KONRAD KLAPHECKS MYSTIEKE MACHINEPARK
Antiek en curiosa
Dij William D. Kuik
Over de geboorte van
't moderne levensgevoel
ROUW/KWARTET ZATERDAG 5 OKTOBER 1974
KUNST
T19/K19
door G. Kruis
)e tentoonstelling van Konrad Klapheck tot 3 november in het Museum
loymans-Van Beuningen te Rotterdam wordt begeleid door een turf van
en catalogus. Meer dan tweehonderd pagina's, een honderdtal reproduk-
ies en foto's, inleidingen van Wieland Schmied, André Breton, José Pierre,
idouard Jaguer, diverse verklaringen van de kunstenaar zelf, uitgebreide
Delichtingen bij alle tentoongestelde werken.
Jles in drie talen, want de expositie, een overzicht vanaf 1955, gaat na Rot-
;rdam nog naar Brussel en dan naar Klapheck's geboorteplaats Düssel-
»rf.
1 zal de naam Klapheck de men-
in, die niet helemaal midden in
et grote kunstgebeuran zitten,
einig of niets zeggen, "t is toch
'n figuur, die het op een onna-
>eurlijke manier helemaal 'ge-
aakt' heeft.
chter in de dertig, tentoonstellin-
en sinds 1959, eerst in Duitsland
al direct daarna in heel Europa,
jord- en Zuid-Amerika. Eenmans-
iposities in de grote, internatio-
jal bekende galeries en al spoedig
■rtegenwoordigde hij zijn land op
ennales. Documenta's en was zijn
erk ook te zie« op de vele inter-
itionale thema-tentoonstellingen,
e vooral de problematiek van de
idendaagse kunst aan de orde
elden.
was er ook een viertal schilde-
en van hem op de zomertentoon-
elling in Boymans-Va»n Beunin-
:n 'Kijken naar de werkelijkheid',
aar ze tussen al dat super-.
hyper-, en foto-realisme eigenlijk
wel een beetje uit de toon vielen.
Ik denk, dat een groot deel van het
toen toestromende publiek, dat zich
verrukt stond te vergapen aan die
grote 'kleurenfoto's' daar, die ook
nog es een keer kunst waren, Klap-
hecks werk toen vrijwel over het
hoofd heeft gezien. De 'Schrijfma
chine' uit 1955 kon er in dit
kader gezien misschien nog mee
door, maar aan die andere vreemde
apparaten zal men, tussen die veel
heid van het 'net-echte' vaak on
geïnteresseerd voorbijgegaan zijn.
Onderscheiden
Overigens is het bij die schrijfma
chine begonnen. Klapheck vertelt
zelf, heel eerlijk, dat hij in zijn
jeugd altijd probeerde zich van zijn
vrienden te onderscheiden, en din
gen deed, die anderen niet deden.
Zo was het ook met zijn schilderen.
burad Klapheck: 'Lolita' (1969).
Op de -academie, in 1955, de tijd
dat daar de poëtische abstractie
nog volop in zwang was, begon hij,
dwars tegen de draad in, een oude
schrijfmachine zo nauwkeurig mo
gelijk na te schilderen. 'De schrijf
machine', schreef hij later, 'wreekte
zich echter op mijn zucht naar
originaliteit en op mijn grap. lie
gen mijn bedoeling in werd zij op
het linnen een zonderling monster,
dat me tegelijkertijd vreemd was
en na stond, een weinig vleiend
portret van mezelf' Ik had een ont
dekking gedaan: met behulp van de
machine kon ik dingen uit me naar
boven halen die me tot dan toe
onbekend waren gebleven, zij
dwong me tot het prijsgeven van
mijn meest verborgen wensen en
gedachten'.
En dan somt hij een aantal machi
nes op. die hij in de loop der jaren
voor zijn doeleinden gebruikte: de
schrijfmachine dus. die voor hem
als 'mannelijk' geldt. 'Zij (want
taalkundig is zo'n ding weer vrouwe
lijk. GK) vertegenwoordigt de va
der, de politicus, de kunstenaar'. De
naaimachine ('helpster bij het be
dekken van onze naaktheid is vrou
welijk. zij verschijnt als bruid,
moeder en weduwe'), telefoons en
sirenes, waterkranen en douches,
schoenspanners en fietsbellen. Hij
gebruikt die apparaten, die hij
meestal, vervormd en gecombi
neerd, met vergrote details, vereen
voudigingen of toevoegingen, heel
streng en star schildert in vaak
zoete fondant-achtige kleuren, zoals
hij zelf zegt niet op een symboli
sche manier.
Beeld-code
Een symbool immers stoelt min of
-meer op een algemene afspraak.
Klapheck hanteert, zou je kunnen
zeggen, een persoonlijke beeld-co-
de, met titels, die ook weer niets
verduidelijken als je de uiteenzet
tingen, de vooropgezette ideeën van
de kunstenaar niet kent.
Als je b.v. niet weet. dat voor
Klapheck schoenspanners 'door hun
tweeledigheid de vreugden en ver
drietelijkheden van het huwelijk
'Athletisch zelfportret', 1958, 'Klapheck heeft zich met Lilo verzoend. De schrijfmachine met de
brede wagen is een uiting van het herwonnen zelfbewustzijn
oproepen' zegt zo'n titel als 'Knor
rig paar' bij een compositie met
anderhalve schoenspanner en een
tekening van een porseleinen voet,
je niets. Maar Klapheck, aldus de
verklaring in de catalogus, ziet
hierin een verliefd paar, dat woor
den heeft gehad en dat slaat dan
weer terug op een uiterst persoon
lijke belevenis.
Een naaimachine, die hij in 1957
schilderde, noemde hij 'De ge
krenkte verloofde'.'Zo ontstond',
aldus de uitlegger, 'uit de Singer-
naaimachlne van zijn hospita een
portret van Lilo (zijn tegenwoordi
ge vrouw) als de in de steek gela
ten verloofde, met verwijtende
ogen en venijnige mond'.
En zo gaat het almaar door: 'Mijn
zestien angsten' zestien fietsbel
len zonder dop in rijtjes van vier,
fraai geschilderd, dat wel, mooi van
kleur ook, dit keer, en dat doek
verwijst dan, ditmaal volgens José
Pierre, 'naar het zestiende levens
jaar en naar de angsten door de
sexualiteit veroorzaakt, die men op
deze leeftijd van nature voelt'.
'Athletisch zelfportret', een schrijf
machine met een overdreven brede
wagen: 'Klapheck heeft zich met
Lilo verzoend. De machine met de
brede wagen is een uiting van het
herwonnen zelfbewustzijn'.
't Begint een opsomming te wor
den, maar ik móét er nog een paar
noemen. 'Broederlijk liefdespaar':
twee douches nog steeds volgens
de toelichting 'bijna sexloos in
hun gelijkheid, waarschijnlijk links
de man en rechts de vrouw'- En:
'De Ideale Echtgenoot: een schrijf
machine met overdreven sterk ge
accentueerde afzonderlijke elemen
ten. De titel is ironisch bedoeld, in
werkelijkneid gaat het om een fa
milietiran. In de hulzen van het
schrijfmachinelint zou men ogen of
geslachtsdelen kunnen zien'. Of
'Lolita': 'een rolschaats. Nog een
beminnelijk schilderij, ontstaan
onder invloed van het leven van
Klapheck samen met zijn kinderen.
De grote strik, die alle vormen
overlapt, doet aan een lopend meis
je denken. De titel slaat op de
gelijkvormige (waarschijnlijk wordt
gelijknamige bedoeld) roman van
Nabokov uit 1955'.
Klapheck verklaarde ook eens, dat
hij niet naar titels wilde zoeken,
die moesten hem zó te binnen
schieten. Bij de rolschaats is het
duidelijk: daar deden de einden
van de binders (de strik) hem ken
nelijk direct denken aan lollies en
zo lag een associatie met de film-
Lolita voor de hand.
Zelf noemt hij die titels, hoe afge
zaagder hoe liever, toverformules
die het associatief vermogen dat
alle mensen bezitten, op gang
brengen.
Maar wat doet de bezoeker, die
geen twintig gulden kan of wil
neertellen voor een catalogus met
een halve meter groot, geopend
zakmes, dat als titel (toverformule)
"De mensenhater' meekreeg?
Trouwens, ook met de hulp van de
verklaringen, gaat de beeldspraak
je meestal boven de pet. BIJ dat
mes: 'De schroeven aan de boven
kant zijn de ogen, de kurketrekker
is de neus en de kleine nagelreiniger
is het midden, de tong van een
wezen dat wantrouwend zijn tan
den laat zien'.
Hoe kan iemand, zonder het 'ver
haal' te kennen een 'verdrietig'
schilderij zten in 'De afwijzing', een
afbeelding van een hooggehakt
sandaaltje dat (overigens beslaat
het het gehele doek) op zijn kant op
een trap ligt. Of wat moet je met
de titel 'De terroriste' bij een gesti
leerd geschilderd scheerapparaat
met drie koppen. Of 'De Xantippe'
bij een stoomstrijkijzer, 'Het faillis
sement' voor een paar sportschoe
nen of 'De gulzige tijd' voor een
boormachine. (De verklaring voor
dat scheerapparaat kan ik u niet
onthouden: 'De titel zinspeelt op
Leila Khaled, de Palestijnse terro-^
riste. De scheerfunctie heeft betrek
king op het castratie-complex: Da-
lila knipte Samson's haren af en
beroofde hem daardoor van zijn
kracht'.)
'k Wil best aannemen dat Klapheck
zelf, zonder dat hij het eigenlijk
wil, monsters schept waarin hij de
angsten en vreugden van zijn jeugd
herkent. Dat over te brengen, lou
ter en alleen door dergelijke prlvé-
beelden, op de mede-mens, is een
andere zaak. Ik waag zelfs die mo
gelijkheid sterk te betwijfelen, ook
al gezien die soms aan het infan
tiele grenzende 'verduidelijkingen'
bij deze schilderijen,
'n Tentoonstelling, die in ieder ge
val duidelijk maakt, dat mensen,
zelfs zij, die bereid zijn hun meest
verborgen wensen en gedachten,
kenbaar te maken, daar door
allerlei barrières zelden toe in staat
blijken-
Na een confrontatie met dergelijke
het begrip is er een beetje uit,
maar ik gebruik het nog maar eens
elitaire exposities, dringt de
vraag zich dan wel weer met her
nieuwde hevigheid op: waarom
toch die bijzondere internationale
belangstelling (van insiders) voor
een kunstenaar als Klapheck, ter
wijl Je toch overal in galerietjes in -
binnen- en buitenland meermalen
figuren ontmoet die minstens zo
inventief en artistiek, zeker zo
boeiend en origineel zijn en vooral
heel wat duidelijker kenbaar makon
(door hun werk) wat ze nou eigen
lijk precies te zeggen hebben. Mis
schien is juist die duidelijkheid wel
hun struikelblok
Iwartkijkers beweren vaak dat de Nederlandse literatuur zich van andere literaturen onder-
cheidt door het ontbreken van een traditie. Waar in de Angelsaksische en Romaanse literaturen
iet verleden gekoesterd wordt en als voedingsbodem dient voor een nieuwe literatuur, wordt in
lederland het verleden verwaarloosd; alleen om er zich tegen te kunnen verzetten wil een schrij-
er zich nog wel eens op de hoogste stellen van wat er vóór hem geschreven is
literaard is deze sombere visie
chtelijk overdreven, maar er zit
el een kern van waarheid in.
avolging van of beïnvloeding
oor tijdgenoten wordt beschouwd
ls een teken van zwakte, gebruik
laken van het verleden als een
ken van geringe origaniliteit.
et gevolg van deze houding is
at de meest positieve kwalififatie
ie van een Nederlandse roman of
ichtbundel gegeven kan worden
orspronkelijk' is.
oor de literatuur van de laatste
ren echter lijkt dit alles minder
te gaan. Citaten uit en toespe-
ngen op vroegerliterair werk
jn voor veel schrijvers gemeen-
)ed geworden. Toch heeft deze
indens nog niet zo sterk doorge
it dat men al van een literaire
hooi kan spreken.
'illiam D. Kuik is een van die
:hrijvers voor wie het verleden
oor Ad Zuiderent
ateriaal en modellen levert voor
idichten en proza. En ook zijn
afisch werk lijkt meer negen-
nde- dan twintigste-eeuws.
ten we elkaar goed begrijpen,
teresse voor het verleden hoelt
iginaliteit niet' uit te sluiten,
ntegenzeggelijk is het werk van
uik oorspronkelijk: het is geen
inde navolging, geen imitatie
inder meer. Maar opvallender
in de oorspronkelijkheid is het
it dat Kuik in zijn roman 'De
lid van het potspel' (1) de an-
ek- en curiosawinkel van de 11-
ratuur heeft opengegooid,
ie herinnert zich niet uit de
amera Obscura' de scène waarin
onhandige Pieter Stastok het
itspel dreigt f-e winnen. Slechts
n kromme keu en het trekken
n de hoekzakken kunnen hem
in de overwinning afhouden, zo-
t zij toch niet als de eerste held
n het potspel in onze litera-
urhistorie terecht gekomen is,
aar als de stoethaspel die de
idse student Hildebrand met
aagte in de Utrechtse Pieter zag.
zeker opzicht lijkt 'De held van
t potspel' een literaire wraak-
iming op Hildebrand In de 'Ca-
tra Obscura' wordt terloops de
te tussen Leidse en Utrechtse
ïdenten in het voordeel van de
idenaar beslist. Kuik echter
obeert in zijn roman het kli-
it van Utrecht te pakken. Om
Omslagtekening 'De held van
het potspel'.
het stadje dat aan Utrecht doet
denken te typeren maakt hij ech
ter toch weer gebruik van wat
Hildebrand schreef.
Typeringen, woordgebruik en
zinswendingen doen vaak aan
proza uit de vorige eeuw denken.
Maar opzettelijke stijlfouten en
slordigheden in de spelling geven
aan dat dit werk twintigste-eeuws
is. Al lezend krijgt men het gevoel
in een gezellige uitdragerij te zijn
waar tussen de duidelijk herken
bare antieke of curieuze spullen
allerlei voorwerpen staan waarvan
men toch de ouderdom noch de
waarde kan taxeren. In 'De held
van het potspel' komen een Sher
lock en een Watson voor. maar of
ze echt of vals zijn, daarnaar
moet de lezer lange tijd raden. De
Russische czaar en de Duitse kei
zer spelen er een duistere rol in.
Zijn ze echt? De ene keer heb je
de indruk van wel. de andere keer
geven zij toe eikaars vermomming
te hebben aangetrokken. Valse
snorren en kussens onder de jas
geven figuren een ander aanzien.
De Java-oorlog, een oud uithang
bord, een mijnwerkersnederzet
ting in Noord-Finland, een oude
vrouw die in haar stoel zit te
sterven, ze komen na en door
elkaar in 'De held van het pot
spel' voor. En de lezer zit er maar
mee. Zijn kennis reikt niet ver
genoeg; misschien probeert de
uitdrager hem iets aan te smeren.
Ook door de stijl kan de lezer de
indruk krijgen dat hij in de ma
ling wordt genomen. Bijna altijd
houdt Kuik slagen om de arm:
zelden zijn zijn typeringen van
mensen of situaties direct, meest
al heeft hij hiervoor een omweg
nodig of neemt hij iets terug van
wat hij gezegd heeft. Omslachtig
heid en overdaad, men treft ze
niet alleen aan in de stijl van
schrijven, maar ook in Kuiks gra
fische stijl. Een van de prachtig
ste voorbeelden hiervan vormt
Kuiks omslagillustratie: een
zwaan in ouwe lappen, een vader
moorder om de hals. met lang
sluikhaar tot in de nek en de
lange hoorn van de eenhoorn op
zijn voorhoofd: maar de vormen
lopen zodanig door elkaar dat
men niet alleen een fabeldier erin
kan zien, maar ook een vrouwen
hoofd en zelfs even het
gezicht van Kuik zelf.
Duidelijk is het niet. En dat is
tegelijk mijn bezwaar tegen het
boek als geheel: er staan prachti
ge passages in, maar duidelijk is
het niet. Een hoofdlijn in de
roman vormt het sterven van de
oude vrouw; het boek begint er
mee: 'De oude vrouw zat rustig in
haar stoel, ze wist niet dat ze
sterven ging. Dat kon ze ook niet
weten want ze stond op het punt
dood te gaan; als je lang geleefd
hebt. merk je zoiets nauwelijks
op. Slechts de rode kater had het
in de gaten, hij werd er onrustig
van, dieren begrijpen meer dan
mensen menen, in die zin is er
verschil'. Zij kijkt in haar kamer
om zich heen, maar omdat zij te
ijdel is om een bril te dragen,
blijven veel voorwerpen vaag. Van
dit gegeven maakt Kuik later ge
bruik: veel dingen blijven vaag of
vloeien in elkaar over doordat de
vrouw geen bril op heeft. De lezer
kijkt via haar ogen mee en ziet
een oude stolp met een muziek
doos erin die ieder uur een ballon
in een landschapje laat opstijgen.
Dit alles komt in het laatste
hoofdstuk weer terug. Intussen is
het landschapje een eigen leven
William D. Kuik
gaan leiden: het wordt bevolkt
met personen uit de nerinnering
van de oude vrouw een bont ge
schakeerd gezelschap van
schelmen, drinkebroers, oplich
ters. schillenmannen. detectives,
muzikanten enzovoorts.
Als ik hierboven zeg dat het boek
niet duidelijk is. bedoel ik niet
dat genoemde geschiedenissen
niet te volgen zouden zijn. Elke
geschiedenis zou op zichzelf een
aardig burlesk verhaal hebben
kunnen opleveren. De onderlinge
samenhang is echter vaak te on
duidelijk. stukken zijn oneven
wichtig. Hierdoor ontstaat de in
druk van een voorwerp dat rijk is
aan fraaie ornamenten. Deze
veelheid van ornamenten echter
onttrekt het eigenlijke voorwerp
aan onze waarneming.
Gek genoeg dringt zich een verge
lijking op met 'Ik Jan Cremer'.
Ook een boek dat rijk is aan
sterke verhalen, ornamenten die
het geheel verdringen. Na 'Ik Jan
Cremer' leek de literatuur voor
goed ontdaan van sckstaboes; li
teratuur was alledaags, recht-
voor-zijn-raap geworden. Het
meest obscure boekenzaakje kon
tien jaar geleden 'Ik Jan Cremer'
leveren.
'De held van het potspel' lijkt een
voorlopig eindpunt in de litera
tuur die gebaseerd is op jeugdsen
timent en het verlangen naar de
tijden van oude platenboeken. En
waar de hausse in seksliteratuur
en sekshops al weer enige jaren
achter ons ligt, verdient het aan
beveling een roman als 'De held
van het potspel' bij het gewone
publiek te brengen via de handel
in antiek, curiosa en bibelots, die
de laatste jaren floreert bij de
gratie van het verlangen naar
romantiek en wegdromerij.Waar
mee niet gezegd wil zijn dat Kuik
modieus schrijft. Daarover is zijn
werk te origineel en tegelijkertijd
te traditioneel.
1) William D. Kuik De held van
het potspel of Het geheime huwe
lijk. Met tekeningen van de schrij
ver. De Arbeiderspers. Amsterdam.
280 blz. Prijs ƒ24.50.
door J. van Doorne
Het is uiteraard niet zo, dat men nauwkeurig kan aangeven waar en wanneer stromingen in de let
terkunde beginnen en waar en wanneer ze eindigen. De woorden stroming, richting en bloei zijn ont
leend aan de natuur; de daarmee aangegeven literaire verschijnselen gedragen zich dienovereen-
komstig. Toch is, willen wij in de historie en dus ook in de historie der letterkunde een zekere over
zichtelijkheid aanbrengen, periodisering en kenschetsing van het gebeuren noodzakelijk.
In een bepaalde tijd is een bepaald
verschijnsel dusdanig overheersend
geworden, dat wij van een nieuwe
tijd, een nieuwe stroming gaan
spreken. Grenzen zijn moeilijk te
trekken. Exacte grenzen dan alijd.
Het is ermee als in de natuur en de
geografie. Zijn de grenzen tussen
België en Nederland wel juist vast
gesteld? Gisteren was het de eerste
lentedag, maar het vroor dat het
kraakte.
Er is echter niets op tegen, ja, alles
vóór, om grenzen te trekken en die
vast te stellen. We moeten ordenen.
Zo ook in de literatuurgeschiedenis.
Het tijdperk van de romantiek in
Nederland wordt vrij algemeen ge
zien als te beginnen bij Feith,
Wolff en Deken, Bilderdijk en Bel
lamy, dus omstreeks 1780. Het tijd
perk eindigt, alweer 'omstreeks'
1880, in welk jaar het door het
optreden van de zogeheten 80-ers,
een afsluiting vindt en tevens, al
thans zo zie ik het, zijn rijpe
vruchten schenkt aan een nieuwe
generatie.
Met de romantiek begint de moder-
'ceer wa echter onmiskenbaar.
Met andere woorden: het moderne
levensgevoel deed zijn intrede. Dat
nu maakt de romantiek voor ons
tot zulk een boeiende aangelegen
heid.
In Nederland heeft zich die ontwik
keling wat later voorgedaan dan in
het buitenland. Maar toch weer
niet veel later.
Dat moderne levensgevoel dat bij
de één meer en bij de ander min
der ging heersen, werd door de
mens op verscheiden wijze ver
werkt. Als ik de namen De Sade en
Bilderdijk noem, beiden staande
aan het begin van de romantiek,
zal dit duidelijk zijn. Bij sommigen,
zoals bij De Sade, kreeg de moraal
het hard te verduren. Met het orde
nen vooraf, kenmerkend voor het
classicisme en de Verlichting, werd
ook het ordenen achteraf verwor
pen. De mens werd gezien als vol
strekt autonoom. Aangezien hij
deel uitmaakte van de chaotische,
demonische, zichzelf menigmaal
vernietigende en zichzelf schennen-
de realiteit (mens, dier, natuur In
ne letterkunde. Het classicisme en .het algemeen) behoefde hij aan
de Ideeën der Verlichting worden
niet langer erkend als juiste denk
richtingen; een nieuw wereldbeeld
treedt, aanvankelijk nog schimmig,
naar voren: dat van de romantiek.
Nu is romantiek een zwaar besmet
woord. Voor velen betekent het,
ook nog in onze tijd, een onbe
stemd, grillig gevoelsmatig en zin
nelijk beeld van de realiteit. Het
merkwaardige is, dat deze visie in
haar kern juist is. Niet voor niets
laten historici de moderne geschie
denis beginnen met de romantiek.
In de voorgaande eeuwen werd ge
dacht vanuit de stellin"en die de
wijsbegeerte, de religie n de este-
tica (classicisme) hadden vastge
steld. Gebruik makende van die
stellingen werd de realiteit geor
dend. Dit werd gaandeweg anders.
De mens begint aan de andere kant:
die van de realiteit. En toen
kreeg men oog voor geheel over
het hoofd geziene aspecten van
de realiteit. Het grillige, chaoti
sche. vernielende, satanische en
onbegrijpelijke van de realiteit
werd gezien. In plaats van de best
denkbare van alle werelden der
Verlichting trad een ondoorzichtige,
niet te doorgronden realiteit naar
voren.
Dat alles gebeurde uiteraard niet
plotseling. Een duidelijke omme-
geen zedewetten te gehoorzamen.
Hij mag doen wat hem lust. Op
grond hiervan, werd de liefdewet
door sommigen verworpen. En dat
tot op vandaag. Wie dan ook de
moderne literatuur wil begrijpen,
doet er goed aan, zich de geschie
denis van de romantiek voor ogen
te stellen.
In het derae deel van dr. G. P. M.
Knuvelder's 'Handboek tot de ge
schiedenis der Nederlandse letter
kunde', welk omvangrijk werk in
vijfde, geheel herziene druk ver
schijnt en waarvan het derde deel,
hier aangekondigd, geheel aan de
romantiek gewijd is. wijst de auteur
dan ook op de doorgaande lijn van
het begin der romantiek tot nu toe.
Ik citeer het begin van pagina 46:
'Deze mens, overgelaten aan zijn
eigen Impulsen, geen andere norm
kennende dan die hij zichzelf stelt,
levende in wetteloze natuurstaat
en. in zijn meest extreme verschij
ningsvorm, zich eigenzinnig uitle
vend, beheerst de lijn, die van
Rousseau vla Byron naar G. K. van
het Reve loopt. Deze richting le
vert, in haar meest extreme ver
schijningsvorm, niet alleen de
hartstochtelijk bewogene, de een
ling, de banneling, de outcast,
typen die ln bepaalde romantische
geschriften met voorliefde behan
deld worden; zij is ook het uit
gangspunt van het moderne indivi
dualisme, dat de volstrekte rechten
van het Individu proclameert en
geen gebondenheid dan die aan ei
gen aandrift erkent De gemoedsbe
wogenheid wordt nier al dan niet
excessief individualisme'.
Dit is een van de vele markante
uitspraken die Knuvelder doet in
zijn werk. Hierbij moet worden
aangetekend dat elke geestelijke
ontwikkeling en elk conflict reli
gieus bepaald is. De religie stelt
tegenover het gegevene het orde
nend principe, de norm. Herken
ning van de chaos is heilzaam,
maar slechts dan als een ordenend
principe wordt gehoorzaamd. Be
halve een zowel diepgaande als
breedvoerige analyse van de ro
mantiek en haar vele onderstromen,
geeft Knuvelder ook gedetailleerde
levensbeelden van haar voornaam
ste vertegenwoordigers. De geschie
denis der tijdschriften wordt niet
vergeten. Aan de literataire ontwik
keling van de Zuidelijke Nederlan
den is een apart deel gewijd. Het ls
duidelijk, dat dc 19e eeuw bij lange
na niet geweest ls, wat zo vaak
gesuggereerd wordt: een vrij duf en
dood tijdperk. Niets is minder waar.
Het kon wel eens zijn, dat dit
oordeel over de 20e zal worden
uitgesproken. Dat zou dan wel een
oorzaak hebben. In de 19e eeuw
waren literatuur, wijsbegeerte en
theologie veel meer vervlochten
dan nu. De strijd der geesten werd
mede op literair terrein uitgevoch
ten. Toenemende specialisatie heeft
de geesteswetenschappen verarmd
Zij dreigen te verscnralen tot typi- -
sche vakwetenschappen, slechts
boeiend voor ingewijden. Sociaal
maatschappelijke spanningen en de
gigantische ontwikkeling van de
techniek verdringen het denken
over waarheid en zin van het leven.
Dat was in de 19e eeuw beslist nog
niet zo. Heimwee is niet op zijn
plaats. Maar toch wél bezinning.
Dat is een van de gedachten die bij
mij opkwamen bij het langer tijd
leven met dit rijke werk van Knu
velder.
Dr. G. P. M. Knuvelder: 'Handboek
tot de Geschiedenis der Nederland
se Letterkunde'. Deel III. Vijfde,
geheel herziene druk. Bij Malmberg,
Den Bosch 1973. Voorzien van een
uitgebreid register. Gebonden. Aan-
ta! pagini's 636. Prijs 72.50.
I