'NIEUWE KUNST' VAN 1900 UIT HONGARIJE
'Wat willen we eigenlijk
van de Nederlandse film?'
De legenden van Sarah Bernhardt
rROUW/KWARTET ZATERDAG 4 JANUARI 1975
KUNST T13/K13
door G. Kruis
'Art Nouveau uit Hongarije, (Stedelijk Museum
Schiedam, tot 20 januari): grafiek, tekenin
gen, affiches, toegepaste kunsten en ambachten
uit het Hongarije van rondom de eeuwwisseling.
Veel onuitspreekbare en hier ook vrijwel onbekende
namen van kunstenaars die daar toen hun bijdrage
leverden aan de Nieuwe Kunst.
Onbekende namen, maar uiterst
gekende beelden. Want hoe je ook
itegen de Art Nouveau, Jungendstil,
Modern Style, Liberty Style, Sezes-
sionskunst of Nieuwe Kunst aan-
jkijkt, invloed kun je deze 'bewe
ging' in ieder geval niet ontzeggen.
Ft Is dan ook niet allemaal maar
(even gebeurd in die beroemde
hoogtijperiode 'rond 1900'. 't Begon
al te rommelen tijdens de Eerste
(Wereldtentoonstelling, in 1851, te
Londen, waar de nieuwbakken fa
brikanten eigenlijk voor het eerst
in zo'n grote omvang lieten zien,
waar ze allemaal toe in staat waren.
Alles wat nog kort daarvoor, al dan
piet met liefde, maar in ieder geval
met-de-hand gemaakt werd, bleek
bok machinaal vervaardigd te kwi
jnen worden.
IDe uitvinding van de stoommachi
ne, in 1780, had wat dat betreft een
bnverwacht snelle ontwikkeling te
weeggebracht. Zo snel, dat het he
lemaal uit de hand liep.
t Leek allemaal zo goed te gaan:
Industrialisatie, snellere produktie,
grotere hoeveelheden, dus goedko
per. Het vervoer werd ook gemak
kelijker, sneller vooral, met stoom
boten en treinen. Artikelen die, zo
als er al heel lang bij ons, mensen
ban de 20e eeuw, is ingestampt,
lelijk' of op zijn minst smakeloos
paren.
Vormen
De' fabrikanten wisten uiteraard
kun je wel zeggen niets anders
te doen dan hun in massa geprodu
ceerde spullen zoveel mogelijk de
(vanouds bekende vormen te geven.
De vormen dus van het handwerk,
pat waren, zagen ze heel zakelijk
in, de vormen waaraan de mensen
bewend waren, die ze misschien
eelfs wel mooi vonden,
baarbij kwam dan nog, dat vroeger
onbetaalbare 'luxe' dingen nu in
net bereik van meer mensen kwa-
pien. Mensen, die helemaal geen
[luxe gewend waren, die dus verrukt
Waren over de goedkope namaak,
fcaken zijn zaken, de mensen hou
den van een versierseltje hier en
een krulletje daar en waarom zou
je een ornamentje, dat ooit eens
door een schrijnwerker in hout ge
beiteld werd, niet in ijzer kunnen
gieten?
Zo ontstonden veel van die bizarre
artikelen, waar, laten we maar eer
lijk wezen, nu weer zo'n grote
vraag naar bestaat
Dat maakt de benadering van de
reactie-destijds niet eenvoudiger.
Want het feit doet zich voor dat je
nu voor zaken uit die eertijds veel
gesmade 19e eeuw die de vuilnis
man enige tijd geleden niet eens
zonder vergoeding wilde meene
men, vaak veel geld moet neertel
len.
't Gaat zelfs zo ver, dat een met
dergelijke stukken gemeubelde en
versierde kamer dan verlicht wordt
met een Tiffany-lamp (zo'n glas-
in-lood moderne style-geval) en
behangen is met die grote Jugend-
stil-bloemen. Er is dus weinig ver
anderd. Want ook de ideeën van de
mannen, die in de vorige eeuw
terug wilden naar het eerlijke am
bacht William Morris c.s.
moesten het afleggen tegen de door
de industriële reuzen opgedrongen
mode. Er kwam maar weinig te
recht van hun oorspronkelijke, zeer
sociale ideeën. Wat cru gezegd mis
schien, maar het bleef een intiem
(en nogal 'elitair) onderonsje. Dat
overigens wèl doorwerkte.
In ieder geval werden veel kunste
naars wakker geschud. Verzet tegen
een verslapte academische traditie:
jonge kunstenaars, die tevoren in
de afzondering van hun ateliers
romantisch werkzaam waren ge
weest op het terrein van de vrije
kunsten, gingen zich nu ook met de
kunstnijverheid bezig houden.
De Nieuwe Kunst breidde zich on
gekend snel over Europa uit.
Eerste heette alles was toen enigs
zins ongebonden en fantasierijk
was Jugendstil of Art Nouveau.
Maar langzamerhand begon er zich
een verschuiving m de betekenis
van die termen te voltrekken.
Karoly Ferenczy (1872-1917) 'Daphnis en Chloë', potlood, 1917.
streeks 1900 aan vernieuwingen
voortgebracht hebben.
Hongarije
Een hanger met Hongaarse mo
tieven van Oszkar Tarjan.
Veel meer dan alleen maar de aan
duiding van een stijl, die zich voor
al bediende van golvende lijnen,
een aaneenschakeling was van pa
rabool en zweepslag, werd het de
uitkomst van wat de jaren om-
Nu worden kunstvernieuwingen,
overal en altijd in eerste instantie
argwanend bekeken. Zeker in de
centraal europese monarchie, die
Hongarije toen was. Want al waren
de, geestelijke achtergronden van
de Nieuwe Kunst daar Sezessions-
kunst genoemd dezelfde, in de
uitwerking ervan ervaar je toch
kenmerkende verschillen.
Misschien zijn die te wijten aan de
toch enigszins voorzichtige opstel
ling van bepaalde kunstenaars:
nieuwigheden, ook op het gebied
van de kunst werden daar toen al
gauw beschouwd als ongewenste
politieke activiteiten. Of wellicht
moet je dat 'voorzichtig' vervangen
door practisch.
Er werd duidelijker gewerkt, men
verloor er zich niet zo in de ab
stracte lijn, je kunt daar ook niet
spreken van 'slaolie - of 'krulle-
mie'-stijl, men bleef zich veel meer
vastklampen aan de geometrische
grondvorm.
EIS0MN6U
eyóeyfiiRoöL
(5LAVON
~[/7 maims
AjÓOTflflTflLMij
hÉVViZ64C°
li f
Als je heel onbevangen kijkt, het
thema van de expositie desnoods
even vergeet, zal het opvallen, dat
er vooral bij de tekeningen en gra
fiek waaronder ik ook de affiches
reken, veel werken zijn, die je
evengoed als een overgang kunt
zien van het' impressionisme naar
het expressionisme, zonder de soms
erg vergaande versierdrift van de
Nieuwe Kunst.
Je wordt, althans bij de hier ge
toonde zaken, ook minder gecon
fronteerd met die elders toch wel
irriterende 't koste-wat-'t kost-oor
spronkelijkheid.
Kortom, vergeleken met onze Nieu
we Kunst veel minder duf en be
dompt, vanzelfsprekender, natuur
lijker vooral. En daar zijn dan be
paalde invloeden van een rijke
volkskunst niet vreemd aan.
En om nog even op dat probleem
van de vormgeving terug te komen,
de grote mode zal daarbij altijd een
grote stem in het kapittel behou
den. Dat was toen zo en is nu nog
het geval. Als de eerste nieuwigheid
eraf is, gaan we het en-masse aan
vaarden. We zijn daar al heel lang
BiZTQSflH G9QGHIT: ENBÏIKI-ZAVARQK.05IE,
BÖSZttÊflil 650hTTt)R&5Eli. (HEBBEIiBÓRM Mpil BflJOKflT.
Een affiche van Géza Faragó.
mee bezig. Eerst deed in de
gewone huiselijke kring na de
old finish en Windsor rage de 'eer
lijke' functionaliteit (algemeen) zijn
intrede. Geen prentje meer aan de
muur, zelfs behang was taboe. Sta
len meubelen, dat mocht, maar
toen kwam er Zweeds berken en
toen mocht het niet meer, daarna
teak, toen weer staal, kunststof,
enzovoorts.
Tot het velen te fantasieloos werd
en te voorgeschreven en daar kwa
men ze weer, oma's stoven en kof
fiemolens, opa's ouwe schaven en
boren,, als sieraden gebruikt nu in
kamers, vol tierelantijnen en krul
len, weer bloemen op het behang,
heel groot en kleurrijk, de kussens
weer op de vloer, oude affiches op de
wanden, noem maar op
'k Geloof wel dat juist wij toe zijn
aan kritische herwaardering van al
die eerder veel gesmade tijdvakken,
wellicht geeft dat ons een beter
ipzicht in het onze.
Simon Koster: De legenden van Sarah Bernhardt.
Uitg. Walburgpers, Zutphen. 116 blz 15,-.
Sarah Bernhardt, zelf legendarisch als een der
grootste toneelspeelsters van haar tijd, was ook
nog een bron van legenden die zij zelf ver
zon. Vooral over haar onduidelijke afkomst.
Simon Koster vond, in vele archieven, die hij
raadpleegde voor zijn boek. 'De legenden van Sarah
Bernhardt', dat zij de in Parijs geboren, dochter
was van Joel Bernart en een onbekende vader. Joel
was een dochter van Moritz Bernart, een joods
nederlandse brillenslijper en gezichtkundige', en
zijn vrouwJanette Hartog. Zij, en haar zuster,
tante Rosine, waren demi-mondaines in Parijs. De
keuze van mogelijke vaders was dus groot. Zo
werden onder meer een marine-officier, een amb
tenaar, een duitse chémicus, een duitse arts, een
hertog van Morny (buitenechtelijke zoon van ko
ningin Hortense de Beauhamaas) als Sarah's vader
aangewezen. Daar grootvader Moritz als weduwnaar
nog trouwde met ene Kinsbergen werd er ook nog
bedacht dat zij afstamde van de artistenfamllie
van Kinsbergen. Anderen weer meenden dat haar
grootmoeder een markiezin uit Bretagne was. En
toen Sarah het Legioen van Eer wilde hebben
kwam zij, tegen de zestig al, nog met een vals
geboortebewijs, waarin haar vader Eduard Bernart
en haar moeder Judith van Hard heette. Waarop zij
de Franse nationaliteit en de decoratie kreeg.
Simon Koster heeft dus, nauwgezet en uitvoerig (93
bronvermeldingen) afgerekend met de legenden
over Sarah's ontstaan, maar weinig verteld over
haar legendarische betaan. Omdat daarover al zo
veel werd geschreven waarschijnlijk (hoewel niet
in Nederland), maar een kernachtig verhaal over
haar leven en betekenis had meteen verklaard
waarom dat zoeken naar haar ware afkomst nog
van belang is. Nu is dit boekje niet meer dan een
aanvulLing op boeken over de grote, zelfs 'godde
lijk' genoemde Sarah.
B.H..
jJos Stellings 'Marieken van
Nieumeghen' is niet het filmisch
jpendant van het gelijknamige
middeleeuwse mirakelspel. Het
mirakel' de wonderdoende,
vergevende liefde van Maria
jontbreekt. In feite ontbreekt de
pomplete tweede helft: Marie-
ikens vergeefse reis, samen met
baar oom, naar allerhande ker
kelijke prelaten, die echter voor
Ide verschrikkelijke zonde van
het samenleven met de duivel
geen absolutie kunnen geven,
waarna dan 'het mirakel' volgt.
I
De film is dus geen 'mirakelfilm'
geworden. Maar als film is hij zon
der meer een mirakel: een unieke
Nederlandse film, die het in de
grond van de zaak vrij benepen en
pekrompen kader van de gemiddel
de Nederlandse speelfilm volledig
doorbreekt. Een film, die boordevol
(naakt en sexualiteit zit, maar niets
heeft uit te staan met de porno-
jachtige allure van het gemiddelde
("Nederlandse produkt'. Een film
ook, die naar mijn ervaring niet
een gebrekkig samenhangende
.opeenvolging van op zichzelf
prachtige beelden is, maar existen
tiële dimensies van een Jeroen
[Bosch-achtige kwaliteit heeft, en op
dat niveau één geheel vormt.
Motieven en gegevens uit het eerste
deel van het mirakelspel worden
door Stelling wel gebruikt, maar
(veelal vluchtig, of veranderd, of
(versmolten met weer andere motie-
Ven. De 'mooye' - Marlekens boos
aardige tante - brengt het meisje
piet door haar gemene scheldtirade
van de wijs, maar door haar zelf
moord (die in het mirakelstuk eerst
peel later plaats vindt). Moenen, de
[duivel, is niet een eenzame 'va
gant' - zo'n middeleeuwse half-ar-
pstieke. half intellectuele zwerver,
Jvaar de literatuur vol van zit -
«naar een acteur bij een reizende
poneeltroep, die in het middeleeuw
se stuk trouwens ook pas veel later
(ten tonele verschijnt (namelijk bij
pe opvoering van het wagenspel
[Masscheroen' op de markt in Nij
megen).
Realisme
Al die gegevens en motieven heb
ben Stelling niet zo gefascineerd
als de grote scène van het optreden
van Marieken en de duivel in de
Antwerpse herberg 'Den Gulden
Doom': een scène die door haar
realisme en de kracht van haar
dialoog duidelijk verraadt dat het
stuk van heel laat uit de middel
eeuwen dateert, omstreeks 1500,
d.w.z. de woelige, brandende en on
rustige overgangsperiode tussen
twee culturen en leefklimaten: die
van de middeleeuwen en die van de
renaissance. Tijd van onzekerhe
den, van omver tuimelende waar
den en van een innerlijke, niet weg
te werken leegte. De kroeggangers
raken zó onder de Indruk van Ma-
riekens schoonheid en kundighe
den, dat ze elkaar te lijf gaan en er
moord en doodslag van komt. Het
is een scène die meeslepend en
authentiek dat koortsachtige, gulzi
ge, benauwende en krampachtige
van die periode openbaart. Marie
ken wordt de oorzaak van de on
dergang van anderen louter en al
leen door haar aanwezigheid, door
'te zijn'. Het Is die scène, die Stel
ling heeft vermenigvuldigd in hallu
cinerende beelden, die regelrecht
Filmkroniek door
dr. H. S. Visscher
aan een Jeroen Bosch of een Brue
ghel ontleend lijken. Zelfs een Je
roen Bosch-achtige monsterdier -
een soort salamander met een gif
tige, gespleten tong - ontbreekt
niet in de scène waarin Marieken
op de herbergtafel een 'eierdans'
uitvoert.
Demonisch
Het enorme succes van de Jeroen
Bosch-tentoonstelling, een aantal
jaren geleden, was allerminst een
toevalstreffer. Dwars door de sluiers
van eeuwen heen voltrok zich de
schok van een 'herkenning' - de
confrontatie met een levensgevoel
dat, wankelend tussen oude en
nieuwe (of misschien helemaal
géén), waarden, diezelfde benau
wende gulzigheid kent - en dezelfde
angsten als onze tijd. Het demoni
sche viert in onze moderne dagen
van de computer hoogtij. 'Rose
Mary's baby' en 'The exorcist' zijn
duidelijke symptomen. En het kan
toch evenmin een toeval zijn dat
een man als Pasolini, die zozeer
met diep-existentiële zaken in zijn
films bezig was, zich opeens wend
de tot de wereld van de 'Canter
bury Tales' en van de 'Decamero-
ne'. Om van Fellini nog maar niet
te spreken, die eerst dat aspect van
demonie en decadente gulzigheid in
'La Dolce Vita' blootlegde, om
naderhand helemaal onder te dui
ken in de wereld van 'Satyricon'.
Bij Pasolini overheerst de boerse
kluchtigheid, de uitbundigheid, die
pijn en gruwel overspoelen; bij
Fellini is er nog duidelijk een zoe
ken naar een uitweg, een illusoire
'bevrijding' uit de duistere, gewelf
achtige ruimten waarin zijn men
senmassa's verkeren. In 'Marieken'
- een nederlandse film die in zijn
picturale fantasie en zijn beeldka-
deringen aan Fellini doet denken -
overheerst het aspect van de ver
rotting, van de desintegratie van
het arme. naakte lichaam. Legio
zijn de close-ups van gezichten vol
puisten, de tandeloze monden, de
zweren op de huid, de verminkin
gen de verzakkingen. Heel weinig
personages zijn gaaf en mooi. Na
tuurlijk Marieken, Ook Berthe, de
hoer. En ook Moenen, al bewijst
Marlekens afgrijzen als Moenen de
doek voor zijn oog wegdoet, dat
'het bederf' daar levensgroot aan
wezig is. Direkt in het begin van de
film worden we geconfronteerd met
een optocht flagellanten: mensen
die door zelfkastijding de pestziekte
trachten te bezweren.
Hun naakte, bebloede lichamen
stemmen de toon van de film: die
van een verstikkende en weerzin
wekkende vleselijkheid. De pa
ringsscène van Moenen met Marie
ken ontketent bij alle door spleten
en gaten loerende herberggasten
een ware orgie, een soort van 'on
dergang' in het blote vlees. En te
gelijk is daarmee gemengd de
meest afzichtelijke verwonding:
een vrouw wordt het oog met een
mes doorboord, een loerder valt uit
een boom op een puntig hek. Bloed
vermengt zich met modder en re
genwater; een laken, inderhaast
over de bloedplas uitgespreid, kan
het afzichtelijke niet verhullen: de
camera observeert de snelheid
waarmee het bloed het laken door
drenkt.... 'Vleselijkheid' is sexuali
teit - maar ook desintegratie. Het
roept in deze film herinneringen op
aan de afschuwelijke vleselijke 'or
giën' waaraan de nazi's zich in hun
concentratiekampen te buiten gin
gen. Lichamelijkheid, vleselijkheid -
men wordt er dronken en tegelijk
kotsmisselijk van. Een paar weken
geleden werd in deze rubriek pre
cies hetzelfde geconstateerd van
Andy Warhols 'Frankenstein'. Niet
toevallig, geloof ik. Want de diepste
zin van 'Marieken' is niet het -
niet aanwezige - 'mirakel' maar de
walging van het menselijk bestaan.
Als een 'Leitmotiv' keren in de film
een paar clausen terug uit de tekst
van de toneelspelers van het 'wa
genspel': ze spreken over de niets
waardigheid van het menselijk be
staan, over het verlangen naar een
totale destructie, om dan helemaal
opnieuw te beginnen en het alle
maal over te doen.
Bederf
Het 'bederf' zetelt in het bestaan
als zodanig, zoals Marlekens 'aan
wezigheid' voldoende is om het be
derf aan de dag te doen treden. Als
Marieken, op 'het einde van de film,
zich erop bezint, weer het bederf
begonnen is, zien we opnieuw de
scène van de eerste ontmoeting -
van-verre met de toneelspelers
troep. En voordat ze later Moenen
wérkelijk ontmoet, zijn de 'bederf -
signalen' al duidelijk op haar weg
geplaatst: het konijn dat doodge
slagen en gevild wordt, de tante die
zelfmoord heeft gepleegd, de bede
laar die tijdens de toneelvoorstel
ling haar tracht te betasten.... De
prachtige, pure natuurscènes die er
in voorkomen worden stuk voor
stuk door dat bederf aangetast. En
uit een stille vijver duikt de eerste
rat op, die de afzichtelijke pestziek
te zal verspreiden....
Niet onder de gezichtshoek van een
gemankeerd 'mirakel', maar onder
die van de 'vleselijkheid' - van lust
en walging, van puurheid en bederf
- vormt de film een prachtig, gaaf
geheel, hoe gecompliceerd en moei
zaam de omstandigheden zijn
waaronder hij tot stand is geko
men. En als daarbij een Jeroen
Bosch of een Brueghel genoemd
moeten worden, betreft dat niet
uitsluitend, of zelfs niet allereerst,
de picturale kwaliteiten ervan,
maar die innerlijke, existentiële di
mensie van 'bederf'.
Wat vooral opvalt is de overtui
gingskracht waarmee de personages
- al die typetjes waarvan er vele
maar voor enkele seconden in clo-
se-up op het doek staan - hun rol
vervullen. Dat geldt ook voor de
hoofdpersonen, die zoveel langer
hpn rol weer moeten maken. Een
hoogtepunt voor mij was die hond
se nonchalance waarmee Moenen
een obsceen liedje zingt als hij
Marieken op zijn kar uit Nijmegen
wegvoert.
'Marieken' is een unieke Neder
landse film. De uitspraken die ero
ver gedaan zijn, zijn nogal tegen
strijdig, maar dikwijls terughou
dend. Bedenkt men dat, hoe vaak
een middelmatig Nederlands 'pro
dukt' onevenredig aandacht en lof
krijgt, dan past de vraag: wat wil
len we eigenlijk van de Nederland
se fllip?