Wolkers 'Walgvogel' een bont schilderij in taal Al bleef ik eeuwig ongelezen, en andere bundels Voorspel tot de geschiedenis i KUNST T21-K21 Al minstens acht jaar geleden heette 'De Walgvogel' Wolkers' nieuwe, zo juist verschenen roman 'In voorbereiding'. Ons geduld is dus op de proef gesteld, maar wordt nu beloond met maar liefst mim 400 bladzijden tekst. Om een indruk van een zo omvang rijke roman te geven is het nood zakelijk te abstraheren van een menigte details. Mogelijk biedt het reuzeschilderij dat de ikfiguur op een zeker moment vervaardigt een goed aanknopingspunt. Als soldaat in Nederlands Indië, vlak na de oorlog, moet hij ter opluistering van het kerstfeest een muur be schilderen: 'Alles wat ik vroeger geschilderd had ontstond bijna vanzelf onder mijn handen op die muur. In een grote draaiende be weging alsof het op een rad van avontuur geschilderd was en door het ronddraaien naar de buitenkant geslingerd werd'. En dan volgen allerlei geschilderde feiten en ge beurtenissen. die in de roman al een rol hebben gespeeld. Zo ont staat een veelbetekenend schilderij en dat 'geschilderde stuk van mijn leven' wordt door de commandant zelfs 'een allegorie op het ihele leven' genoemd. Het is verhel derend als we 'De Walgvolgel' op vatten als een enorm schilderij in taal, een grootscheeps arrangement van feiten en gebeurtenissen zó dat ze een levensepisode vastleggen en zin verlenen. Al uit Wolkers' prachtige roman 'Terug naar Oegstgeest' bleek hoe zeer ordening van verleden tijd pas waarlijk een verleden schept. Zon- ider die ordening zou zelfs ontkend Ikunnen worden dat het verleden ibestaat. Het wordt in die roman zo geformuleerd: 'Misschien is het al lemaal niet waar. Misschien had niets een betekenis, had alles net zo goed anders kunnen gaan. Zijn het maar lijnen die ik trek van de ene gebeurtenis naar de andere om de zin ervan te begrijpen'. Precies ditzelfde vondt plaats in 'De Walg vogel'. Er wordt door de ikfiguur een verleden geconstrueerd. Op grond van dezelfde feiten en ge beurtenissen had dat ook heel an ders gekund, maar het aangeboden arrangement is het omvattende en veelbetekenende schilderij gewor den, waar niet alleen hijzelf maar ook lezers hun eigen leven in kun nen herkennen. Het eerste wat opvalt aan 'De Walgvolgel' is het feit dat de ro man geen aliniëring bezit. Wel heeft Wolkers de tekststroom ver deeld over bijna negentig hoofd stukken, maar binnen die hoofd stukken wordt het verhaal door lopend verteld. Deze suggestie van ononderbrokenheid verleent de ro man vaart en spanning. Liefdesthema De rode draad in de roman vormt de liefde van de ikfiguur voor het meisje Lien. Die liefdesgeschiedenis vindt plaats tegen het meest ruime decor: de tijd. Van elkaar verwij derd in de oorlog door een woeste vader, die zijn dochter kwam opei sen, ontmoet de ikfiguur haar weer in Indië, waar hij als vrijwilliger heen is gegaan na vernomen te hebben dat Lien ook daarheen ver trekt. In Indië krijgt uiteindelijk deze nooit écht onderbroken liefde een noodlottig vervolg. Dit liefdesthema wordt uitgespon nen, zoals ik zei. in groot verband. 'De Walgvolgel' is, meer nog dan 'Terug naar Oegstgeest', een roman vol kleine en grote verhaaltjes. Wolkers' detailzucht lijkt zelfs hier en daa rwat overwoekerend. Zo krij gen we niet alleen uitvoerig verslag van de crisisjaren, de oorlogsjaren en de Indische tijd, maar ook per sonages zoals de onvergetelijke Indië-ganger Oom Hendrik en vriend Piet Ranzijn vergen veel aandacht. Dat geeft de roman een kaleidoskopische veelzijdigheid, die tot lezen stimuleert, want er ge beurt teveel in om niet geboeid te blijven. De eigenlijke reden van deze boeiende werking is echter dat, alle detaillering ten spijt, Wol kers nergens de indruk geeft zich op zijpaden te begeven. De functio naliteit van het vertelde nl. het in functie staan van de grote liefde staat buiten kijf. Dat neemt niet weg dat er naast het liefdesthema ook heel andere kwesties in het groot worden aangesneden. Je zou de roman in tweeën kunnen delen: in een voor-Indische en In dische periode. Alles wat plaats vindt in de tweede priode heeft zijn voorbereiding gehad in de eerste. Bij herhaling laat Wolkers ook merken dat de oorlog van Neder landers in Indië is te beschouwen als een voortzetting van onze kant van de oorlog die Duitsers tegen ons voerden. De ene oorlog sleept een andere mee, waarin echter wel de rollen zijn omgedraaid. Waren wij eerst slachtoffers, in Indië zijn we de bezetters. Die meer politieke en sociale kwesties spelen in dit boek een belangrijke rol. Ze laten zien dat een persoonlijke geschie denis zich immer afspeelt in een groot kader en dat alles met alles samenhangt. Kijkt de ikfiguur in het begin van de roman dikwijls in Oom Hendriks plaatjesalbum 'Onze overzeese gewesten' jaren later loopt hij in de plaatjes en is het album werkelijkheid geworden. We kennen het soort verteller uit 'De Walgvolgel' wel uit ander werk van Wolkers. Hoe precies het ver band ligt tussen hem en de auteur laat ik liever buiten beschouwing ik bespreek een roman, geen leven al is het voor iedereen duidelijk dat niet alleen veel vroe ger werk opnieuw is verwerkt (ik denk aan de figuur van De Spin, die in 'Kort Amerikaans' zo'n be langrijke rol speelt), maar ook veel eigen belevenissen. Daarvoor hoeft men slechts Wolkers zelfvervaar digde schrijversprentenboek 'Werk kleding' op te slaan, waarin illus traties bij gebeurtenissen uit 'De Walgvolgel' staan afgedrukt. Hoe het zij, de ikfiguur uit deze nieuwe roman heeft in elk geval weer dezelfde eigenschappen als zo veel hoofdfiguren bij Wolkers. Dood, liefde en sex spelen in zijn leven een overheersende rol. Goed- gedoseerd voert Wolkers deze zaken op, dikwijls ontzaglijk humoristisch, niet zelden flink grof, maar altijd wel is rondborstigheid gemengd met eerlijke verontwaardiging of tederheid. 'De Walgvolgel' wordt verteld door een rasverteller, die in zijn gedrevenheid geen blad voor de mond neemt. Niemand moet zich overigens in die gedrevenheid vergissen. Aan alles wat er staat in 'De Walgvogel' is overleg voorafgegaan. De roman is een constructie. Dat zal degene duidelijk worden die de herhalin gen nagaat, waar de roman vol van zit. Structurering, de introductie van motieven en thema's, is Wol kers wel toevertrouwd. Alle losse draadjes, die zo'n aardige indruk van vlot en voor de vuist weg vertellen geven, komen tenslotte mooi bij elkaar. Als bezwaar tegen 'De Walgvolgel' zou ingebracht kunnen worden dat net als in 'Turks Fruit' som mige gebeurtenissen nogal dik zijn aangezet. Een voor de hand liggend voorbeeld van die eigenschap lijkt het slot van de nieuwe roman. Lien is dan getrouwd met een Hollandse officier en woont in Indië. Ze heeft echter geheime omgang met de ik figuur en raakt van hem in ver wachting. Als haar echtgenoot ver neemt wat er met haar aan de hand is, schiet hij haar dood. De ikfiguur, door de baboe gewaar schuwd, verschijnt ter plaatse en schiet de officier neer. Een geweld dadig en afdoend einde, dat wel. En ook nog best uit aard en opvat tingen van de spelers aan dit to neel verklaarbaar. Toch zet Wolkers dergelijke tonelen wat melodrama tisch op. Ik vind het laat ik dat er meteen bijzeggen geen wezen lijk bezwaar. Een roman laat dan namelijk goed zien, aan zichzelf, dat hij geschreven is op lezers (en dat zijn er voor zo'n geschiedenis als deze vast heel veel), maar ook méér dan een verhaaltje-alleen wil overdragen. Om tranen bij in de ogen te krijgen, deze dramatische afloop van een zo ruim in kader gezette liefdeshistorie, maar tegelijk een doorbreking van de romanillu sie. Wolkers weet zijn lezers te manipuleren en hij doet dat knap, én openlijk. De eindscène is immers zoals zoveel in dit boek erg symbo lisch. De officier is te beschouwen als de representant van de bezet tende macht. Hij bezit Lien, van wie de ikfiguur houdt. Bezetters schuwen geen grof geweld en hij doodt haar. Die daad geeft de ikfi guur tenslotte het recht terug te doden. Zijn moord is het teken van uiteindelijk, grondig verzet. (Hier bij moet opgemerkt dat hoewel het hem mogelijk was geweest de ikfiguur tijdens zijn verblijf in Indië nooit gedood heeft). Parallellen Het valt niet moeilijk in te zien dat er parallellen te trekken zijn met de aanwezigheid van Nederlanders in Indië. De titel van de roman wijst daar ook naar. De walgvolgel, of dodo, was een enorme duifachti ge vogel die eeuwen geleden door Hollandse zeelui in den vreemde met stokken werd doodgeslagen om als voedsel te dienen. Hij is toen uitgeroeid en uitgestorven. Niet alleen met het verdrukkende optreden van Nederlanders in Indië valt de titel in verband te brengen. Ook is het mogelijk er een formu lering in te lezen van hoe de ikfi guur zich voelt temidden van het militair bedrijf. Zijn walging be treft in wezen de dood. Vandaar dat de allerlaatste scène uit 'De Walgvolgel' er een is waarin per symbolische handeling het le ven aan verdrukten wordt terugge geven. De ikfiguur ontmoet een in lander met een korf vol kikkers. Ze leven allemaal nog. hij ziet ze 'als kleverig goed met kloppende, witte kelen en gele ogen'. Ze zijn be stemd voor de consumptie. Hij koopt de korf kikkers voor een zak gouden tientjes, een absurde ruil in het oog van de inlander. Maar het is dan ook een symbolische hande ling. De korf wordt vervoerd naar de plek in het bamboe waar de ikfiguur met Lien had gezeten. 'Daar ging ik zitten. Soms hoorde ik een klef geluid en een klagelijk en slijmerig gepiep uit de mand komen. Ik deed hem open en keer de hem om. Ze bleven even liggen, sommigen met hun witte buiken naar boven als dooie vis. Maar na een poos kwam er beweging in die glibberige massa. Ze schoven die vliesachtige oogleden een paar keer voor hun ogen heen en weer en sprongen toen één voor één weg naar de laagte waar je met een klokkend geluid water hoorde stro men. Met mijn handen op mijn borst(.bleef ik naar ze zitten kijken en luisteren naar de wind in de bamboe om me heen'. Met deze daad van bevrijding ein digt de roman. In een interview antwoordde Wolkers eens op de vraag: 'Je bent wel aan het leven gehecht zelf?' het volgende: 'Jawel, ik houd erg van het leven. De meeste mensen denken uit m'n werk dat ik de een of andere som bere misantroop ben, maar ik ben erg gek op 't leven ja'. 'De Walg volgel' is een roman van formaat die deze uitspraak indrukwekkend bevestigt. Het boek is te vergelijken met een bont schilderij, waarop tussen en wirwar van beelden een groot en onontkoombaar verband bestaat. Jan Wolkers. De Walgvogel. Am sterdam, Meulenhoff, 1974. 432 blz. 17.50. Onder de titel 'Al bleef ik eeu wig ongelezen' heeft Lukas Pe- regrijn een bloemlezing samen gesteld met 'Tldgenoten der Tachtigers die Tachtig meden of bestreden'. Achter het pseudoniem Lukas Pere- grijn, (één der vele waarvan J. A. Alberdingk Thijm (1820-1889) zich heeft bediend), verschuilt zich de projektgroep 'J. A. Alberdingk Thijm', die werkzaam is aan de Nijmeegse universiteit. De werk groep heeft het zoeklicht gericht op die dichters die in de zware scha duw der Tachtigers zijn komen te staan en dientengevolge in de ver getelheid zijn geraakt. De werk groep heeft nu geen eerherstel voor deze dichters, die in hun dagen wel degelijk gelezen werden, op het oog, want dat wordt verhinderd door de geringe poëtische waarde der gedichten. 'Wij gokken', aldus de inleiding, 'op de vertedering die het onhandige, het goedbedoelde en op de nieuwsgierigheid die het cu rieuze en het ongelooflijke kunnen wekken, zonder overigens iemand deze motieven op te dringen'. De bloemlezing bevat gedichten van min of meer bekenden als Adama van Scheltema, Couperus, Van Collem, J. N. van Hall, Fiore della Neve, Soera Rana, Speenhoff, bij wie het verzet tegen Tachtig op verschillende wijze tot uitdruk king komt, maar ook gedichten van nu volslagen onbekenden. In de rijke bloemlezing ontbreekt de ver tegenwoordiger van de protestantse reactie op Tachtig, Seerp Anema (1875-1961). Overigens stelt deze selectie uiteraard voor tal van pro blemen die zowel de geschiedschrij ving van de letteren als de evalua tie raken. Wat veel gelezen werd, heeft de literatuurgeschiedenis niet gehaald, en wat literair het meest waardevol is gebleken, werd weinig gelezen een constatering die voor alle tijden zal gelden en voer is voor literatuursociologen. De werkgroep heeft aldus een interes sante bloemlezing op de markt ge bracht. In de bundel 'Hinkelen met de hoop' 2) laat Frans Muller, 'een vroegere katholiek die tegen wil en dank agnosticus werd', zich kennen als iemand die zijn geloof heeft verloren, maar de hoop heeft be houden. Als zodanig zou hij kunnen spreken voor velen in den lande, in wie dit dualisme ook aanwezig is. De proloog spreekt van een onwijs mannetje dat een wijs mannetje wil pesten 'zolang hun beider hart (ze hebben er samen maar één) blijft slaan'. Een diepe hunkering naar leven in de pregnante zin van het woord is onmiskenbaar, evenals de verbittering om de afwezigheid ervan in het dagelijks leven. Dit soort belijdenispoëzie ontleent waar de aan inhoudelijkheden, maar ontbeert anderzijds die poëtische kwaliteiten die de inhoud langer dan de duur der lezing doet beklij ven. De poëtische vormgeving is hier slechts een patroon dat gekozen is om niet in proza te vervallen. Zij krijgt niet dat karakter waarvan te zeggen is dat het zo en niet anders valt te zeggen, behalve dan dat het in poëzie wat meer gebruikelijk is in metaforen te vervallen. Intussen zullen er zijn die deze strijd om God. om het wit. om de dood van groter belang achten dan eventuele poëtische kwaliteit: 'ik zeg god - en voel mij ontbindend verbonden. - vindend verloren. - Verdrinkend drink ik god. - Heb ik u lief? - Gij lest mij en lost mij op'. Naar de flaptekst van Benne Lut- sen Boarnstra's 'Onaantastbaar kleinbedrijf' 3) vertelt, is Boarnstra in het leven van allerlei markten thuis. Hij studeerde voor onderwij zer en musicus, werkte bij kust vaart en visserij, in fabrieken en als zeilschipper op oude binnensche pen. Hij schrijft gedichten in het Nederlands en in het Fries, en pu bliceerde in het tijdschrift Wen ding. Deze eerste bundel verschijnt in de serie Seismogram die onder redactie staat van Ad den Besten. Met de gekozen titel voor de bundel is het gemakkelijk te begrijpen dat de dichter zich zelf ziet 'als een kleine zelfstandige van het woord', die 'zonder uurloon' probeert meer te zeggen dan woorden eigenlijk kunnen. De titel laat ook raden dat hij als dichter nog verstrikt is in de theoretische kanten van het poëzie- bedrijf: de bundel bevat veel pro grammatische gedichten. Een zeke re verliefdheid op woordspelingen valt de dichter niet te ontzeggen, zoals één van zijn landschapsgedich ten laat zien: Dool: het ijs is ge broken - tussen wind en water - frieslands boezem zwelt - onder handen van de westenwind - stok oude minnaar van het lage land - in het gras achter de rietzomen - vind ik nu weer schuimsporen - van hun eeuwige omgang'. Zo'n gedicht is natuurlijk wel aar dig, maar het houdt niets over wanneer de dubbelzinnigheid is ontdekt, hetgeen ook al niet te moeilijk is. Ook wat de poëtologl- sche aspecten van de bundel be treft, moet men zeggen dat Boarn stra's visie uiteindelijk weinig nieuws bevat. 1) AI bleef ik eepwig ongelezen. Een bundel romantische en opstan dige verzen, bijeengebracht door Lukas Peregrijn. Uitg. Bert Bakker, Den Haag 1974. 192 blz. 6.75 2) Frans Muller: Hinkelen met de hoop. Uitg. Bosch en [Keuning NV Baarn. 56 blz. 6,25 3) Benne Lutsen Boarnstra: On aantastbaar kleinbedrijf. Uitg. Bosch en Keuning NV Baarn. 40 blz. 6,25. Aanbidders, tezamen gevonden in de tempel van Abba te Esjoenna in Mesopotamië. (Afbeeldingen bij dit artikel ontleend aan het daarin besproken boek.) komt dan veertigduizend jaar gele den homo sapiens diluvialis zo 'plotseling' en in zo groten getale vandaan? En komt homo sapiens uit het nabije oosten? Rust en Pit- tioni gaan daar uitvoerig op in en hoe verder in de tijd des te meer stille getuigen in de bodem, werktuigen, grafgiften, sieraden, getuigen van leven, werken, religie en cultuur in de voortijd. Culturen Echte geschiedenis begint pas met de grote culturen van Egypte en Mesopotamië. Ook die vinden in dit eerste deel van de Universele We reldgeschiedenis een plaats. De egyptoloog is de Amerikaan Albert Wilson (hij stelt o.a. de eventuele verhouding aan de orde tussen de religie van Aton en het hebreeuwse monotheïsme, en vergelijkt Egypte met de Grieken en de Israëlieten). Wolfram Freiherr von Soden (uit Münster) schrijft over de rijke, veel te weinig bekende geschiedenis van Soemerië, Babylonië en de Hettieten. Ook dit eerste deel van de UWG (deel 9, over de twintigste eeuw. verscheen eerder, zie onze krant van 22 juni 1974) is een bewijs van een grondige, veelomvattende aan pak, een uitstekende uitvoering met o.a. ruim honderd foto's en repro ducties en facsimiles van het do denboek van Thebe en Haeckels stamboom der primaten. Wij weten in onze eeuw oneindig veel meer dan vroegere generaties, ook over de geschiedenis. Over de prehistorie wordt nog haast dagelijks meer be kend. Des te dringender is het no dig dat deze kennis deskundig ge ordend en toegelicht wordt overge dragen. Daarom is de verschijning van deze uitgave van groot belang. Universele Wereldgeschiedenis, on der redactie van prof. dr. Golo Mann, prof. dr. Alfred Heuss en prof. dr. August Nitschke. Deel I: prehistorie en eerste hoge culturen. 631 blz. Prijs voorlopig 110 per deel. Uitgave Scheltens en Giltay. Den Haag en Heideland-Orbis. Hasselt. door W. F. Stafleu de tweede schrijver, prof. dr. Ger hard Heberer. .Van hem is o.a. de belangwekkende opmerking dat men zich het verloop van de ont wikkeling der geleedpotigen (we zijn nog steeds ver vóór de mense lijke geschiedenis) ook in een an dere richting kan voorstellen. In dat geval zouden de voorwaarden aanwezig zijn voor een combinatie, die tot mensachtige prestatiemoge lijkheden kon leiden. Interessant voor ledereeri die over levensmoge lijkheden buiten de planeet aarde nadenkt. Met de pre- en protohistorie hou den zich vervolgens twee andere geleerden bezig: Alfred Bust uit Ahrensburg en Richard Pittioni uit Wenen. Nu is de wetenschap van de prehistorie geweldig in bewe ging. De Nederlandse bewerkers van deze oorspronkelijk Duitse uit gave vonden het dan ook noodza kelijk, aan deze hoofdstukken over de oude en nieuwe steentijd kriti sche opmerkingen toe te voegen. Op het indrukwekkende verhaal van dr. Rust bijvoorbeeld (die als handwerksman aan opgravingen begon en vele vondsten op zijn naam heeft staan) volgt een uit voerige vermelding van de vond sten van de amateur-archeoloog Tjerk Vermaning, sinds 1965 in midden Drente gedaan. Zo krijgt Vermaning in de Universele We reldgeschiedenis ruimschoots we tenschappelijke erkenning. En te genover Pittioni houden de Neder landse bewerkers staande dat Euro pa de voedselproduktie wel degelijk aan het nabije oosten te danken heeft. Vondsten Rust en Heberer gaan ervan uit dat pas het vervaardigen van een stuk gereedschap als blijvend werk tuig een aanwijzing is voor de mens-als-mens. Het is boeiend. Rust te volgen in de ogenschijnlijk onsamenhangende wirwar van vondsten. Hij maakt een aardig theoretisch rekensommetje, dat er op neerkomt dat Europa in de steentijd, tweehonderdduizend jaar geleden, wellicht 'bevolkt' was door maar duizend mensenparen. De mens is dan ook in die tijden zowel het zwakste als het zeldzaamste le vende wezen op aarde. En waar Nog niet zo lang een jaar of vijftig, zestig is geschiedenis volop wereldgeschiedenis. Wat voor belangrijks er ook gebeurt, het is bijna onmiddellijk in alle politieke centra van de wereld bekend, en het roept er reacties op. De wereld als 'horizontale eenheid'. En is er ook een verticale eenheid, een principiële samenhang van de wereldgeschiedenis? Prof. dr. Alfred Heuss, hoofdredacteur van de 'Uni versele Wereldgeschiedenis' meent van niet. Hij schrijft in het nu verschenen eerste deel dat die veel- beleden eenheid 'slechts in schijn vanzelfsprekend' is, maar in feite een bedenksel door het vroege christendom overgenomen van het jodendom van na de ballingschap en zo verankerd in de diepste lagen van ons latere bewustzijn. Grieken en Romeinen hadden geen ge- I schiedfilosofen en hielden zich aan hun geschiedschrijvers. Die be schikten echter niet over een god delijke openbaring. Alleen daaruit hadden zij kunnen leren, niet al leen hoe ongelijksoortige figuren staten, volkeren en stammen zich tot elkaar verhielden, maar vooral, waar de bonte, onafzienbare reeks van gebeurtenissen onge merkt op uitliep. Nu oriënteert dit boek de lezers niet op openbaring of op de mythe om de oorsprong van wereld en mens heid te verklaren. Wel begint het eerste deel met een filosofische in plaats van een historische beschou wing. Geschiedschrijving, zegt Heuss, is typisch een onfilosofische bezigheid, maar als het probleem van het eerste begin aan de orde is, moeten er wel vragen gesteld wor den en moet de weg worden inge slagen naar bezinning die zich op het geheel richt. Darwin Dat doet de Göttinger filosoof Hel mut Plessner. Hij stelt zich kritisch op tegenover de darwinistische we reldbeschouwing. Maar reserve te genover het darwinisme betekent voor Plessner geen vervreemding van de biologie en de ontdekkingen daarin gedaan. Dat hoeft ook niet. want ook volgens Heuss doen al meer dan een generatie lang be schouwingen opgeld, waarvan de kwesties buiten de problematiek van de evolutieleer vallen. Méér in de lijn van Darwin denkt Schedelplastiek uit Jericho, 7000 jaar v. C. Jan Wolkers

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1974 | | pagina 21