en vocalen van het feno
meen Velma Middleton. (JA 5172).
De CBS maakte in juli '38 opna
men van de Basie-band, aan het
begin van een succesvol halfjaar in
'The Famous Door'. Op kant 1 le-
vert het tenorduo Herschel Evans--;
Lester Young o.m. in 'Lady be
good' puntgaaf swingende soli af.
"Wie er verder ook soleert, hij on-
dergaat de prikkeling van stuwend
riff-werk van de fameuze saxsec- -
tie.
Op kant 2 al evenzeer bruisende
Basie-jazz, een half jaar eerder
vastgelegd in 'The Meadowbrook',
N. J. Tussen de muziek door uitslo-"
verige omroepers die met hun hi-;
di-ho-intonatie wel oreren overBa-
sie 'and the boys', maar het indivi-
du (Young!) totaal negeren. De.
kwaliteit is superieur aan de editie-
JA 5105 van mei'44.
Een regelrecht curiosum, zij het
van bescheiden muzikale omvang,4
vormt de lp JA 5175 met rommeli-'
ge live-opnamen van het eerste
King Cole-Trio (met Johnny Miller
(bas) en Oscar Moore (gitaar) uit
Hollywood, L. A. 1944). De studio-,
opnamen van hits als 'Papermoon'
en 'Sweet Lorraine' stammen uit
die periode, maar die zijn dan ook'
in hun uitgebalanceerdheid supe-'
rieur aan deze Cole-cocktaiL
(JA 5181): Charlie Christian, jong
gestorven pionier van de elektri
sche gitaar en nauw betrokken bij
de bebopexperimenten in Minton's
Café, speelt solo te midden van
gladjes swingende Goodman-groe-
pen uit '39-41. Vlakke radio-takes,
dat wel, maar door de briljante
Christian en fraaie bijdragen van
trompettist Cootie Williams en te-,
norist Georgie Auld toch het be
luisteren waard. De tand des tijds
heeft echter zeer hevig aan het
soms verdacht jachtige ritme ge
vreten.
ELLINGTON
Dan kom ik alfabetisch terecht bij
Ellington. Drie lp's met CBS-radio-
transcripties uit de Cotton Club
voorjaar '38, alsmede 'Diminuendo
Crescendo in Blue', opnamen uit
1945-46. De Club was gedurende'de
jaren '27-31 de legendarische thuis
haven van de Ellingtonians;eri
kreeg begin '38 na vele jaren.weer
eens Duke's vijftien mans orkest,
dat toen met twee bassisten werk?
te, binnen haar muren. Cootie Wil?
liams (trompet), Joe Nanton (trom
bone), B. Bigard (op alt en so
praan) en uiteraard Hodges (alt) en
Carney (bariton) zijn vaak magi
straal op dreef in merkwaardig
aaneengelast allegaartje van eigen
repertoire en obligate hits-van-de?
dag (Dinah, If Dreams Come
True), waartussen je de op het in
dividu afgestemde Ellingtonia
moeiteloos herkent. Ivie Anderson
verzorgt de vocals. Op vol. 1,A-
kant komt 'Alabamy Home' door
een montageflater twee keer aan
de orde (JA 5168/9). Het uitsteken
de niveau van dit orkest wordt op
de lp JA 5165 alleen in 'Esquire
Swank' (met Hodges) en Het be
kende 'Midriff beide met Pettiford
als bassist sept '46 opgenomen,
geëvenaard.
De overige werken, inclusief de
tweedelige bluessuite 'Diminuendo
etc.' dateert van juli '45. Het titel
stuk inspireerde tijdens New-
port'56 tenorist Paul Gonzalves
eens tot 20 opzwepende chorussen!
In de 5-6 mans kopersecties doken
rond '45 een niet zo beste Elling-
ton-periode nieuwe, onbekende
re namen op. Zowel de muzikale
als opnamekwaliteit is bijzonder
inconstant. Tot zover deze eerste
notities halverwege de stapeL