:en bijzondere expositie De ziekte van het vergaderen debed te- AMSTERDAM Verzen van veelzijdig dichter fllsiEiallI TENTOONSTELLING EN<CNGRE5-OR □LMEINIEDK FINANOEZÜ m m Wenckebach en twee vergeten kunstenaars in VU-gebouw Uitstekende roman van Alberts Nieuwe boeken juw/KWARTET ZATERDAG 23 NOVEMBER 1974 KUNST T13/K15 'rM? €B o*r <*iK 4v**j i.- fjjjg '5tKI i »i^*^?TSw?I c»*155*[€ij£* -_ J. Briedé: Detail van een ontwerp voor de Ned. Overzeese Trustmaatschappij Een affiche voor een tentoonstelling in het Stedelijk Museum van J. Briedé kleurenlitho uit 1916, links. Tentoonstelling, die niet zo gemakkelijk in één overzicht is samen te vatten, probleem waar je bij een bezoek overigens geen enkele hinder van blijkt jondervinden: een weerzien, met de beeldhouwer Oswald Wenckebach is al lang uitgebleven, net als dat voor zeer velen het geval zal zijn wat be ft de eerste kennismaking met kunstenaars als Johan Briedé en Herman p den Boogaard. kennismaking met het werk twee kunstenaars, die beiden al eind in de tachtig zijn, werk ral van vóór de tweede wereld van vergeten kunstenaars, zijn wel in 'Scheen' te vinden, bij hun namen vind je niet gebruikelijke opsomming van ouden tentoonstellingen. Daar den ze waarschijnlijk toen de niet voor, het waren wat ze noemden, sierkunstenaars, werpers, die, als daar maar even genheid voor was, ook schilder werk is nu, samen met dat Wenckebach te zien in het ositorium van de Vrije Univer- (it (Restaurant Hoofdgebouw, De tlelaan 1105, Amsterdam-Buiten- lert. Niet zo'n fraaie en profes- pele expositieruimte als die leger gebruikt werd in Uilenste- maar wèl groot en uiteraard idruk beeocht. ,Je krijgt de kunst bijna op je bord en dat blijkt te werken: er wordt goed ver- ht. Dóór jongeren vén die oüde door G. Kruis snckebach 5ijn eigenlijk drie tentoonstel den geworden, die je apart moet ijken. Het enige werkelijke ;punt is, dat het alledrie kun- i ïaars zijn, die door alles heen ^izelf bleven en bleven werken Als zij dat verkozen te doen. m Wenckebach, de niet-verge- bij hem kun je echt niet over V i bepaalde stijl spreken. Zijn pier van werken veranderde £ds en plotseling, te plotseling I een bepaalde ontwikkeling aan Huiden. Het leek eerder een sterk 'gevoerde, maar ook zeer door- ;te aanpassing bij het door hem een gegeven moment te inter- Vljteren object, lit heeft hij zijn groot talent en van tevoren vastgestelde en (ebakende formules omsloten. Hij wat hij te zeggen had en deed als een man, die met belde len op de grond stond, die nuch- waarnam en juist daardoor [intens gevoelig en poëtisch irnam. Met een ongelooflijke eid schreef hij zijn contouren de ruimte, strakke, eenvoudige, :te en vanzelfsprekende con- •en meestal, die steeds weer jk geven van een enorm scherp irvatievermogen. iilijkheden is Wenckebach nooit de weg gegaan. Je zou zelfs "I- kunnen zeggen, dat hij die juist zocht. Zo maakte hij een serie technisch bijzonder knappe en doordachte ontwerpen voor 's Rijks Munt ze liggen in de vitrines, zijn prachtige zilveren guldens en rijksdaalders en hij deinsde er ook niet voor terug toen hij de opdracht kreeg voor een standbeeld voor dr. Philips in Eindhoven. Een man met een overjas werd dat met een hoed in de hand. 'Overal ter wereld' schreef prof. Hammacher in zijn boek 'Beeldhouwkunst van deze eeuw', 'vindt men op voetstukken meneren staan' en hij noemt dat 'vereringsmonumentjes die in con- fectiekleding vermomde totems of voorouderbeeldjes betekenen, waar het nageslacht zijn schuldgevoe lens, zijn eerbied, zijn verplichte verheerlijking mee afdoet. Dr. Phi lips van Wenckebach is die meneer niet geworden, maar tot in de rug toe, vooral in die rug en de schou ders de uitdrukking van een wil en een hardnekkigheid, die 'gezien' zijn in elke strafheid en grootheid'. Wenckebach was overigens hele maal niet afhankelijk van dat soort grootheid. Integendeel, kijk maar naar de verschillende verschijnin gen van zijn vooral in Rotterdam zeer bekende 'Monsieur Jaques', die duidelijk een soort ode zijn aan de 'gemiddelde' mens en zeker niet als een cynische belachelijkmaking van de eventuele zelfvoldaan heid van de maar al te vaak in bepaalde kringen zo geminachte 'burger*. Boeiende alledaagsheid Deze kleine plastiekjes zijn een be nadering van de mens in zijn alle daagsheid. maar het is wèl een boeiende en levendige alledaags heid, het dankbaar beleven van al ledag. Het mannetje Jaques moet voor Wenckebach, zo komt het op me over, een volwaardig mens ge weest zijn. waarbij hij evenzeer zijn gevoel voor harmonie kon beleven en uitleven als bij zijn klassiek georiënteerde torsi. Dóór die harmonische vormen schoonheid werd wat spot had kun nen zijn, tot een warm-menselijke glimlach, tot een weldadige humor die In de gladde vormen bijzonder goed tot uiting komt. In de koste lijke, gedurfd-felle beweging van 'De stoelensmijter'. in de innjg- aanstekelijke levensvreugde van 'De dansende negerin'. Bij 'De fluitspe ler', 'De springertjes'. 'Kleine fiet- sertjes' of 'Zwangere vrouw', steeds weer ontmoet je de schoonheid, de harmonie, eenvoudig plastisch ver beeld. prachtig gemodelleerde, gave juweeltjes, waarin zich de gevoelig heid voor mooie vormen en een warm-menselijke expressiviteit op een eerlijk innige manier verenigd hebben. De andere Dan de hernieuwde belangstelling want belangstelling is er duide lijk voor het werk van Briedé en Van den Boogaard: het zou niet fair zijn die helemaal ln te passen in het nu weer zo modieuze nostal gische sfeertje, 't Zou alleen kun nen meespelen waar het hun ge bonden werk betreft, voor de boek omslagen. de affiches, de verpak kingen. Die boekomslagen maakte Briedé met S. H. de Roos (voor de uitgeverij W.-L. en J. Brusse) illus treren deed hij o.a. voor H. P. Berlage en J. P. Thijsse en vooral daarom is het eigenlijk een onbe grijpelijke zaak, dat je zijn naam nog maar zo zelden terugvindt. Als je z'n vroege ontwerpen op deze tentoonstelling ziet, kun je je niet voorstellen, dat hij zelfs niet ge noemd wordt in een standaardwerk als dr. L. Gans' 'Nieuwe Kunst' en dat hij zelden vertegenwoordigd was op overzichtsexposities van Ne derlandse toegepaste, decoratieve kunst. Ook Briedé voelde zich niet ge bonden aan starre stijlvoorschrif ten: naast zijn gebonden werk met duidelijke Art Deco-invloeden. was zijn vrije werk op en top impressio nistisch. mjt hoogtepunten in de jaren '14 tot '17. Van Herman van den Boogaard vind je zo mogelijk nog minder terug, zelfs niet in boeken over meubelkunst. En zo dik zijn meubel ontwerpers in dit land toch niet gezaaid. Hij werkte in de twintiger jaren als ontwerper hij de boekbin derij Proost en Brandt, die zich in verband met de economische ma laise tijdelijk ook met de vervaardi ging van meubels was gaan bezig houden voor de export naar Ameri ka Misschien dat er daar nog een paar van die unieke meubelen te vinden zijn: hier beschikt men al leen nog maar over een paar ver bleekte foto's. L. O. Wenckebach: 'De fluitspeler'. Maar zijn schilderijen zijn er nog wel ze bevinden zich onder de hoede van het Comenius-museum in Naarden grote symbolische doeken met religieuze thema's, wonderlijk genoeg uitgevoerd in een sterk aan het (Italiaanse) fu turisme herinnerende techniek. Trouwens, niet alleen de techniek (veelkleurige facetten, die een enorme beweging benadrukken, hoekig, gebroken, versplinterd, vol ritmische herhalingen) maar ook, net als bij de futuristen niet zomeer bedoeld als een weergave van het zichtbare, maar van een beleving. Maar die beleving was dan wel totaal tegengesteld aan die der fu turisten. die op deze wijze 'de res ten van de beschaving' aan stukken wilden slaan, die 'de zinnen wilden verblinden door krijsend tumult', die zelfs de oorlog verheerlijkten. Zijn dynamiek is die van de 'lof prijzing', zijn snelheid is niet die van een race-auto, maar van het 'hijgend hert' en wat de futuristen de 'consolidatie van de atmosfeer' noemden, het vormen van een sa menhangende structuur uit velerlei dynamische vormen, wordt bij Van den Boogaard 'Muziek der sferen'. Wonderlijke schilderijen, zeker, sterk tijdgebonden, maar toch van een overtuigingskracht; waar je ook nu nog niet onderuit kan. 'n Zeer bijzondere tentoonstelling, die nog tot 3 december te zien is. Al zo'n twintig jaar geleden be gon A. Alberts aan een roman, 'De vergaderzaal'. Een fragment van het boek werd destijds in De Gids gepubliceerd. Uitgever Van Oorschot kondigde het werk aan, liet zelfs een dummy vervaardigen, maar het heeft tot dit najaar moeten duren voordat 'De vergaderzaal' in druk kon verschijnen. In een in terview uit '64 bekende Alberts enorme moeite met de voltooi ing te hebben. Het is een merkwaardige geschiede nis. die hier niet alleen om de anekdotiek wordt vermeld, maar vooral omdat eruit blijkt tot welk type schrijver Alberts behoort en wat een tour de force de uiteinde lijke afronding van T>e vergader zaal' klaarblijkelijk is geweest. A. Alberts is weinig bekend. Zijn verhalenbundel 'De eilanden' (1952) en roman 'De bomen' (1953) hebben zijn naam slechts in kleine kring gevestigd, (het is erg waar schijnlijk dat daar nu verandering in komt). Opvallend aan Alberts werk dat voornamelijk bestond uit herinneringen aan Nederlands- Indië is de droge ingehouden- heid. Het is een toon van distantie, maar wel duidelijk om allerlei emo ties in toom te houden. Alberts is een schrijver die weinig woorden nodig heeft om veel te zeggen en dat is een eigenschap die in onze literatuur niet genoeg te waarderen valt. A. Alberts door T. van Deel Ook 'De vergaderzaal' bewijst dat weer. De tekst wordt als een roman aangekondigd, maar beslaat slechts zeventig ruimgedrukte bladzijden. Eerder de omvang van een novelle, zou men denken. Maar gelet op Alberts compacte werkwijze, is de naam roman gerechtvaardigd. tig naar de anderen. Ze waren alle maal heel klein en heel ver gewor den. Hij keek naar zijn handen. Zijn handen waren nog gewoon. Hij haalde een paar maal diep adem. Hij slikte eens. Hij keek weer om zich heen en toen kwa men ze allemaal terug. Hij hoorde Dunbar zeggen: Uitgegaan van een verkeerde praemisse. Hij dacht: Zo is het. Formuleringen Werkwijze Het boek begint (en eindigt) met een vergadering en hoewel er ver schillende andere lokaties zijn waar zich het verhaal afspeelt, het blijft in feite de vergaderzaal waar alles om draait. Het wordt duidelijk dat Alberts de vergaderzaal en de ver gadering als beelden hanteert. Je moet oppassen wanneer je zoiets meteen maar vaststelt, want er kan gemakkelijk de indruk door ont staan dat het om symboliek draait in 'De vergaderzaal'. Het is daarom goed er de nadruk op te leggen dat op realistisch niveau de roman per fect in elkaar zit. Maar het is anderzijds eigen aan Alberts' con centrerend schrijven dat de dingen aan betekenis winnen en een zeke re symboolwaarde krijgen. Het lijkt me daarom geoorloofd de vergade ring op te vatten als passend beeld van onze samenleving. Wie aan de vergadering deelneemt moet zich houden aan spelregels en 'De ver gaderzaal' begint al met een onver getelijke passage waarin de absur diteit van het vergaderen evident wordt. Het is dan ook niet verwon derlijk dat een der deelnemers, de heer Dalem, uit de boot valt. 'Ik vind alles de laatste dagen eigen lijk zo helder', had hij al gezegd tegen de secretaris. Het is Dalem gegeven een twijfelachtig voor recht de vergadering met ande re. heldere ogen te zien. Hij distan- cieert zich van de vergadering, speelt het spel niet meer mee. Dat heeft grote gevolgen. Alberts signa leert die distantie uitermate door dringend, waardoor het een leder wel bekende ziekte wordt, waaraan Dalem blijkt te lijden: 'Meneer Da lem had niet geluisterd. Hij had voortdurend gedacht aan het vreemde gevoel in zijn hoofd. Hij dacht, aan wat hij voor de vergade ring in de lift tegen de secretaris had gezegd. Ik vind alles de laatste dagen zo helder, had hij gezegd. Hij hoorde de president vragen: Wie mag ik het woord geven? Hij hoor de Dunbar praten. Hij keek in de richting vanwaar de stem kwam. Hij zag Dunbar heel klein achter aan de tafel zitten. Hij keek haas- Dit is een fragment dat in stilis tisch opzicht een goed voorbeeld is van Alberts korte zeg-wijze. Ook laat het duidelijk zien hoe daardoor sommige formuleringen aan bete kenis winnen. De twee laatste zin nen slaan namelijk niet alleen op wat in de vergadering gaande is, maar ook op Dalems psychische toestand. Wat mogelijk nog niet erg uit de verf komt in deze passa ge is de humor, waar 'De vergader zaal' overigens in uitblinkt. Dalem neemt dus afstand tot de vergade ring, hij is ziek, wordt zelfs malen de. We treffen hem aan buiten de stad, alsmaar vergaderend met niet-bestaande maar voor hem, ln zijn hallucinaties, heel reële presidenten en secretarissen. Het zijn deze passages die het uiterste van een schrijver vragen. Alberts slaagt er evenwel in die absurde wereld van Dalems geest, waarlri alles dooreenloopt onder Invloed van de vergadering, volstrekt ac ceptabel te maken. De krankzinnigheid van Dalems ge drag is trouwens erg relatief. Met evenveel recht kan een lezer uit Alberts tekst de idiotie van het echte vergaderen benadrukken. De ene waanzin volgt de andere op. In feite heeft Dalem de krankzinnig heid van de dagelijkse werkelijk heid ingezien, op een luciede mor gen (we noemen zo iemand dan 'overspannen', of 'psychotisch'). Hij zag ln. dat hij daar niet hoorde, in die vergaderzaal, en op dat moment viel de wereld voor hem in duigen en werd hij buitenstaander. Zijn isolement vergelijkt hij op een ze ker ogenblik tussen neus en lippen door zelfs met dat van Jezus: u bent dus een eenzaam mens. zei de ander. Een eenzaam mens, zei me neer Dalem. Ik heb een secretaris en een president en twaalf leden. Ze zijn weg'. Dalem Van God en mensen verlaten doolt deze Dalem dan rond met zijn door vergaderen vermalen hoofd. Wat hij werkelijk beleeft ls geen lezer meer bekend, alleen de geestge drochten van Dalem zijn realiteit. Het is Alberts relativerende, want uitsparende en humoristische, stijl die ervoor zorgt dat we Dalens ge- 'Met Schurer is een veelzijdig dichtertype heengegaan, zoals Friesland nog niet gehad had en waarschijnlijk ook niet spoedig weer zal krijgen. Het is daarom noodzakelijk en een daad van simpele rechtvaardigheid dat z'n levenswarme poëzie langs de weg van dit forse boek toeganke lijk blijft voor degenen die néi hem komen'. Dat schrijft D. A. Tamminga in een inleiding tot de 'Samle Fer- sen', de verzamelde verzen van Fedde Schurer, die ln een goed verzorgd boek van zo'n 650 pagi na's verschenen zijn bij uitgeverij Bosch en Keuning in Baarn en 'De Tille' in Leeuwarden. Het is inderdaad de veelzijdigheid, die in dit werk het eerst opvalt en die door degenen die de in 1968 overleden Fedde Schurer gekend hebben worden gezien als een af spiegeling van zijn persoon. Schu rer was een bewogen mens, die in zijn gedichten bepaald niet alleen n de schone klank van het woord en de fraaie vorm van het vers zocht. Evenmin streefde hij naar ontrafeling van de ziel. Zelfs in z'n diepste verbittering blijft hij getuigen. In z'n liefdeslyriek, in het bezingen van de rijkdom van het leven, in het belijden van z'n geloof is hij een hartverwarmend, door Pieter Terpstra gemakkelijk aansprekend kunste naar. Zelden spreekt hij van twij fel zonder dat er een verlossend antwoord komt. De verdrukking van het Fries als spreek- en cultuurtaal, de on rechtvaardige toestanden op soci aal gebied en het militarisme hebben Schurer geïnspireerd tot strijdliederen, die vooral in het eerste gedeelte van de 'Samle Fersen' voorkomen. Voor de oor log was hij een aanhanger van de CDU: voor deze partij is hij ook nog statenlid geweest. Na de oor log heeft hij zich op politiek ter rein verder ontwikkeld: als hoofd redacteur van de Friese Koerier trok hij met z'n hoofdartikelen overal in het land belangstelling en hij werd geconfronteerd met vraagstukken van provinciale, na tionale en ook internationale aard. Dat het gezichtsveld van de dich ter steeds ruimer werd, blijkt vooral uit de in dit boek opgeno men bundel 'Efter it nijs' (Achter het nieuws). Deze bevat werk van zeer uiteenlopende kwaliteit: er bevinden zich snel, maar vaardig geschreven dichterlijke reacties onder op omstandigheden die Schurer hevig troffen en waarop hij heftig en soms meesterlijk re ageerde. In welke vorm en over welk onderwerp ook, een gedicht van Schurer was bijna steeds een getuigenis. Z'n verdienste was dat hij het, zij het lang niet altijd, zó kon schrijven dat het, ook literair gezien, niveau had. Een deel van zijn leven de Tweede Wereld oorlog inbegrepen heeft, Schü- rer in Amsterdam gewoond. Voor al daar heeft z'n dichterschap zich ontwikkeld. Schurer was beslist niet alleen verknocht aan Fries land en wat de stad Amsterdam voor hem betekende blijkt wel uit regels als deze: D.v't ienris op dyn glans foreale rekke. Dy't yn de bangste nachten mei dy wekke. Dy't sechtsjln jler dyn bern en boarger wie, GJln kwea sll hy syn llbben fan dy sprekke. (Wie eens op je glans verliefd raakte, wie eens in de bangste nachten met Je waakte, wie zes tien jaar Je kind en burger was, geen kwaad zal hij ln z'n hele leven van Je spreken). De complete Friese psalmberij ming en de bewerking van de gezangen, die Fedde Schurer maakte, vallen uiteraard buiten deze 'Samle Fersen', maar wèl treft men er veel godsdienstige liederen in aan. In het laatst van z'n leven heeft Schurer deze een moderne, vrij originele vorm ge geven: in de bundel 'De gitear by it Boek' (De gitaar bij het Boek) vertelt hij bijbelse geschiedenis sen op speelse, vaak humoristi sche wijze. Ze zijn populair ge worden en de zanger Roel Slofstra heeft er meerdere van op zijn repertoire genomen. Fedde Schurer Zo blijkt het werk van Schurer ook in onze tijd nog lang niet vergeten te zijn en het wat mis troostige, niet eerder gepubli ceerde vers waarmee de verzame ling besloten wordt, is gelukkig niet helemaal een tekening van de werkelijkheid. In dat vers schreef Schurer namelijk, dat zijn lied niet meer het signaal is, waar massa's zich geestdriftig op ln be weging zetten. Dat ls waar: we leven niet meer in een tijd waar in strijdliederen velen begeeste ren, maar dat de dichter vergeten ls, zoals wat bitter ln de laatste regel staat, zal niemand willen bevestigen. Integendeel, deze verzameling verzen, verschepen onder redactie van drs. Tineke J. Steenmeijer- Wlelenga, Rudl Boltendal, Freark Dam en Johannes M. Vermeulen is een monument, dat ook ln deze tijd nog aanspreekt. Dat blijkt overigens ook wel uit het feit. dat de eerste druk ih enkele weken was uitverkocht en dat een twee de wordt voorbereid. De inleiding van D. A. Tamminga is Informatief voor de jongeren, die van Schurer niet zoveel weten en vooral de korte, maar duidelij ke bespreking van Schurers werk aan de hand van een aantal ver zen is belangrijk. Dank zij deze uitgave krijgt het werk van een groot Fries dichter de mogelijk heid om zich nog lang te handha ven. schiedenis kunnen verdragen. In dezelfde nacht nog stapt Dalem ln het water. Als hij uiteindelijk, na maanden wegens ziekte te zijn verontschuU digd, weer op de vergadering ver-j schijnen zal. staan de vergaderaars voor het raam naar hem uit te kijken. Alles lijkt hetzelfde geble ven. de roman eindigt zoals hij begon. Maar toch is niet alles het zelfde gebleven, er is iets dreigends ingeslopen met Dalems vroegere ziekte en gedrag. Ze zien hem uit de tram stappen. 'Hij keek naar boven. Toen -ze zagen dat hij naar boven keek. deden ze allemaal een stap terug'. Mijnheer Dalem is voortaan buitengewoon lid van de vergadering, zou men kunnen zeg gen. Hij heeft gezien, en doorge maakt. wat er mis is aan het men selijk bedrijf en zo'n inzicht wordt nooit in dank afgenomen: 'Toen ze zagen dat hij naar boven keek, deden ze allemaal een stap terug'. Men merkt het, tot in de laatste zin blijft deze roman van Alberts trefzeker. 'De vergaderzaal' is een klassiek boek, nu al. f Het is te hopen dat de uitgever bij de tweede druk zo'n twintig dertig zetfouten verbetert, die de tekst nu ontsieren. Alberts wordt er niet minder om, maar enige zorg voor deze zorgvuldige roman is wel gepast. A. Alberts. De vergaderzaal. Am sterdam. G. A. van Oorschot (1974), 78 bl*. 12.90. Leven uit de geest. Theologischè peilingen, aangeboden aan Edward Schillebeeckx. Uitg. Gooi en Sticht. Hilversum, 226 pag.. prijs 27.50. In dit boek, dat ter gelegenheid van de zestigste verjaardag van de Nij meegse theoloog verschijnt, vindt men o.m. opstellen van Hans Kling, Karl Rahner, prof. dr. H. Berkhof en prof. dr. Lescrauwaet. Vóórin het boek een portret van prof. Schillebeeckx, achterin persoonlijke gegevens van de medewerkers. God blijft gezocht door Andrew M. Greeley. Uitg. De Toorts. Haarlem, 236 pag., prijs 28,-. In dit werk polemiseert de Amerikaanse pries ter-socioloog op stevige toon met ieder die vertelt dat het met de godsdienst in deze wereld wel zo on geveer bekeken is. De mens is zijn behoefte aan een geloof niet kwijt geraakt. (ADVERTENTIE) internationale bestseller nu ook in het nederlands verschepen tijdelijk f 17,50 na 31-1-1975 f 27,50 557 bladzijden in band met stof omslag een uitgave van In den Toren nü in uw boekhandel

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1974 | | pagina 15