Kunst uit Donker Afrika
bij Galerie Anuschka
ien streep onder de menselijkheid
I
Jan Arends'
verhalen:
zonder franje
lllsillslll
Nieuwe boeken
14/H)UW/KWARTET ZATERDAG 21 SEPTEMBER 1974
KUNST
T17/K15
t 15 oktober is in Galerie Anuschka op de Nieuwezijds Voorburgwal 306 in Am-
:dam een belangwekkende overzichtstentoonstelling van negerkunst te zien.
getoonde sculpturen' dateren vrijwel alle uit de tijd dat Afrika inderdaad nog
nker' was, nog lang niet geheel doorvorst, vol duistere magische praktijken,
liet binnenland nog nauwelijks beïnvloed door de blanken die er hun verwor-
iheden brachten en daarmee de inheemse cultuurpatronen de doodsteek gaven.
hentieke kunst is in Afrika zelf bijna
meer te vinden, al Vordt tot op de dag
vandaag nog ijverig gesneden. Maskers
beelden in Afrikaanse stijl worden let-
ijk aan de lopende band vervaardigd,
irbij één man de grove vorm aangeeft,
ander de details aanbrengt en weer een
er het patina opbrengt en ze een antiek
rlijk meegeeft. Met Afrikaanse kunst
ft dit nog maar vanuit de verte te
een, met geld een heleboel, want de
kaan heeft zeer juist gezien dat er voor
jelijke kunstnijverheidsprodukten een
ige markt is in Europa en Amerika. De
isen die deze 'kunstvoorwerpen' maken
ben vrijwel geen kennis meer van de
urele tradities waaruit hun voorbeelden
omen. Stijlkenmerken worden dooreen-
lengd en de innerlijke kracht en emotio-
lading van de ritueel gesneden sculptu-
is verloren gegaan. Die achtergrond van
lof en rite, van diepgewortelde traditie, -
betekenis in het sociale leven zijn voel-
ook voor ons nuchtere westerlingen
jij de werkelijk goede Afrikaanse kunst
de tijd dat er geen diepgaande contac-
met blanken waren.
s in de vele diermaskers, die de natuur-
;en van Afrika als vanzelfsprekend sne-
komt die innerlijke kracht tot uiting,
zijn meestal sterk gestileerd, vaak met
selijke trekken. De buffel is op deze
oonstelling vertegenwoordigd met een
a abstract opzetmasker van de Mama
Noord-Nlgeria: alleen de cirkelvorm
de horens en de rechthoekig voorultste-
ie bek zijn herkenbaar, maar geven
ns direct de essentie van de buffelkop
r. Buffelmaskers zijn er bovendien van
Bamessing van Kameroen, veel natura-
scher dan dat van de Mama; één is zelfs
ikt met nog harig buffelvel.
Vennatuurlijke wezens
diermaskers bevatten elementen van
chillende diersoorten tegelijk, zoals het
htige kponiougo-masker dat het deksel
een houten pot siert, gebruikt in cere-
liën van het lo-genootschap van de Se
van Ivoorkust. In dit masker zijn de
menselijk, de horens van de buffel, de
van een krokodil, de tanden op de snuit
een wrattenzwijn en boven op de kop
en kameleon. Stilering, abstrahering en
envoeging van verschillende dierele-
ten moeten duidelijk maken dat het
jer geen gewoon dier uitbeeldt, maar
het een wezen met bovennatuurlijke
Iht is. Niet voorstelt, want bij de Afri-
'i is het masker de geest, die bezit neemt
het lichaam van de danser, evenals het
'ouderbeeld het huis is van de ziel van
voorouder. Tal van taboes omgeven deze
~>turen, die pas gesneden worden nadat
oom zorgvuldig is uitgekozen en een
is gebracht om de ziel van de boom
schadeloos te stellen voor het verlies van zijn
woonplaats.
De religie van de Afrikaan in het algemeen
kan worden voorgesteld als een driehoek:
de top is de schepper-en-god, het opperwe
zen dat nooit wordt uitgebeeld, maar van
wie alle krachten in mens en natuur af
komstig zijn, de twee zijden van de drie
hoek bestaan uit de lagere godheden ener
zijds en de voorouders anderzijds, de basis
lijn vormen de krachten die met toverij en
genezing verband houden. De mens staat in
het midden van de driehoek en moet maar
zien hoe hij vrede houdt met al deze boven
natuurlijke krachten, die elk facet van zijn
leven, zijn werk en zijn gezin beïnvloeden.
Ook dieren, planten en dode voorwerpen
kunnen grote krachten herbergen, waarvoor
men op zijn hoede moet zijn. Het middel
om met die ongeziene machten tot overeen
stemming te komen is de rite. Deze helpt de
Afrikaan zich van zijn plaats in de zichtba
re en onzichtbare wereld te verzekeren en
oefent een sterke bindende invloed uit op
de primitieve samenleving. Een van de ma
nieren waarop een Afrikaan gemeenschap
kan vinden met een bepaalde geest, de
kwade krachten kan bestrijden of de gees
ten van zijn voorouders kan bezweren ten
gunste van hem te handelen, is de extati
sche maskerdans. De danser en de toe
schouwers treden buiten de beperkingen
van het dagelijks bestaan en voelen zich
opgeheven in het bovenmenselijke, voelen
zich geladen met nieuwe levenskracht.
Veering en magie
Levenskracht en vruchtbaarheid zijn het
alom aanwezige thema in de Afrikaanse
kunst. Dicht bij de ingang van de galerie
staat een apebeeld met een schaal in de
naar voren gestrekte voorpoten. Het is de
god Gbekre van de Baule van Ivoorkust, de
rechter over de zielen in het hiernamaals en
de beschermer van al wat leeft. Een dikke
korst van kippebloed, meel en honing be
dekt het hele beeld,'de restanten van vele
offers, gebracht tijdens de oogst van de
landbouwgewassen. Houding en vooral het
hoofd van deze hondskopaap zijn haast sa-
tyrisch van expressie.
Tot het beste dat Afrika oöit aan kunst
heeft voortgebracht, behoort het centrale
stuk van de expositie, een stamvaderbeeld
van de Hemba, een stam van het artistiek
hoog begaafde Baluba-volk, koninklijk van
houding, met een verheven waardigheid en
een diepe innerlijke rust uitstraalend. Het is
Afrikaanse kunst puur: de sculptuur heeft
genoeg aan zich zelf, is een wereld ih zich
zelf, met zijn Introverte blik los van de
aarde, niet van deze wereld. Een heel ande
re indruk maakt het kondebeeld uit het
Koninklijk Museum voor Midden-Afrika te
Tervueren (België), een spijkerfetisj van de
Bakongo. Zijn glazen ogen zien de toe-
Voorbeeld van pure Afrikaanse kunst:
stamvaderbeeld van de Hemba-Baluba
uit Zaire, voornaam van expressie en
vol ingetogen waardigheid.
schouwer onheilspellend aan, de rechterarm
is geheven in een gebaar alsof het een
onzichtbare speer werpt, de rechterhand
rust op de heup. De spiegel in de buik
kaatst het kwade terug, maar de spijkers
zijn even zovele Vervloekingen, uitgesproken
tijdens rituelen 'en ingedreven met het doel
degeen wiens naam werd genoemd ziek te
maken aan het lichaamsdeel of de plaats
waar de nagels zijn ingeslagen. Sommige
kenners menen dat de vormgeving van dit
magische beeld teruggaat op de uitbeelding
van dg Goede Herder, zoals de Portugese
missie deze vier eeuwen geleden naar de
door Henk van Halm
Kongo-monding bracht: de geheven hand
hield oorspronkelijk de kruisbanier omhoog.
Dit beeld werd in de jaren dertig door een
missionaris bij de Bakongo aangetroffen en
naar België gebracht. Een derde meester
werk is het zeldzame kalunga-masker van
de Wabembe uit het Kiva-gebied in Oost-
Zaire. Het is bijna abstract, dit cilindervor
mige helmmasker met twee gezichten, waar
in de ogen slechts zijn aangeduid als ronde
knobbels in grote ovalen schijven. Dit oude
masker werd geruikt bij de besnijdenisri
ten en symboliseert, zoals de Wabembe zeg
gen, 'de kracht van het woud'.
Niet alles is duur
Topstukken waarvan de prijs bijna niet is
vast te stellen, zijn een stoel van de Bapen-
de (zuidelijk Zaire) met een jakhalsachtig
dier als drager en menselijke figuurtjes op
rug- en armleuningen, geheel gehakt uit
één boomstam; een kifwebe-masker van de
Basonge (Zaire) van een type dat Picasso
inspireerde en een houten schild van het
zelfde volk met een klein kifwebe-masker
erop dat verzameld is vlak na de eeuwwisse-
ling; een Pangwe beeld uit Gabon dat ik tot
nu toe alleen in boeken afgebeeld zag; een
groot fetisj-beeld met koperbeslag en pelsen
van katachtigen, gesneden voor een kind
van wie de nageboorte gedroogd om het
middel van het beeld werd bevestigd; twee
bombo-maskers van de Bakuba (Zaire), ge
heel bedekt met metaalbeslag, kaurischel-
pen-, kralen, textiel en notedoppen; een
dodenwachter van de Bakota uit Gabon.
Maar er zijn ook veel stukken die nog te
betalen zijn. Tussen de twee- en vijfduizend
gulden kosten twee Dogon kanaga-maskers
met een groot Lotharings kruis van planken
erbovenop 2250), een prachtige bronzen
bel uit Kameroen versierd met buffelkoppen
en als handvat een menselijke figuur, zeer
gestileerde antilopefiguren (tjiwara's) van
de Bambara uit Mali die als maskeropzet-
stuk dienden tijdens landbouwriten, een
klassiek Ibibio masker uit Biafra, een .-voor
ouderbeeld van de Mossi (Opper-Volta)
3000), drie maskers, o.a. een gestileerd
wrattenzwijn, van de Bobo (Opper-Volta)
2000 tot 2250), vooroudermaskers van de
Bamileke (Kameroen), een rood gekleurd
Guro masker met een menselijk gelaat en
zwarte horens. Een heel oude dolk van de
Dan (Ivoorkust) met messinggreep, eindi
gend in een fijn maskertje, kost 1750, een
ijzeren kip van de Fon (Dahomey) 800,
kleien pijpekoppen van de Bamessing in dé
vorm van groothoofdige mensen 650, Ba
kuba ngula-dozen, heel fijn besneden, 250
tot 300, messing offerschalen uit Dahomey
225 tot 250, een volmaakt Bena Lulua
beeldje (Zairé) ƒ750, een kammetje van de
Batchokwe uit Angola met een mensenkopje
als handvat 175, een Bambara ntomo-
masker met ajour bewerkte hoofdtooi met
drie horens 1250, een bijzonder gevoelig
gesneden Ibo-masker met een innige ex
pressie 1900. Je hoeft het dus niet bij
kijken te laten zoals in een museum. De
galerie is open van 12 tot 6 uur.
is een vreemde zaak, maar'ik kan die 'Frankenstein' van Andy
hol maar niet kwijtraken. Niet omdat ik het nu zó'n goede
vind. Integendeel: het is monsterlijke Kitsch, een zieke film
fin de logica al zou het dan maar de 'Frankenstein-logica'
op alle manieren zoek is en waarin de dialoog afschuwelijk
ituurlijk en pathetisch is. Maar juist dat geeft te denken, want
hol is tenslotte allerminst op z'n achterhoofd gevallen. Als zijn
zo nadrukkelijk deze indruk maakt, moet het zijn bedoeling
ïest zijn en heeft hij deze verziekte vorm gekozen om iets dui-
k te maken en over te brengen. Het vreemde is namelijk ook,
die 'Frankenstein' me bij is gebleven terwijl om een ander
nd-theater te noemen 'The'Exorcist' me volkomen koud
|t gelaten.
'Frankenstein'-verhaal is be-
genoeg. De waanzinnige maar
ile baron Frankenstein zet uit
rdelen' een nieuw soort mens
kaar, en moet daarvoor met
knecht in allerlei graven 'in-
Warhol maakt er iets heel
van. Het gaat niet meer om
monster van Frankenstein'
om een nieuwe Adam en Eva,
nde voorouders van een geheel
mensheid. Een mooie
Een mooie man met 'toeval-
let nobele maar wat sullige
1 van de vriend varf de enige
ale persoon in het gebeuren:
Dalessandro, de hoofdpersoon
■lesh' en 'Trash', de twee be-
>te films uit de Warhol-stal.
'iend wordt door de graaf met
■peciaal daartoe vervaardigde,
tische schaar onthoofd. Twee
if dr. H. S. Visscher
mensen, maar vol grote, be-
lijke littekens, want Franken-
techniek schijnt hoofdzake-
bestaan uit het innaaien van
el organen in een romp. Zo is
ok een heel eenvoudige zaak
Vn 'schepping' weer te vernie-
en kan 'de nieuwe mens' ook
kkelijk zelfmoord plegen: hij
alleen de hechtdraadjes los te
'en en de lever, de milt of de
vliegen in het rond. Hét
der blijkt ook sexuele impli-
te hebben: Frankenstein be-
bijvoorbeeld een orgasme bij
vroeten in het lichaam van
nieuwe Eva. Frankensteins
f pakt het wat anders aan. Ze
1 regelrechte nymfomaan, en
de nieuwe Adam voor een
uur, na zich ervan overtuigd
bben, dat ze hem 'alles kan
doen wat zij wil'. Hetgeen tot
resultaat heeft, dat de nieuwe
Adam haar veel te fors in zijn
armen neemt en haar dood drukt.
Frankenstein zelf sterft, doorboord
door een spies, die als een giganti
sche fallus uit zijn onderbuik
steekt. Over blijft tenslotte alleen
Joe Dalessandro, maar het ziet er
naar uit, dat die het slachtoffer zal
worden van de twee Frankenstein-
kindertjes, die duidelijk dezelfde
geniale aandrift als wijlen hun va
der hebben....
Onbehagen
Kortweg: een decadente draak.
Maar waarom blijft de film dan zo
'hangen'? En waarom werkt al die
Kitsch zo beklemmend? Ik denk
om het grondeloze onbehagen dat
eruit overkomt op de toeschouwer:
niet om het idiote verhaal, maar
om de kijk op de mens, op het
menselijk leven als zodanig. Fran
kenstein en zijn echtgenote kijken
met onvoorstelbare hooghartigheid
neer op 'het lagere volk', dat ze, op
welke manier dan ook. steeds als
'objekt' behandelen. Maar veel
grondiger is het totaal ontluisterde
mensbeeld dat uit de film naar
voren komt. De belachelijke snij-
wonden, de manipulaties met een
los been, het gegoochel met allerlei
inwendige organen - het is een
bloederig zich verheugen in de de
structie. de totale ondergang. 'A-
dam', en 'Eva' komen nooit echt tot
leven. Hun rafelige, slechtgeheelde
littekens doen denken aan een ra
dio-actieve besmetting, hun geest is
een automaat, een on-geest. Wat
Warhol schildert, is een mislukte
schepping, die niet anders dan ten
onder kan gaan. Sterker misschien:
hij schildert zijn verlangen naar
die ondergang. Vandaar ook het
'zieke' en decadente: een anti-cul
tuur, die de ondergang zelf is.
Wie andere films uit het huidige
aanbod bekijkt, zal daar een soort
gelijke trend ontdekken. Boormans
science-fiction-film 'Zardoz' draait
om het thema van een met gretig
heid gezochte dood. Een klein deel
van de mensheid heeft zich in een
hermetisch van de buitenwereld
geïsoleerd rijk teruggetrokken met
als grootste verworvenheid: de on
sterfelijkheid. Men wordt er niet
ouder, tenzij als 'straf'. Maar ook
de ouderdom is onsterfelijk - en
het is een verschrikkelijke straf.
Nooit komt men van het leven af.
Tenslotte eindigt de film met een
invasie van de 'barbaren' en een
orgie van dood en moord: de diep
ste wens der 'onsterfelijken' gaat In
vervulling. Het opvallende is. dat
mét de sterfelijkheid en de dood
ook de sexualitelt. die in het on-
sterfelijkhéidsparariils voortdurend
afwezig is. haar rechten herneemt.
In de laatste beelden zien we óók
een nieuwe Adam en Eva. Ze krij
gen een kind. In overvloeiende
beelden zien we ze snel ouder wor
den, tot alleen twee doodshoofen
en bijbehorende skeletten zijn
overgebleven.... Ook Boorman
maakt in zijn drukke en barokke
film niet de indruk, iemand te zijn
die veel van de mens houdt. Het
opvallende is dat er aan dat einde
noch van de hooggecultiveerde 'on
sterfelijken'. noch van de 'barba
ren' iemand over schijnt te zijn.
Evenmin van het kind dat geboren
werd. De film zet een streep onder
hét mens-zijn. En alweer: hij schil
dert het verlengen om er een
streep onder te zetten.
Eigenlijk past 'The Exorcist' prach
tig in dat rijtje. Het is. ondanks
alle truccagc, geen sterke film -
zeker niet als men even terugdenkt
aan de gespannen subtiliteit van
Polanski's 'Rose Mary's baby'. Hij is
brokkelig, en zeer onevenwichtig en
op de beslissende momenten zwak
en ongeloofwaardig. Het is trou
wens erg moeilijk om in een film
duivelskunsten geloofwaardig te
maken, want iedereen wéét dat
film zélf vol duivelskunsten zit...
Maar goed, Friedkin ('The French
Connection') heeft 'm toch willen
maken. En als men nu veel overbo
dige poespas er van af haalt, blijft
als centraal gegeven over de afgrij
selijke vertekening van het mense
lijk beeld: de absurde, geschonden
en vieze monsterlijkheid van een
wezen dat we in het begin van de
film als een lief, charmant en in
telligent kind hebben leren kennen.
Twee soorten 'deskundigen' houden
zich met het geval bezig: twee
soorten priesters. De moderne
priesters van de zielkunde, de
psychiaters - èh de priesters van de
oude stempel: rooms-katholieke
geestelijken, die tenslotte teruggrij
pen op het exorcisme: de duiveluit-
banning. Veel bevrijding en verlos
sing biedt de film niet. Het meisje
geneest, maar de duivel verhuist
eenvoudig naar de priester-psychia
ter. In een paar heel korte shots
zien wij zijn gezicht 'op een af-
schuwlijke manier vertekend wor
den. Dan, met het laatste beetje
besef, dat hij bezit van de duivel
geworden is. stort hij zich door het
raam naar buiten en valt dood op
het plavrisel. Een andere oplossing
is er niet..
Getuigenis
Uit intervieuws met de erg zelfver
zekerde Friedkin blijkt, dat hijzelf
om geloof noch duivelsgeloof veel
geeft. Waarschijnlijk gelooft hij al
leen in film. Maar desondanks
heeft hij in 'The Exorcist' een trend
gelegd die aansluit bij wat hier
boven in de andere films werd aan
gewezen: een soort afrekening met
het mens-zijn. De mens als een in
stukken geknipt of in leder geval
verknipt Lebewesen. Het geweld
gruwelt in alle drie de pan uit.
maar het is een geweld dat zich
tegen zichzelf keert. Het gaat niet
goed met de mens. Althans met de
mens die naar Gods evenbeeld ge
schapen is. Drie films leggen er
ieder op hun wijze getuigenis van
af. Waarom beklijft Warhols 'Fran
kenstein' dan het meest? Ik denk
omdat die film niet alleen iets 'ver
beeldt', maar het verbeelde ver
schijnsel zelf is: beeld en produkt
van een geest die op zelfdestructie-
uit is. Men kan dat 'knap' noemen.
Het is ook huiveringwekkend - zij
het op een heel andere manier dan
de quasi-huiver van het idiote ver-
haal.
De in januari van dit Jaar
overleden schrijver Jan Arends
heeft met zijn in 1972 verschenen
verhalenbundel 'Keefman' meer
losgemaakt dan menige collega met
een produktie van tien boeken. In
'Keefman' stonden twee verhalen
die de overige elf deden verbleken:
het titelverhaal en 'Vrijgezel op
kamers'. In de postume bundel 'Ik
had een strohoed en een
wandelstok' doet zich hetzelfde
verschijnsel voor. Het titelverhaal,
dat de helft van het dunne
bundeltje vormt, mó&kt het boek
en doet de korte, erop volgende
verhalen, hoewel ze niet slecht zijn,
naar het tweede plan verhuizen.
Jan Arends' verhalen spelen zich af
binnen de wereld van de
psychiatrische inrichting of, zoals
in het voorwoord van 'Keefman'
staat, binnen de innerlijke wereld
van de psychiatrische patiënt. Rudy
Kousbroek heeft een keer even de
naam van Biesheuvel ('In de
bovenkooi' en 'Slechte mensen')
naast die van Arends gezet, maar
komt dan tot de conclusie dat de
virtuositeit van Biesheuvel bij
Arends ver te zoeken is. Hij schrijft
Juist zonder franje en opsmuk.
Kousbroek: Er zijn duizenden
manieren om gek te worden, en
veel verder gaat de analogie tussen
Arends en Biesheuvel niet, dan dat
hun verhalen zich afspelen in de
schaduw van het gesticht.
Jan Arends, die in 1925 geboren
werd. heeft een kort (voor hem
misschien heel lang) leven achter
de rug vol tegenslag. Hij was
schrijver, copywriter en huisknecht.
Het 'gesticht' heeft hij tal van
jaren aan de binnenkant mogen
bekijken. In januari van dit jaar
pleegde hij zelfmoord. Zijn
verhalen zijn een poging tot
verduidelijking. Vandaar dat zijn
proza zonder versiersels is en hij.
in korte zinnetjes, soms het betoog
herhalend, langzaam bouwde aan
een verhaal dat hem de grootste
moeite moet hebben gekost het op
te schrijven.
Het titelverhaal 'Ik had een
strohoed en een wandelstok' is een
jeugdherinnering. Het verhaal is
onvoltooid. De keuze van een citaat
eruit is erg moeilijk, omdat je wel
kan blijven citeren. Meer er was
een gedeelte dat me door merg en
been ging: dat over de
schooljuffrouw. Uit het citaat, dat
straks volgt, blijkt hoe het kind
gemerkt heeft dat hij gehaat werd.
Het stukje zal u meer zeggen over
de auteur dan tien recensies over
zijn bundel. Arends begint dat
gedeelte met de constatering van
het schoolhoofd dat er iets met die
jongen niet in orde is: 'Aan de ene
kant zou je zeggen, hij is pienter
en hij kijkt zo uit zijn ogen. maar
aan de andere kant valt het zaad
niet in goede grond'. Dan volgt het
stuk over zijn juf:
'Ze is dik. Ze heeft grote, rode.
handen waarmee zij slaat. Ik ben
bang voor haar. Ik ben
hartstochtelijk bang voor haar. Ik
weet dat er een geweldige
ontroering door de klas gaat als zij
het woord tot mij richt.. Ze haat
mij zoals mensen ratten haten. Ze
weet alleen niet hoe ze ze me dood
moet trappen. Ze zegt, 'Je bent
dom. Je krijgt net zoveel beurten
als andere kinderen. Je mag uit
dezelfde boekjes leren. Hoe komt
het dat jij niet leren kan?' Ik kijk
haar schuw aan en geef geen
antwoord. Ze slaat me in mijn
gezicht. 'Geef antwoord. Hoe komt
het dat jij niet leren kan?'
Ik huil. En dat is goed.
Zo hoort het te zijn. Voor schande
en verdriet geboren. Ik zeg, 'Ik
weet niet hoe het komt dat ik niet
leren kan'. Ze gaat weer voor de
klas staan. Ze is nu heel voldaan
en de andere kinderen durven weer
adem te halen. 'Je mag me
vertellen hoeveel twee maal twee
is'. Kan ik dan toch leren? Het
springt ineens in mijn hoofd. 'Twee
maal twee is vier', roep ik. 'Twee
maal twee is vier'. Ik weet dat het
toch niet goed is. Twee maal twee
is vier en toch klopt het niet. Dat
weet ik zeker. Ze zegt: 'Kom jij
eens voor de klas'. Ik loop bang
naar voren en blijf zover mogelijk
van haar afstaan. Ze zegt dat ik
dichterbij moet komen. Ik zou
willen kruipen maar durf het niet
door J. Huisman
te doen. 'Zo', zegt ze. 'En nu mag
jij mij eens vertellen waarom twee
maal twee vier is?' Stroop. Zo zoet
als stroop is ze. Ze kijkt me zo
meedogenloos aan dat het lijkt
alsof ze mij mijn geboorte vergeven
heeft. 'Waarom is twee maal twee
vier?' Nu geef ik geen antwoord
meer. Nu wil ik alleen nog maar
geslagen worden. Het is goed zo.
'Als jij niet weet waarom twee
maal twee vier is dan kun jij ook
niet weten d£t twee maal twee vier
is. Jij komt hier praatjes vertellen.
Jij mag hier op school zijn. Weet
jij dat jij hier helemaal niet thuis
hoort?'
Die tirade gaat nog een poosje
door. God wordt er zelfs bijgehaald.
De overige, korte verhalen in deze
bundel zijn niet slecht, maar
vergeleken met de eerste helft van
het boekje zijn het
vingeroefeningen van Arends.
Eén van die verhalen (Jan Arends
I presume), zo is onlangs ontdekt,
stond al in de bundel 'Ginds' van
Eelke de Jong. Hij schreef het
verhaal na een bezoek aan Arends
in een inrichting. Arends heeft er
wat aan geschaafd en het wat
uitgebreid. Zo heeft men het
gevonden en zo is het in deze
bundel gekomen. Een postume grap
van practical joker Arends? We
zullen het nooit weten. In leder
geval had De Bezige Bij, die 'Ginds'
ook uitgaf, het eigenlijk wel
moeten zien.
Jan Arends: Ik had een strohoed
en. een wandelstok. De Bezige Bij
74 blz. 9.50.
Bert Schierbeek. In- en uitgang. De
Bezige Bij, Amsterdam 1974. 64 blz.
9,50.
Deze bundel bevat vier tamelijk
verschillende afdelingen. De eerste
heet. 'De val' en is. zoals de colofon
vermeldt, een initiatiezang, ge
schreven in 1965, naar aanleiding
van een bezoek aan de stam der
Dogons in de Republiek Mali. Aan
de zang ligt een animistische kos
mologie ten grondslag. De volgende
rtfdelihg bevat vijf gedichten en is
getiteld 'ln- en uitgang'. Ik ver
moed dat de vijf houtsneden van
Jef Diederen, waarbij ze geschre
ven zijn, de betekenisgeving kun
nen vergemakkelijken. In de derde
afdeling 'Hollen en stilstaan' ma
ken de teksten op Zen-achtige wij
ze duidelijk, wat misschien in de
tweede afdeling ook de bedoeling
is dat de werkelijkheid niet ratio
neel valt te benaderen, maar
slechts te 'vinden' met behulp van
paradoxen als meditatie-oefenin
gen. Bij voorbeeld dit fragment: 'de
waarheid die te groot is om te zien
is altijd kleiner dan wat je ziet'. De
aardigste afdeling is 'De zon', 24
drie-regelige gedichten over de zon,
met inleiding en droom, geschreven
in 1973. De gedichten doen opnieuw
wat Zen-achtig aan in hun speelse
aanduiding van de samenhang der
dingen.
RF.