JAN VAN HEEL, SCHILDER Erich Kastner, de anti-Pruis Handig sentiment Cursiefjes van Guus Luyters TROUW/KWARTET ZATERDAG 3 AUGUSTUS 1974 KiUNST T15 K15 door T. van Deel Het vervelende van een bundel cursiefjes is dat je hem toch in een keer uitleest, hoewel dat de bedoeling niet is. Elk stukje op z'n tijd, je weet het, dat zou beter zijn. Toch heeft het in een ruk doorlezen wel een voordeel: je ziet heel goed uit welk vaatje zo'n cursivist tapt. en ook of hij zichzelf herhaalt. Achterop de bundel stukjes van Guus Luyters 'De scherven van de slijter1, schrijft diens vriend en epigoon Henk Spaan de ingrediën ten op waarvan Luyters zijn cur- sieven brouwt: 'Amsterdam, een stevige borrel op z'n tijd en een portie melancholie nm de lange winteravonden wat op te vrolijken Verder is er de neurotische voorkeur voor het plattelandsle ven'. Tenslotte is alles natuurlijk •gekruid met de typische Luyters- humor en verwoord in een ter zake doende stijl'. Men kan zich misschien met deze gegevens en enige kennis van stof en stijl der medewerkers aan het studenten blad Propria Oures al een beeld vormen van Luyters' cursieven. Ze zijn inderdaad, laat ik daanmee beginnen, goed geschreven. Dat is mogelijk ook Luyters' zwakte: dat hij zo makkelijk, zo 'lekker* schrijft. 'Een borrel met een kop erop' begint zo: 'Het is weer luid en duidelijk december, de maand van het grote drinken en het late opblijven. Om de een of andere reden is het onmogelijk om voor zes uur 's morgens onder de krul len te komen en zelfs dat gaat meestal met moeite. De terugslag is echter groter dan vroeger. Neem bijvoorbeeld zeven jaar geleden, ach ach, van ijzer en staal was ik toen. Ik wenkte in die dagen voor een grote organisatie die goed be taalde en waar absoluut niets te doen viel. Wij doodden de tijd met achter kleine glaasjes zitten en daarbij ging het erom die zo vaak mogelijk leeg te drinken'. Goed geschreven, maar ook vervelend koket. Zo gaat het deze hele bundel door. De bekende sentimenten met betrek king tot heden en verleden, drank, weide en Kunst. Het is een soort mixture van Nescio, Reve en Nabo kov dat zijn tenminste namen waar Luyters zich mee verwant voelt. Niet een echte micture na tuurlijk, want het lijkt er alleen maar in de verte een beetje op. Niets van Nescio's weemoed, of van Reve's wanhoop, of van Nabokovs humor tref je werkelijk aan bij Luyters. De gladheid van zijn sen timent tracht hij met behulp van traditionele verteltrucjes te maske ren, maar het blijft niet veel meer dan in 'Grote Melancholie' staren over het land waar het leven goed is. De verwachtingen waar deze stukjes over spreken zijn ook de zelfde als die uit Avenue: 'uitkij ken over het weide land en me voorstellen dat ik hier ooit een boerderijtje zou bezitten met wat beesten en dat ik nooit meer zou hoeven werken'. Verderop in de bundel heeft onze cursivist z'n boerenstulp al en treffen we hem aan, volijverig bladerend in een 'vogelenboek' (typerend zo'n naam voor Luyters's studentikoze hu mor) of op beaoek bij een boer die 'geveld door een longontsteking achter het raam zit, af en toe een blik werpend in een deeltje Kor- tooms'. Luyters is degene geweest die veel heeft gedaan aan jeugdseutimen- teel proza. Hij werkte mee aan het 'Groot gedenkboek van de jaren vijftig' dat in 1968 bij Rap ver scheen. Zijn verhalenbundel 'Cir cus Melancholia' (1972) was een verrassing, hoezeer we toen ook al gewend waren geraakt aan een sen- timentvol realisme (o.a. Mensje van Keulen). Luyters wist in die wat langere verhalen erg te boeien en daarom vallen me deze cursief je.; extra tegen. Wat eerst stérk gepresenteerd werd is nu een ma niertje geworden Spaan doet Luyters in Het Parool precies na en handige-jongrns-sentiment Eelke de Jong schrijft over kippen en varkens, Luyters moet oppassen dat hij niet net zo'n salon-boer wordt. De weide, het sentiment en ook een borrel op z'n tijd zijn 'in'. Een bundel vol handige cursiefjes dus. Guus Luyters. Dc scherven van de slijter. Met tekeningen van Phil Bloom. Tango/Leiden, 1974 60 blz. ƒ12,50. 'n Tip voor mensen die door de overstelpende hoeveelheid opdrin- gerig-gelijkhebberige uitspraken over het einde van het ezelschil derij ondanks zichzelf misschien toch even aan het twijfelen zijn geraakt: ga eens kijken in de Amersfoortse "Zonnehof', nog altijd een van de mooiste expositiegelegenheden in ons land. Naar het werk dat Jan van Heel in zo'n goeie vijftig jaar maakte. En vandaag de dag nog steeds maakt. Dan kom je niet alleen tot de conclu sie dat ''het schilderij' nog steeds springlevend is, maar dan merk je ook, vooral, dat een kunstenaar ook zonder dat hij ademloos achter iedere nieuiwe 9troming aanholt, toch helemaal kan "blijven'. Jan van Heel is al oud. Dat klinkt wat cru (en hij wekt ook bepaald niet die indruk) maar je mag dat zo langzamerhand toch wel zeggen van een 76-jarige. Maar zijn schilderijen zijn nieuw, iedere keer weer. Ik be doel: het volgende schilderij ten op zichte van het vorige. En dat is dan geen geforceerde, tel kens met de mode meegaande veran dering, maar gewoon (gewoon?) een logische ontwikkeling. Als Van Heel veranderde door wat hij zag en beleefde veranderde ook zijn werk. Maar of je nu een doek ziet als 'Boulevard Scheveningen' uit 1945 er zijn hier maar drie schilderijen van voor de oorlog - of een Italiaans (berg-)landschap van de laatste jaren, je zult, niettegenstaande de verregaan de veranderingen geen moeite hoeven te doen ze thuis te brengen. Persoonlijk Illustratie van Phil Bloom in 'De scherven van de slijter'. Ze dragen allemaal een volkomen per soonlijk stempel. En nu heb ik het nog niet eens over de techniek: wat ik bedoel is die wonderlijke, helemaal eigen sfeer, die al deze schilderijen, uit welke periode ook, tot onver vreemdbare Van Heels maken. Je kunt op zo'n overzichtstentoonstel ling boeiende en opvallende ontdek kingen doen. Neem die Spaanse land schappen bijvoorbeeld: toen ik die, al weer jaren geleden, voor het eerst zag, kwamen ze, gezien Van Heels 'voorgeschiedenis', bijna als abstracte composities op me over. Breed en ge dragen zijn ze geschilderd in een kleurengamma van een beetje blauw, wat geel en veel van dat prachtige roestig bruin. Dat trof me toen direct, omdat je maar al te vaak, als het een land als Spanje betrof, geconfronteerd werd met een romantische veelkleurigheid. Jan van Heel verbeeldde het Spanje van buiten de toeristische algemene gezichtskring, in al zijn zinderende hitte en bijna tragisch geblakerde on vruchtbaarheid. En al roepen deze nogmaals: sterk geabstraheerde doeken, weinig her inneringen op aan het vroegere werk, de kleur is niet echt veranderd. Dat roestbruin, dat doffe, wat bestoft aan doende oker, afgewisseld door zeldza me, maar wèl fel-oplichtende kleurfa- cetten, kom je zelfs al in zijn eerste schilderijen tegen. Jan van Heel heeft veel gereisd vooral ook in zijn functie(s) als com missaris van biënnales en van rijks tentoonstellingen hij heeft vele landschappen, vooral ook de lichtover- goten kleurrijke zuidelijke, gezien. Ook weer op déze tentoonstelling is daarvan geen enkele weerklank te vinden. Naast die verbrande Spaanse land schappen zijn er een paar ruige doe ken van de (meestal besneeuwde) Do lomieten. ('Het landschap daar neigt zelf al naar het abstracte, vooral als er sneeuw ligt. Dan denk ik wel eens, ik wou dat ik een Chinees was. Die konden zoiets schilderen'). vond hij in de natuur de kleuren terug, die hem al heel z'n schildersleven geboeid hadden. Je zou kunnen zeggen, dat hij er zichzelf ontmoette. Jan van Heels oeuvre is een bewogen afspiegeling van het gewone leven, waarvan hij echter steeds weer het ongewone, maar meestal net nog niet helemaal bizarre, zag en weergaf, een voudig, recht op de man af en toch ook wat raadselachtig, soms vriende lijk spottend, een enkele keer ook wel wat cynisch. Zijn objecten, de mensen, dingen en dieren, doen vaak wat potsierlijk aan, wat meelijwekkend ook. Zo heeft hij door de jaren heen telkens weer clowns geschilderd, clowns, die tot taak hebben de mensen te vermaken met hun grollen en grappen, maar die bij Van Heel werelden van triestheid in hun ogen dragen. Een oud gege ven, o.k., maar bij hem wordt het weer zeer overtuigend Maar ook een teder, ingekeerd com municantje: 'Een klein bruidje dat argeloos op straat liep in haar lange witte jurkje met sluier. Laat ik nu een kind poseren om het na te schil deren, dan wordt het een petschilde rij. Het tafereel zoals ik het zag heeft me wat gedaan en dat heb ik willen vasthouden'. Of een rustende danseres, zo luchtig geschilderd, dat het je niet zou ver wonderen, als ze weg zou zweven. door G. Kruis Kinderen, acteurs, een blind Spaans meisje. Niet goedkoop sentimenteel, dat niet, maar een herinnering, bela den met een diepe ontroering. De dingen: meestal niet meer gebruik te nutteloze voorwerpen, die hij in bizarre combinaties bijeenbrengt, maar die toch zelden een onwerkelij ke indruk achter laten, omdat de interpretatie die hij eraan geeft, steeds in de eerste plaats schilderachtig is, van een vaak nostalgische poëzie ook. Herinnering Ontmoeting In streken als deze moet Van Heel zijn eigen palet herkend hebben, hier Herinneringen aan vroeger, de bruids foto van zijn moeder, eens geliefde speelgoedjes, ouwe kleren en schoe nen, tinnen soldaatjes en een gebro ken piëdestal. Onderwerpen van niks, zou je kunnen zeggen als je dit zo leest, zonder de schilderijen te kennen. Maar dat is nou juist het vreemde: je kunt er alle kanten mee uit Zodra je je instelt op al die vreemde oude spullen, lijken ze een eigen leven te gaan leiden, ondanks de schilderachti ge manier waarop ze, en zo kun je het ook weer bekijken 'gebruikt' zijn. Ik bedoel dat je deze schilderijen ook alleen als sfeer kunt ondergaan, als de abstracte composities waarvan ze vaak ook n et ver verwijderd zijn. Zo is het ook met de dieren, de steeds terugkerende vogels, gekooid vaak, ge vangen in een strik, dood, blauw, somber. En vl.nders, iladderend, geel op zwarte paspoppen, fel contraste rend, levend. Jammer dat het schilde rij 'Kerstbout' van 1953 niet op de tentoonstelling is. Het is wel gerepro- Jan van Heel: 'Clowntje', 1973 duceerd in het boekje over Jan van Heel, dat er als aanvullende catalogus fungeert. Ik heb dat namelijk altijd een van zijn meest indrukwekkende schilderijen gevonden. Omdat het laat zien wat een beetje verf op een stuk linnen kan aanrichten. De titel, 'Kerstbout' roept iets feeste lijks op, gezelligheid, licht, bijeenzijn, vrolijkheid, licht. Dat alles is in dit schilderij heel ver te zoeken. Het laat iets zien over de vele manieren waar op je iets kunt beleven. Bout: als je langs de étalage van een poelier komt, waar de gevilde konijn tjes in rijen aan de rekken hangen, denk je althans de meeste mensen aan vlees, aan lekker eten. Maar hier word je geconfronteerd met precies zo'n diertje, dat achteloos neergegooid is op een elegant salonta feltje en dat wordt dan plotseling eer luguber en triest symbool van dood en verval. 'n Tafeltje, een geslacht dier, meer niet, gedaan in een paar sobere kleu ren, en dat roept dan deze gedachten op: zonder meer een bewijs temeer dat de schilderkunst nog springlevend is Jan van Heel: 'Landschap Spanje' 1959 In 1948, toen Duitse boeken en schrijvers in Nederland bepaald niet populair waren, haalde ik Erich Kastner op Schiphol af. Hij zou voor 500 mensen uit zijn werk lezen. Na één dag was de zaal uitverkocht. Het regende telefoontjes: kan je me nog aan een kaart helpen? Men smeekte: laat hij zijn voordracht herhalen. De kranten schreven uitvoe rig over Erich Kastner, een van de eerste Duitse schrijvers in het na oorlogse Nederland. De Volkskrant vond dat 'het bezoek van deze Duitser een verademing" was. Këstner las gedichten uit zijn vier van 1928 tot 1932 verschenen bundels, uit 'Herz auf Taille'.confectiehart. Het hart dat zichzelf niet kan zijn. Verzen vol ironie, soms striemend sarcastisch, soms glimlachend verte derend. Hij noemde de gedichten 'Ge- brauchslyrik', poëzie voor dagelijks gebruik. door H. Wielek Ik dacht toen, en ik denk nu, aan het jaar 1928; ik zie in een boekwinkel 'Herz auf Taille', ik begin te lezen, ik moet naar dc trein, ik kan niet op houden met lezen, ik kom te laat op het station. Deze eerste gedichten van Erich Kastner sloegen in als een bom, juist omdat zij het tegendeel van bombastisch waren. Zijn verzen wilden geen 'mokerslagen' en geen 'programmatische manifesta ties' zijn. Hij verafschuwde pathos en dweepzucht, valse sentimentaliteit, wazige romantiek en dwaze idealise ring van een of ander heldendom. Kastner was geen Pruis. Hij was de volmaakte anti-Pruis. In zijn gedichten hield hij zich, spe lend en speels, bezig met al wat belachelijk en grotesk was, hij had het dus druk. Verbouwereerd stond hij voor een wereld, voor zijn Duitse wereld van leugen en bedTOg, van een zwakke democratie en een dreigend nazisme. In zijn rijmen (en korte schetsen) rekende hij af met ontzet tend veel ongerijmds, met hypocrisie en een Kultur die het tegendeel van cultuur was, met sociale misstanden en telkens weer met een serviele onderdanen-mentaliteit, telkens weer met een gevaarlijk militarisme. De tengere jongeman, lichting 1899, schreef zijn felste gedichten tegen 'Sergeant Waurich', de stompzinnige Feldwebel, hij schreef jéren voor de tweede wereldoorlog: 'Als wij de oor log hadden gewonnen, zou Duitsland een krankzinnigengesticht zijn. In dit land kan de vrijheid niet groeien. Wat men ook bouwt, het worden steeds kazernes. Kent gij het land waar de kanonnen bloeien? Gij kent het niet? Gij zult het leren kennen.' Erich KSstner schreef in 1930 een van de zijn tijd en zijn land meest type rende romans 'FABIAN', het boek over een moralist die het goed - meent met de mensen. Maar die laten hem in de kou staan, laten hem ondergaan, laten hem verdrinken als hij een kind uit het water tracht te redden zonder te bedenken dat hij de kunst van het zwemmen niet machtig is. Het kind komt weer aan land. Erich Kastner. de moralist: hij was en bleef het op de minst irritante wijze.bij voor beeld in zijn kinderboeken. Als er één de kunst van het herinne ren verstond, was het KSstner. Hij wist wat kind-zijn is. En de kinderen verstonden hem, verstaan hem nog. Hij boog zich niet vaderlijk over ze heen, hij beschouwde hen als volwaar dige partners. Troost en hoop zocht hij bij het kind. Hij geloofde dat met kinderen nog wat te beginnen valt, dat zij nog niet helemaal verknoeid zijn. Zij hebben nog geen schuld op zich geladen. Toen Hitiers 'duizendjarig rijk', on danks KSstner, begon, vertoefde hij in Zwitserland. Hij keerde naar Duits land terug, hij kon en wilde niet emigreren. Zijn boeken werden Naar aanleiding van het overlijden van de Duitse schrijver Erich Kastner plaatsen wij een in memori- am van de publicist H. Wie- lek, schrijver van 'De oor log die Hitier won', samen steller van 'Verse der Emi gration'. Erich Kastner (rechts) als eerste Duitse auteur die na de oorlog Nederland bezocht, op Schiphol begroet door H. Wielek. natuurlijk verboden en verbrand, hij in dié jaren een scenario voor een Hem werd een publikatieverbod opge- 'MUnchhausen'-film. Dit was toen zo- ,e8d- wat de enige film die de Fllhrer in de Onder de schuilnaam 'Burger' schreef maling nam. Was de held niet een buiten de werkelijkheid levende fan tast en opschepper? Na de oonog werd KSstner in MUnchen redacteur van een nieuwe krant en een jeugdtijdschrift, leider van het door hem opgerichte cabaret 'Die kleine Freiheit' en auteur van puntige, waarschuwende teksten vóór dit cabaret. De satiricus KSstner durf de het woord 'VRIJHEID' zonder dat andere verontschuldigende woord 'kleine' niet in de mond te nemen. In zijn na-oorlogse gedichten, proza- en toneelstukken dreef hij de spot met zwarthandelaars, vrolijke weduwen, verongelijkte 'ex'-SS-ers en het Duitse zelfbeklag. Hij riep beelden op van een volgende oorlog die gegarandeerd de laatste zou zijn, van een toekomst zonder toekomst. Hij schreef: 'Het woord eer wordt bij ons nog te vaak gebruikt, de hersenen te weinig en de zelfironie.nooit.' 'De school der dictators', over de techniek van de staatsgreep en de staatsgreep van de techniek, eindigt met de verwijfelde kreet van de man die het goed meent met zijn mede mensen (een tweede 'Fabian'): 'Waar om hebben jullie mij alleen gelaten?' Hij wordt vermoord. De laatste jaren was Erich KSstner, de veelzijdige en actieve, de man 'tussen de stoelen', vermoeid en gere signeerd. Opnieuw vetrschijnen zijn oude boeken.en, zie, zij zijn nog en weer actueel.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1974 | | pagina 15