Nieuwe aandacht voor
theologie Woelderink
ifcnllttlll
Uit de kerkbladen
Liever in 'n boekje
dan op de televisie
II
Vandaag
'In alle
stilte'
voor
prof. Smits
VI
Nieuwe boeken
trouw
Kwartet
TROUW/KW.VRTJSrr ALV..|\G 8 :.l 1974
KERK
T2/K1
door ir. J. van der Graaf
Voor wie het niet weten mocht: dr. Gerrit Jan
Woelderink diende van 1909 tot 1950 hervormde
gemeenten van gereformeerde bondssignatuur,
waarvan de langste periode in Ouderkerk aan de
Us6Cl (1933-1946). Hij zat enkele jaren in het
hoofdbestuur van de gereformeerde bond maar
bedankte daarvoor in 1938 en in 1946 ook als lid
van de bond na diepgaande discussies, of liever
scherpe polemieken over verbond en verkiezing,
met uitlopers naar de strikt kerkelijke problema
tiek binnen de hervormde kerk. Intussen werd in
1951 zijn theologisch werk gehonoreerd met een
eredoctoraat aan de rijksuniversiteit te Utrecht,
waarbij prof. dr. S. F. H. J. Berkelbach van der
Sprenkel opmerkte, dat de wetenschappelijke bete
kenis van Woelderinks werk zijn levensgrens
waarschijnlijk ver te buiten zou gaan.
Lijvig nummer
Dezer dagen hebben studenten van de C.S.F.R. -
de studentenvereniging, die zijn leden betrekt uit
waf de rechterflank van de gereformeerde gezind
te heet - opnieuw aandacht gevraagd voor Woel
derink in een lijvig themanummer van hun
orgaan De Civitate. Voor zover de bijdragen
verzorgd zijn door de studenten zelf blijkt er -
althans bij het merendeel van hen - een duidelij
ke affiniteit te zijn met de theologische gedachten
van Woelderink, waarbij overigens opvallend is,
dat de studenten, die stammen uit de kring van
de gereformeerde gemeenten, Woelderink vrijwel
kritiekloos verwerkten, terwijl kritische noties
juist worden aangebracht door enkele hervormde
gereformeerde studenten. Moeten we daaruit mis
schien concluderen, dat thans binnen de gerefor
meerde Gemeenten de 'daar vigerende verbondsvi-
sie leidt tot een confrontatie met Woelderinks
geschriften?
Gezien de opmerking, die de huidige Bondsvoor
zitter enkele jaren geleden over Woelderink
maakte is het overigens interessant hem nu te
horen in dit nummer.
Ov*r Woelderink als mens zegt hij: 'een integer
man' een man 'van zeer hoge ambtsopvatting',
.iemand met 'een levenswandel, waarbij hij zich
strikt zocht te houden aan Gods geboden, in het
bijzonder het sabbathsgebod'; 'hij kende ook
steeds iets van de wereldmijding, die ik intussen
niet dopers zou willen noemen. In dat verband
denk ik aan die befaamde kermispreek, die hij
gehouden heeft in zijn Mijdreehtse jaren, toen hij
op de preekstoel openlijk zei, dat hij met de
gemeente geworsteld had voor de troon der gena
de'. In deze waardering voor de persoon Woelde
rink zijn overigens alle medewerkers in deze
bundel één. Ook ds. I. Kievit - één van de
voornaamste kriticl van Woelderink - zei van
hem: 'ds Woelderink dwaalt, maar ik twijfel er
niet aan dat hij een kind van God is'. Dit laatste
bléék ook wel, namelijk toen hij in 1941 drie
kinderen tegelijk verloor bij een busongeluk.
T^en de jongens opgebaard lagen troostte hij de
ouders van de andere slachtoffers, en s 'zondags
preekte hij over Romeinen 9 vers 33 b: 'Een
iegelijk die in Hem gelooft zal niet beschaamd
warden'.
Reserve
Maar ds. Tukker laat verder ook zijn kritische
reserve merken. Woelderinks kritiek richtte zich
op die delen van de gereformeerde gezindte, waar
mpn het verbond in de verkiezing liet opgaan, en
dan met de belofte van God voor de geméénte
geen raad meer wist omdat men die alleen
toepaste op de 'uitverkorenen'! Terechte kritiek!
Gezien echter de ontwikkeling in deze bij Woel
derink, zegt ds. Tukker, na opgemerkt te hebben,
dat met name de oude Afgescheidenen van 1834
reeds de controverse 'predestinatiaans preken' of
'verbondsmatig preken' kenden: 'Ik meen dat men
èn het één èn het ander moet doen. Het één mag
net ander niet overstemmen. Het is niet óf óf. De
grote verdienste van ds. I. Kievit (zoals gezegd
één van de opponenten van dr. Woelderink) is
mijns inziens deze, dat hij ons geleerd heeft, dat
Gou zijn verkiezing verwezenlijkt in de orde van
het verbond en dat is tenslotte alles verkoren.
Zijn verkiezingsopvatting heeft zijn verbondsop-
vari:ng duidelijk schadelijk beïnvloed.
zeer wijst ds. Blok intussen op het gevaar van een
verbondsidee. die wen gevaarlijk is als een ver-
kiez:ngsidee: "beide fungeren als een stolp die
ovtr het Woord wordt gezet... Binnen de ver-
bordsleer dreigt bij velen toch wel een wat
statische opvatting van het verbond'. Prof. dr. C.
Graafland wijst er in dit verband ook op, dat
Woelderink gevoelig was voor het objectivisme
vari Barth. Wat de verkieringslear betreft: verkie
zing en roeping worden zó nauw op elkaar
betrokken, dat de toepassing door de Heilige
Geest toch wel wat in het gedrang komt.'
Bevinding
Wie intussen denken mocht, dat in Woelderinks
geschriften de bevinding niet functioneerde vergist
zich De bijdrage van student J. Hoek - een mijns
iiüiens bijzonder evenwichtige - laat het tegendeel
zier. Een enkel citaat uit Woelderinks. werken:
Gcd gaf mij zijn belofte en het geloof erbij:' 'in
de aanvechting en geestelijke verlating preekt de
Heere Zijn hand niet af, maar schenkt vertroos
ting, die door de Heilige Geest uit Christus
genomen wordt', het ware geloof en de echte
bevinding zijn één; daarom hebben zij ook dezelf
de vijanden. Ik ken weinig verschil tussen een
belofte, liefelijk tot het hart gebracht en een
hart. liefelijk gebracht tot de belofte; het laatste
ma;, wèl zo zeker en veilig zijn als het eerste',
(geciteerd uit R. Erskine, Schots theoloog uit de
achttiende eeuw).
een onderwaardering van het verbond en de
belofte. Die kritiek is verwekt in de Gereformeer
de Bond. Ook in bepaalde delen van de Gerefor
meerde Gemeente. Ik wijs in dit verband ook op
de bijdrage van ds. H Rijksen in de gereformeer
de gemeente in de onderhavige bundel, die,
luewel hij kritisch staat tegenover Woelderink, er
blijk van geeft dat ook in zijn kring de doorden
king op het punt van het verbond is doorgegaan.
Toch kon Woelderink niet Integraal worden ver
werkt. Ds. I. Kievit moge de aanleiding voor het
schrijven van zijn boekje over het verbond
(Tweeërlei kinderen des verbonds) mede ontleend
hebben aan Woelderinks aanzet tot de doorden
king van dit thema, Kievit heeft in de discussie
ii-et Woelderink notities over het toepassende
wc-k van de Heilige Geest :n de harten gegeven,
die niet mogen worder. gemist wil men niet
terecht komen in een verbondsidee, die te weinig
spiritueel geladen is. Ik acht het dan ook een
manco in dit themanummer over Woelderink, dat
de stemmen van Woelderinks kntici, I. Kievit en
H. Visscher, niet uit hün geschriften aan de orde
komen. Dat klemt temeer als bedacht wordt, dat
genoemde opponenten met name Visscher, verwe
ten wordt dat ze in hun kritiek persoonlijk
kwetsend waren, terwijl de scherpte van Woelde
rinks eigen polemiek in bescherming wordt geno
men door te zeggen dat hij uit bewogenheid om
het vólk zo scherp polemiseerde Het is ook
onbillijk om over de oudere generatie te zeggen,
nat het deze wel onmogelijk za! zijn om nog
zakelijk over Woelderinks theologie te oordelen,
ais men niet tevens die oudere generatie, die
eveneens uit bewogenheid om de gemeente Woel
derink meende te moeten kritiseren, niet even
loyzal en zakelijk aan het woord laat komen. Het
reactie-element is er ongetwijfeld geweest, bij de
kntic! wan Woelderink maar het is ook bij
Woelderink zélf aanwezig geweest Dat zegt met
name ook prof. Graafland in zijn bijdrage, waarin
hij zijn waardering voor centrale notities bij
Woelderink niet onder stoelen of banken steekt
en hij positief waardeert, dat Woelderink de
vinger gelegd heeft bij zieke plekken in de kerk,
waardoor hij ook nu nog actueel is. Maar gegeven
hei reactielement is het onvruchtbaar om Woel
derink an sich in d» gedachtenwisseling binnen
de Gereformeerde Gezindte te betrekken, omdat
dan de kans op onvruchtbare polarisatie met
emotionele pro's en contra's bepaald aanwezig is.
Vruchtbaarder is om de zaak waarom het ging,
namelijk het verbond en de verkiezing in predi
king en pastoraat, telken» oDnieuw te doordenken
in confrontatie met de Reformatie èn de Nadere
Reformatie, ofliever in confrontatie met het
Woord, zonder dat we daarover eerst een eigen
verbondsidee of verkif/inaside» hebben gelegd
waardoor de gevarieerdheid en onbevangenheid
van de Schrift bij voorbaat wordt toegedekt.
Slotopmerkingen
Kernpunt
Het kernpunt in de beoordeling van Woelderinks
theologie - de onderhavige bundel leert het van
bladzijde tot bladzijde - is, dat Woelderink recht
matige kritiek had maar dat hij tenslotte mèt zijn
knliek terecht kwam dicht bij Barths theologie,
me: name inzake de verkiezing, spdat de telkens
herhaalde vraag is: wordt het verbond niet zó
benadrukt, dat persoonlijke verkiezing tot behoud,
persoonlijke begenadiging door wedergeboorte en
bekering er niet meer toe doen?
Ds L. Blok wijst op Woelderinks meest indrin
gende boekje'de gevaren van de doperse geestes
stroming. Hij zegt daarvan: 'Hij bestreed daarin
de diepingevreten lijdelijkheid. Als een dominee
het doopsformulier zou wijzigen krijgt hij de
gemeente tegen zich, maar als hij dat formulier
uitwerkt in de prediking heeft hij het óók
gedaanHet verbond was op non-actief gezet.
En dót is Woelderinks grote kritiek geweest: men
Leeft van de leer der Schriften teveel een systeem
gemaakt en ik dacht dat dit 'n gezonde lijn bij
Woelderink was. die probeerde de Schrift weer
zoveel mogelijk aan het Woord te laten komen,
ook met z'n schijnbare tegenspraken. Maar even-
Dr. G. J. Woelderink
Maar ook hier moet er weer het tweeledige zijn
in de beoordeling van Woelderink. Woelderinks
theologie was namelijk ongetwijfeld gestempeld
door een element van reactie, reactie op een
ver-objectiverende bevindelijkheid met lijdelijke
inslag. Maar de reactie brengt altijd verder dan
men eelf misschien gaan wil, en zeker de epigo
nen, de volgelingen gaan er verder mee. Het mag
enerzijds tekenend worden geacht, dat Woelde
rinks volgelingen voor een deel het gereformeerde
spoor verlieten, anderzijds is ook tekenend dat
m*tt name de vrijgemaakt gereformeerden, bij wie
hei verbond altijd hóóg genoteerd heeft gestaan
en de bevinding laag genoteerd, sterke affiniteit
hebben getoond met Woelderink. Daaraan zal niet
vreemd zijn Woelderinks bezig zijn met de theolo
gische leergesohiUen in de gereformeerde kerken
rondom Schilder (zie zijn boekje Belofte en
Werkelijkheid. 1945) daaraan zal óók niet vreemd
zijn zijn opmerking, dat hij tienmaal liever tot de
Gereformeerde Kerken zou behoren dan tot de
oud-gerefórmeerde gemeenten, omdat in de eerste
het evangelie gebleven en bij de tweede verdwe
nen is. een feit is dat zijn kritiek op de bevinde
lijke kringen hem tenslotte een ander gehoor
gaven dan hij aanvankelijk had. In de bijdrage
v&j student G. H. Abma - zoon van het kamerlid
H. G. - wordt erop gewezen, dat we in de strijd
tegen het spiritualisme de spiritualiteit niet mo
gen verliezen'. Naast het objectief geschonkene
van de belofte van het evangelie gaat het ook om
öe subjectieve ervaring van het wonen en werken
van de Heilige Geest in ons hart Het gevaar is
niet denkbeeldig, dat we in de hedendaagse predi
on* het christologische zien benadrukken ten
koste van het pneumatologische.
Hier speelt ook mee de waardering van de
nadere Reformatie, de stroming die het bezinde-
lijke element in de prediking nogal sterk bena
drukt heeft Van Ruler noemde de Nadere Refor.
matie de geestelijke consequentie van de Reforma
tie en daarom kunnen we niet zonder meer terug
gaan tot op de Reformatie met voorbijzien van
wat ons in de Nadere Reformatie geschonken is,
zegt van Ruler. Abma noemt daarom de oproep
van Woelderink om uitsluitend terug te gaan naar
Calvijn en de Heilige Schrift 'te weinig reëel'.
Woelderink heeft, dat zal duidelijk zijn, enerzijds
authentiek gereformeerde lijnen naar voren ge
haald inzake de grond voor de geloofszekerheid
van de gemeente en rechtmatige kritiek gehad op
Ik eindig met een drietal slotopmerkingen. In de
eerste plaats wijs ik op een voorwoord in Woel
derinks boek De inzet van de Catechismus door
dr. A. A. Koolhaas, waarin deze zegt dat het te
betreuren is dat Woelderink uitsluitend gemeen
ten van Gereformeerde Bondssignatuur heeft ge
diend, omdat hij niet alleen verontrust was over
de geestelijke nood in een bepaalde sector van de
Gereformeerde Gezindte. Ik haal dat hier aan,
omdat het gevaar niet denkbeeldig is, dat kritici
op de bevindelijke kringen. Woelderink als kriti-
cus annexeren, zonder in werkelijkheid affiniteit
te* hebben tot zijn vroomheid en totale gezind
heid. Voor dat totale gezindheid leze men dit
nummer, dat veel goeds bevat, wat ik hier onge
noemd moest laten vanwege het kader waarin
üez>' problematiek aan de orde is gesteld, De
bijdragen van prof. dr. S. v.d. Linde, ds. C. A.
Korevaar, ouderling Goudriaan uit Ouderkerk aan
de IJ6sel, prof. C. Veenhof, ds. W. Chr. Hoviusen
de studenten Janse, Plaisier Terlouw, van Oor
schot, Zoutendijk en Arendshorst geven, samen
met de bijdragen van de in dit artikel genoemde
medewerkers, een uitstekend inzicht in de per
soon Woelderink en wat hem bewoog, vooral
pastore el bewoog.
In de tweede plaats wijs ik erop dat het me
inconsequent voorkomt, dat in het gezamenlijk
w*rk dat van Woelderink bij Uitgeverij Bolland
gaai verschijnen (in het bewuste themanummer
w irdt dit aangekondigd) Woelderinks geschrift
over de verkiezing ontbreekt. Neemt de uitgever
dit niet voor zijn rekening? Wie Woelderinks
theologie wil beoordelen moet zijó totale oeuvre
kennen, dus over verbond èn verkiezing, omdat
die twee nauw samenhangen. In de derde plaats
wil ik zeggen dat, gezien de oeverloze discussies
over het verbond binnen de gereformeerde gezind
te. waarbij meer ontbonden dan verbonden werd,
het nodig is om bijbels relativerend over het
verbond te spreken, dus niet zo dat de hele leer
als het ware in een verbondskader wordt gevat en
ade» onderworpen wordt. Binnen de ruimte van
hei, verbond gaat God met zijn volk om en wordt
de verkiezing verwerkelijkt. De spanning tussen
verbond en verkiezing zal er blijven, ook pasto
ral Wie de verkiezing laat domineren los van
het verbond trekt muren op in plaats dat hij
poorten opent. Wie het verbond laat domineren
ovei de verkiezing sluit vensters toe, die uitzicht
gever tot in de eeuwigheid, waar Gods hart al vol
iio'de was voor mij, héél persoonlijk.
Themanummer van De Civitate over dr. J. G.
Woilderink; te verkrijgen door storting van ƒ5,-
op postgiro 177182 t.n.v. boekhandel Ton Bolland,
Prinsengracht 493. Amsterdam.
'Het zal jouw kind maar wezen...
door A. J. KLEI
Misschien dat je er op den duur aan went, maar ik blijf er moeite mee
hebben wanneer op de televisie geestelijk of lichamelijk gehandicap
ten vertoond worden, met welke goei® bedoelingen van welke goeie
presentator dan ook. Ik gebruik het woordje 'vertoond', en ik vind
het een gênante vertoning wanneer je achterover geleund in een luie
stoel, met drankjes en zoutjes binnen handbereik en met tjonge-
tjonge op de lippen, naar misdeelde medemensen zit te kijken.
Het is uitstekend als ook via de
televisie de vraagstukken van enrond-
om gehandicapten aan de orde ko
men, maar ik begrijp niet dat we.
terwijl we aan de éne kant steeds
fijngevoeliger uitdrukkingen beden
ken om deze mensen aan te duiden,
ze anderzijds voor de cameras' slepen
en ze weerloos te kijk zetten. Als he;
nu nog hielp, maar ik heb nog nooit
gemerkt dat je deochtend na zo'n
uitzending minder schichtig doet bij
de ontmoeting van dat vrouwtje met
dat ongel'ukkige kindje... ach, je
weet wel, van de overkant. En ik heb
ook nog nooit gehoord dat zij, die
deze problematiek in eigen huis heb
ben, na afloop van een dergelijke, wat
dan heet, hórde reportage, opgelucht
tegen elkaar zeiden: gedeelde smart is
halve smart.
Er zijn wel andere manieren om de
betrokkenen te helpen en de buiten
wacht inzicht te verschaffen dan ge
handicapten levensgroot op het
scherm te brengen. Je kunt bijvoor
beeld voor de dag komen met een
gemakkelijk toegankelijk boekje over
wat hier allemaal aan de hand is,
en nu ben ik waar ik wezen wil: ik
kondig graag aan een brochure van
Mary Michon onder de titel: Het zal
jouw kind maar wezen'.
Mary Michon is onder meer bekend
bij de lezers van Hervormd Nederland
en van (gereformeerd) Risiko als vlot
interviewster die weet wat ze wel en
niet moet noteren. Wat deze brochure
aangaat, Mary Michon doet heus niet
alsof zij nu wel eens eventjes in twee-
en-dertig pagina's alles grondig zal
aanpakken en op een rij zetten, ze
maakt een keus en verantwoordt die
in de ondertitel van haar boekje:
'Enkele kanttekeningen bij de sociale
problematiek van ouders met geeste
lijk gehandicapte kinderen'. Intussen
zijn die enkele kanttekeningen heel
rechtstreeks en gaan ze, zonder in
modieuze opgewondenheid te geraken,
kwesties als die van erotiek en eutha
nasie niet uit de weg.
Mary Michon werkt vooral met wat
gesprekken met twee ouderparen ople
verde. Zij introduceert deze mensen
(met gefingeerde namen) zó:
'Het zal jouw kind maar wezen' is een
deeltje uit een nieuwe serie brochu
res over actuele onderwerpen in kerk
en maatschappij, die het Boekencen
trum in Den Haag onder de naam
'Signalen' op de markt brengt. Het is
de bedoeling dat er elk jaar vier
deeltjes in deze reeks verschijnen. Je
kunt je er op abonneren voor 13.50
per jaar, je kunt de brochures ook los
bestellen (bij de uitgever) of kopen
(in de boekhandel). De boekjes met
32 paginas kosten 3,50 (zoals dat
van Mary Michon) en die met 48
pagina's 4,50.
Er is ook al een brochure van die
omvang uit: 'Er waait weer wat van
ds. W. W. Verhoef. Dit deeltje han
delt over de charismatische beweging.
Ik laat het bij deze aankondiging
omdat in onze krant de laatste tijd al
het een en ander over de charismati
sche beweging is geschreven en gedis
cussieerd. Ds. Verhoef geeft ook
zakelijke inlichtingen over de Neder
landse organisatie. Zijn boekje kost
(dus) 4,50.
De redactie van 'Signalen' bestaat uit:
Cees P. van Andel (dat is de Drieber-
gense dr. C. P. van Andel, hervormd
theoloog), Auke Jelsma (dr. A. J.
Jelsma, gereformeerde theoloog),
Wim J. Koole (ds. W. J. Koole van
het IKOR), Anne van der Meiden (dr.
A. van der Meiden, voorlichtingsman
van de rijksuniversiteit te Utrecht)
en schrijfster Mink van Rijsdijk (een
pseudoniem van een dame met een
niet onbekende gereformeerde naam).
De lieer en mevrouw De Graaf zijn
beiden midden vijftigers; hij is verze
keringsambtenaar en zij huisvrouw.
Het gezinnetje telt twee kinderen:
een 22-jarig mongools dochtertje
Sybille, en een 18-jarige zoon, die dit
jaar eindexamen gymnasium doet. Het
paar praat vrij opgewekt over hun
dochter; deze woont nog thuis en gaat
overdag naar een beschutte werk
plaats, waar zij allerhande artikelen
inpakt.
Mevrouw De Graaf (slank, goed ge
kleed een gemakkelijke praatster) rea
geert vlot en spontaan op mijn vragen
over Sybilles kleuterjaren, haar
jeugd, de school en de opvoedings
moeilijkheden. Soms vult meneer De
Graaf haar aan, of, als zij teveel
uitweidt, corrigeert hij haar betoog.
Het is duidelijk, dat het tweetal zich
met Sybilies handicap verzoend heeft
en dat het geniet van de kleine vreug
devolle gebeurtenissen rond hun
dochter. Hoewel het kind geboren
werd in een tijd, dat er vrij weinig
hekend was over de achtergronden en
de oorzaken van zwakzinnigheid, en
over de achtergronden en de oorzaken
van zwakzinnigheid, en hulporganisa
ties zoals de huidige Sociaal Pedago
gische Diensten nog niet bestonden,
hebben zij zich door de problemen
heengeslagen. Desgevraagd schrijven
zij dit vooral toe aan het feit, dat zij
altijd op elkaar konden steunen in de
meest donkere moinenten vooral
gedurende de eerste jaren na Sybilles
geboorte. 'Het allerbelangrijkste is',
aldus mevrouw De Graaf, 'dat je sa
men moet leren leven met de zwakzin
nigheid van je kind'.
Geheel anders was de houding van de
heer en mevrouw Moorman. Hij (be
gin veertig en administrateur van be
roep) en zij (ongeveer dezelfde leef
tijd en huisvrouw) zijn bij het ge
sprek met het echtpaar De Graat
aanwezig. Zij maken een intens ver
drietige indruk, en later in het ge
sprek zal ook blijken, dat het dage
lijkse leven hun zeer zwaar valt. Zij
hebben twee kinderen: een volwassen
dochter, die net getrouwd is, en
Maarten, een 14-jarige jongen, diepge-
stoord en voorgoed opgenomen in een
inrichting. Wanneer ik binnenkom,
zitten beide ouderparen enkele foto's
van Maarten te bekijken. Mevrouw
Moorman, geeft af en toe commentaar.
'Kijk', zegt zij op een gegeven mo
ment, 'hier zie je dat-ie ook lichame
lijk minder wordt. Hij ziet er slecht
uit'.
Het ouderpaar heeft nog steeds grote
moeite om de handicap van hun zoon
te verwerken. Meneer Moorman is
het meest in staat om over hun pro
blemen te spreken, maar nu en dan
wordt het ook hem te veel. Mevrouw
Moorman is in haar verdriet, waarte
gen zij dagelijks vecht omdat zij er
niet onderdoor wil gaan, bijna onbe
reikbaar. 'Ik voel me heel eenzaam',
zegt zij zacht, 'en daar kan niets en
niemand, ook mijn geloof niet, mij bij
helpen'. Na enig aandringen bekent
zij, dat ook het huwelijk veel te
lijden heeft gehad door de spannin
gen rond Maarten.
'Misschien', zegt mevrouw Moorman,
'moeten mijn man en ik, samen met
andere ouders die ook zo'n kind heb
ben, het alleen klaren'.
UIT
VAN LEZERS
David du Plessis (1)
De heer Du Plessis beweert dat de
rooms-katholieken niet gedwongen
worden om Maria en de heiligen te
vereren. Ik zou willen wijzen op de
Dogmatische Constitutie 'Lumen Gen
tium' van 21.11. 64, die het Twééde
Vaticaanse Concilie heeft afgekondigd.
In de nrs. 50 en 51 wordt het geloof
in de omgang met de heiligen uit
drukkelijk beleden. En in nr. 67 wor
den de 'kinderen der kerk' vermaand
om de beelden van Christus, Maria en
de heiligen te vereren. Ten tweede
wil ik wijzen op het feit, dat elke r.k.
priester bij zijn ambtsaanvaarding
nog steeds de geloofsbelijdenis van
Trente moet afloggen (Can. 1406 1
C.I.C.). Dit betekent dat zij o.a. moe
ten aanvaarden: de beeldenverering
van de beelden van Christus. Maria
en de heiligen.
Rotterdam
T. P. Bosch
David du Plessis (2)
Met weerzin heb ik kennisgenomen
van de uitspraak van David du Ples
sis: 'Hoe een charismatische rooras-
Korte. duidelijk geschreven, liefst
aan één kant getypte, brieven
kunnen worden gestuurd naar:
Secretaris Hoofdredactie Trouw/
Kwartet, Postbus 859, Amsterdam.
BIJ publikatie wordt de naam van
de schrijver vermeld.
DE AANKONDIGING
De tiende plaag wordt voorafgegaac
door een uitvoerige aankondiging. Md
zes krijgt de mededeling dat dit di
laatste plaag zal zijn, dan zal 'hij'
laten gaan! Met geweld zal hij
wegdrijven. Zover zal het komen,
ver strekt de macht van Jahwe. D;
Heer zal zich openbaren midden ir
Egypte en alle eerstgeborenen zulle:
gedood worden, die van de Farao to:
die van de geringste slavin. Nu word:
ook duidelijk gesproken van de schei
ding die de Heer zal maken tussen di
Egyptenaren en de Israëlieten. Di
laatsten zijn zijn uitverkoren voli,
aan welk volk Hij bekend zal maker
hoezeer Hij een bevrijdend God is
Mozes zegt dit alles 'in brandende
toorn' tot de Farao. Tevens wordt
voorzegd hoe de reactie van de Egyp
tenaren zelf zal zijn. Voor alle jarer
van slavernij zullen de Egyptenaret
aan de Israëlieten meegeven wat zi
vragen. Van die sympathie van di
bevolking is al eerder in hoofdstuk 3
sprake geweest. De plaag zelf, he
doden van de eerstgeborenen stelt
ons wel voor vragen: In de Wijsheid
van Salomo staat een uitvoerige medi
tatie te lezen over de plagen. Bij dez<
plaag lezen we: 'En als zij beraad
slaagd hadden de kleine kinderen dei
heiligen te doden en een kind van dii
te vondeling gelegd en gered werd
naamt Gij tot overtuiging, hun kinde
ren weg en liet ze omkomen in eet
geweldig water'.
Hierin wordt Mozes gezien als eer
eersteling die gered wordt, door het
water van het dodende water. Dinger
om over na te denken. Hier word
iets getekend dat beslissend is voor
de bijbelse boodschap. De dood is het
uiterste in Gods toorn over mensen
die de bevrijding tegenstaan. Duister
nis eindigt in dood. Maar er is een
eersteling als geredde, als een teken
Hij staat aan de kant vzn de branden
de toorn Gods over de knechting er
de onderdrukking van dit mensenle
ven. Straks zullen de kinderen Israëli
uittrekken, door het water, dat voo;
hen zal wijken. Niet omdat ze beter
zijn, niet omdat zij straks niet over
hoop zullen liggen met Gods wil tot
bevrijding, maar als een teken, ah
een prediking van welke kant het mei
mensen uit moet. Achter deze God
aan. In het horen van zijn woordert,
van zijn beloften en van de ernst die
uit duisternis en dood blijkt (Exodus
11).
'Wat doe je met me' door Eric Berne. I
Uitg. Holland ia te Baarn; 249 blz.ji
18,90.
De in 1971 overleden Eric Berne was
psychiater in San Francisco. Hij gaf
ook colleges groepstherapie. Dit boel
is gebaseerd op colleges, die hij ii
1966 heeft gehouden aan de univers:
teit van Californië. Berne laat zich i:
zijn boek allereerst kennen als eer
spits, humoristisch en soms wa
cynisch mens. Hij doceert in dit boe
ook niet het 'vak' seksuologie, maa
beschrijft seks vanuit een geheel
persoonlijke optiek als een onder
deel van een door iedereen gehanteer
de spelvorm in onze omgang mei
anderen. Die 'spelletjes' kunnen be
wust of onbewust, fijn of vervelend,
gemeen of vol goede bedoelingen zijn
Berne wil laten zien hoe mensen met
elkaar spelen, in wat voor rollen
wegkruipen en hoe inconsequent u
zich daarbij zo vaak gedragen. Soms
gebruikt hij afzonderlijke aforismen:
'Niet één man is een held voor de
psychiater van zijn vrouw'. Eigenlijk
staat zijn hele boek vol met dit soort
puntige opmerkingen. Geen voorlich-
tingsboek in de gebruikelijke zin van
het woord dus, wel een geheel pen
soonlijke kijk op sex als onderdeel
van menselijk (wan)gedrag. E-
'Meisjes emanciperende seksuele voor
lichting', door Antje Kunstraann.
Uitg. Bert Bakker, Den Haag, 86 blx,
8,-
In dit boek uitgegeven in samen"
werking met de NVSH wordt be
halve seksuele, ook maatschappelijk*!
voorlichting gegeven. Het is geschre
ven door een (Duitse) pleitbezorgster
van de vrouwenemancipatie. Meisjes-
en vrouwenproblemen worden dan
ook in verband gebracht met de maat
schappelijke economisch afhankelijke
positie van de vrouw. De seksuele
voorlichting is duidelijk, zonder om
haal van woorden en beoogt een vrije
re seksualiteit. Kortom: een uitste
kend boek om eerst zelf te lezen,
voordat het aan dochterlief wordt
overhandigd. E.
katholiek in zijn Kork kan blijven?
Net als een bekeerde heiden blijft in
zijn heidens land en preekt tot zijn
mensen.' Hopelijk behoort oen derge
lijk intolerant standpunt in de charis
matische beweging tot een minder
heidsvisie. In een beweging waarin
reformatorische én rooms-katholieke
christenen zich do>r de Geest Gods
geleid weten, dient het veroordelen
van elkanders christen-zijn achterwege
te blijven laat dit aan het contact
der theologen button do beweging
over.
Rotterdam
G. Barkmeijer
Omslagtekening (2)
Wat verschrikkelijk slecht om met de
naam van onze God 'spel' te bedrij
ven. Het rangschikken van woorden
met opzet zo te doen dat met 'ver
schrikt' gevdcht G.V.D. 'geplaatst' kan
worden. Deze tekenaar en ook de
uitgever met de eerbiedwaardige
schrijvers dienen vermaand te wor
den. Meer schrijf >k er maar niet
over.
Rotterdam
mw. G. M. van Eijsden-Uiterwijk
In 'Kerk en W'tfreld, het blad van de
vereniging van vrijzinnige hervorm
den, schrijft prof. dr. P. Smits, gods
dienstsocioloog te Leiden, het volgen
de:
'Tegenwoordig staat vaker dan vroe
ger in rouwadvertenties te lezen: 'He
den heeft in alle stilte de begrafenis/-
crematie plaats gevonden van'.
Iemand maakte mij daar onlangs nog
eens extra op attent en vroeg mij hoe
ik over dit tijdsverschijnsel dacht- Ik
maakte een paar algemene opmerkin
gen, maar begon er eerst daarna wat
dieper over na te denken. En het
tijdsverschijnsel als zodanig lijkt me
bepaald van voldoende gewicht om er
ook in deze rubriek eens even opzette
lijk bij stil te staan.
1. Ik geloof dat we hierbij moeten
uitgaan van de overweging dat de
mens een sociaal wezen is, die tot een
menselijke gemeenschap behoort en
zonder die gemeenschap niet te den
ken valt. De begrippen 'enkeling' en
'maatschappij' veraonderstellen elkaar
over en weer tin vullen in feite elkan
der aan. Vandaar dan ook dat in de
vroegere primitieve maatschappijen
zowel de geboorte als de dood van
een mens als een publieke aangele
genheid werden opgevat, die de hele
locale gemeenschap aanging en dieno
vereenkomstig in allerlei sociale riten
en gebruiken gestalte kreeg. Niet in
alle, maar wel in sommige delen van
het huidige platteland kunnen wd nog
steeds iets terugvinden van die vroe
gere gemeenschapsgebruiken bij ge
boorte en dood. Maar in de stedelijke
samenleving is dit praktisch geheel
verloren gegaan door de slechts al te
begrijpelijke sterk toegenomen span
ning tussen het maatschappelijk en
het privébestaan van de moderne ste
deling, die met zijn gevoelsleven als 't
ware heen en weer pendelt tussen
enerzijds zijn behoefte aan allerlei
sociale contactdn en anderzijds zijn
niet minder sterke behoefte aan dis
tantie en selectie. En in die woorden
'in alle stilte' weerspiegelt zich onge
twijfeld deze met onze stedelijke
maatschappij gegeven behoefte aan
distantie, dus wat de sociologen een
privatiseringstendens noemen.
2. Maar als we psychologisch dieper
graven zien we, dacht ik, nog een
andere factor ter verklaring van het
toenemend gebruik om in alle stilte
van zijn doden afscheid te nemen. In
de vroegere samenleving dacht men
in het algemedn veel vormeiijker en
vroeg men bij alle Ingrijpende ge
beurtenissen in het gezinsleven alle
reerst:
'Hoe hóórt het in dit geval?', d.w-z.
'Aan welke gebruiken dien ik mij te
houden om niet in opsraak te ko
men?' Tegenwoordig volgen wij veel
spontaner onze persoonlijke gevoe
lens, die dan vaak op gespannen voet
blijken te staan met allerlei traditio
nele vormen een gebruiken. En bij de
dood van een mens, die ons lief was,
verlangen we toch wel diep om in de
heel kleine kring van hen, die de
dode innerlijk nastonden, met ons
vdrdriet alleen te mogen zijn, zonder
plichtmatige toeschouwei's van ons
verdriet. Een societybegrafenis is hier
uiteraard een uiterste van het proble
matische soort, maar ook kerkelijke
begrafenissen geven vaak aanleiding
tot zeer kritische gevoelens. Dat ie
mand als prof. Banning enkele jaren
geleden 'in alle stilte' werd heenge
dragen en niet in tegenwoordigheid
van honderden, die zich altijd met
hem op de een of andere wijze ver
bonden hadden gevoeld, leek mi; gf^
heel 'in zijn geest'. En toen jasen
daar vóór dr. Spelberg begraven werd,
ging daar wel een kerkdienst met vele
meelevenden aan vooraf, maar de ei
genlijke begrafenis vond toch plaats
in heel kleine kring waar 'de velen'
terecht buiten werden gehouden.
3. De diepste overweging lijkt mij
echter dat de geloofshouding, die bij
de doo past, het zuiverst wordt uitge
drukt door het woord 'silte'. Want de
aanwezigheid van de dood confron
teert ons met het grote Mysterie
wwar tegenovdr alle menselijke woor
den ontoereikend zijn. De meeste, bij
een begrafenis of crematie gesproken
woorden, zijn te stellig tegenover het
ondoorgrondelijk geheim van de dood
en neigen er toe zowel de dode als de
dood zelf te vertekenen. En hoe gro
ter de kring van mensen bij een
begrafenis of crematie is, des te gro
ter is uiteraard ook de kans op veel
woorden en weinig stilte- En niet in
de laatste plaats om déze reden kies
ik voor mij persoonlijk voor het 'in
alle stilte'.
De Rotterdammer
Nieuwe Haagse Courant
Nieuwe Leidse Courant
Dordts Dagblad
Uitgaven van
B.V. De Christelijke Pers
Directie,
ing. O. Postma,
F. Diemer
Hoofdredactie:
J. lamminga.
Hoofdkantoor: N2. Voor-
ourgwaï 280, Postbus
859, Adam. Telefoon
u^u - 22 (JU 83. Postgiro:
2b 92 74. Bank: Ned.
Midd. Bank (rek.nr.
69 73 60 768). Gem.giro
X 500.