EEN KERK
ZONDER LEF
Talent van Puchinger
openbaart zich bij Hoppe
I
fllBillsll
Jr(
Vandaag
Tiende bundel
interviews
van
dr.G.Puchinger
Nieuwe boeke
Trouw
K wartet
KERK
T2-
Vandaag viert dr. R. B. Evenhuis, emeritus-predikant van de her
vormde gemeente te Amsterdam, zijn gouden ambtsjubileum. Dat
is voor hem en zijn familie een gelukwens waard: van harte! De
vreugde wordt er des te groter om, nu vandaag ook het vierde deel
verschijnt van de kerkgeschiedenis van Amsterdam, waaraan dr.
Evenhuis nu al jaren lang met zoveel volharding werkt. Daardoor
wordt het ook een beetje feest voor alle mensen, die de kerkge
schiedenis een goed hart toedragen.
Wat een prestatie! In 1965 ver
scheen het eerste deel en nu ligt
het vierde al voor ons. Ik hoop dat
veel mensen dit boek zullen lezen,
ook die mensen die geschiedenis
maar een dorre en droge zaak vin
den. Als één boek geschikt is om
hen van dit waandenkbeeld af te
brengen, dan wel dit.
Vertellen kan dr. Evenhuis en
dat is voor een historicus erg be
langrijk. Dit deel gaat over het
kerkelijk leven in de achttiende
eeuw,- speciaal over de hervormde
kerk. Maar de schrijver heeft zijn
taak zeker niet te beperkt opgevat
Het gevolg is, dat heel het bonte
leven van het 'onbeschrijfelijk Am
sterdam' voor ons komt te staan.
Op de eerste bladzijde van zijn
verhaal worden ons de verkeerspro
blemen van de achttiende eeuw uit
de doeken gedaan. In de straten
naar het Rembrandtplein was één
richtingsverkeer voorgeschreven en
in de nauwe straten rondom de
Dam was alle verkeer op boete van
vijftig gulden verboden, terwijl bij
de poorten parkeerplaatsen waren
voor van buiten komende voertui
gen. Op de laatste bladzijden zijn
we in 1796 aangekomen. De Franse
revolutie is overgeslagen naar Ne
derland en de predikanten moeten
een eed van trouw afleggen, waarin
'de oppermacht des Volks' wordt
erkend. Van de Amsterdamse predi
kanten weigeren er vijftien, onge
veer de helft, deze eed af te leggen.
Zij worden geschorst en, hoewel de
kerkeraad een commissie benoemt
die met de geschorsten moet gaan
praten 'hoe deze onaangename zaak
het beste te herstellen' is, worden
de dertien die hardnekkig blijven,
al spoedig uit hun ambt ontzet. Het
duurt tot 1803, voordat dit onge
daan wordt gemaakt!
Kleurrijk
Ziedaar het begin en het slot van
het boek: beide even kleurrijk. In
de 350 bladzijden, die daartussen
liggen, paraderen de dominés, ou
derlingen en diakenen, maar ook
de patriotten en prinsgezinden, de
wezen, de vele pamfletschrijvers, de
geleerden, de mensen die door de
diakon ie onderhouden werden, enz.,
enz. Hoewel, voor 18de-eeuwers is
'paraderen' toch niet het meest
geëigende woord. Zij schrijden, ze
ker de predikanten! Dr. Evenhuis
vertelt vol verve, hoe alle ambts
dragers ter vergadering van de ker
keraad getooid zijn met mantel en
bef. De predikanten droegen de
ambtskleding ook op straat. Je ziet
de heren schrijden, allen natuurlijk
gepruikt en gepoederd .Dat waren
nog eens tijden! Kom daar nu eens
om, nu de toga al bijna van de
kansel verdwenen is en zelfs aan
de universiteiten het strenge
ambtsgewaad vergeten in een hoek
je van het doelmatige, cleane en
deprimerende gebouw ligt.
Het spreekt vanzelf, dat de predi
kanten in het boek een grote plaats
innemen: zij stonden nu eenmaal
nog in het centrum van de belang
stelling. Wanneer de kerkeraad in
de Nieuwe Kerk vergaderde om een
beroep uit te brengen, stond de
Dam zwart van de mensen. Als de
beslissing was gevallen, plaatste de
koster een papier met de naam van
de beroepene achter het raam van
de consistoriekamer. De burgemees
ters hoorden in het stadhuis aan
het gejuich, dat dan opging, dat de
zaak beklonken was. Maar dat gaf
natuurlijk geen pas. Dus verorden
den zij, dat de koster eerst naar het
raadhuis diende te gaan om verslag
uit te brengen en dat pas daarna
het volk zou worden ingelicht.
Maar ik heb het al gezegd: niet
alleen de predikanten komen naar
voren, heel de woelige Amsterdam
se maatschappij van die eeuw komt
bij ons binnen.
Verhaal
Nu moet dit een ordentelijke boek
bespreking worden, en ik kan dus
niet al te veel van de verhalen van
dr. Evenhuis navertellen. Maar de
kerkredacteur van deze krant ver
telt zelf zo graag, dat één verhaal
en dan niet over een dominé
misschien net nog door zijn beu
gel kan. Het gaat over Jan Jacob
Mauricius, die in 1742 gouverneur
van Suriname werd. Dat werd een
grote mislukking, onder meer door
zijn pogingen om het lot van de
negerslaven enigszins te verbeteren.
De plantagebezitters en hun op
zichters waren furieus, evenals de
ambtenaren. De classis Amsterdam
was het met de gouverneur eens.
Maar daar stond tegenover, dat de
predikanten in Suriname zelf plan
tagebezitters en slavenhouders wa
ren. Deze Mauricius was een won
derkind. In Leiden studeerde hij
theologie, medicijnen en rechten,
hij promoveerde toen hij zeventien
jaar was, maar al op zijn zesde jaar
hield hij een preek van een vol uur
in de Gasthuiskerk. Een verslagge
ver vertelt ervan: 'Hij eyndigde
met de woorden van het volmaakte
gebed, hetgeen hij alte maal zo
heerlijk van 't eerste tot het laatste
volbragt dat het by yeder voor een
wonder des weerelds gerekend
wierd en zo wenste hij ook haar
alle tot zijn afscheit een heerlyke
zegen toe, waar mee een yeder met
de grootste vergenoeging na huys
ging'. Een onbelangrijk iets? Op
zichzelf misschien wel, maar het
typeert een bepaalde tijd. Dezelfde
Mauricius komt elders weer in het
boek voor. Hij is dan advocaat in
Amsterdam en helpt arme joden,
die zijn hulp inroepen, gratis. In
1716 springt hij in de bres, als de
joden in Nijmegen ervan beschul
digd worden dat zij in hun synago
ge een christenkind geslacht heb
ben om het bloed te gebruiken voor
hun ceremoniën. Intussen vermeldt
dr. Evenhuis, dat de Amsterdamse
predikanten in de 18de eeuw geen
geschriften van betekenis over de
jodenkwestie hebben gepubliceerd.
Zij bleven bij het oude standpunt,
dat ook de huidige joden schuldig
staan aan de dood van Christus.
door prof. dr. C. Augustijn
Ketterij
zijn boek opnemen. Al dit werk
heeft dr. Evenhuis op een voortref
felijke wijze verricht. Wij zijn hem
daarvoor grote dankbaarheid ver
schuldigd.
Ik heb al gezegd, dat dr. Evenhuis
zijn taak ruim heeft opgevat. Zo
behandelt hij ook uitvoerig de filo
sofische en theologische stromingen
van de 18de eeuw, hoewel de Am
sterdamse predikanten op deze ter
reinen weinig of niets hebben ge
presteerd. Ik heb mijzelf even de
vraag gesteld, of dat dan wel in dit
boek thuishoort. Bij nader inzien
geloof ik, dat dr. Evenhuis er goed
aan heeft gedaan, de zaak zo breed
op te zetten. Wij krijgen nu een
veel vollediger beeld van de 18de
eeuw. Bovendien blijkt telkens
weer, dat buiten de kring van de
officiële kerk deze problemen wel
degelijk leefden.
Vraag
Stapels
De schrijver is in zijn volle kracht,
als Amsterdam in het middelpunt
staat. Men moet over de hoeveel
heid werk, die hij daarvoor verzet
heeft, niet gering denken. Hij
moest stapels grote en kleinere ge
schriften en vele meters ongepubli
ceerde stukken doorwerken. Daarna
moest hij dit materiaal schiften en
de werkelijk belangrijke dingen in
Toch blijf ik op dit punt wel wat
zitten met de vraag, of de aanpak
van de schrijver de meest verstan
dige is. Hij typeert de 18de eeuw
als 'de grote crisis' voor de kerk, en
die crisis ligt in de Verlichting, die
zich dan baanbreekt. Ik ben dit
met hem eens. In deze eeuw komt
de christenheid voor geweldige vra
gen te staan, vragen die ook later
telkens weer opduiken. Men komt
in aanraking met onbekende cultu
ren en godsdiensten en daardoor
komt de vraag op: is het christen
dom wel uniek, is het niet één van
de vele godsdiensten die je op de
wereld vindt, zijn al die godsdien
sten misschien in de kern aan el
kaar gelijk en verschillen zij soms
alleen in de uitwerking? Tegelij
kertijd beginnen de natuurweten
schappen op te komen, de orde in
de natuur en de wetmatigheden
worden langzamerhand ontdekt.
Dat stelt de mensen voor de vraag:
kan je dan nog spreken van een
direct ingrijpen van God, heeft
bidden wel zin, is God niet een
God die de machinerie van de we
reld eenmaal in werking heeft ge
steld en die nu verder met zijn
armen over elkaar toekijkt hoe al
les zich ontwikkelt?
Op deze grote vragen hebben de
mensen van de Verlichting een
antwoord willen geven. Dr. Even
huis heeft grote bezwaren tegen
hun antwoorden en ik kan mij dat
indenken. Maar is het juist om
mensen als Barth en Berkouwer
tegen hen in het geweer te roepen?
Onwillekeurig ontstaat daardoor
een zekere vertekening: het is geen
verdienste, dat wij op sommige
punten iets verder zijn dan mensen
uit de 18de eeuw. Wij moeten pro
beren, ons in te denken in hun
situatie en vandaaruit hun ant
woorden beoordelen. Dan komt ook
de mededeling van dr. Evenhuis,
dat de Amsterdamse predikanten
zich met deze zaken niet hebben
beziggehouden, in een ander licht
te staan. Betekent dat in feite niet,
dat zij ver beneden de maat zijn
gebleven, dat zij de eisen van hun
tijd niet begrepen hebben? Dr.
Evenhuis vermeldt, dat al hun pre
ken orthodox waren en dat zij zich
hielden aan de belijdenis. Dat
klinkt erg positief maar ik vraag
Bij Meinema in Delft verscheen 'Toekomst van het christendom' door dr. G. Puchinger:
een bundeling van de gesprekken die de bekende Haagse historicus en publicist over dit onder
werp had met: ds. A. A. Spijkerboer, drs. J. P. A. Gruyters, mr. A. A. M. van Agt, dr. W. Barnard
(Guillaume van der Graft), prof. dr. E. Schillebeeckx, mevrouw prof. dr. C. J. de Vogel, prof.
dr. J. T. Bakker, prof. dr. D. C. Mulder en prof. dr. P. J. Bouman.
Omdat dit de tiende en, naar hijzelf verzekert, laatste bundel interviews van dr. Puchinger is,
zijn we met hem over dit onderdeel van zijn werkzaamheden gaan praten.
'Toekomst van het christendom' telt 322 pagina's, biedt foto's en levensberichten van de ge-
interviewden, behelst een personenregister en kost 19,75.
door A. J. Klei
Dr. G. Puchinger
Onlangs stond ik op een avond wat in te nemen in het zeer vertrouwde café
Hoppe. Achter me klonk een forse stem met een onuitwisbaar zuidelijk ac
cent. Ik kon de eigenaar ervan niet zien en vroeg aan de collega, met wie ik
meegelopen was: hoor ik minister Gruyters soms?
Ik bleek goed gehoord te hebben. Toch
had ik nog nooit tevoren het geluid van de
heer Gruyters meegemaakt. Maar ik was
die ochtend opgebeld door dr. G. Puchin
ger. die me wat vertelde over zijn gesprek
met Gruyters voor z'n boek. Hij leverde
mij een paar treffende citaten uit dat
interview en daarbij bootste hij de stem
van zijn gesprekspartner na. Bij Hoppe
dus openbaarde zich de omvang van Pu-
chingers talent als imitator ten volle:
dank zij zijn gave ervoer ik wat het is,
met een bewindsman onder één dak te
verkeren.
Uit uiterst betrouwbare bron verneem ik
dat Puchinger in kleine, besloten kring
wel eens bereid is een demonstratie van
zijn kunnen te geven. Uit wat op pagina
54 van 'Toekomst van het christendom'
staat begrijp ik dat minister Van Agt tot
zijn afnemers behoort. Intussen mag bij
niemand de gedachte postvatten dat Pu
chinger ten gerieve van zijn repertoire de
afgelopen tien jaar met grote vlijt bij zeer
notabelen over de vloer kwam. Die bezoe
ken aan en gesprekken met hooggeleerden
en hooggezetenen dienden de door hem
gepresideerde reünistenorganisatlé van de
SSR (vereniging van reformatorische stu
denten).
In 1965 wijdde deze reünistenclub haar
jaarlijks congres aan de verhouding Ro
me-Reformatie. Ter voorbereiding daarvan
interviewde voorzitter Puchinger een aan
tal bekende Nederlanders over dit onder
werp. Zijn stukken verschenen in het
maandblad van de reünisten. Na afloop
van het congres kwamen de verhalen in
een boek: de eerste bundel was er. Zo is
het tien jaar lang doorgegaan: interviews
in het maandblad, een congres, interviews
in een boek. Met de regelmaat van een
klok dienden de bundels interviews zich
aan: over secularisatie, over hergroepering
van de partijen, over christen en kunst,
over polarisatieTien delen, met als
hekkensluiter 'Toekomst van het christen
dom'.
Uit de hierin gepubliceerde interviews
hebben we al vaak geciteerd op deze pagi
na: de liefhebbers zijn gewaarschuwd.
Daarom vandaag een interview met inter
viewer Puchinger, die verklaard heeft met
het voorzitterschap van de SSR-reünisten
ook het interviewerschap neer te leggen.
Dit is nauwelijks te geloven en mijnteerste
vraag is:
noud je er werkelijk mee op en waarom?
Ik ben destijds gaan interviewen om de
naar mijn smaak wat magere discussies op
de congressen van onze reünistenorganisa
tie aan gesprekstof te helpen. Volgens de
statuten moest lk na tien jaar als voorzit
ter aftreden, ik hoef geen congressen meer
voor te bereiden en dus komt ook aan het
interviewen een eind. In deze vorm ten
minste.
Wat bedoel je met dat laatste?
Dat het niet onmogelijk is dat ik ooit weer
eens met Interviews voor de dag kom.
Maar niet meer in dit verband en met
deze opzet.
Welke van de tien bundels vind je zelf het
meest geslaagd?
Dat kan ik werkelijk niet zeggen. Ik vond
ieder onderwerp boeiend en tegelijk moei
lijk en hetzelfde geldt van elk gesprek.
Bij welk onderwerp voelde je je het meest
betrokken?
Omdat ik, weliswaar in overleg met ande
ren, de onderwerpen zelf vaststelde, was ik
bij alle onderwerpen sterk betrokken. Wel
was voor mij het gesprek over religieuze
overtuigingen een heel apart punt, ook
wanneer dit gevoerd werd met mensen die
zeiden dat ze de religie de rug toegekeerd
hadden. Juist met hen was het gesprek
vaak diep ernstig en zeer persoonlijk.
Aan welk gesprek denk je met het meeste
plezier terug?
Ik zou velen onrecht doen als ik hier
bepaalde namen liet vallen. Toch wil ik
één groep graag noemen. Ik denk aan hen
die nu gestorven zijn. Aan Geyl, Karl
Barth, Van Niftrik, Anton van Duinkerken,
Bruins Slot, Cals, Haitjema en Van Ruler.
Met de weduwen van de meesten van hen
heb ik nog contact, onder andere via
briefwisseling. Misschien komt het omdat
ik historicus ben, maar gestorvenen blij
ven leven voor me en in allerlei situaties
denk ik vaak: wat zouden zij daarvan
gezegd hebben? Zo functioneren de gesprek
ken met hen voor mij op een speciale ma
nier.
Wie was je voorbeeld bij het interviewen?
Al die kopjes koffie bijvoorbeeld tussen de
tekst.
Je moet weten dat Plato in zijn dialogen,
en dat zijn in feite verzonnen interviews,
altijd met kleine bijzonderheden kwam om
de sfeer te tekenen. De zon ging juist op
toen ik Socrates tegenkwam..Plato dus
als voorbeeld. Verder Erasmus die je in
zijn Colloquia leert converserenderwijs ei
gentijdse vraagstukken onder woorden te
brengen. Als derde noem ik Newman die
je bijbrengt dat geen gesprek en geen
verhandeling zin heeft zonder persoonlijke
betrokkenheid.
Heb je idee dat jouw boeken inzicht ver
diept hebben?
Ik ben niet zo zelfverzekerd dat ik met 'ja'
antwoord. Ik geloof wel dat mensen die
geïnteresseerd zijn in het innerlijk leven
van anderen, iets aan mijn interviews
gehad hebben. Want om dat innerlijk ging
het mij tenslotte, zó wilde ik de bezinning
op gang brengen. Liever dan met nóg eens
een vergadering of weer een rapport.
Je houd niet van wat ze tegenwoordig
noemen het 'harde' interview?
Mijn stelregel was: niet tegenspreken,
maar uit laten spreken, want zo alleen
komt de authentieke opinie van de geïn
terviewde tot haar recht. Dan krijg je
verhalen die aan een tegenspreker nooit
prijsgegeven worden. Overigens betekent
dit niet dat je er als een doetje bij zit.
Juist omdat je een eigen overtuiging hebt
Mi
DE VOORSTELLING
d<
Sedert ik daar eens iets van Bj
hoeffer over gelezen heb, kan ik
zogenaamde aanhef van de tien |LE
boden nooit lezen zonder daarl
té denken. Hij hoorde in die eej10.
woorden Ik ben de Here, |ja
God eigenlijk al alles wat
verder kwam. Ik ben, dat was <j}e
Alle leden van de kerkeraad waren ter vergadering getooid met mantel en bef. Het is niet duidelijk of de man op de voorgrond een predikant is;
mogelijk is het een leedaanzegger (plaat en bijschrift uit 'Ook dit was Amsterdam' deel IV).
me af of je daar nu zo blij mee
moet zijn.
In heel de 18de eeuw is de Amster
damse kerkeraad maar één keer in
het geweer gekomen, toen Zinzen-
dorf in Amsterdam kwam. De ker
keraad verweet hem, dat hij niet
rechtzinnig was op het punt van de
rechtvaardigings- en genadeleer. De
kerkeraad had nog gelijk ook, maar
hij heeft niets begrepen van het
geweldige werk dat deze man ver
richtte. Hier kwam men in aanra
king met een 'ketterij', die aan de
hand van de belijdenis veroordeeld
kon worden, omdat Zinzendorf en
de Amsterdamse kerkeraad binnen
hetzelfde kader spraken. Maar de
veel grotere vragen van hun tijd
konden de predikanten niet aan.
Die lieten ze dan ook maar liggen
en dus bleven ze goed orthodox.
Ik had graag gezien, dat dr. Even
huis deze kant van de zaak wat
meer belicht had. Ik ben het met
hem eens, dat de Verlichting de
kerk in de crisis heeft gebracht. De
kerk had die crisis aangekund, als
zij het lef had gehad, de vragen
onder ogen te zien. Aan dat lef
heeft het ontbroken, en -daarom
hadden de predikanten uiteindelijk
niet voldoende hart voor de kerk
en voor het evangelie.
Het is een goed boek, dat op derge
lijke vragen brengt. Hartelijk dank,
dr. Evenhuis.
Prof. dr. C. Augustijn, als kerkhis
toricus verbonden aan de Vrije
Universiteit te Amsterdam, be
spreekt: 'Ook dit was Amsterdam',
deel IV, door dr. R, B. Evenhuis.
Uitg. Ten Have, Baarn; 382 tekst
en 32 illustratiepagina's, prijs
32,50.
de Vader. Die kan alleen zo
zeggen, in onafhankelijkheid:.en
ben! De Here, Jahwe, dat was'
naam waarmee God zich aan Ph
volk verbond, was dat niet Goeiig
de gestalte van Jezus Messias? j
'uw God', dat wees duidelijk nh.
Gods nabijheid en aanwezigheid!
de mensen, naar het werk vange
Heilige Geest. Maar nooit kürn.
we aan deze woorden denken 2^ie
der het vervolg, 'die u uit het 1
Egypte, het slavenhuis, geleid
Want zo alleen kennen we I
Niet in zijn 'Ik ben', ook niet|je
leen in Jezus, zoals Hij hier verlP01
gen rondging en ook niet alleen;
een Geest die in ons werkt, ra'
als die God die leidt uit een i
venhuis. Van Wie grote daden I
bevrijding bekend zijn, waarom p
geëerd en geprezen wordt, waaiL
Hij in ons midden woont op oKI
lofzangen als die God, van wie I
alles verwachten. Nu, die God,
er zó op staat en zo voorstaat eifai
onze God wil zijn, die heeft
woorden voor ons, tien aanwij»e
gen hoe het moet om mens te pP1
met Hem, om te leven voor fro
aangezicht, om bevrijd en geleiipe
leven. Niet als tien wetten die fee:
ons van de een of andere eeuwa
orde doorgeeft, maar als Zijn gefei
dige bemoeienis met ons. Voor feij
gesneden en in de aarde geker"
(Exodus 20, 1, 2.) I
ié:
NED. HERV. KERK
Beroepen: te Valkenburg (fr
(toez.): J. C. van Hunnik te Erf
lote Genemuiden: M. A. v.d.
ker te Stellendam die bedarf
voor Nijkerk.
Afscheid van Schiedam A. D. K|£
sen ber. te Breda als diakonessff
huispredikant.
GEREF. KERJKEN m
Beroepen: te Stad aan 't Harij?
vliet: drs. G. J. Smink kand. aldP
die dit beroep heeft aangenomefj
Beroepen: te Schiedam, J. Ch. PP1
nekamp te Een-Veenhuizen. G
Aangenomen naar Vries: J. I/F.
man, kand. te Amsterdam.
Je
Bea Vianen. Liggend stilstaan.(is
blijvende momenten. Gedichjpi
Querido, Amsterdam 1974. 52 ja
11,90 Ij
Met haar romans als Sarnami, 1L
Strafhok: Ik eet, ik eet tot ik i
meer kan en Het paradijs L
Oranje heeft Bea Vianen naami,
maakt. Ze vertelt prettig, ze X
een nieuwe streek bloot, een konib
rijksdeel dat Suriname heet. El
ongecompliceerd als in haar l
mans heeft ze een bundel gediL
ten samengesteld, waarin ze op
gekunstelde wijze ervaringen mei
deelt, die hun belang missen,
ontlenen aan de informatie
men eruit krijgt. Wat de poëtisL
vormgeving betreft, daarover I;
werkelijk zeer weinig te zegs!
omdat die zo goed als ontbreE
Nergens krijgen de mededelint
meer relief door de wijze waarotf
verteld wordt, de poëzie is hier pc
tisch proza, waarin jeugdherin)
ringen duidelijk maken dat hetL
ven in Suriname ook niet alles?
dat de vervreemding van de omf
ving uiteraard ook in AmsterdaJ
Noord wordt ervaren, en dat r
lancholie geen troost biedt, r
Bea Vianen als romanschrijfr
aan het hart draagt, mag dit b[
deltje uiteraard niet missen. f
Wie in poëzie is geïnteresseerd, trfj
hier verstaanbare mededelinf
aan, of niet.H
kun je tot een gesprek komen metkijk
maar naar 'Hergroepering der partijen?'
zowel Van Rossum van de SGP als Bakker
van de CPN. Het is mogelijk zowel mede
als tegenstander duidelijk bij je lezer neer
te zetten.
Niet: te kijk zetten
Alsjeblieft niet. Je bent verantwoordelijk
voor eikaars goede naam. Je moet een
geïnterviewde nooit voor onaangename
verrassingen stellen en nooit één woord
publiceren dat hij niet wenst. Want dit is
niet alleen misbruik van vertrouwen, maar
ook misleiding van de lezer.
Mensen vragen me wel eens of jij niets
anders doet dan interviewen.
Ik ben bibliotheek-beambte bij de Vrije
Universiteit in Amsterdam en verzorg daar
de archieven van het historisch documen
tatiecentrum voor de geschiedenis van het
Nederlands protestantisme van de laatste
twee eeuwen.
Ben je ook nog met boeken bezig?
Om te beginnen moet ik nog twee vervolg
delen publiceren op mijn proefschrift over
Colijn. Eén van de twee is af, maar ik
moet het nog helemaal uittypen. Verder
ben ik bezig met het uitgeven van de
verzamelde werken van Gerretson. Daar
van zijn nu twee delen uit. Dan heb ik
nog een breed opgezet project inzake Kuy-
per onder handen, maar dat is te zijner
tijd een apart verhaal. Daaromheen hoop
ik nog wat 'los' werk te doen. Ik wil
bijvoorbeeld graag een boek over Engelse
theologische persoonlijkheden schrijven.
Van hen weten we in ons land te weinig
af.
De Rotterdammer
Nieuwe Haagse Courant
Nieuwe Leidse Courant
Dordts Dagblad
Uitgaven van
B.V. De Christelijke Per»
Directie:
Ing. O. Postma,
F. Diemer.
Hoofdredactie:
J. Tammlnga.
Hoofdkantoor B.V. De
Christelijke Pers: N.Z.
Voorburgwal 276 - 280,
A'dam. Postbus 859.
Telefoon 020 - 22 0383.
Postgiro: 26 92 74. Bank:
Ned. Midd. Bank (rek.nr.
69 73 60 768). Gem.glro
X 500.