KONRAD KLAPHECKS MYSTIEKE MACHINEPARK Antiek en curiosa Dij William D. Kuik Over de geboorte van 't moderne levensgevoel ROUW/KWARTET ZATERDAG 5 OKTOBER 1974 KUNST T19/K19 door G. Kruis )e tentoonstelling van Konrad Klapheck tot 3 november in het Museum loymans-Van Beuningen te Rotterdam wordt begeleid door een turf van en catalogus. Meer dan tweehonderd pagina's, een honderdtal reproduk- ies en foto's, inleidingen van Wieland Schmied, André Breton, José Pierre, idouard Jaguer, diverse verklaringen van de kunstenaar zelf, uitgebreide Delichtingen bij alle tentoongestelde werken. Jles in drie talen, want de expositie, een overzicht vanaf 1955, gaat na Rot- ;rdam nog naar Brussel en dan naar Klapheck's geboorteplaats Düssel- »rf. 1 zal de naam Klapheck de men- in, die niet helemaal midden in et grote kunstgebeuran zitten, einig of niets zeggen, "t is toch 'n figuur, die het op een onna- >eurlijke manier helemaal 'ge- aakt' heeft. chter in de dertig, tentoonstellin- en sinds 1959, eerst in Duitsland al direct daarna in heel Europa, jord- en Zuid-Amerika. Eenmans- iposities in de grote, internatio- jal bekende galeries en al spoedig ■rtegenwoordigde hij zijn land op ennales. Documenta's en was zijn erk ook te zie« op de vele inter- itionale thema-tentoonstellingen, e vooral de problematiek van de idendaagse kunst aan de orde elden. was er ook een viertal schilde- en van hem op de zomertentoon- elling in Boymans-Va»n Beunin- :n 'Kijken naar de werkelijkheid', aar ze tussen al dat super-. hyper-, en foto-realisme eigenlijk wel een beetje uit de toon vielen. Ik denk, dat een groot deel van het toen toestromende publiek, dat zich verrukt stond te vergapen aan die grote 'kleurenfoto's' daar, die ook nog es een keer kunst waren, Klap- hecks werk toen vrijwel over het hoofd heeft gezien. De 'Schrijfma chine' uit 1955 kon er in dit kader gezien misschien nog mee door, maar aan die andere vreemde apparaten zal men, tussen die veel heid van het 'net-echte' vaak on geïnteresseerd voorbijgegaan zijn. Onderscheiden Overigens is het bij die schrijfma chine begonnen. Klapheck vertelt zelf, heel eerlijk, dat hij in zijn jeugd altijd probeerde zich van zijn vrienden te onderscheiden, en din gen deed, die anderen niet deden. Zo was het ook met zijn schilderen. burad Klapheck: 'Lolita' (1969). Op de -academie, in 1955, de tijd dat daar de poëtische abstractie nog volop in zwang was, begon hij, dwars tegen de draad in, een oude schrijfmachine zo nauwkeurig mo gelijk na te schilderen. 'De schrijf machine', schreef hij later, 'wreekte zich echter op mijn zucht naar originaliteit en op mijn grap. lie gen mijn bedoeling in werd zij op het linnen een zonderling monster, dat me tegelijkertijd vreemd was en na stond, een weinig vleiend portret van mezelf' Ik had een ont dekking gedaan: met behulp van de machine kon ik dingen uit me naar boven halen die me tot dan toe onbekend waren gebleven, zij dwong me tot het prijsgeven van mijn meest verborgen wensen en gedachten'. En dan somt hij een aantal machi nes op. die hij in de loop der jaren voor zijn doeleinden gebruikte: de schrijfmachine dus. die voor hem als 'mannelijk' geldt. 'Zij (want taalkundig is zo'n ding weer vrouwe lijk. GK) vertegenwoordigt de va der, de politicus, de kunstenaar'. De naaimachine ('helpster bij het be dekken van onze naaktheid is vrou welijk. zij verschijnt als bruid, moeder en weduwe'), telefoons en sirenes, waterkranen en douches, schoenspanners en fietsbellen. Hij gebruikt die apparaten, die hij meestal, vervormd en gecombi neerd, met vergrote details, vereen voudigingen of toevoegingen, heel streng en star schildert in vaak zoete fondant-achtige kleuren, zoals hij zelf zegt niet op een symboli sche manier. Beeld-code Een symbool immers stoelt min of -meer op een algemene afspraak. Klapheck hanteert, zou je kunnen zeggen, een persoonlijke beeld-co- de, met titels, die ook weer niets verduidelijken als je de uiteenzet tingen, de vooropgezette ideeën van de kunstenaar niet kent. Als je b.v. niet weet. dat voor Klapheck schoenspanners 'door hun tweeledigheid de vreugden en ver drietelijkheden van het huwelijk 'Athletisch zelfportret', 1958, 'Klapheck heeft zich met Lilo verzoend. De schrijfmachine met de brede wagen is een uiting van het herwonnen zelfbewustzijn oproepen' zegt zo'n titel als 'Knor rig paar' bij een compositie met anderhalve schoenspanner en een tekening van een porseleinen voet, je niets. Maar Klapheck, aldus de verklaring in de catalogus, ziet hierin een verliefd paar, dat woor den heeft gehad en dat slaat dan weer terug op een uiterst persoon lijke belevenis. Een naaimachine, die hij in 1957 schilderde, noemde hij 'De ge krenkte verloofde'.'Zo ontstond', aldus de uitlegger, 'uit de Singer- naaimachlne van zijn hospita een portret van Lilo (zijn tegenwoordi ge vrouw) als de in de steek gela ten verloofde, met verwijtende ogen en venijnige mond'. En zo gaat het almaar door: 'Mijn zestien angsten' zestien fietsbel len zonder dop in rijtjes van vier, fraai geschilderd, dat wel, mooi van kleur ook, dit keer, en dat doek verwijst dan, ditmaal volgens José Pierre, 'naar het zestiende levens jaar en naar de angsten door de sexualiteit veroorzaakt, die men op deze leeftijd van nature voelt'. 'Athletisch zelfportret', een schrijf machine met een overdreven brede wagen: 'Klapheck heeft zich met Lilo verzoend. De machine met de brede wagen is een uiting van het herwonnen zelfbewustzijn'. 't Begint een opsomming te wor den, maar ik móét er nog een paar noemen. 'Broederlijk liefdespaar': twee douches nog steeds volgens de toelichting 'bijna sexloos in hun gelijkheid, waarschijnlijk links de man en rechts de vrouw'- En: 'De Ideale Echtgenoot: een schrijf machine met overdreven sterk ge accentueerde afzonderlijke elemen ten. De titel is ironisch bedoeld, in werkelijkneid gaat het om een fa milietiran. In de hulzen van het schrijfmachinelint zou men ogen of geslachtsdelen kunnen zien'. Of 'Lolita': 'een rolschaats. Nog een beminnelijk schilderij, ontstaan onder invloed van het leven van Klapheck samen met zijn kinderen. De grote strik, die alle vormen overlapt, doet aan een lopend meis je denken. De titel slaat op de gelijkvormige (waarschijnlijk wordt gelijknamige bedoeld) roman van Nabokov uit 1955'. Klapheck verklaarde ook eens, dat hij niet naar titels wilde zoeken, die moesten hem zó te binnen schieten. Bij de rolschaats is het duidelijk: daar deden de einden van de binders (de strik) hem ken nelijk direct denken aan lollies en zo lag een associatie met de film- Lolita voor de hand. Zelf noemt hij die titels, hoe afge zaagder hoe liever, toverformules die het associatief vermogen dat alle mensen bezitten, op gang brengen. Maar wat doet de bezoeker, die geen twintig gulden kan of wil neertellen voor een catalogus met een halve meter groot, geopend zakmes, dat als titel (toverformule) "De mensenhater' meekreeg? Trouwens, ook met de hulp van de verklaringen, gaat de beeldspraak je meestal boven de pet. BIJ dat mes: 'De schroeven aan de boven kant zijn de ogen, de kurketrekker is de neus en de kleine nagelreiniger is het midden, de tong van een wezen dat wantrouwend zijn tan den laat zien'. Hoe kan iemand, zonder het 'ver haal' te kennen een 'verdrietig' schilderij zten in 'De afwijzing', een afbeelding van een hooggehakt sandaaltje dat (overigens beslaat het het gehele doek) op zijn kant op een trap ligt. Of wat moet je met de titel 'De terroriste' bij een gesti leerd geschilderd scheerapparaat met drie koppen. Of 'De Xantippe' bij een stoomstrijkijzer, 'Het faillis sement' voor een paar sportschoe nen of 'De gulzige tijd' voor een boormachine. (De verklaring voor dat scheerapparaat kan ik u niet onthouden: 'De titel zinspeelt op Leila Khaled, de Palestijnse terro-^ riste. De scheerfunctie heeft betrek king op het castratie-complex: Da- lila knipte Samson's haren af en beroofde hem daardoor van zijn kracht'.) 'k Wil best aannemen dat Klapheck zelf, zonder dat hij het eigenlijk wil, monsters schept waarin hij de angsten en vreugden van zijn jeugd herkent. Dat over te brengen, lou ter en alleen door dergelijke prlvé- beelden, op de mede-mens, is een andere zaak. Ik waag zelfs die mo gelijkheid sterk te betwijfelen, ook al gezien die soms aan het infan tiele grenzende 'verduidelijkingen' bij deze schilderijen, 'n Tentoonstelling, die in ieder ge val duidelijk maakt, dat mensen, zelfs zij, die bereid zijn hun meest verborgen wensen en gedachten, kenbaar te maken, daar door allerlei barrières zelden toe in staat blijken- Na een confrontatie met dergelijke het begrip is er een beetje uit, maar ik gebruik het nog maar eens elitaire exposities, dringt de vraag zich dan wel weer met her nieuwde hevigheid op: waarom toch die bijzondere internationale belangstelling (van insiders) voor een kunstenaar als Klapheck, ter wijl Je toch overal in galerietjes in - binnen- en buitenland meermalen figuren ontmoet die minstens zo inventief en artistiek, zeker zo boeiend en origineel zijn en vooral heel wat duidelijker kenbaar makon (door hun werk) wat ze nou eigen lijk precies te zeggen hebben. Mis schien is juist die duidelijkheid wel hun struikelblok Iwartkijkers beweren vaak dat de Nederlandse literatuur zich van andere literaturen onder- cheidt door het ontbreken van een traditie. Waar in de Angelsaksische en Romaanse literaturen iet verleden gekoesterd wordt en als voedingsbodem dient voor een nieuwe literatuur, wordt in lederland het verleden verwaarloosd; alleen om er zich tegen te kunnen verzetten wil een schrij- er zich nog wel eens op de hoogste stellen van wat er vóór hem geschreven is literaard is deze sombere visie chtelijk overdreven, maar er zit el een kern van waarheid in. avolging van of beïnvloeding oor tijdgenoten wordt beschouwd ls een teken van zwakte, gebruik laken van het verleden als een ken van geringe origaniliteit. et gevolg van deze houding is at de meest positieve kwalififatie ie van een Nederlandse roman of ichtbundel gegeven kan worden orspronkelijk' is. oor de literatuur van de laatste ren echter lijkt dit alles minder te gaan. Citaten uit en toespe- ngen op vroegerliterair werk jn voor veel schrijvers gemeen- )ed geworden. Toch heeft deze indens nog niet zo sterk doorge it dat men al van een literaire hooi kan spreken. 'illiam D. Kuik is een van die :hrijvers voor wie het verleden oor Ad Zuiderent ateriaal en modellen levert voor idichten en proza. En ook zijn afisch werk lijkt meer negen- nde- dan twintigste-eeuws. ten we elkaar goed begrijpen, teresse voor het verleden hoelt iginaliteit niet' uit te sluiten, ntegenzeggelijk is het werk van uik oorspronkelijk: het is geen inde navolging, geen imitatie inder meer. Maar opvallender in de oorspronkelijkheid is het it dat Kuik in zijn roman 'De lid van het potspel' (1) de an- ek- en curiosawinkel van de 11- ratuur heeft opengegooid, ie herinnert zich niet uit de amera Obscura' de scène waarin onhandige Pieter Stastok het itspel dreigt f-e winnen. Slechts n kromme keu en het trekken n de hoekzakken kunnen hem in de overwinning afhouden, zo- t zij toch niet als de eerste held n het potspel in onze litera- urhistorie terecht gekomen is, aar als de stoethaspel die de idse student Hildebrand met aagte in de Utrechtse Pieter zag. zeker opzicht lijkt 'De held van t potspel' een literaire wraak- iming op Hildebrand In de 'Ca- tra Obscura' wordt terloops de te tussen Leidse en Utrechtse ïdenten in het voordeel van de idenaar beslist. Kuik echter obeert in zijn roman het kli- it van Utrecht te pakken. Om Omslagtekening 'De held van het potspel'. het stadje dat aan Utrecht doet denken te typeren maakt hij ech ter toch weer gebruik van wat Hildebrand schreef. Typeringen, woordgebruik en zinswendingen doen vaak aan proza uit de vorige eeuw denken. Maar opzettelijke stijlfouten en slordigheden in de spelling geven aan dat dit werk twintigste-eeuws is. Al lezend krijgt men het gevoel in een gezellige uitdragerij te zijn waar tussen de duidelijk herken bare antieke of curieuze spullen allerlei voorwerpen staan waarvan men toch de ouderdom noch de waarde kan taxeren. In 'De held van het potspel' komen een Sher lock en een Watson voor. maar of ze echt of vals zijn, daarnaar moet de lezer lange tijd raden. De Russische czaar en de Duitse kei zer spelen er een duistere rol in. Zijn ze echt? De ene keer heb je de indruk van wel. de andere keer geven zij toe eikaars vermomming te hebben aangetrokken. Valse snorren en kussens onder de jas geven figuren een ander aanzien. De Java-oorlog, een oud uithang bord, een mijnwerkersnederzet ting in Noord-Finland, een oude vrouw die in haar stoel zit te sterven, ze komen na en door elkaar in 'De held van het pot spel' voor. En de lezer zit er maar mee. Zijn kennis reikt niet ver genoeg; misschien probeert de uitdrager hem iets aan te smeren. Ook door de stijl kan de lezer de indruk krijgen dat hij in de ma ling wordt genomen. Bijna altijd houdt Kuik slagen om de arm: zelden zijn zijn typeringen van mensen of situaties direct, meest al heeft hij hiervoor een omweg nodig of neemt hij iets terug van wat hij gezegd heeft. Omslachtig heid en overdaad, men treft ze niet alleen aan in de stijl van schrijven, maar ook in Kuiks gra fische stijl. Een van de prachtig ste voorbeelden hiervan vormt Kuiks omslagillustratie: een zwaan in ouwe lappen, een vader moorder om de hals. met lang sluikhaar tot in de nek en de lange hoorn van de eenhoorn op zijn voorhoofd: maar de vormen lopen zodanig door elkaar dat men niet alleen een fabeldier erin kan zien, maar ook een vrouwen hoofd en zelfs even het gezicht van Kuik zelf. Duidelijk is het niet. En dat is tegelijk mijn bezwaar tegen het boek als geheel: er staan prachti ge passages in, maar duidelijk is het niet. Een hoofdlijn in de roman vormt het sterven van de oude vrouw; het boek begint er mee: 'De oude vrouw zat rustig in haar stoel, ze wist niet dat ze sterven ging. Dat kon ze ook niet weten want ze stond op het punt dood te gaan; als je lang geleefd hebt. merk je zoiets nauwelijks op. Slechts de rode kater had het in de gaten, hij werd er onrustig van, dieren begrijpen meer dan mensen menen, in die zin is er verschil'. Zij kijkt in haar kamer om zich heen, maar omdat zij te ijdel is om een bril te dragen, blijven veel voorwerpen vaag. Van dit gegeven maakt Kuik later ge bruik: veel dingen blijven vaag of vloeien in elkaar over doordat de vrouw geen bril op heeft. De lezer kijkt via haar ogen mee en ziet een oude stolp met een muziek doos erin die ieder uur een ballon in een landschapje laat opstijgen. Dit alles komt in het laatste hoofdstuk weer terug. Intussen is het landschapje een eigen leven William D. Kuik gaan leiden: het wordt bevolkt met personen uit de nerinnering van de oude vrouw een bont ge schakeerd gezelschap van schelmen, drinkebroers, oplich ters. schillenmannen. detectives, muzikanten enzovoorts. Als ik hierboven zeg dat het boek niet duidelijk is. bedoel ik niet dat genoemde geschiedenissen niet te volgen zouden zijn. Elke geschiedenis zou op zichzelf een aardig burlesk verhaal hebben kunnen opleveren. De onderlinge samenhang is echter vaak te on duidelijk. stukken zijn oneven wichtig. Hierdoor ontstaat de in druk van een voorwerp dat rijk is aan fraaie ornamenten. Deze veelheid van ornamenten echter onttrekt het eigenlijke voorwerp aan onze waarneming. Gek genoeg dringt zich een verge lijking op met 'Ik Jan Cremer'. Ook een boek dat rijk is aan sterke verhalen, ornamenten die het geheel verdringen. Na 'Ik Jan Cremer' leek de literatuur voor goed ontdaan van sckstaboes; li teratuur was alledaags, recht- voor-zijn-raap geworden. Het meest obscure boekenzaakje kon tien jaar geleden 'Ik Jan Cremer' leveren. 'De held van het potspel' lijkt een voorlopig eindpunt in de litera tuur die gebaseerd is op jeugdsen timent en het verlangen naar de tijden van oude platenboeken. En waar de hausse in seksliteratuur en sekshops al weer enige jaren achter ons ligt, verdient het aan beveling een roman als 'De held van het potspel' bij het gewone publiek te brengen via de handel in antiek, curiosa en bibelots, die de laatste jaren floreert bij de gratie van het verlangen naar romantiek en wegdromerij.Waar mee niet gezegd wil zijn dat Kuik modieus schrijft. Daarover is zijn werk te origineel en tegelijkertijd te traditioneel. 1) William D. Kuik De held van het potspel of Het geheime huwe lijk. Met tekeningen van de schrij ver. De Arbeiderspers. Amsterdam. 280 blz. Prijs ƒ24.50. door J. van Doorne Het is uiteraard niet zo, dat men nauwkeurig kan aangeven waar en wanneer stromingen in de let terkunde beginnen en waar en wanneer ze eindigen. De woorden stroming, richting en bloei zijn ont leend aan de natuur; de daarmee aangegeven literaire verschijnselen gedragen zich dienovereen- komstig. Toch is, willen wij in de historie en dus ook in de historie der letterkunde een zekere over zichtelijkheid aanbrengen, periodisering en kenschetsing van het gebeuren noodzakelijk. In een bepaalde tijd is een bepaald verschijnsel dusdanig overheersend geworden, dat wij van een nieuwe tijd, een nieuwe stroming gaan spreken. Grenzen zijn moeilijk te trekken. Exacte grenzen dan alijd. Het is ermee als in de natuur en de geografie. Zijn de grenzen tussen België en Nederland wel juist vast gesteld? Gisteren was het de eerste lentedag, maar het vroor dat het kraakte. Er is echter niets op tegen, ja, alles vóór, om grenzen te trekken en die vast te stellen. We moeten ordenen. Zo ook in de literatuurgeschiedenis. Het tijdperk van de romantiek in Nederland wordt vrij algemeen ge zien als te beginnen bij Feith, Wolff en Deken, Bilderdijk en Bel lamy, dus omstreeks 1780. Het tijd perk eindigt, alweer 'omstreeks' 1880, in welk jaar het door het optreden van de zogeheten 80-ers, een afsluiting vindt en tevens, al thans zo zie ik het, zijn rijpe vruchten schenkt aan een nieuwe generatie. Met de romantiek begint de moder- 'ceer wa echter onmiskenbaar. Met andere woorden: het moderne levensgevoel deed zijn intrede. Dat nu maakt de romantiek voor ons tot zulk een boeiende aangelegen heid. In Nederland heeft zich die ontwik keling wat later voorgedaan dan in het buitenland. Maar toch weer niet veel later. Dat moderne levensgevoel dat bij de één meer en bij de ander min der ging heersen, werd door de mens op verscheiden wijze ver werkt. Als ik de namen De Sade en Bilderdijk noem, beiden staande aan het begin van de romantiek, zal dit duidelijk zijn. Bij sommigen, zoals bij De Sade, kreeg de moraal het hard te verduren. Met het orde nen vooraf, kenmerkend voor het classicisme en de Verlichting, werd ook het ordenen achteraf verwor pen. De mens werd gezien als vol strekt autonoom. Aangezien hij deel uitmaakte van de chaotische, demonische, zichzelf menigmaal vernietigende en zichzelf schennen- de realiteit (mens, dier, natuur In ne letterkunde. Het classicisme en .het algemeen) behoefde hij aan de Ideeën der Verlichting worden niet langer erkend als juiste denk richtingen; een nieuw wereldbeeld treedt, aanvankelijk nog schimmig, naar voren: dat van de romantiek. Nu is romantiek een zwaar besmet woord. Voor velen betekent het, ook nog in onze tijd, een onbe stemd, grillig gevoelsmatig en zin nelijk beeld van de realiteit. Het merkwaardige is, dat deze visie in haar kern juist is. Niet voor niets laten historici de moderne geschie denis beginnen met de romantiek. In de voorgaande eeuwen werd ge dacht vanuit de stellin"en die de wijsbegeerte, de religie n de este- tica (classicisme) hadden vastge steld. Gebruik makende van die stellingen werd de realiteit geor dend. Dit werd gaandeweg anders. De mens begint aan de andere kant: die van de realiteit. En toen kreeg men oog voor geheel over het hoofd geziene aspecten van de realiteit. Het grillige, chaoti sche. vernielende, satanische en onbegrijpelijke van de realiteit werd gezien. In plaats van de best denkbare van alle werelden der Verlichting trad een ondoorzichtige, niet te doorgronden realiteit naar voren. Dat alles gebeurde uiteraard niet plotseling. Een duidelijke omme- geen zedewetten te gehoorzamen. Hij mag doen wat hem lust. Op grond hiervan, werd de liefdewet door sommigen verworpen. En dat tot op vandaag. Wie dan ook de moderne literatuur wil begrijpen, doet er goed aan, zich de geschie denis van de romantiek voor ogen te stellen. In het derae deel van dr. G. P. M. Knuvelder's 'Handboek tot de ge schiedenis der Nederlandse letter kunde', welk omvangrijk werk in vijfde, geheel herziene druk ver schijnt en waarvan het derde deel, hier aangekondigd, geheel aan de romantiek gewijd is. wijst de auteur dan ook op de doorgaande lijn van het begin der romantiek tot nu toe. Ik citeer het begin van pagina 46: 'Deze mens, overgelaten aan zijn eigen Impulsen, geen andere norm kennende dan die hij zichzelf stelt, levende in wetteloze natuurstaat en. in zijn meest extreme verschij ningsvorm, zich eigenzinnig uitle vend, beheerst de lijn, die van Rousseau vla Byron naar G. K. van het Reve loopt. Deze richting le vert, in haar meest extreme ver schijningsvorm, niet alleen de hartstochtelijk bewogene, de een ling, de banneling, de outcast, typen die ln bepaalde romantische geschriften met voorliefde behan deld worden; zij is ook het uit gangspunt van het moderne indivi dualisme, dat de volstrekte rechten van het Individu proclameert en geen gebondenheid dan die aan ei gen aandrift erkent De gemoedsbe wogenheid wordt nier al dan niet excessief individualisme'. Dit is een van de vele markante uitspraken die Knuvelder doet in zijn werk. Hierbij moet worden aangetekend dat elke geestelijke ontwikkeling en elk conflict reli gieus bepaald is. De religie stelt tegenover het gegevene het orde nend principe, de norm. Herken ning van de chaos is heilzaam, maar slechts dan als een ordenend principe wordt gehoorzaamd. Be halve een zowel diepgaande als breedvoerige analyse van de ro mantiek en haar vele onderstromen, geeft Knuvelder ook gedetailleerde levensbeelden van haar voornaam ste vertegenwoordigers. De geschie denis der tijdschriften wordt niet vergeten. Aan de literataire ontwik keling van de Zuidelijke Nederlan den is een apart deel gewijd. Het ls duidelijk, dat dc 19e eeuw bij lange na niet geweest ls, wat zo vaak gesuggereerd wordt: een vrij duf en dood tijdperk. Niets is minder waar. Het kon wel eens zijn, dat dit oordeel over de 20e zal worden uitgesproken. Dat zou dan wel een oorzaak hebben. In de 19e eeuw waren literatuur, wijsbegeerte en theologie veel meer vervlochten dan nu. De strijd der geesten werd mede op literair terrein uitgevoch ten. Toenemende specialisatie heeft de geesteswetenschappen verarmd Zij dreigen te verscnralen tot typi- - sche vakwetenschappen, slechts boeiend voor ingewijden. Sociaal maatschappelijke spanningen en de gigantische ontwikkeling van de techniek verdringen het denken over waarheid en zin van het leven. Dat was in de 19e eeuw beslist nog niet zo. Heimwee is niet op zijn plaats. Maar toch wél bezinning. Dat is een van de gedachten die bij mij opkwamen bij het langer tijd leven met dit rijke werk van Knu velder. Dr. G. P. M. Knuvelder: 'Handboek tot de Geschiedenis der Nederland se Letterkunde'. Deel III. Vijfde, geheel herziene druk. Bij Malmberg, Den Bosch 1973. Voorzien van een uitgebreid register. Gebonden. Aan- ta! pagini's 636. Prijs 72.50. I

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1974 | | pagina 19