Kunst uit Donker Afrika bij Galerie Anuschka ien streep onder de menselijkheid I Jan Arends' verhalen: zonder franje lllsillslll Nieuwe boeken 14/H)UW/KWARTET ZATERDAG 21 SEPTEMBER 1974 KUNST T17/K15 t 15 oktober is in Galerie Anuschka op de Nieuwezijds Voorburgwal 306 in Am- :dam een belangwekkende overzichtstentoonstelling van negerkunst te zien. getoonde sculpturen' dateren vrijwel alle uit de tijd dat Afrika inderdaad nog nker' was, nog lang niet geheel doorvorst, vol duistere magische praktijken, liet binnenland nog nauwelijks beïnvloed door de blanken die er hun verwor- iheden brachten en daarmee de inheemse cultuurpatronen de doodsteek gaven. hentieke kunst is in Afrika zelf bijna meer te vinden, al Vordt tot op de dag vandaag nog ijverig gesneden. Maskers beelden in Afrikaanse stijl worden let- ijk aan de lopende band vervaardigd, irbij één man de grove vorm aangeeft, ander de details aanbrengt en weer een er het patina opbrengt en ze een antiek rlijk meegeeft. Met Afrikaanse kunst ft dit nog maar vanuit de verte te een, met geld een heleboel, want de kaan heeft zeer juist gezien dat er voor jelijke kunstnijverheidsprodukten een ige markt is in Europa en Amerika. De isen die deze 'kunstvoorwerpen' maken ben vrijwel geen kennis meer van de urele tradities waaruit hun voorbeelden omen. Stijlkenmerken worden dooreen- lengd en de innerlijke kracht en emotio- lading van de ritueel gesneden sculptu- is verloren gegaan. Die achtergrond van lof en rite, van diepgewortelde traditie, - betekenis in het sociale leven zijn voel- ook voor ons nuchtere westerlingen jij de werkelijk goede Afrikaanse kunst de tijd dat er geen diepgaande contac- met blanken waren. s in de vele diermaskers, die de natuur- ;en van Afrika als vanzelfsprekend sne- komt die innerlijke kracht tot uiting, zijn meestal sterk gestileerd, vaak met selijke trekken. De buffel is op deze oonstelling vertegenwoordigd met een a abstract opzetmasker van de Mama Noord-Nlgeria: alleen de cirkelvorm de horens en de rechthoekig voorultste- ie bek zijn herkenbaar, maar geven ns direct de essentie van de buffelkop r. Buffelmaskers zijn er bovendien van Bamessing van Kameroen, veel natura- scher dan dat van de Mama; één is zelfs ikt met nog harig buffelvel. Vennatuurlijke wezens diermaskers bevatten elementen van chillende diersoorten tegelijk, zoals het htige kponiougo-masker dat het deksel een houten pot siert, gebruikt in cere- liën van het lo-genootschap van de Se van Ivoorkust. In dit masker zijn de menselijk, de horens van de buffel, de van een krokodil, de tanden op de snuit een wrattenzwijn en boven op de kop en kameleon. Stilering, abstrahering en envoeging van verschillende dierele- ten moeten duidelijk maken dat het jer geen gewoon dier uitbeeldt, maar het een wezen met bovennatuurlijke Iht is. Niet voorstelt, want bij de Afri- 'i is het masker de geest, die bezit neemt het lichaam van de danser, evenals het 'ouderbeeld het huis is van de ziel van voorouder. Tal van taboes omgeven deze ~>turen, die pas gesneden worden nadat oom zorgvuldig is uitgekozen en een is gebracht om de ziel van de boom schadeloos te stellen voor het verlies van zijn woonplaats. De religie van de Afrikaan in het algemeen kan worden voorgesteld als een driehoek: de top is de schepper-en-god, het opperwe zen dat nooit wordt uitgebeeld, maar van wie alle krachten in mens en natuur af komstig zijn, de twee zijden van de drie hoek bestaan uit de lagere godheden ener zijds en de voorouders anderzijds, de basis lijn vormen de krachten die met toverij en genezing verband houden. De mens staat in het midden van de driehoek en moet maar zien hoe hij vrede houdt met al deze boven natuurlijke krachten, die elk facet van zijn leven, zijn werk en zijn gezin beïnvloeden. Ook dieren, planten en dode voorwerpen kunnen grote krachten herbergen, waarvoor men op zijn hoede moet zijn. Het middel om met die ongeziene machten tot overeen stemming te komen is de rite. Deze helpt de Afrikaan zich van zijn plaats in de zichtba re en onzichtbare wereld te verzekeren en oefent een sterke bindende invloed uit op de primitieve samenleving. Een van de ma nieren waarop een Afrikaan gemeenschap kan vinden met een bepaalde geest, de kwade krachten kan bestrijden of de gees ten van zijn voorouders kan bezweren ten gunste van hem te handelen, is de extati sche maskerdans. De danser en de toe schouwers treden buiten de beperkingen van het dagelijks bestaan en voelen zich opgeheven in het bovenmenselijke, voelen zich geladen met nieuwe levenskracht. Veering en magie Levenskracht en vruchtbaarheid zijn het alom aanwezige thema in de Afrikaanse kunst. Dicht bij de ingang van de galerie staat een apebeeld met een schaal in de naar voren gestrekte voorpoten. Het is de god Gbekre van de Baule van Ivoorkust, de rechter over de zielen in het hiernamaals en de beschermer van al wat leeft. Een dikke korst van kippebloed, meel en honing be dekt het hele beeld,'de restanten van vele offers, gebracht tijdens de oogst van de landbouwgewassen. Houding en vooral het hoofd van deze hondskopaap zijn haast sa- tyrisch van expressie. Tot het beste dat Afrika oöit aan kunst heeft voortgebracht, behoort het centrale stuk van de expositie, een stamvaderbeeld van de Hemba, een stam van het artistiek hoog begaafde Baluba-volk, koninklijk van houding, met een verheven waardigheid en een diepe innerlijke rust uitstraalend. Het is Afrikaanse kunst puur: de sculptuur heeft genoeg aan zich zelf, is een wereld ih zich zelf, met zijn Introverte blik los van de aarde, niet van deze wereld. Een heel ande re indruk maakt het kondebeeld uit het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika te Tervueren (België), een spijkerfetisj van de Bakongo. Zijn glazen ogen zien de toe- Voorbeeld van pure Afrikaanse kunst: stamvaderbeeld van de Hemba-Baluba uit Zaire, voornaam van expressie en vol ingetogen waardigheid. schouwer onheilspellend aan, de rechterarm is geheven in een gebaar alsof het een onzichtbare speer werpt, de rechterhand rust op de heup. De spiegel in de buik kaatst het kwade terug, maar de spijkers zijn even zovele Vervloekingen, uitgesproken tijdens rituelen 'en ingedreven met het doel degeen wiens naam werd genoemd ziek te maken aan het lichaamsdeel of de plaats waar de nagels zijn ingeslagen. Sommige kenners menen dat de vormgeving van dit magische beeld teruggaat op de uitbeelding van dg Goede Herder, zoals de Portugese missie deze vier eeuwen geleden naar de door Henk van Halm Kongo-monding bracht: de geheven hand hield oorspronkelijk de kruisbanier omhoog. Dit beeld werd in de jaren dertig door een missionaris bij de Bakongo aangetroffen en naar België gebracht. Een derde meester werk is het zeldzame kalunga-masker van de Wabembe uit het Kiva-gebied in Oost- Zaire. Het is bijna abstract, dit cilindervor mige helmmasker met twee gezichten, waar in de ogen slechts zijn aangeduid als ronde knobbels in grote ovalen schijven. Dit oude masker werd geruikt bij de besnijdenisri ten en symboliseert, zoals de Wabembe zeg gen, 'de kracht van het woud'. Niet alles is duur Topstukken waarvan de prijs bijna niet is vast te stellen, zijn een stoel van de Bapen- de (zuidelijk Zaire) met een jakhalsachtig dier als drager en menselijke figuurtjes op rug- en armleuningen, geheel gehakt uit één boomstam; een kifwebe-masker van de Basonge (Zaire) van een type dat Picasso inspireerde en een houten schild van het zelfde volk met een klein kifwebe-masker erop dat verzameld is vlak na de eeuwwisse- ling; een Pangwe beeld uit Gabon dat ik tot nu toe alleen in boeken afgebeeld zag; een groot fetisj-beeld met koperbeslag en pelsen van katachtigen, gesneden voor een kind van wie de nageboorte gedroogd om het middel van het beeld werd bevestigd; twee bombo-maskers van de Bakuba (Zaire), ge heel bedekt met metaalbeslag, kaurischel- pen-, kralen, textiel en notedoppen; een dodenwachter van de Bakota uit Gabon. Maar er zijn ook veel stukken die nog te betalen zijn. Tussen de twee- en vijfduizend gulden kosten twee Dogon kanaga-maskers met een groot Lotharings kruis van planken erbovenop 2250), een prachtige bronzen bel uit Kameroen versierd met buffelkoppen en als handvat een menselijke figuur, zeer gestileerde antilopefiguren (tjiwara's) van de Bambara uit Mali die als maskeropzet- stuk dienden tijdens landbouwriten, een klassiek Ibibio masker uit Biafra, een .-voor ouderbeeld van de Mossi (Opper-Volta) 3000), drie maskers, o.a. een gestileerd wrattenzwijn, van de Bobo (Opper-Volta) 2000 tot 2250), vooroudermaskers van de Bamileke (Kameroen), een rood gekleurd Guro masker met een menselijk gelaat en zwarte horens. Een heel oude dolk van de Dan (Ivoorkust) met messinggreep, eindi gend in een fijn maskertje, kost 1750, een ijzeren kip van de Fon (Dahomey) 800, kleien pijpekoppen van de Bamessing in dé vorm van groothoofdige mensen 650, Ba kuba ngula-dozen, heel fijn besneden, 250 tot 300, messing offerschalen uit Dahomey 225 tot 250, een volmaakt Bena Lulua beeldje (Zairé) ƒ750, een kammetje van de Batchokwe uit Angola met een mensenkopje als handvat 175, een Bambara ntomo- masker met ajour bewerkte hoofdtooi met drie horens 1250, een bijzonder gevoelig gesneden Ibo-masker met een innige ex pressie 1900. Je hoeft het dus niet bij kijken te laten zoals in een museum. De galerie is open van 12 tot 6 uur. is een vreemde zaak, maar'ik kan die 'Frankenstein' van Andy hol maar niet kwijtraken. Niet omdat ik het nu zó'n goede vind. Integendeel: het is monsterlijke Kitsch, een zieke film fin de logica al zou het dan maar de 'Frankenstein-logica' op alle manieren zoek is en waarin de dialoog afschuwelijk ituurlijk en pathetisch is. Maar juist dat geeft te denken, want hol is tenslotte allerminst op z'n achterhoofd gevallen. Als zijn zo nadrukkelijk deze indruk maakt, moet het zijn bedoeling ïest zijn en heeft hij deze verziekte vorm gekozen om iets dui- k te maken en over te brengen. Het vreemde is namelijk ook, die 'Frankenstein' me bij is gebleven terwijl om een ander nd-theater te noemen 'The'Exorcist' me volkomen koud |t gelaten. 'Frankenstein'-verhaal is be- genoeg. De waanzinnige maar ile baron Frankenstein zet uit rdelen' een nieuw soort mens kaar, en moet daarvoor met knecht in allerlei graven 'in- Warhol maakt er iets heel van. Het gaat niet meer om monster van Frankenstein' om een nieuwe Adam en Eva, nde voorouders van een geheel mensheid. Een mooie Een mooie man met 'toeval- let nobele maar wat sullige 1 van de vriend varf de enige ale persoon in het gebeuren: Dalessandro, de hoofdpersoon ■lesh' en 'Trash', de twee be- >te films uit de Warhol-stal. 'iend wordt door de graaf met ■peciaal daartoe vervaardigde, tische schaar onthoofd. Twee if dr. H. S. Visscher mensen, maar vol grote, be- lijke littekens, want Franken- techniek schijnt hoofdzake- bestaan uit het innaaien van el organen in een romp. Zo is ok een heel eenvoudige zaak Vn 'schepping' weer te vernie- en kan 'de nieuwe mens' ook kkelijk zelfmoord plegen: hij alleen de hechtdraadjes los te 'en en de lever, de milt of de vliegen in het rond. Hét der blijkt ook sexuele impli- te hebben: Frankenstein be- bijvoorbeeld een orgasme bij vroeten in het lichaam van nieuwe Eva. Frankensteins f pakt het wat anders aan. Ze 1 regelrechte nymfomaan, en de nieuwe Adam voor een uur, na zich ervan overtuigd bben, dat ze hem 'alles kan doen wat zij wil'. Hetgeen tot resultaat heeft, dat de nieuwe Adam haar veel te fors in zijn armen neemt en haar dood drukt. Frankenstein zelf sterft, doorboord door een spies, die als een giganti sche fallus uit zijn onderbuik steekt. Over blijft tenslotte alleen Joe Dalessandro, maar het ziet er naar uit, dat die het slachtoffer zal worden van de twee Frankenstein- kindertjes, die duidelijk dezelfde geniale aandrift als wijlen hun va der hebben.... Onbehagen Kortweg: een decadente draak. Maar waarom blijft de film dan zo 'hangen'? En waarom werkt al die Kitsch zo beklemmend? Ik denk om het grondeloze onbehagen dat eruit overkomt op de toeschouwer: niet om het idiote verhaal, maar om de kijk op de mens, op het menselijk leven als zodanig. Fran kenstein en zijn echtgenote kijken met onvoorstelbare hooghartigheid neer op 'het lagere volk', dat ze, op welke manier dan ook. steeds als 'objekt' behandelen. Maar veel grondiger is het totaal ontluisterde mensbeeld dat uit de film naar voren komt. De belachelijke snij- wonden, de manipulaties met een los been, het gegoochel met allerlei inwendige organen - het is een bloederig zich verheugen in de de structie. de totale ondergang. 'A- dam', en 'Eva' komen nooit echt tot leven. Hun rafelige, slechtgeheelde littekens doen denken aan een ra dio-actieve besmetting, hun geest is een automaat, een on-geest. Wat Warhol schildert, is een mislukte schepping, die niet anders dan ten onder kan gaan. Sterker misschien: hij schildert zijn verlangen naar die ondergang. Vandaar ook het 'zieke' en decadente: een anti-cul tuur, die de ondergang zelf is. Wie andere films uit het huidige aanbod bekijkt, zal daar een soort gelijke trend ontdekken. Boormans science-fiction-film 'Zardoz' draait om het thema van een met gretig heid gezochte dood. Een klein deel van de mensheid heeft zich in een hermetisch van de buitenwereld geïsoleerd rijk teruggetrokken met als grootste verworvenheid: de on sterfelijkheid. Men wordt er niet ouder, tenzij als 'straf'. Maar ook de ouderdom is onsterfelijk - en het is een verschrikkelijke straf. Nooit komt men van het leven af. Tenslotte eindigt de film met een invasie van de 'barbaren' en een orgie van dood en moord: de diep ste wens der 'onsterfelijken' gaat In vervulling. Het opvallende is. dat mét de sterfelijkheid en de dood ook de sexualitelt. die in het on- sterfelijkhéidsparariils voortdurend afwezig is. haar rechten herneemt. In de laatste beelden zien we óók een nieuwe Adam en Eva. Ze krij gen een kind. In overvloeiende beelden zien we ze snel ouder wor den, tot alleen twee doodshoofen en bijbehorende skeletten zijn overgebleven.... Ook Boorman maakt in zijn drukke en barokke film niet de indruk, iemand te zijn die veel van de mens houdt. Het opvallende is dat er aan dat einde noch van de hooggecultiveerde 'on sterfelijken'. noch van de 'barba ren' iemand over schijnt te zijn. Evenmin van het kind dat geboren werd. De film zet een streep onder hét mens-zijn. En alweer: hij schil dert het verlengen om er een streep onder te zetten. Eigenlijk past 'The Exorcist' prach tig in dat rijtje. Het is. ondanks alle truccagc, geen sterke film - zeker niet als men even terugdenkt aan de gespannen subtiliteit van Polanski's 'Rose Mary's baby'. Hij is brokkelig, en zeer onevenwichtig en op de beslissende momenten zwak en ongeloofwaardig. Het is trou wens erg moeilijk om in een film duivelskunsten geloofwaardig te maken, want iedereen wéét dat film zélf vol duivelskunsten zit... Maar goed, Friedkin ('The French Connection') heeft 'm toch willen maken. En als men nu veel overbo dige poespas er van af haalt, blijft als centraal gegeven over de afgrij selijke vertekening van het mense lijk beeld: de absurde, geschonden en vieze monsterlijkheid van een wezen dat we in het begin van de film als een lief, charmant en in telligent kind hebben leren kennen. Twee soorten 'deskundigen' houden zich met het geval bezig: twee soorten priesters. De moderne priesters van de zielkunde, de psychiaters - èh de priesters van de oude stempel: rooms-katholieke geestelijken, die tenslotte teruggrij pen op het exorcisme: de duiveluit- banning. Veel bevrijding en verlos sing biedt de film niet. Het meisje geneest, maar de duivel verhuist eenvoudig naar de priester-psychia ter. In een paar heel korte shots zien wij zijn gezicht 'op een af- schuwlijke manier vertekend wor den. Dan, met het laatste beetje besef, dat hij bezit van de duivel geworden is. stort hij zich door het raam naar buiten en valt dood op het plavrisel. Een andere oplossing is er niet.. Getuigenis Uit intervieuws met de erg zelfver zekerde Friedkin blijkt, dat hijzelf om geloof noch duivelsgeloof veel geeft. Waarschijnlijk gelooft hij al leen in film. Maar desondanks heeft hij in 'The Exorcist' een trend gelegd die aansluit bij wat hier boven in de andere films werd aan gewezen: een soort afrekening met het mens-zijn. De mens als een in stukken geknipt of in leder geval verknipt Lebewesen. Het geweld gruwelt in alle drie de pan uit. maar het is een geweld dat zich tegen zichzelf keert. Het gaat niet goed met de mens. Althans met de mens die naar Gods evenbeeld ge schapen is. Drie films leggen er ieder op hun wijze getuigenis van af. Waarom beklijft Warhols 'Fran kenstein' dan het meest? Ik denk omdat die film niet alleen iets 'ver beeldt', maar het verbeelde ver schijnsel zelf is: beeld en produkt van een geest die op zelfdestructie- uit is. Men kan dat 'knap' noemen. Het is ook huiveringwekkend - zij het op een heel andere manier dan de quasi-huiver van het idiote ver- haal. De in januari van dit Jaar overleden schrijver Jan Arends heeft met zijn in 1972 verschenen verhalenbundel 'Keefman' meer losgemaakt dan menige collega met een produktie van tien boeken. In 'Keefman' stonden twee verhalen die de overige elf deden verbleken: het titelverhaal en 'Vrijgezel op kamers'. In de postume bundel 'Ik had een strohoed en een wandelstok' doet zich hetzelfde verschijnsel voor. Het titelverhaal, dat de helft van het dunne bundeltje vormt, mó&kt het boek en doet de korte, erop volgende verhalen, hoewel ze niet slecht zijn, naar het tweede plan verhuizen. Jan Arends' verhalen spelen zich af binnen de wereld van de psychiatrische inrichting of, zoals in het voorwoord van 'Keefman' staat, binnen de innerlijke wereld van de psychiatrische patiënt. Rudy Kousbroek heeft een keer even de naam van Biesheuvel ('In de bovenkooi' en 'Slechte mensen') naast die van Arends gezet, maar komt dan tot de conclusie dat de virtuositeit van Biesheuvel bij Arends ver te zoeken is. Hij schrijft Juist zonder franje en opsmuk. Kousbroek: Er zijn duizenden manieren om gek te worden, en veel verder gaat de analogie tussen Arends en Biesheuvel niet, dan dat hun verhalen zich afspelen in de schaduw van het gesticht. Jan Arends, die in 1925 geboren werd. heeft een kort (voor hem misschien heel lang) leven achter de rug vol tegenslag. Hij was schrijver, copywriter en huisknecht. Het 'gesticht' heeft hij tal van jaren aan de binnenkant mogen bekijken. In januari van dit jaar pleegde hij zelfmoord. Zijn verhalen zijn een poging tot verduidelijking. Vandaar dat zijn proza zonder versiersels is en hij. in korte zinnetjes, soms het betoog herhalend, langzaam bouwde aan een verhaal dat hem de grootste moeite moet hebben gekost het op te schrijven. Het titelverhaal 'Ik had een strohoed en een wandelstok' is een jeugdherinnering. Het verhaal is onvoltooid. De keuze van een citaat eruit is erg moeilijk, omdat je wel kan blijven citeren. Meer er was een gedeelte dat me door merg en been ging: dat over de schooljuffrouw. Uit het citaat, dat straks volgt, blijkt hoe het kind gemerkt heeft dat hij gehaat werd. Het stukje zal u meer zeggen over de auteur dan tien recensies over zijn bundel. Arends begint dat gedeelte met de constatering van het schoolhoofd dat er iets met die jongen niet in orde is: 'Aan de ene kant zou je zeggen, hij is pienter en hij kijkt zo uit zijn ogen. maar aan de andere kant valt het zaad niet in goede grond'. Dan volgt het stuk over zijn juf: 'Ze is dik. Ze heeft grote, rode. handen waarmee zij slaat. Ik ben bang voor haar. Ik ben hartstochtelijk bang voor haar. Ik weet dat er een geweldige ontroering door de klas gaat als zij het woord tot mij richt.. Ze haat mij zoals mensen ratten haten. Ze weet alleen niet hoe ze ze me dood moet trappen. Ze zegt, 'Je bent dom. Je krijgt net zoveel beurten als andere kinderen. Je mag uit dezelfde boekjes leren. Hoe komt het dat jij niet leren kan?' Ik kijk haar schuw aan en geef geen antwoord. Ze slaat me in mijn gezicht. 'Geef antwoord. Hoe komt het dat jij niet leren kan?' Ik huil. En dat is goed. Zo hoort het te zijn. Voor schande en verdriet geboren. Ik zeg, 'Ik weet niet hoe het komt dat ik niet leren kan'. Ze gaat weer voor de klas staan. Ze is nu heel voldaan en de andere kinderen durven weer adem te halen. 'Je mag me vertellen hoeveel twee maal twee is'. Kan ik dan toch leren? Het springt ineens in mijn hoofd. 'Twee maal twee is vier', roep ik. 'Twee maal twee is vier'. Ik weet dat het toch niet goed is. Twee maal twee is vier en toch klopt het niet. Dat weet ik zeker. Ze zegt: 'Kom jij eens voor de klas'. Ik loop bang naar voren en blijf zover mogelijk van haar afstaan. Ze zegt dat ik dichterbij moet komen. Ik zou willen kruipen maar durf het niet door J. Huisman te doen. 'Zo', zegt ze. 'En nu mag jij mij eens vertellen waarom twee maal twee vier is?' Stroop. Zo zoet als stroop is ze. Ze kijkt me zo meedogenloos aan dat het lijkt alsof ze mij mijn geboorte vergeven heeft. 'Waarom is twee maal twee vier?' Nu geef ik geen antwoord meer. Nu wil ik alleen nog maar geslagen worden. Het is goed zo. 'Als jij niet weet waarom twee maal twee vier is dan kun jij ook niet weten d£t twee maal twee vier is. Jij komt hier praatjes vertellen. Jij mag hier op school zijn. Weet jij dat jij hier helemaal niet thuis hoort?' Die tirade gaat nog een poosje door. God wordt er zelfs bijgehaald. De overige, korte verhalen in deze bundel zijn niet slecht, maar vergeleken met de eerste helft van het boekje zijn het vingeroefeningen van Arends. Eén van die verhalen (Jan Arends I presume), zo is onlangs ontdekt, stond al in de bundel 'Ginds' van Eelke de Jong. Hij schreef het verhaal na een bezoek aan Arends in een inrichting. Arends heeft er wat aan geschaafd en het wat uitgebreid. Zo heeft men het gevonden en zo is het in deze bundel gekomen. Een postume grap van practical joker Arends? We zullen het nooit weten. In leder geval had De Bezige Bij, die 'Ginds' ook uitgaf, het eigenlijk wel moeten zien. Jan Arends: Ik had een strohoed en. een wandelstok. De Bezige Bij 74 blz. 9.50. Bert Schierbeek. In- en uitgang. De Bezige Bij, Amsterdam 1974. 64 blz. 9,50. Deze bundel bevat vier tamelijk verschillende afdelingen. De eerste heet. 'De val' en is. zoals de colofon vermeldt, een initiatiezang, ge schreven in 1965, naar aanleiding van een bezoek aan de stam der Dogons in de Republiek Mali. Aan de zang ligt een animistische kos mologie ten grondslag. De volgende rtfdelihg bevat vijf gedichten en is getiteld 'ln- en uitgang'. Ik ver moed dat de vijf houtsneden van Jef Diederen, waarbij ze geschre ven zijn, de betekenisgeving kun nen vergemakkelijken. In de derde afdeling 'Hollen en stilstaan' ma ken de teksten op Zen-achtige wij ze duidelijk, wat misschien in de tweede afdeling ook de bedoeling is dat de werkelijkheid niet ratio neel valt te benaderen, maar slechts te 'vinden' met behulp van paradoxen als meditatie-oefenin gen. Bij voorbeeld dit fragment: 'de waarheid die te groot is om te zien is altijd kleiner dan wat je ziet'. De aardigste afdeling is 'De zon', 24 drie-regelige gedichten over de zon, met inleiding en droom, geschreven in 1973. De gedichten doen opnieuw wat Zen-achtig aan in hun speelse aanduiding van de samenhang der dingen. RF.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1974 | | pagina 15