Wolkers 'Walgvogel' een bont schilderij in taal
Al bleef ik eeuwig ongelezen, en
andere bundels
Voorspel tot de
geschiedenis
i
KUNST T21-K21
Al minstens acht jaar geleden heette 'De Walgvogel' Wolkers' nieuwe, zo
juist verschenen roman 'In voorbereiding'. Ons geduld is dus op de proef
gesteld, maar wordt nu beloond met maar liefst mim 400 bladzijden tekst.
Om een indruk van een zo omvang
rijke roman te geven is het nood
zakelijk te abstraheren van een
menigte details. Mogelijk biedt het
reuzeschilderij dat de ikfiguur op
een zeker moment vervaardigt een
goed aanknopingspunt. Als soldaat
in Nederlands Indië, vlak na de
oorlog, moet hij ter opluistering
van het kerstfeest een muur be
schilderen: 'Alles wat ik vroeger
geschilderd had ontstond bijna
vanzelf onder mijn handen op die
muur. In een grote draaiende be
weging alsof het op een rad van
avontuur geschilderd was en door
het ronddraaien naar de buitenkant
geslingerd werd'. En dan volgen
allerlei geschilderde feiten en ge
beurtenissen. die in de roman al
een rol hebben gespeeld. Zo ont
staat een veelbetekenend schilderij
en dat 'geschilderde stuk van mijn
leven' wordt door de commandant
zelfs 'een allegorie op het
ihele leven' genoemd. Het is verhel
derend als we 'De Walgvolgel' op
vatten als een enorm schilderij in
taal, een grootscheeps arrangement
van feiten en gebeurtenissen zó dat
ze een levensepisode vastleggen en
zin verlenen.
Al uit Wolkers' prachtige roman
'Terug naar Oegstgeest' bleek hoe
zeer ordening van verleden tijd pas
waarlijk een verleden schept. Zon-
ider die ordening zou zelfs ontkend
Ikunnen worden dat het verleden
ibestaat. Het wordt in die roman zo
geformuleerd: 'Misschien is het al
lemaal niet waar. Misschien had
niets een betekenis, had alles net
zo goed anders kunnen gaan. Zijn
het maar lijnen die ik trek van de
ene gebeurtenis naar de andere om
de zin ervan te begrijpen'. Precies
ditzelfde vondt plaats in 'De Walg
vogel'. Er wordt door de ikfiguur
een verleden geconstrueerd. Op
grond van dezelfde feiten en ge
beurtenissen had dat ook heel an
ders gekund, maar het aangeboden
arrangement is het omvattende en
veelbetekenende schilderij gewor
den, waar niet alleen hijzelf maar
ook lezers hun eigen leven in kun
nen herkennen.
Het eerste wat opvalt aan 'De
Walgvolgel' is het feit dat de ro
man geen aliniëring bezit. Wel
heeft Wolkers de tekststroom ver
deeld over bijna negentig hoofd
stukken, maar binnen die hoofd
stukken wordt het verhaal door
lopend verteld. Deze suggestie van
ononderbrokenheid verleent de ro
man vaart en spanning.
Liefdesthema
De rode draad in de roman vormt
de liefde van de ikfiguur voor het
meisje Lien. Die liefdesgeschiedenis
vindt plaats tegen het meest ruime
decor: de tijd. Van elkaar verwij
derd in de oorlog door een woeste
vader, die zijn dochter kwam opei
sen, ontmoet de ikfiguur haar weer
in Indië, waar hij als vrijwilliger
heen is gegaan na vernomen te
hebben dat Lien ook daarheen ver
trekt. In Indië krijgt uiteindelijk
deze nooit écht onderbroken liefde
een noodlottig vervolg.
Dit liefdesthema wordt uitgespon
nen, zoals ik zei. in groot verband.
'De Walgvolgel' is, meer nog dan
'Terug naar Oegstgeest', een roman
vol kleine en grote verhaaltjes.
Wolkers' detailzucht lijkt zelfs hier
en daa rwat overwoekerend. Zo krij
gen we niet alleen uitvoerig verslag
van de crisisjaren, de oorlogsjaren
en de Indische tijd, maar ook per
sonages zoals de onvergetelijke
Indië-ganger Oom Hendrik en
vriend Piet Ranzijn vergen veel
aandacht. Dat geeft de roman een
kaleidoskopische veelzijdigheid, die
tot lezen stimuleert, want er ge
beurt teveel in om niet geboeid te
blijven. De eigenlijke reden van
deze boeiende werking is echter
dat, alle detaillering ten spijt, Wol
kers nergens de indruk geeft zich
op zijpaden te begeven. De functio
naliteit van het vertelde nl. het
in functie staan van de grote liefde
staat buiten kijf. Dat neemt niet
weg dat er naast het liefdesthema
ook heel andere kwesties in het
groot worden aangesneden.
Je zou de roman in tweeën kunnen
delen: in een voor-Indische en In
dische periode. Alles wat plaats
vindt in de tweede priode heeft zijn
voorbereiding gehad in de eerste.
Bij herhaling laat Wolkers ook
merken dat de oorlog van Neder
landers in Indië is te beschouwen als
een voortzetting van onze kant
van de oorlog die Duitsers tegen
ons voerden. De ene oorlog sleept
een andere mee, waarin echter wel
de rollen zijn omgedraaid. Waren
wij eerst slachtoffers, in Indië zijn
we de bezetters. Die meer politieke
en sociale kwesties spelen in dit
boek een belangrijke rol. Ze laten
zien dat een persoonlijke geschie
denis zich immer afspeelt in een
groot kader en dat alles met alles
samenhangt. Kijkt de ikfiguur in
het begin van de roman dikwijls in
Oom Hendriks plaatjesalbum 'Onze
overzeese gewesten' jaren later
loopt hij in de plaatjes en is het
album werkelijkheid geworden.
We kennen het soort verteller uit
'De Walgvolgel' wel uit ander werk
van Wolkers. Hoe precies het ver
band ligt tussen hem en de auteur
laat ik liever buiten beschouwing
ik bespreek een roman, geen
leven al is het voor iedereen
duidelijk dat niet alleen veel vroe
ger werk opnieuw is verwerkt (ik
denk aan de figuur van De Spin,
die in 'Kort Amerikaans' zo'n be
langrijke rol speelt), maar ook veel
eigen belevenissen. Daarvoor hoeft
men slechts Wolkers zelfvervaar
digde schrijversprentenboek 'Werk
kleding' op te slaan, waarin illus
traties bij gebeurtenissen uit 'De
Walgvolgel' staan afgedrukt.
Hoe het zij, de ikfiguur uit deze
nieuwe roman heeft in elk geval
weer dezelfde eigenschappen als zo
veel hoofdfiguren bij Wolkers.
Dood, liefde en sex spelen in zijn
leven een overheersende rol. Goed-
gedoseerd voert Wolkers deze zaken
op, dikwijls ontzaglijk humoristisch,
niet zelden flink grof, maar altijd
wel is rondborstigheid gemengd
met eerlijke verontwaardiging of
tederheid. 'De Walgvolgel' wordt
verteld door een rasverteller, die in
zijn gedrevenheid geen blad voor
de mond neemt.
Niemand moet zich overigens in die
gedrevenheid vergissen. Aan alles
wat er staat in 'De Walgvogel' is
overleg voorafgegaan. De roman is
een constructie. Dat zal degene
duidelijk worden die de herhalin
gen nagaat, waar de roman vol van
zit. Structurering, de introductie
van motieven en thema's, is Wol
kers wel toevertrouwd. Alle losse
draadjes, die zo'n aardige indruk
van vlot en voor de vuist weg
vertellen geven, komen tenslotte
mooi bij elkaar.
Als bezwaar tegen 'De Walgvolgel'
zou ingebracht kunnen worden dat
net als in 'Turks Fruit' som
mige gebeurtenissen nogal dik zijn
aangezet. Een voor de hand liggend
voorbeeld van die eigenschap lijkt
het slot van de nieuwe roman. Lien
is dan getrouwd met een Hollandse
officier en woont in Indië. Ze heeft
echter geheime omgang met de ik
figuur en raakt van hem in ver
wachting. Als haar echtgenoot ver
neemt wat er met haar aan de
hand is, schiet hij haar dood. De
ikfiguur, door de baboe gewaar
schuwd, verschijnt ter plaatse en
schiet de officier neer. Een geweld
dadig en afdoend einde, dat wel.
En ook nog best uit aard en opvat
tingen van de spelers aan dit to
neel verklaarbaar. Toch zet Wolkers
dergelijke tonelen wat melodrama
tisch op. Ik vind het laat ik dat
er meteen bijzeggen geen wezen
lijk bezwaar. Een roman laat dan
namelijk goed zien, aan zichzelf,
dat hij geschreven is op lezers (en
dat zijn er voor zo'n geschiedenis
als deze vast heel veel), maar ook
méér dan een verhaaltje-alleen wil
overdragen. Om tranen bij in de
ogen te krijgen, deze dramatische
afloop van een zo ruim in kader
gezette liefdeshistorie, maar tegelijk
een doorbreking van de romanillu
sie. Wolkers weet zijn lezers te
manipuleren en hij doet dat knap,
én openlijk.
De eindscène is immers zoals
zoveel in dit boek erg symbo
lisch. De officier is te beschouwen
als de representant van de bezet
tende macht. Hij bezit Lien, van
wie de ikfiguur houdt. Bezetters
schuwen geen grof geweld en hij
doodt haar. Die daad geeft de ikfi
guur tenslotte het recht terug te
doden. Zijn moord is het teken van
uiteindelijk, grondig verzet. (Hier
bij moet opgemerkt dat hoewel
het hem mogelijk was geweest
de ikfiguur tijdens zijn verblijf in
Indië nooit gedood heeft).
Parallellen
Het valt niet moeilijk in te zien dat
er parallellen te trekken zijn met
de aanwezigheid van Nederlanders
in Indië. De titel van de roman
wijst daar ook naar. De walgvolgel,
of dodo, was een enorme duifachti
ge vogel die eeuwen geleden door
Hollandse zeelui in den vreemde
met stokken werd doodgeslagen om
als voedsel te dienen. Hij is toen
uitgeroeid en uitgestorven.
Niet alleen met het verdrukkende
optreden van Nederlanders in Indië
valt de titel in verband te brengen.
Ook is het mogelijk er een formu
lering in te lezen van hoe de ikfi
guur zich voelt temidden van het
militair bedrijf. Zijn walging be
treft in wezen de dood.
Vandaar dat de allerlaatste scène
uit 'De Walgvolgel' er een is waarin
per symbolische handeling het le
ven aan verdrukten wordt terugge
geven. De ikfiguur ontmoet een in
lander met een korf vol kikkers. Ze
leven allemaal nog. hij ziet ze 'als
kleverig goed met kloppende, witte
kelen en gele ogen'. Ze zijn be
stemd voor de consumptie. Hij
koopt de korf kikkers voor een zak
gouden tientjes, een absurde ruil in
het oog van de inlander. Maar het
is dan ook een symbolische hande
ling. De korf wordt vervoerd naar
de plek in het bamboe waar de
ikfiguur met Lien had gezeten.
'Daar ging ik zitten. Soms hoorde
ik een klef geluid en een klagelijk
en slijmerig gepiep uit de mand
komen. Ik deed hem open en keer
de hem om. Ze bleven even liggen,
sommigen met hun witte buiken
naar boven als dooie vis. Maar na
een poos kwam er beweging in die
glibberige massa. Ze schoven die
vliesachtige oogleden een paar keer
voor hun ogen heen en weer en
sprongen toen één voor één weg
naar de laagte waar je met een
klokkend geluid water hoorde stro
men. Met mijn handen op mijn
borst(.bleef ik naar ze zitten
kijken en luisteren naar de wind in
de bamboe om me heen'.
Met deze daad van bevrijding ein
digt de roman. In een interview
antwoordde Wolkers eens op de
vraag: 'Je bent wel aan het leven
gehecht zelf?' het volgende: 'Jawel,
ik houd erg van het leven. De
meeste mensen denken uit m'n
werk dat ik de een of andere som
bere misantroop ben, maar ik ben
erg gek op 't leven ja'. 'De Walg
volgel' is een roman van formaat
die deze uitspraak indrukwekkend
bevestigt. Het boek is te vergelijken
met een bont schilderij, waarop
tussen en wirwar van beelden een
groot en onontkoombaar verband
bestaat.
Jan Wolkers. De Walgvogel. Am
sterdam, Meulenhoff, 1974. 432 blz.
17.50.
Onder de titel 'Al bleef ik eeu
wig ongelezen' heeft Lukas Pe-
regrijn een bloemlezing samen
gesteld met 'Tldgenoten der
Tachtigers die Tachtig meden
of bestreden'.
Achter het pseudoniem Lukas Pere-
grijn, (één der vele waarvan J. A.
Alberdingk Thijm (1820-1889) zich
heeft bediend), verschuilt zich de
projektgroep 'J. A. Alberdingk
Thijm', die werkzaam is aan de
Nijmeegse universiteit. De werk
groep heeft het zoeklicht gericht op
die dichters die in de zware scha
duw der Tachtigers zijn komen te
staan en dientengevolge in de ver
getelheid zijn geraakt. De werk
groep heeft nu geen eerherstel voor
deze dichters, die in hun dagen wel
degelijk gelezen werden, op het
oog, want dat wordt verhinderd
door de geringe poëtische waarde
der gedichten. 'Wij gokken', aldus
de inleiding, 'op de vertedering die
het onhandige, het goedbedoelde en
op de nieuwsgierigheid die het cu
rieuze en het ongelooflijke kunnen
wekken, zonder overigens iemand
deze motieven op te dringen'.
De bloemlezing bevat gedichten
van min of meer bekenden als
Adama van Scheltema, Couperus,
Van Collem, J. N. van Hall, Fiore
della Neve, Soera Rana, Speenhoff,
bij wie het verzet tegen Tachtig
op verschillende wijze tot uitdruk
king komt, maar ook gedichten van
nu volslagen onbekenden. In de
rijke bloemlezing ontbreekt de ver
tegenwoordiger van de protestantse
reactie op Tachtig, Seerp Anema
(1875-1961). Overigens stelt deze
selectie uiteraard voor tal van pro
blemen die zowel de geschiedschrij
ving van de letteren als de evalua
tie raken. Wat veel gelezen werd,
heeft de literatuurgeschiedenis niet
gehaald, en wat literair het meest
waardevol is gebleken, werd weinig
gelezen een constatering die
voor alle tijden zal gelden en voer
is voor literatuursociologen. De
werkgroep heeft aldus een interes
sante bloemlezing op de markt ge
bracht.
In de bundel 'Hinkelen met de
hoop' 2) laat Frans Muller, 'een
vroegere katholiek die tegen wil en
dank agnosticus werd', zich kennen
als iemand die zijn geloof heeft
verloren, maar de hoop heeft be
houden. Als zodanig zou hij kunnen
spreken voor velen in den lande, in
wie dit dualisme ook aanwezig is.
De proloog spreekt van een onwijs
mannetje dat een wijs mannetje
wil pesten 'zolang hun beider hart
(ze hebben er samen maar één)
blijft slaan'. Een diepe hunkering
naar leven in de pregnante zin van
het woord is onmiskenbaar, evenals
de verbittering om de afwezigheid
ervan in het dagelijks leven. Dit
soort belijdenispoëzie ontleent waar
de aan inhoudelijkheden, maar
ontbeert anderzijds die poëtische
kwaliteiten die de inhoud langer
dan de duur der lezing doet beklij
ven. De poëtische vormgeving is hier
slechts een patroon dat gekozen is
om niet in proza te vervallen. Zij
krijgt niet dat karakter waarvan te
zeggen is dat het zo en niet anders
valt te zeggen, behalve dan dat het
in poëzie wat meer gebruikelijk is in
metaforen te vervallen. Intussen
zullen er zijn die deze strijd om
God. om het wit. om de dood van
groter belang achten dan eventuele
poëtische kwaliteit: 'ik zeg god - en
voel mij ontbindend verbonden. -
vindend verloren. - Verdrinkend
drink ik god. - Heb ik u lief? - Gij
lest mij en lost mij op'.
Naar de flaptekst van Benne Lut-
sen Boarnstra's 'Onaantastbaar
kleinbedrijf' 3) vertelt, is Boarnstra
in het leven van allerlei markten
thuis. Hij studeerde voor onderwij
zer en musicus, werkte bij kust
vaart en visserij, in fabrieken en
als zeilschipper op oude binnensche
pen. Hij schrijft gedichten in het
Nederlands en in het Fries, en pu
bliceerde in het tijdschrift Wen
ding. Deze eerste bundel verschijnt
in de serie Seismogram die onder
redactie staat van Ad den Besten.
Met de gekozen titel voor de bundel
is het gemakkelijk te begrijpen dat
de dichter zich zelf ziet 'als een
kleine zelfstandige van het woord',
die 'zonder uurloon' probeert meer
te zeggen dan woorden eigenlijk
kunnen. De titel laat ook raden dat
hij als dichter nog verstrikt is in de
theoretische kanten van het poëzie-
bedrijf: de bundel bevat veel pro
grammatische gedichten. Een zeke
re verliefdheid op woordspelingen
valt de dichter niet te ontzeggen,
zoals één van zijn landschapsgedich
ten laat zien: Dool: het ijs is ge
broken - tussen wind en water -
frieslands boezem zwelt - onder
handen van de westenwind - stok
oude minnaar van het lage land -
in het gras achter de rietzomen -
vind ik nu weer schuimsporen -
van hun eeuwige omgang'.
Zo'n gedicht is natuurlijk wel aar
dig, maar het houdt niets over
wanneer de dubbelzinnigheid is
ontdekt, hetgeen ook al niet te
moeilijk is. Ook wat de poëtologl-
sche aspecten van de bundel be
treft, moet men zeggen dat Boarn
stra's visie uiteindelijk weinig
nieuws bevat.
1) AI bleef ik eepwig ongelezen.
Een bundel romantische en opstan
dige verzen, bijeengebracht door
Lukas Peregrijn. Uitg. Bert Bakker,
Den Haag 1974. 192 blz. 6.75
2) Frans Muller: Hinkelen met de
hoop. Uitg. Bosch en [Keuning NV
Baarn. 56 blz. 6,25
3) Benne Lutsen Boarnstra: On
aantastbaar kleinbedrijf. Uitg.
Bosch en Keuning NV Baarn. 40 blz.
6,25.
Aanbidders, tezamen gevonden in de tempel van Abba te Esjoenna
in Mesopotamië. (Afbeeldingen bij dit artikel ontleend aan het
daarin besproken boek.)
komt dan veertigduizend jaar gele
den homo sapiens diluvialis zo
'plotseling' en in zo groten getale
vandaan? En komt homo sapiens
uit het nabije oosten? Rust en Pit-
tioni gaan daar uitvoerig op in
en hoe verder in de tijd des te
meer stille getuigen in de bodem,
werktuigen, grafgiften, sieraden,
getuigen van leven, werken, religie
en cultuur in de voortijd.
Culturen
Echte geschiedenis begint pas met
de grote culturen van Egypte en
Mesopotamië. Ook die vinden in dit
eerste deel van de Universele We
reldgeschiedenis een plaats. De
egyptoloog is de Amerikaan Albert
Wilson (hij stelt o.a. de eventuele
verhouding aan de orde tussen de
religie van Aton en het hebreeuwse
monotheïsme, en vergelijkt Egypte
met de Grieken en de Israëlieten).
Wolfram Freiherr von Soden (uit
Münster) schrijft over de rijke, veel
te weinig bekende geschiedenis van
Soemerië, Babylonië en de Hettieten.
Ook dit eerste deel van de UWG
(deel 9, over de twintigste eeuw.
verscheen eerder, zie onze krant
van 22 juni 1974) is een bewijs van
een grondige, veelomvattende aan
pak, een uitstekende uitvoering met
o.a. ruim honderd foto's en repro
ducties en facsimiles van het do
denboek van Thebe en Haeckels
stamboom der primaten. Wij weten
in onze eeuw oneindig veel meer
dan vroegere generaties, ook over
de geschiedenis. Over de prehistorie
wordt nog haast dagelijks meer be
kend. Des te dringender is het no
dig dat deze kennis deskundig ge
ordend en toegelicht wordt overge
dragen. Daarom is de verschijning
van deze uitgave van groot belang.
Universele Wereldgeschiedenis, on
der redactie van prof. dr. Golo
Mann, prof. dr. Alfred Heuss en
prof. dr. August Nitschke. Deel I:
prehistorie en eerste hoge culturen.
631 blz. Prijs voorlopig 110 per
deel. Uitgave Scheltens en Giltay.
Den Haag en Heideland-Orbis.
Hasselt.
door W. F. Stafleu
de tweede schrijver, prof. dr. Ger
hard Heberer. .Van hem is o.a. de
belangwekkende opmerking dat
men zich het verloop van de ont
wikkeling der geleedpotigen (we
zijn nog steeds ver vóór de mense
lijke geschiedenis) ook in een an
dere richting kan voorstellen. In
dat geval zouden de voorwaarden
aanwezig zijn voor een combinatie,
die tot mensachtige prestatiemoge
lijkheden kon leiden. Interessant
voor ledereeri die over levensmoge
lijkheden buiten de planeet aarde
nadenkt.
Met de pre- en protohistorie hou
den zich vervolgens twee andere
geleerden bezig: Alfred Bust uit
Ahrensburg en Richard Pittioni uit
Wenen. Nu is de wetenschap van
de prehistorie geweldig in bewe
ging. De Nederlandse bewerkers
van deze oorspronkelijk Duitse uit
gave vonden het dan ook noodza
kelijk, aan deze hoofdstukken over
de oude en nieuwe steentijd kriti
sche opmerkingen toe te voegen.
Op het indrukwekkende verhaal
van dr. Rust bijvoorbeeld (die als
handwerksman aan opgravingen
begon en vele vondsten op zijn
naam heeft staan) volgt een uit
voerige vermelding van de vond
sten van de amateur-archeoloog
Tjerk Vermaning, sinds 1965 in
midden Drente gedaan. Zo krijgt
Vermaning in de Universele We
reldgeschiedenis ruimschoots we
tenschappelijke erkenning. En te
genover Pittioni houden de Neder
landse bewerkers staande dat Euro
pa de voedselproduktie wel degelijk
aan het nabije oosten te danken
heeft.
Vondsten
Rust en Heberer gaan ervan uit dat
pas het vervaardigen van een stuk
gereedschap als blijvend werk
tuig een aanwijzing is voor de
mens-als-mens. Het is boeiend.
Rust te volgen in de ogenschijnlijk
onsamenhangende wirwar van
vondsten. Hij maakt een aardig
theoretisch rekensommetje, dat er
op neerkomt dat Europa in de
steentijd, tweehonderdduizend jaar
geleden, wellicht 'bevolkt' was door
maar duizend mensenparen. De
mens is dan ook in die tijden zowel
het zwakste als het zeldzaamste le
vende wezen op aarde. En waar
Nog niet zo lang een jaar of
vijftig, zestig is geschiedenis
volop wereldgeschiedenis. Wat
voor belangrijks er ook gebeurt,
het is bijna onmiddellijk in alle
politieke centra van de wereld
bekend, en het roept er reacties
op. De wereld als 'horizontale
eenheid'.
En is er ook een verticale eenheid,
een principiële samenhang van de
wereldgeschiedenis? Prof. dr. Alfred
Heuss, hoofdredacteur van de 'Uni
versele Wereldgeschiedenis' meent
van niet. Hij schrijft in het nu
verschenen eerste deel dat die veel-
beleden eenheid 'slechts in schijn
vanzelfsprekend' is, maar in feite
een bedenksel door het vroege
christendom overgenomen van het
jodendom van na de ballingschap
en zo verankerd in de diepste lagen
van ons latere bewustzijn. Grieken
en Romeinen hadden geen ge-
I schiedfilosofen en hielden zich aan
hun geschiedschrijvers. Die be
schikten echter niet over een god
delijke openbaring. Alleen daaruit
hadden zij kunnen leren, niet al
leen hoe ongelijksoortige figuren
staten, volkeren en stammen
zich tot elkaar verhielden, maar
vooral, waar de bonte, onafzienbare
reeks van gebeurtenissen onge
merkt op uitliep.
Nu oriënteert dit boek de lezers niet
op openbaring of op de mythe om
de oorsprong van wereld en mens
heid te verklaren. Wel begint het
eerste deel met een filosofische in
plaats van een historische beschou
wing. Geschiedschrijving, zegt
Heuss, is typisch een onfilosofische
bezigheid, maar als het probleem
van het eerste begin aan de orde is,
moeten er wel vragen gesteld wor
den en moet de weg worden inge
slagen naar bezinning die zich op
het geheel richt.
Darwin
Dat doet de Göttinger filosoof Hel
mut Plessner. Hij stelt zich kritisch
op tegenover de darwinistische we
reldbeschouwing. Maar reserve te
genover het darwinisme betekent
voor Plessner geen vervreemding
van de biologie en de ontdekkingen
daarin gedaan. Dat hoeft ook niet.
want ook volgens Heuss doen al
meer dan een generatie lang be
schouwingen opgeld, waarvan de
kwesties buiten de problematiek
van de evolutieleer vallen.
Méér in de lijn van Darwin denkt
Schedelplastiek uit Jericho, 7000 jaar v. C.
Jan Wolkers