KEES VAN BOHEMEN: EXPLOSIEF
Een waardevol boekje
over de dichter J. C. Bloem
Een werkboek voor muziek van nu
'Brief aan mijn moeder'
werd geen literatuur
TROUW/KWARTET ZATERDAG 2 NOVEMBER 1974
KUNST T13-K17,
Kees van Bohemen
nen. Zoals Louis Armstrong een
populair liedje als 'La vie en rose'
speelde en toch Armstrong bleef.
Hij was een van de weinige musici,
die zich zoiets kon veroorloven.
Zo is het ook met Kees van Bohe
men.
En dat heeft1 allemaal niets te ma
ken met het geforceerd zoeken
naar nieuwe vormen daarvoor is
het te vanzelfsprekend maar
met dóén, met móéten.
Dót voel j^, die afspiegeling van
een menselijk pogen om het leven,
dat- wonderlijke en onbegrijpelijke,
tegelijk angstige en gelukkige, volle
en lege leven in al zijn facetten te
benaderen, te betrappen én te be
wonderen.
Tot 14 november.
Tot de weinige opwekkende gebeurtenissen in de deze week geëindigde internationale muziekweek
van de ISCM en Gaudeamus behoorde het optreden van een aantal amateur-ensembles.
Er bleek namelijk uit, dat het bezig
zijn met experimentele muziek van
deze tijd niet uitsluitend tot de
plichten van de beroepsmusicus be
hoort, maar dat er ook mensen zijn
die het voor hun plezier doen. Wat
daar door een aantal jeugd-ensem-
bled ten gehore werd gebracht was
dan wel in de vorm van een open
baar concert voor iedereen waar
neembaar, maar de werkelijke bete
kenis ervan lag in wat eraan vooraf
gegaan as: het samen onderzoe
ken van de mogelijkheden die het
spelen met klank biedt.
Niet op de traditionele manier van
het naarstig instuderen van door
anderen bedachte composities,
waarbij niet van de gegeven regels
mag worden afgeweken; maar door
het zelf bedenken en uitwerken van
mogelijkheden, het experimenteren
met instrumentale en vocale klan
ken. Steeds meer amateurs, indivi
dueel of in groepsverband, begin
nen te ontdekken dat dit spelen
met klank een uitermate boeiende
manier van muziek maken is. Maar
als je werkelijk met klanken wil
spelen 'valt er niet mee te spelen'.
Dat is een van de regels in het
onlangs verschenen 'Werkboek voor
muziek van nu' waarin Bernard
van Beurden uitvoerig informatie
verschaft over de mogelijkheden
die er zijn als voor het vrij musice
ren in groepsverband.
Van Beurden is zelf al vele jaren als
pedagoog en stimulator met ama
teurs in binnen- en buitenland op
door R. N. Degens
dit terrein bezig. Het enthousiasme
waarmeje hier en daar geëxperimen
teerd wordt, zegt hij, is misschien
wel voldoende om op gang te ko
men, maar er is gedegen informatie
nodig om aan de gang te blijven.
Öie geeft hij dan in dit werkboek.
Aanvankelijk lijkt het erop dat ie
dereen zomaar wat mag 'aanrot-
zooien'. De eerste instructie (of be
ter: suggestie) houdt in. dat je in
een kring moet gaan staan, liggen
of zitten; als het helemaal stil is
moet iedere deelnemer zich 'bezig
houden met een klank die in hem
of haar, om welke reden dan ook
ontstaat.' Enige tijd later beginnen
de deelnemers het geluid waarmee
ze bezig zijn hoorbaar te maken.
Zo'n spelletje kan natuurlijk ge
makkelijk uit de hand lopen. Maar
zelfs bij dit volkomen vrije muziek-
maken wordt niet zonder 'regels'
gespeeld. Zij het dan dat die 'regels'
al spelend ontstaan, dat er globale
afspraken komen en dat ook op een
of andere manier wordt vastgelegd
wat gezamenlijk gevonden werd.
Dat laatste gebeurt niet om het
voor het nageslacht te bewaren,
maar om het. indien gewenst, te
kunnen herhalen en anderen erbij te
Bernard van BeurdenWerk
boek voor muziek van nu. Uiig. De
Toorts. Haarlem. 55 blz. f 17.50.
kunnen betrekken. Het gebeurt ook
grotendeels met symbolen en figu
ren die meer op abstracte tekenin
gen lijken dan op de traditionele
partituur in muzieknoten.
Eenvoud
De manier waarop Van Beurden
over dat noteren van muziek, en
het tot klinken brengen van zo'n
'grafische' partituur schrijft, is ver
bazingwekkend van èenvoud en
duidelijkheid. In een vijftigtal
bladzijden, waarop de meeste ruim
te nog in beslag wordt genomen
door voorbeelden van notatie, weet
hij deze vorm van musiceren glas
helder toe te lichten. Wie zich er
even in verdiept, ondervindt dat dit
'muziekschrift' niet alleen gemakke
lijker te lezen valt dan het traditio
nele, maar dat er vooral de vinding
rijkheid en het zelf iets tot stand
(Willen) brengen mee gestimuleerd
worden.
Het gaat in de eerste plaats om het
werken zelf, om het bezig zijn met
klanken. Daardoor is het ook een
wijze van musiceren die in feite
niet bestemd is om er in een con
certzaal naar te gaan zitten luiste
ren. De waarde ervan ligt in het
'doen'. En voor het opdoen van
ideeën, voor het prikkelen van de
animo om dit ook eens te gaan
doen, is dit werkboek van grote
waarde. Het is voor iedereen begrij
pelijk. en daardoor is het óp dit
terrein uniek.
Er hangt nieuw werk van Kees
van Bohemen in de Galeries
Nouvelles Images, Westeinde 22,
Den Haag: 'n paar schilderijen
uit 1973, 'n vijftiental uit dit
jaar. Schilderijen waaruit bij
enkelen weer meer dan ooit
de abstract-expressionistische
afkomst van deze schilder tel
kens weer blijkt. Waarin de ver
worvenheden uit die vroegere
jaren nog steeds een rol spelen,
uitgebuit worden als het ware.
Meer en meer drongen herkenbare
elementen dit oeuvre binnen. Be
wogen kleurvlakken werden bewe
gende vormen, gedeelten van mo
tieven, die als vanzelfsprekend be
gonnen te groeien uit explosies van
felle kleur. Men noemde dat toen,
dat was zo omstreeks 1964, 'nouvel
le figuration', een nieuwe figuratie.
Maar wat is nieuw?
De Amerikaanse schrijver Thomas
Hess gaf eens dit sprekende voor
beeld: de (Amerikaanse, maar dat
maakt weinig verschil) verzame
laars, die in 1968 hun hippe salons
opnieuw ingericht hebben, de pop
art wegborgen en vervingen door
minimal-art, kochten in de jaren
veertig en vijftig nog Dufy, Utrillo
en. misschien in een erg moedige
bui Dubuffet. Hoogleraren in de
kunstgeschiedenis en verlichte
conservatoren, aldus nog steeds
Hess, die nu Rothko en Motherwell
van de hand wijzen als een voor
bije zaak, waren toen intens bezig
met Chagall en Bernard.
Nieuwe Stijl
En omdat het zo steeds gaat, ont
staat ook steeds dezelfde figuur: er
is één kunstenaar (heel vaak se
rieus en bloed-eerlijk) bezig met
iets nieuws. De een of andere
kunstschrijver ziet zijn werk en
roept iets uit: een nieuwe stijl is
geboren en onder het mom of
excuus van 'collectief onderbe
wustzijn' stromen van alle kanten
allerlei door sensationele buitenis
sigheden opvallende figuren toe om
óók in dit geval hun graantje te
kunnen meepikken.
Een jaar of twee jaar later zullen
ze het allemaal weer heel anders
doen.
En dat is nu het onderscheid.
Want in een oeuvre als dat van
Kees van Bohemen is in feite niet
zo veel veranderd. Ontwikkeling
immers is. iets heel anders dan
door G. Kruis
warring gebrachte tentoonstellings
bezoekers en gewone kunstliefheb
bers toch niet verduidelijkend
werkt.
Want als je daar, in Nouvelles Ima
ges, rondloopt tussen die grote
schilderijen, ontdek je dat het juist
het volkomen persoonlijke, het on
benoembare van dit werk is. dat
het zijn boeiende en indringende
sfeer geeft.
Spontaniteit
Titels heb je er eigenlijk niet bij
nodig toen ik er was, even voor
de opening, waren die trouwens nog
niet aangebracht omdat je deze
brokken kleurrijke spontaniteit
toch niet anders dan puur emotio
neel kunt benaderen.
Wat W. Jos. de Gruyter zei, in 1964,
toen er voor het eerst figuratieve
elementen in het tot dan abstracte
werk van Van Bohemen begonnen
door te dringen, geldt nog steeds,
literair houvast moet je bij dit
werk niet zoeken 'want hij blijft
vóór alles schilder'.
Van Bohemen schildert, en het ge
beurt. Hij heeft ontdekt dat het
een gewoon uit het ander ontstaat.
Daar zou je uit kunnen afleiden
dat hij niet zou kunnen voorzien
wat er staat te gebeuren, dat het
voor hem ook allemaal een verras
sing. is.. Dat is natuurlijk net zo
min helemaal waar als het
befaamde 'anrotzooien' van die an
dere verfgigant, Karei Appel.
Want er was verf en er was linnen,
er was die ongekende schildersdrift
dat ongelooflijke kleurgevoel, dat
aangeboren want anders
compositorische vermogen, die
spontaniteit en virtuositeit.
Bij elkaar een enorm explosief
mengsel. En bij een explosie mogen
dan meermalen een paar ruiten te
veel en een muurtje te weinig de
lucht ingaan, de kracht is van te
voren toch wel in grote trekken te
berekenen.
En zo gezien is er wel degelijk een
stuk 'berekening' in dit zo vaak als
instinctief geannonceerde werk.
Want 'zomaar' kun je dergelijke
intrigerende kleurvelden niet tegen
elkaar zetten.
'Zomaar' kun je in een eigenlijk
toch weer helemaal abstract aan
doende omgeving geen puur reëele
vrouwefiguur plaatsen, zonder dat
er van enige tweeslachtigheid in de
schilderwijze sprake is. 't Kan ei
genlijk niet, maar Van Bohemen
doet het en dan blijkt het te kun
Franz Kafka's 'Brief an den Vater' (in het Nederlands ten 011-
van zijn verhouding tot alles wat de vader is en vertegenwoordigt,
rechte vertaald als 'Brief aan zijn Vader') is eén meesterlijke ana
lyse niet alleen van Kafka's verhouding tot zijn vader, maar ook
Bij Kafka wordt het persoonlijk
drama van die, specifieke, bader-
zoon relatie op een hoger plan ge
tild. Het hoeft geen betoog dat een
als het ware op Kafka's brief ge
schreven werk als 'Brief aan mijn
moeder' van Ischa Meijer (Bert
Bakker, Den Haag 1974, 96 blz.
12.50) in menig opzicht wel onder
moet doen voor zijn voorbeeld.,Wel
iswaar zet Meijer zijn brief in veer
schillende opzichten gelijk op aan
die van Kafka, maar qua toon van
teneur zijn beide brieven elkaar
vreemd. Waar Kafka een subtiele,
ingehouden, maar heel effectieve
taal bezigt en in psychologisch op
zicht scherpe waarnemingen doet,
geeft Meijer zichzelf veel meer de
vrije hand. en laat hij zijn emoties
soms danig vieren, waardoor zijn
brief een groot gehalte aan (zelf) -
beklag lijkt te bezitten.
Daar komt nog bij dat Meijer in dit
.tijdperk van psychoanalyse duchtig
in de psychologisering treedt, wat
een ander niet erg verheldert.
Kafka's brief is eerder literatuur,
terwijl Meijers brief (de constructie
verraadt het al) meer literatuur
dan brief wil zijn, maar in de brief
blijkt steken. Meijer weet zijn per
soonlijk lotgeval veel minder goed
te veralgemenen. Dat is wel begrij
pelijk, want wat een toer moet het
niet zijn zoiets privé's als de afre
kening met je moeder van .alge
meen belang te maken. Vooral als
uit je brief blijkt met welk een
(joods, oorlogs-) verleden we hier
te maken hebben.
Het is als document, als geëmotio
neerde bekentenis in elk geval in
teressant, deze 'Brief aan mijn
moeder'. Maar alleen al een bla
deren in Kafka, om te zien hoe
deze zijn huwelijksproblematiek
verklaart uit het huwelijk van zijn
Ischa Meijer
ouders (wat Meijer ook .doet), laat
zien hoe onvergelijkelijk veel diep
zinniger 'Brief an den Vater' is.
Vandaar ook maar even deze uitga
ve genoemd: Franz Kafka. Brief
aan zijn vader. Amsterdam, Queri-
do, '1974 (2de dr.) 52 blz. 7.90
(vertaald door Nini Brunt).
T.v.D.
J. C. Bloem heeft zelf eens ge
zegd 'dat het dichtwerk van
een mensch over het algemeen
van weinig belang is voor zijn
biografie, en omgekeerd'. Zo'n
uitspraak werkt niet erg sti
mulerend voor wie zich het op
schrift stellen van Bloems le
ven ziet opgedragen. Des on
danks deed A. L. Sötemann
het en hij nam zelfs Bloems
woorden in zijn tekst op, zij
het met de relativerende me
dedeling dat Bloem in zijn la
tere leven juist met graagte
biografieën las, 'niet in de
laatste plaats van schrijvers'.
Het is een vrij algemene gedachte
die Bloem onder woorden bracht.
Ongetwijfeld moet het zo zijp dat
het werk van een auteur enigerlei
relatie onderhoudt met diens le
ven, maar bij de meesten is die
relatie nogal gecompliceerd van
aard en vervalt degene die ver
band tussen beide wil leggen,
licht in banaliteiten of specula
ties. De angst voor het beschrij
ven van levens en de twijfel aan
het nut ervan hebben de afgelo
pen tijd arm aan biografieën en
biografische studies gemaakt. Dat
is heel jammer. Tóch al zijn we
in ons land niet rijk gezegend wat
dat aangaat. In Engeland, bij
voorbeeld, weet men er beter raad
mee. Daar verschijnt de ene bio
grafie na de andere van dikwijls
niet geringe omvang en uitste
kend leesbaar. (Richard Ellmans
meesterlijke Joyce-biografie van
'59 als lichtend voorbeeld). Wij
kennen zo'n traditie niet. vandaar
ook dat we wat onwennig hande
len met biografisch materiaal (of
ér met onverantwoord bravoure
gebruik van maken, zoals in de
Haagse Post-cover story's over
schrijvers).
Ideaal
Het geschrift dat bescheiden heet
'Over de dichter J. C. Bloem' is
van oorsprong een verhandeling
uit de 'Handelingen van de Maat
schappij der Nederlandse Letter
kunde te Leiden' (1971-1972). Niet
ten onrechte is van deze studie
over een van onze grootste dich
ters een aparte boekuitgave ver
vaardigd. De levensberichten van
gestorven leden, zoals er elk jaar
een groot aantal in het 'Jaarboek'
staan, beogen een kort biografisch
overzicht te verstrekken, benevens
een globale typering van mens en
de bekoring komt van Sötemanns
•fraaigebouwde zinnen, zijn ironi
serende stijl in ingehouden ma
nier van mededelen van zijn
keus voor feitelijkheid ook kan
bij herlezing geïrriteerd raken
door zo'n voorname gedistanti
eerdheid, die dan wel wetenschap
pelijk mag heten, maar bijtijden
ook flink saai is. Elk bezwaar
tegen Sötemanns wijze van be
richtgeving valt echter weg als
het om de keus gaat tussen een
levendig praatje en een verant
woorde beschouwing over Bloems
dichterleven. Eén anecdote, het is
waar, zegt soms meer dan tien
moeizame, gedegen bladzijden,
maar welbelwust vermijdt Söte
mann deze suggestieve weg, die in
't geval van de legendarische
bloem voor de hand had gelegen.
Geen verband
Duidelijke verbindingen tussen
dichtwerk en leven trekt hij maar
zelden. Wel wordt Bloems leven
vooral wat betreft zijn literaire ac
tiviteiten beschreven, maar daar
mee is nog geen (direct) verband
gelegd tussen werk en leven.
Bloems toekomstige biograaf zal in
dit opzicht, voortbouwend op Söte
manns werk, nog heel wat te doen
krijgen. Wél weet Sötemann meer
in het algemeen Bloems geestes
gesteldheid te relateren aan zijn
poëtische thematiek.
Eén derde deel van het boekje
wordt in beslag genomen door
een zo compleet mogelijke inven
tarisatie van Bloems gedichten,
Sötemann heeft er maar liefst 207
gevonden terwijl in de 'Verzamel
de gedichten' er slechts 161 staan!
Naast datering, en opgave(n) van
publicatie, verstrekt Sötemann
uitspraken van de dichter over
eigep werk voor zover die betrek
king hebben op afzonderlijke ver
zen. Citaten en verwijzingen in de
gedichten tracht hij zoveel moge
lijk thuis te brengen, waarmee hij
een interpretatieve bijdrage levert.
Niet in de laatste plaats om dit
bibliografisch gedeelte is 'Over de
dichter J. C. Bloem' een waarde
vol boekje. Nooit immers kan iets
zinnigs over de relatie tussen
werk en leven gezegd worden als
het werk niet tot in finesses, en
compleet, gekend is. Dat boven
dien het leven, ondubbelzinnig
wat de feiten betreft, grondig ge
registreerd moet zijn, spreekt
vanzelf.
Sötemann heeft in beide opzich
ten belangrijk voorbereidend werk
verricht.
A. L. Sötemann. Over de dichter
J. C. Bloem. Amsterdam, Querido,
1974. 100 blz. 12,50.
door T. van Deel
werk, en tenslotte een opgave van
bibliografische gegevens. Söte
manns Bloem-studie is in dat op
zicht te beschouwen als een ideaal
voorbeeld van het genre.
J. C. Bloem' diens wezen en werk
De gedachte dat 'Over de dichter
nu ineens klaar en duidelijk1 zou
moeten maken, is niet in over
eenstemming met Sötemanns be
doeling. De verhandeling is im
mers geen synopsis van een (mo
gelijk nog te vervaardigen)
Bloem-biografie. Als bezwaar te
gen Sötemanns werk is wel aan
gevoerd dat Bloem erin zo weinig
'levend' naar voren komt. Daar is
wel iets van aan. Wie «eerst onder
verandering. Van Bohemen gaat
gewoon door, intensief, zonder in-
teressantdoenerij, zonder zich ook
maar iets aan te trekken van wat
vandaag de dag allemaal zo nodig
moet. Zo zei hij het, 'n paar jaar
geleden zelf: 'Als je de mode na
loopt, ben je altijd te laat. Begrijp
je, er zijn telkens opnieuw mensen,
-die een actuele vondst doen en
daar gaan ze dan vaak hun hele
leven op of mee door. En over vijf,
of laten we zeggen tien jaar zijn
hun ideeën verouderd en dan krijg
je weer een nieuwe generatie, die
zich dringend staat aan te melden.
.Te eigen verworvenheden, daar gaat
het om.
Maar een kunstenaar moet ergens
bij horen en zo- werd de abstracte
expressionist van de jaren vijftig in
die van zestig1 langzamerhand een
neo-figuratief.
Je kunt je uiteraard afvragen
waarom daar nu neo of nieuw vóór
moet. waarom ze iedere keer weer
opnieuw proberen dergelijke figu
ren met alle geweld, in een bepaal
de stroming te duwen. Vooral om
dat het voor de al genoeg in ver-
J. C. Bloem
Kees van Bohemen: 'Strandleven'.