:en bijzondere expositie
De ziekte van
het vergaderen
debed te-
AMSTERDAM
Verzen van veelzijdig dichter
fllsiEiallI
TENTOONSTELLING
EN<CNGRE5-OR
□LMEINIEDK
FINANOEZÜ
m
m
Wenckebach en twee vergeten kunstenaars in VU-gebouw
Uitstekende roman van Alberts
Nieuwe boeken
juw/KWARTET ZATERDAG 23 NOVEMBER 1974
KUNST T13/K15
'rM?
€B
o*r
<*iK
4v**j
i.-
fjjjg
'5tKI
i
»i^*^?TSw?I c»*155*[€ij£*
-_
J. Briedé: Detail van een ontwerp voor de Ned. Overzeese Trustmaatschappij
Een affiche voor een tentoonstelling in het Stedelijk Museum van J. Briedé
kleurenlitho uit 1916, links.
Tentoonstelling, die niet zo gemakkelijk in één overzicht is samen te vatten,
probleem waar je bij een bezoek overigens geen enkele hinder van blijkt
jondervinden: een weerzien, met de beeldhouwer Oswald Wenckebach is al
lang uitgebleven, net als dat voor zeer velen het geval zal zijn wat be
ft de eerste kennismaking met kunstenaars als Johan Briedé en Herman
p den Boogaard.
kennismaking met het werk
twee kunstenaars, die beiden al
eind in de tachtig zijn, werk
ral van vóór de tweede wereld
van vergeten kunstenaars,
zijn wel in 'Scheen' te vinden,
bij hun namen vind je niet
gebruikelijke opsomming van
ouden tentoonstellingen. Daar
den ze waarschijnlijk toen de
niet voor, het waren wat ze
noemden, sierkunstenaars,
werpers, die, als daar maar even
genheid voor was, ook schilder
werk is nu, samen met dat
Wenckebach te zien in het
ositorium van de Vrije Univer-
(it (Restaurant Hoofdgebouw, De
tlelaan 1105, Amsterdam-Buiten-
lert. Niet zo'n fraaie en profes-
pele expositieruimte als die
leger gebruikt werd in Uilenste-
maar wèl groot en uiteraard
idruk beeocht. ,Je krijgt de kunst
bijna op je bord en dat blijkt
te werken: er wordt goed ver-
ht. Dóór jongeren vén die oüde
door G. Kruis
snckebach
5ijn eigenlijk drie tentoonstel
den geworden, die je apart moet
ijken. Het enige werkelijke
;punt is, dat het alledrie kun-
i ïaars zijn, die door alles heen
^izelf bleven en bleven werken
Als zij dat verkozen te doen.
m Wenckebach, de niet-verge-
bij hem kun je echt niet over
V i bepaalde stijl spreken. Zijn
pier van werken veranderde
£ds en plotseling, te plotseling
I een bepaalde ontwikkeling aan
Huiden. Het leek eerder een sterk
'gevoerde, maar ook zeer door-
;te aanpassing bij het door hem
een gegeven moment te inter-
Vljteren object,
lit heeft hij zijn groot talent
en van tevoren vastgestelde en
(ebakende formules omsloten. Hij
wat hij te zeggen had en deed
als een man, die met belde
len op de grond stond, die nuch-
waarnam en juist daardoor
[intens gevoelig en poëtisch
irnam. Met een ongelooflijke
eid schreef hij zijn contouren
de ruimte, strakke, eenvoudige,
:te en vanzelfsprekende con-
•en meestal, die steeds weer
jk geven van een enorm scherp
irvatievermogen.
iilijkheden is Wenckebach nooit
de weg gegaan. Je zou zelfs
"I-
kunnen zeggen, dat hij die juist
zocht. Zo maakte hij een serie
technisch bijzonder knappe en
doordachte ontwerpen voor 's Rijks
Munt ze liggen in de vitrines,
zijn prachtige zilveren guldens en
rijksdaalders en hij deinsde er
ook niet voor terug toen hij de
opdracht kreeg voor een standbeeld
voor dr. Philips in Eindhoven. Een
man met een overjas werd dat met
een hoed in de hand. 'Overal ter
wereld' schreef prof. Hammacher in
zijn boek 'Beeldhouwkunst van deze
eeuw', 'vindt men op voetstukken
meneren staan' en hij noemt dat
'vereringsmonumentjes die in con-
fectiekleding vermomde totems of
voorouderbeeldjes betekenen, waar
het nageslacht zijn schuldgevoe
lens, zijn eerbied, zijn verplichte
verheerlijking mee afdoet. Dr. Phi
lips van Wenckebach is die meneer
niet geworden, maar tot in de rug
toe, vooral in die rug en de schou
ders de uitdrukking van een wil en
een hardnekkigheid, die 'gezien'
zijn in elke strafheid en grootheid'.
Wenckebach was overigens hele
maal niet afhankelijk van dat soort
grootheid. Integendeel, kijk maar
naar de verschillende verschijnin
gen van zijn vooral in Rotterdam
zeer bekende 'Monsieur Jaques', die
duidelijk een soort ode zijn aan de
'gemiddelde' mens en zeker niet als
een cynische belachelijkmaking
van de eventuele zelfvoldaan
heid van de maar al te vaak in
bepaalde kringen zo geminachte
'burger*.
Boeiende alledaagsheid
Deze kleine plastiekjes zijn een be
nadering van de mens in zijn alle
daagsheid. maar het is wèl een
boeiende en levendige alledaags
heid, het dankbaar beleven van al
ledag. Het mannetje Jaques moet
voor Wenckebach, zo komt het op
me over, een volwaardig mens ge
weest zijn. waarbij hij evenzeer zijn
gevoel voor harmonie kon beleven
en uitleven als bij zijn klassiek
georiënteerde torsi.
Dóór die harmonische vormen
schoonheid werd wat spot had kun
nen zijn, tot een warm-menselijke
glimlach, tot een weldadige humor
die In de gladde vormen bijzonder
goed tot uiting komt. In de koste
lijke, gedurfd-felle beweging van
'De stoelensmijter'. in de innjg-
aanstekelijke levensvreugde van 'De
dansende negerin'. Bij 'De fluitspe
ler', 'De springertjes'. 'Kleine fiet-
sertjes' of 'Zwangere vrouw', steeds
weer ontmoet je de schoonheid, de
harmonie, eenvoudig plastisch ver
beeld. prachtig gemodelleerde, gave
juweeltjes, waarin zich de gevoelig
heid voor mooie vormen en een
warm-menselijke expressiviteit op
een eerlijk innige manier verenigd
hebben.
De andere
Dan de hernieuwde belangstelling
want belangstelling is er duide
lijk voor het werk van Briedé en
Van den Boogaard: het zou niet
fair zijn die helemaal ln te passen
in het nu weer zo modieuze nostal
gische sfeertje, 't Zou alleen kun
nen meespelen waar het hun ge
bonden werk betreft, voor de boek
omslagen. de affiches, de verpak
kingen. Die boekomslagen maakte
Briedé met S. H. de Roos (voor de
uitgeverij W.-L. en J. Brusse) illus
treren deed hij o.a. voor H. P.
Berlage en J. P. Thijsse en vooral
daarom is het eigenlijk een onbe
grijpelijke zaak, dat je zijn naam
nog maar zo zelden terugvindt.
Als je z'n vroege ontwerpen op deze
tentoonstelling ziet, kun je je niet
voorstellen, dat hij zelfs niet ge
noemd wordt in een standaardwerk
als dr. L. Gans' 'Nieuwe Kunst' en
dat hij zelden vertegenwoordigd
was op overzichtsexposities van Ne
derlandse toegepaste, decoratieve
kunst.
Ook Briedé voelde zich niet ge
bonden aan starre stijlvoorschrif
ten: naast zijn gebonden werk met
duidelijke Art Deco-invloeden. was
zijn vrije werk op en top impressio
nistisch. mjt hoogtepunten in de
jaren '14 tot '17.
Van Herman van den Boogaard
vind je zo mogelijk nog minder
terug, zelfs niet in boeken over
meubelkunst. En zo dik zijn meubel
ontwerpers in dit land toch niet
gezaaid. Hij werkte in de twintiger
jaren als ontwerper hij de boekbin
derij Proost en Brandt, die zich in
verband met de economische ma
laise tijdelijk ook met de vervaardi
ging van meubels was gaan bezig
houden voor de export naar Ameri
ka Misschien dat er daar nog een
paar van die unieke meubelen te
vinden zijn: hier beschikt men al
leen nog maar over een paar ver
bleekte foto's.
L. O. Wenckebach:
'De fluitspeler'.
Maar zijn schilderijen zijn er nog
wel ze bevinden zich onder de
hoede van het Comenius-museum
in Naarden grote symbolische
doeken met religieuze thema's,
wonderlijk genoeg uitgevoerd in
een sterk aan het (Italiaanse) fu
turisme herinnerende techniek.
Trouwens, niet alleen de techniek
(veelkleurige facetten, die een
enorme beweging benadrukken,
hoekig, gebroken, versplinterd, vol
ritmische herhalingen) maar ook,
net als bij de futuristen niet zomeer
bedoeld als een weergave van het
zichtbare, maar van een beleving.
Maar die beleving was dan wel
totaal tegengesteld aan die der fu
turisten. die op deze wijze 'de res
ten van de beschaving' aan stukken
wilden slaan, die 'de zinnen wilden
verblinden door krijsend tumult',
die zelfs de oorlog verheerlijkten.
Zijn dynamiek is die van de 'lof
prijzing', zijn snelheid is niet die
van een race-auto, maar van het
'hijgend hert' en wat de futuristen
de 'consolidatie van de atmosfeer'
noemden, het vormen van een sa
menhangende structuur uit velerlei
dynamische vormen, wordt bij Van
den Boogaard 'Muziek der sferen'.
Wonderlijke schilderijen, zeker,
sterk tijdgebonden, maar toch van
een overtuigingskracht; waar je ook
nu nog niet onderuit kan. 'n Zeer
bijzondere tentoonstelling, die nog
tot 3 december te zien is.
Al zo'n twintig jaar geleden be
gon A. Alberts aan een roman,
'De vergaderzaal'. Een fragment
van het boek werd destijds in
De Gids gepubliceerd. Uitgever
Van Oorschot kondigde het
werk aan, liet zelfs een dummy
vervaardigen, maar het heeft
tot dit najaar moeten duren
voordat 'De vergaderzaal' in
druk kon verschijnen. In een in
terview uit '64 bekende Alberts
enorme moeite met de voltooi
ing te hebben.
Het is een merkwaardige geschiede
nis. die hier niet alleen om de
anekdotiek wordt vermeld, maar
vooral omdat eruit blijkt tot welk
type schrijver Alberts behoort en
wat een tour de force de uiteinde
lijke afronding van T>e vergader
zaal' klaarblijkelijk is geweest.
A. Alberts is weinig bekend. Zijn
verhalenbundel 'De eilanden'
(1952) en roman 'De bomen' (1953)
hebben zijn naam slechts in kleine
kring gevestigd, (het is erg waar
schijnlijk dat daar nu verandering
in komt). Opvallend aan Alberts
werk dat voornamelijk bestond
uit herinneringen aan Nederlands-
Indië is de droge ingehouden-
heid. Het is een toon van distantie,
maar wel duidelijk om allerlei emo
ties in toom te houden. Alberts is
een schrijver die weinig woorden
nodig heeft om veel te zeggen en
dat is een eigenschap die in onze
literatuur niet genoeg te waarderen
valt.
A. Alberts
door T. van Deel
Ook 'De vergaderzaal' bewijst dat
weer. De tekst wordt als een roman
aangekondigd, maar beslaat slechts
zeventig ruimgedrukte bladzijden.
Eerder de omvang van een novelle,
zou men denken. Maar gelet op
Alberts compacte werkwijze, is de
naam roman gerechtvaardigd.
tig naar de anderen. Ze waren alle
maal heel klein en heel ver gewor
den. Hij keek naar zijn handen.
Zijn handen waren nog gewoon.
Hij haalde een paar maal diep
adem. Hij slikte eens. Hij keek
weer om zich heen en toen kwa
men ze allemaal terug. Hij hoorde
Dunbar zeggen: Uitgegaan van een
verkeerde praemisse. Hij dacht: Zo
is het.
Formuleringen
Werkwijze
Het boek begint (en eindigt) met
een vergadering en hoewel er ver
schillende andere lokaties zijn waar
zich het verhaal afspeelt, het blijft
in feite de vergaderzaal waar alles
om draait. Het wordt duidelijk dat
Alberts de vergaderzaal en de ver
gadering als beelden hanteert. Je
moet oppassen wanneer je zoiets
meteen maar vaststelt, want er kan
gemakkelijk de indruk door ont
staan dat het om symboliek draait
in 'De vergaderzaal'. Het is daarom
goed er de nadruk op te leggen dat
op realistisch niveau de roman per
fect in elkaar zit. Maar het is
anderzijds eigen aan Alberts' con
centrerend schrijven dat de dingen
aan betekenis winnen en een zeke
re symboolwaarde krijgen. Het lijkt
me daarom geoorloofd de vergade
ring op te vatten als passend beeld
van onze samenleving. Wie aan de
vergadering deelneemt moet zich
houden aan spelregels en 'De ver
gaderzaal' begint al met een onver
getelijke passage waarin de absur
diteit van het vergaderen evident
wordt. Het is dan ook niet verwon
derlijk dat een der deelnemers, de
heer Dalem, uit de boot valt. 'Ik
vind alles de laatste dagen eigen
lijk zo helder', had hij al gezegd
tegen de secretaris. Het is Dalem
gegeven een twijfelachtig voor
recht de vergadering met ande
re. heldere ogen te zien. Hij distan-
cieert zich van de vergadering,
speelt het spel niet meer mee. Dat
heeft grote gevolgen. Alberts signa
leert die distantie uitermate door
dringend, waardoor het een leder
wel bekende ziekte wordt, waaraan
Dalem blijkt te lijden: 'Meneer Da
lem had niet geluisterd. Hij had
voortdurend gedacht aan het
vreemde gevoel in zijn hoofd. Hij
dacht, aan wat hij voor de vergade
ring in de lift tegen de secretaris
had gezegd. Ik vind alles de laatste
dagen zo helder, had hij gezegd. Hij
hoorde de president vragen: Wie
mag ik het woord geven? Hij hoor
de Dunbar praten. Hij keek in de
richting vanwaar de stem kwam.
Hij zag Dunbar heel klein achter
aan de tafel zitten. Hij keek haas-
Dit is een fragment dat in stilis
tisch opzicht een goed voorbeeld is
van Alberts korte zeg-wijze. Ook
laat het duidelijk zien hoe daardoor
sommige formuleringen aan bete
kenis winnen. De twee laatste zin
nen slaan namelijk niet alleen op
wat in de vergadering gaande is,
maar ook op Dalems psychische
toestand. Wat mogelijk nog niet
erg uit de verf komt in deze passa
ge is de humor, waar 'De vergader
zaal' overigens in uitblinkt. Dalem
neemt dus afstand tot de vergade
ring, hij is ziek, wordt zelfs malen
de. We treffen hem aan buiten de
stad, alsmaar vergaderend met
niet-bestaande maar voor hem,
ln zijn hallucinaties, heel reële
presidenten en secretarissen. Het
zijn deze passages die het uiterste
van een schrijver vragen. Alberts
slaagt er evenwel in die absurde
wereld van Dalems geest, waarlri
alles dooreenloopt onder Invloed
van de vergadering, volstrekt ac
ceptabel te maken.
De krankzinnigheid van Dalems ge
drag is trouwens erg relatief. Met
evenveel recht kan een lezer uit
Alberts tekst de idiotie van het
echte vergaderen benadrukken. De
ene waanzin volgt de andere op. In
feite heeft Dalem de krankzinnig
heid van de dagelijkse werkelijk
heid ingezien, op een luciede mor
gen (we noemen zo iemand dan
'overspannen', of 'psychotisch'). Hij
zag ln. dat hij daar niet hoorde, in
die vergaderzaal, en op dat moment
viel de wereld voor hem in duigen
en werd hij buitenstaander. Zijn
isolement vergelijkt hij op een ze
ker ogenblik tussen neus en lippen
door zelfs met dat van Jezus: u
bent dus een eenzaam mens. zei de
ander. Een eenzaam mens, zei me
neer Dalem. Ik heb een secretaris
en een president en twaalf leden.
Ze zijn weg'.
Dalem
Van God en mensen verlaten doolt
deze Dalem dan rond met zijn door
vergaderen vermalen hoofd. Wat
hij werkelijk beleeft ls geen lezer
meer bekend, alleen de geestge
drochten van Dalem zijn realiteit.
Het is Alberts relativerende, want
uitsparende en humoristische, stijl
die ervoor zorgt dat we Dalens ge-
'Met Schurer is een veelzijdig dichtertype heengegaan, zoals Friesland nog niet gehad had en
waarschijnlijk ook niet spoedig weer zal krijgen. Het is daarom noodzakelijk en een daad van
simpele rechtvaardigheid dat z'n levenswarme poëzie langs de weg van dit forse boek toeganke
lijk blijft voor degenen die néi hem komen'.
Dat schrijft D. A. Tamminga in
een inleiding tot de 'Samle Fer-
sen', de verzamelde verzen van
Fedde Schurer, die ln een goed
verzorgd boek van zo'n 650 pagi
na's verschenen zijn bij uitgeverij
Bosch en Keuning in Baarn en
'De Tille' in Leeuwarden.
Het is inderdaad de veelzijdigheid,
die in dit werk het eerst opvalt en
die door degenen die de in 1968
overleden Fedde Schurer gekend
hebben worden gezien als een af
spiegeling van zijn persoon. Schu
rer was een bewogen mens, die in
zijn gedichten bepaald niet alleen
n de schone klank van het woord
en de fraaie vorm van het vers
zocht. Evenmin streefde hij naar
ontrafeling van de ziel. Zelfs in
z'n diepste verbittering blijft hij
getuigen. In z'n liefdeslyriek, in
het bezingen van de rijkdom van
het leven, in het belijden van z'n
geloof is hij een hartverwarmend,
door Pieter Terpstra
gemakkelijk aansprekend kunste
naar. Zelden spreekt hij van twij
fel zonder dat er een verlossend
antwoord komt.
De verdrukking van het Fries als
spreek- en cultuurtaal, de on
rechtvaardige toestanden op soci
aal gebied en het militarisme
hebben Schurer geïnspireerd tot
strijdliederen, die vooral in het
eerste gedeelte van de 'Samle
Fersen' voorkomen. Voor de oor
log was hij een aanhanger van de
CDU: voor deze partij is hij ook
nog statenlid geweest. Na de oor
log heeft hij zich op politiek ter
rein verder ontwikkeld: als hoofd
redacteur van de Friese Koerier
trok hij met z'n hoofdartikelen
overal in het land belangstelling
en hij werd geconfronteerd met
vraagstukken van provinciale, na
tionale en ook internationale
aard.
Dat het gezichtsveld van de dich
ter steeds ruimer werd, blijkt
vooral uit de in dit boek opgeno
men bundel 'Efter it nijs' (Achter
het nieuws). Deze bevat werk van
zeer uiteenlopende kwaliteit: er
bevinden zich snel, maar vaardig
geschreven dichterlijke reacties
onder op omstandigheden die
Schurer hevig troffen en waarop
hij heftig en soms meesterlijk re
ageerde. In welke vorm en over
welk onderwerp ook, een gedicht
van Schurer was bijna steeds een
getuigenis. Z'n verdienste was dat
hij het, zij het lang niet altijd, zó
kon schrijven dat het, ook literair
gezien, niveau had. Een deel van
zijn leven de Tweede Wereld
oorlog inbegrepen heeft, Schü-
rer in Amsterdam gewoond. Voor
al daar heeft z'n dichterschap zich
ontwikkeld. Schurer was beslist
niet alleen verknocht aan Fries
land en wat de stad Amsterdam
voor hem betekende blijkt wel uit
regels als deze:
D.v't ienris op dyn glans foreale
rekke.
Dy't yn de bangste nachten mei
dy wekke.
Dy't sechtsjln jler dyn bern en
boarger wie,
GJln kwea sll hy syn llbben fan
dy sprekke.
(Wie eens op je glans verliefd
raakte, wie eens in de bangste
nachten met Je waakte, wie zes
tien jaar Je kind en burger was,
geen kwaad zal hij ln z'n hele
leven van Je spreken).
De complete Friese psalmberij
ming en de bewerking van de
gezangen, die Fedde Schurer
maakte, vallen uiteraard buiten
deze 'Samle Fersen', maar wèl
treft men er veel godsdienstige
liederen in aan. In het laatst van
z'n leven heeft Schurer deze een
moderne, vrij originele vorm ge
geven: in de bundel 'De gitear by
it Boek' (De gitaar bij het Boek)
vertelt hij bijbelse geschiedenis
sen op speelse, vaak humoristi
sche wijze. Ze zijn populair ge
worden en de zanger Roel Slofstra
heeft er meerdere van op zijn
repertoire genomen.
Fedde Schurer
Zo blijkt het werk van Schurer
ook in onze tijd nog lang niet
vergeten te zijn en het wat mis
troostige, niet eerder gepubli
ceerde vers waarmee de verzame
ling besloten wordt, is gelukkig
niet helemaal een tekening
van de werkelijkheid. In dat vers
schreef Schurer namelijk, dat zijn
lied niet meer het signaal is, waar
massa's zich geestdriftig op ln be
weging zetten. Dat ls waar: we
leven niet meer in een tijd waar
in strijdliederen velen begeeste
ren, maar dat de dichter vergeten
ls, zoals wat bitter ln de laatste
regel staat, zal niemand willen
bevestigen.
Integendeel, deze verzameling
verzen, verschepen onder redactie
van drs. Tineke J. Steenmeijer-
Wlelenga, Rudl Boltendal, Freark
Dam en Johannes M. Vermeulen
is een monument, dat ook ln deze
tijd nog aanspreekt. Dat blijkt
overigens ook wel uit het feit. dat
de eerste druk ih enkele weken
was uitverkocht en dat een twee
de wordt voorbereid.
De inleiding van D. A. Tamminga
is Informatief voor de jongeren,
die van Schurer niet zoveel weten
en vooral de korte, maar duidelij
ke bespreking van Schurers werk
aan de hand van een aantal ver
zen is belangrijk. Dank zij deze
uitgave krijgt het werk van een
groot Fries dichter de mogelijk
heid om zich nog lang te handha
ven.
schiedenis kunnen verdragen. In
dezelfde nacht nog stapt Dalem ln
het water.
Als hij uiteindelijk, na maanden
wegens ziekte te zijn verontschuU
digd, weer op de vergadering ver-j
schijnen zal. staan de vergaderaars
voor het raam naar hem uit te
kijken. Alles lijkt hetzelfde geble
ven. de roman eindigt zoals hij
begon. Maar toch is niet alles het
zelfde gebleven, er is iets dreigends
ingeslopen met Dalems vroegere
ziekte en gedrag. Ze zien hem uit
de tram stappen. 'Hij keek naar
boven. Toen -ze zagen dat hij naar
boven keek. deden ze allemaal een
stap terug'. Mijnheer Dalem is
voortaan buitengewoon lid van de
vergadering, zou men kunnen zeg
gen. Hij heeft gezien, en doorge
maakt. wat er mis is aan het men
selijk bedrijf en zo'n inzicht wordt
nooit in dank afgenomen: 'Toen ze
zagen dat hij naar boven keek,
deden ze allemaal een stap terug'.
Men merkt het, tot in de laatste
zin blijft deze roman van Alberts
trefzeker. 'De vergaderzaal' is een
klassiek boek, nu al. f
Het is te hopen dat de uitgever
bij de tweede druk zo'n twintig
dertig zetfouten verbetert, die de
tekst nu ontsieren. Alberts wordt er
niet minder om, maar enige zorg
voor deze zorgvuldige roman is wel
gepast.
A. Alberts. De vergaderzaal. Am
sterdam. G. A. van Oorschot (1974),
78 bl*. 12.90.
Leven uit de geest. Theologischè
peilingen, aangeboden aan Edward
Schillebeeckx. Uitg. Gooi en Sticht.
Hilversum, 226 pag.. prijs 27.50. In
dit boek, dat ter gelegenheid van
de zestigste verjaardag van de Nij
meegse theoloog verschijnt, vindt
men o.m. opstellen van Hans Kling,
Karl Rahner, prof. dr. H. Berkhof
en prof. dr. Lescrauwaet. Vóórin
het boek een portret van prof.
Schillebeeckx, achterin persoonlijke
gegevens van de medewerkers.
God blijft gezocht door Andrew M.
Greeley. Uitg. De Toorts. Haarlem,
236 pag., prijs 28,-. In dit werk
polemiseert de Amerikaanse pries
ter-socioloog op stevige toon met
ieder die vertelt dat het met de
godsdienst in deze wereld wel zo on
geveer bekeken is. De mens is zijn
behoefte aan een geloof niet kwijt
geraakt.
(ADVERTENTIE)
internationale bestseller
nu ook in het nederlands
verschepen
tijdelijk f 17,50
na 31-1-1975 f 27,50
557 bladzijden in band met stof
omslag
een uitgave van In den Toren
nü in uw boekhandel