Nieuwe aandacht voor theologie Woelderink ifcnllttlll Uit de kerkbladen Liever in 'n boekje dan op de televisie II Vandaag 'In alle stilte' voor prof. Smits VI Nieuwe boeken trouw Kwartet TROUW/KW.VRTJSrr ALV..|\G 8 :.l 1974 KERK T2/K1 door ir. J. van der Graaf Voor wie het niet weten mocht: dr. Gerrit Jan Woelderink diende van 1909 tot 1950 hervormde gemeenten van gereformeerde bondssignatuur, waarvan de langste periode in Ouderkerk aan de Us6Cl (1933-1946). Hij zat enkele jaren in het hoofdbestuur van de gereformeerde bond maar bedankte daarvoor in 1938 en in 1946 ook als lid van de bond na diepgaande discussies, of liever scherpe polemieken over verbond en verkiezing, met uitlopers naar de strikt kerkelijke problema tiek binnen de hervormde kerk. Intussen werd in 1951 zijn theologisch werk gehonoreerd met een eredoctoraat aan de rijksuniversiteit te Utrecht, waarbij prof. dr. S. F. H. J. Berkelbach van der Sprenkel opmerkte, dat de wetenschappelijke bete kenis van Woelderinks werk zijn levensgrens waarschijnlijk ver te buiten zou gaan. Lijvig nummer Dezer dagen hebben studenten van de C.S.F.R. - de studentenvereniging, die zijn leden betrekt uit waf de rechterflank van de gereformeerde gezind te heet - opnieuw aandacht gevraagd voor Woel derink in een lijvig themanummer van hun orgaan De Civitate. Voor zover de bijdragen verzorgd zijn door de studenten zelf blijkt er - althans bij het merendeel van hen - een duidelij ke affiniteit te zijn met de theologische gedachten van Woelderink, waarbij overigens opvallend is, dat de studenten, die stammen uit de kring van de gereformeerde gemeenten, Woelderink vrijwel kritiekloos verwerkten, terwijl kritische noties juist worden aangebracht door enkele hervormde gereformeerde studenten. Moeten we daaruit mis schien concluderen, dat thans binnen de gerefor meerde Gemeenten de 'daar vigerende verbondsvi- sie leidt tot een confrontatie met Woelderinks geschriften? Gezien de opmerking, die de huidige Bondsvoor zitter enkele jaren geleden over Woelderink maakte is het overigens interessant hem nu te horen in dit nummer. Ov*r Woelderink als mens zegt hij: 'een integer man' een man 'van zeer hoge ambtsopvatting', .iemand met 'een levenswandel, waarbij hij zich strikt zocht te houden aan Gods geboden, in het bijzonder het sabbathsgebod'; 'hij kende ook steeds iets van de wereldmijding, die ik intussen niet dopers zou willen noemen. In dat verband denk ik aan die befaamde kermispreek, die hij gehouden heeft in zijn Mijdreehtse jaren, toen hij op de preekstoel openlijk zei, dat hij met de gemeente geworsteld had voor de troon der gena de'. In deze waardering voor de persoon Woelde rink zijn overigens alle medewerkers in deze bundel één. Ook ds. I. Kievit - één van de voornaamste kriticl van Woelderink - zei van hem: 'ds Woelderink dwaalt, maar ik twijfel er niet aan dat hij een kind van God is'. Dit laatste bléék ook wel, namelijk toen hij in 1941 drie kinderen tegelijk verloor bij een busongeluk. T^en de jongens opgebaard lagen troostte hij de ouders van de andere slachtoffers, en s 'zondags preekte hij over Romeinen 9 vers 33 b: 'Een iegelijk die in Hem gelooft zal niet beschaamd warden'. Reserve Maar ds. Tukker laat verder ook zijn kritische reserve merken. Woelderinks kritiek richtte zich op die delen van de gereformeerde gezindte, waar mpn het verbond in de verkiezing liet opgaan, en dan met de belofte van God voor de geméénte geen raad meer wist omdat men die alleen toepaste op de 'uitverkorenen'! Terechte kritiek! Gezien echter de ontwikkeling in deze bij Woel derink, zegt ds. Tukker, na opgemerkt te hebben, dat met name de oude Afgescheidenen van 1834 reeds de controverse 'predestinatiaans preken' of 'verbondsmatig preken' kenden: 'Ik meen dat men èn het één èn het ander moet doen. Het één mag net ander niet overstemmen. Het is niet óf óf. De grote verdienste van ds. I. Kievit (zoals gezegd één van de opponenten van dr. Woelderink) is mijns inziens deze, dat hij ons geleerd heeft, dat Gou zijn verkiezing verwezenlijkt in de orde van het verbond en dat is tenslotte alles verkoren. Zijn verkiezingsopvatting heeft zijn verbondsop- vari:ng duidelijk schadelijk beïnvloed. zeer wijst ds. Blok intussen op het gevaar van een verbondsidee. die wen gevaarlijk is als een ver- kiez:ngsidee: "beide fungeren als een stolp die ovtr het Woord wordt gezet... Binnen de ver- bordsleer dreigt bij velen toch wel een wat statische opvatting van het verbond'. Prof. dr. C. Graafland wijst er in dit verband ook op, dat Woelderink gevoelig was voor het objectivisme vari Barth. Wat de verkieringslear betreft: verkie zing en roeping worden zó nauw op elkaar betrokken, dat de toepassing door de Heilige Geest toch wel wat in het gedrang komt.' Bevinding Wie intussen denken mocht, dat in Woelderinks geschriften de bevinding niet functioneerde vergist zich De bijdrage van student J. Hoek - een mijns iiüiens bijzonder evenwichtige - laat het tegendeel zier. Een enkel citaat uit Woelderinks. werken: Gcd gaf mij zijn belofte en het geloof erbij:' 'in de aanvechting en geestelijke verlating preekt de Heere Zijn hand niet af, maar schenkt vertroos ting, die door de Heilige Geest uit Christus genomen wordt', het ware geloof en de echte bevinding zijn één; daarom hebben zij ook dezelf de vijanden. Ik ken weinig verschil tussen een belofte, liefelijk tot het hart gebracht en een hart. liefelijk gebracht tot de belofte; het laatste ma;, wèl zo zeker en veilig zijn als het eerste', (geciteerd uit R. Erskine, Schots theoloog uit de achttiende eeuw). een onderwaardering van het verbond en de belofte. Die kritiek is verwekt in de Gereformeer de Bond. Ook in bepaalde delen van de Gerefor meerde Gemeente. Ik wijs in dit verband ook op de bijdrage van ds. H Rijksen in de gereformeer de gemeente in de onderhavige bundel, die, luewel hij kritisch staat tegenover Woelderink, er blijk van geeft dat ook in zijn kring de doorden king op het punt van het verbond is doorgegaan. Toch kon Woelderink niet Integraal worden ver werkt. Ds. I. Kievit moge de aanleiding voor het schrijven van zijn boekje over het verbond (Tweeërlei kinderen des verbonds) mede ontleend hebben aan Woelderinks aanzet tot de doorden king van dit thema, Kievit heeft in de discussie ii-et Woelderink notities over het toepassende wc-k van de Heilige Geest :n de harten gegeven, die niet mogen worder. gemist wil men niet terecht komen in een verbondsidee, die te weinig spiritueel geladen is. Ik acht het dan ook een manco in dit themanummer over Woelderink, dat de stemmen van Woelderinks kntici, I. Kievit en H. Visscher, niet uit hün geschriften aan de orde komen. Dat klemt temeer als bedacht wordt, dat genoemde opponenten met name Visscher, verwe ten wordt dat ze in hun kritiek persoonlijk kwetsend waren, terwijl de scherpte van Woelde rinks eigen polemiek in bescherming wordt geno men door te zeggen dat hij uit bewogenheid om het vólk zo scherp polemiseerde Het is ook onbillijk om over de oudere generatie te zeggen, nat het deze wel onmogelijk za! zijn om nog zakelijk over Woelderinks theologie te oordelen, ais men niet tevens die oudere generatie, die eveneens uit bewogenheid om de gemeente Woel derink meende te moeten kritiseren, niet even loyzal en zakelijk aan het woord laat komen. Het reactie-element is er ongetwijfeld geweest, bij de kntic! wan Woelderink maar het is ook bij Woelderink zélf aanwezig geweest Dat zegt met name ook prof. Graafland in zijn bijdrage, waarin hij zijn waardering voor centrale notities bij Woelderink niet onder stoelen of banken steekt en hij positief waardeert, dat Woelderink de vinger gelegd heeft bij zieke plekken in de kerk, waardoor hij ook nu nog actueel is. Maar gegeven hei reactielement is het onvruchtbaar om Woel derink an sich in d» gedachtenwisseling binnen de Gereformeerde Gezindte te betrekken, omdat dan de kans op onvruchtbare polarisatie met emotionele pro's en contra's bepaald aanwezig is. Vruchtbaarder is om de zaak waarom het ging, namelijk het verbond en de verkiezing in predi king en pastoraat, telken» oDnieuw te doordenken in confrontatie met de Reformatie èn de Nadere Reformatie, ofliever in confrontatie met het Woord, zonder dat we daarover eerst een eigen verbondsidee of verkif/inaside» hebben gelegd waardoor de gevarieerdheid en onbevangenheid van de Schrift bij voorbaat wordt toegedekt. Slotopmerkingen Kernpunt Het kernpunt in de beoordeling van Woelderinks theologie - de onderhavige bundel leert het van bladzijde tot bladzijde - is, dat Woelderink recht matige kritiek had maar dat hij tenslotte mèt zijn knliek terecht kwam dicht bij Barths theologie, me: name inzake de verkiezing, spdat de telkens herhaalde vraag is: wordt het verbond niet zó benadrukt, dat persoonlijke verkiezing tot behoud, persoonlijke begenadiging door wedergeboorte en bekering er niet meer toe doen? Ds L. Blok wijst op Woelderinks meest indrin gende boekje'de gevaren van de doperse geestes stroming. Hij zegt daarvan: 'Hij bestreed daarin de diepingevreten lijdelijkheid. Als een dominee het doopsformulier zou wijzigen krijgt hij de gemeente tegen zich, maar als hij dat formulier uitwerkt in de prediking heeft hij het óók gedaanHet verbond was op non-actief gezet. En dót is Woelderinks grote kritiek geweest: men Leeft van de leer der Schriften teveel een systeem gemaakt en ik dacht dat dit 'n gezonde lijn bij Woelderink was. die probeerde de Schrift weer zoveel mogelijk aan het Woord te laten komen, ook met z'n schijnbare tegenspraken. Maar even- Dr. G. J. Woelderink Maar ook hier moet er weer het tweeledige zijn in de beoordeling van Woelderink. Woelderinks theologie was namelijk ongetwijfeld gestempeld door een element van reactie, reactie op een ver-objectiverende bevindelijkheid met lijdelijke inslag. Maar de reactie brengt altijd verder dan men eelf misschien gaan wil, en zeker de epigo nen, de volgelingen gaan er verder mee. Het mag enerzijds tekenend worden geacht, dat Woelde rinks volgelingen voor een deel het gereformeerde spoor verlieten, anderzijds is ook tekenend dat m*tt name de vrijgemaakt gereformeerden, bij wie hei verbond altijd hóóg genoteerd heeft gestaan en de bevinding laag genoteerd, sterke affiniteit hebben getoond met Woelderink. Daaraan zal niet vreemd zijn Woelderinks bezig zijn met de theolo gische leergesohiUen in de gereformeerde kerken rondom Schilder (zie zijn boekje Belofte en Werkelijkheid. 1945) daaraan zal óók niet vreemd zijn zijn opmerking, dat hij tienmaal liever tot de Gereformeerde Kerken zou behoren dan tot de oud-gerefórmeerde gemeenten, omdat in de eerste het evangelie gebleven en bij de tweede verdwe nen is. een feit is dat zijn kritiek op de bevinde lijke kringen hem tenslotte een ander gehoor gaven dan hij aanvankelijk had. In de bijdrage v&j student G. H. Abma - zoon van het kamerlid H. G. - wordt erop gewezen, dat we in de strijd tegen het spiritualisme de spiritualiteit niet mo gen verliezen'. Naast het objectief geschonkene van de belofte van het evangelie gaat het ook om öe subjectieve ervaring van het wonen en werken van de Heilige Geest in ons hart Het gevaar is niet denkbeeldig, dat we in de hedendaagse predi on* het christologische zien benadrukken ten koste van het pneumatologische. Hier speelt ook mee de waardering van de nadere Reformatie, de stroming die het bezinde- lijke element in de prediking nogal sterk bena drukt heeft Van Ruler noemde de Nadere Refor. matie de geestelijke consequentie van de Reforma tie en daarom kunnen we niet zonder meer terug gaan tot op de Reformatie met voorbijzien van wat ons in de Nadere Reformatie geschonken is, zegt van Ruler. Abma noemt daarom de oproep van Woelderink om uitsluitend terug te gaan naar Calvijn en de Heilige Schrift 'te weinig reëel'. Woelderink heeft, dat zal duidelijk zijn, enerzijds authentiek gereformeerde lijnen naar voren ge haald inzake de grond voor de geloofszekerheid van de gemeente en rechtmatige kritiek gehad op Ik eindig met een drietal slotopmerkingen. In de eerste plaats wijs ik op een voorwoord in Woel derinks boek De inzet van de Catechismus door dr. A. A. Koolhaas, waarin deze zegt dat het te betreuren is dat Woelderink uitsluitend gemeen ten van Gereformeerde Bondssignatuur heeft ge diend, omdat hij niet alleen verontrust was over de geestelijke nood in een bepaalde sector van de Gereformeerde Gezindte. Ik haal dat hier aan, omdat het gevaar niet denkbeeldig is, dat kritici op de bevindelijke kringen. Woelderink als kriti- cus annexeren, zonder in werkelijkheid affiniteit te* hebben tot zijn vroomheid en totale gezind heid. Voor dat totale gezindheid leze men dit nummer, dat veel goeds bevat, wat ik hier onge noemd moest laten vanwege het kader waarin üez>' problematiek aan de orde is gesteld, De bijdragen van prof. dr. S. v.d. Linde, ds. C. A. Korevaar, ouderling Goudriaan uit Ouderkerk aan de IJ6sel, prof. C. Veenhof, ds. W. Chr. Hoviusen de studenten Janse, Plaisier Terlouw, van Oor schot, Zoutendijk en Arendshorst geven, samen met de bijdragen van de in dit artikel genoemde medewerkers, een uitstekend inzicht in de per soon Woelderink en wat hem bewoog, vooral pastore el bewoog. In de tweede plaats wijs ik erop dat het me inconsequent voorkomt, dat in het gezamenlijk w*rk dat van Woelderink bij Uitgeverij Bolland gaai verschijnen (in het bewuste themanummer w irdt dit aangekondigd) Woelderinks geschrift over de verkiezing ontbreekt. Neemt de uitgever dit niet voor zijn rekening? Wie Woelderinks theologie wil beoordelen moet zijó totale oeuvre kennen, dus over verbond èn verkiezing, omdat die twee nauw samenhangen. In de derde plaats wil ik zeggen dat, gezien de oeverloze discussies over het verbond binnen de gereformeerde gezind te. waarbij meer ontbonden dan verbonden werd, het nodig is om bijbels relativerend over het verbond te spreken, dus niet zo dat de hele leer als het ware in een verbondskader wordt gevat en ade» onderworpen wordt. Binnen de ruimte van hei, verbond gaat God met zijn volk om en wordt de verkiezing verwerkelijkt. De spanning tussen verbond en verkiezing zal er blijven, ook pasto ral Wie de verkiezing laat domineren los van het verbond trekt muren op in plaats dat hij poorten opent. Wie het verbond laat domineren ovei de verkiezing sluit vensters toe, die uitzicht gever tot in de eeuwigheid, waar Gods hart al vol iio'de was voor mij, héél persoonlijk. Themanummer van De Civitate over dr. J. G. Woilderink; te verkrijgen door storting van ƒ5,- op postgiro 177182 t.n.v. boekhandel Ton Bolland, Prinsengracht 493. Amsterdam. 'Het zal jouw kind maar wezen... door A. J. KLEI Misschien dat je er op den duur aan went, maar ik blijf er moeite mee hebben wanneer op de televisie geestelijk of lichamelijk gehandicap ten vertoond worden, met welke goei® bedoelingen van welke goeie presentator dan ook. Ik gebruik het woordje 'vertoond', en ik vind het een gênante vertoning wanneer je achterover geleund in een luie stoel, met drankjes en zoutjes binnen handbereik en met tjonge- tjonge op de lippen, naar misdeelde medemensen zit te kijken. Het is uitstekend als ook via de televisie de vraagstukken van enrond- om gehandicapten aan de orde ko men, maar ik begrijp niet dat we. terwijl we aan de éne kant steeds fijngevoeliger uitdrukkingen beden ken om deze mensen aan te duiden, ze anderzijds voor de cameras' slepen en ze weerloos te kijk zetten. Als he; nu nog hielp, maar ik heb nog nooit gemerkt dat je deochtend na zo'n uitzending minder schichtig doet bij de ontmoeting van dat vrouwtje met dat ongel'ukkige kindje... ach, je weet wel, van de overkant. En ik heb ook nog nooit gehoord dat zij, die deze problematiek in eigen huis heb ben, na afloop van een dergelijke, wat dan heet, hórde reportage, opgelucht tegen elkaar zeiden: gedeelde smart is halve smart. Er zijn wel andere manieren om de betrokkenen te helpen en de buiten wacht inzicht te verschaffen dan ge handicapten levensgroot op het scherm te brengen. Je kunt bijvoor beeld voor de dag komen met een gemakkelijk toegankelijk boekje over wat hier allemaal aan de hand is, en nu ben ik waar ik wezen wil: ik kondig graag aan een brochure van Mary Michon onder de titel: Het zal jouw kind maar wezen'. Mary Michon is onder meer bekend bij de lezers van Hervormd Nederland en van (gereformeerd) Risiko als vlot interviewster die weet wat ze wel en niet moet noteren. Wat deze brochure aangaat, Mary Michon doet heus niet alsof zij nu wel eens eventjes in twee- en-dertig pagina's alles grondig zal aanpakken en op een rij zetten, ze maakt een keus en verantwoordt die in de ondertitel van haar boekje: 'Enkele kanttekeningen bij de sociale problematiek van ouders met geeste lijk gehandicapte kinderen'. Intussen zijn die enkele kanttekeningen heel rechtstreeks en gaan ze, zonder in modieuze opgewondenheid te geraken, kwesties als die van erotiek en eutha nasie niet uit de weg. Mary Michon werkt vooral met wat gesprekken met twee ouderparen ople verde. Zij introduceert deze mensen (met gefingeerde namen) zó: 'Het zal jouw kind maar wezen' is een deeltje uit een nieuwe serie brochu res over actuele onderwerpen in kerk en maatschappij, die het Boekencen trum in Den Haag onder de naam 'Signalen' op de markt brengt. Het is de bedoeling dat er elk jaar vier deeltjes in deze reeks verschijnen. Je kunt je er op abonneren voor 13.50 per jaar, je kunt de brochures ook los bestellen (bij de uitgever) of kopen (in de boekhandel). De boekjes met 32 paginas kosten 3,50 (zoals dat van Mary Michon) en die met 48 pagina's 4,50. Er is ook al een brochure van die omvang uit: 'Er waait weer wat van ds. W. W. Verhoef. Dit deeltje han delt over de charismatische beweging. Ik laat het bij deze aankondiging omdat in onze krant de laatste tijd al het een en ander over de charismati sche beweging is geschreven en gedis cussieerd. Ds. Verhoef geeft ook zakelijke inlichtingen over de Neder landse organisatie. Zijn boekje kost (dus) 4,50. De redactie van 'Signalen' bestaat uit: Cees P. van Andel (dat is de Drieber- gense dr. C. P. van Andel, hervormd theoloog), Auke Jelsma (dr. A. J. Jelsma, gereformeerde theoloog), Wim J. Koole (ds. W. J. Koole van het IKOR), Anne van der Meiden (dr. A. van der Meiden, voorlichtingsman van de rijksuniversiteit te Utrecht) en schrijfster Mink van Rijsdijk (een pseudoniem van een dame met een niet onbekende gereformeerde naam). De lieer en mevrouw De Graaf zijn beiden midden vijftigers; hij is verze keringsambtenaar en zij huisvrouw. Het gezinnetje telt twee kinderen: een 22-jarig mongools dochtertje Sybille, en een 18-jarige zoon, die dit jaar eindexamen gymnasium doet. Het paar praat vrij opgewekt over hun dochter; deze woont nog thuis en gaat overdag naar een beschutte werk plaats, waar zij allerhande artikelen inpakt. Mevrouw De Graaf (slank, goed ge kleed een gemakkelijke praatster) rea geert vlot en spontaan op mijn vragen over Sybilles kleuterjaren, haar jeugd, de school en de opvoedings moeilijkheden. Soms vult meneer De Graaf haar aan, of, als zij teveel uitweidt, corrigeert hij haar betoog. Het is duidelijk, dat het tweetal zich met Sybilies handicap verzoend heeft en dat het geniet van de kleine vreug devolle gebeurtenissen rond hun dochter. Hoewel het kind geboren werd in een tijd, dat er vrij weinig hekend was over de achtergronden en de oorzaken van zwakzinnigheid, en over de achtergronden en de oorzaken van zwakzinnigheid, en hulporganisa ties zoals de huidige Sociaal Pedago gische Diensten nog niet bestonden, hebben zij zich door de problemen heengeslagen. Desgevraagd schrijven zij dit vooral toe aan het feit, dat zij altijd op elkaar konden steunen in de meest donkere moinenten vooral gedurende de eerste jaren na Sybilles geboorte. 'Het allerbelangrijkste is', aldus mevrouw De Graaf, 'dat je sa men moet leren leven met de zwakzin nigheid van je kind'. Geheel anders was de houding van de heer en mevrouw Moorman. Hij (be gin veertig en administrateur van be roep) en zij (ongeveer dezelfde leef tijd en huisvrouw) zijn bij het ge sprek met het echtpaar De Graat aanwezig. Zij maken een intens ver drietige indruk, en later in het ge sprek zal ook blijken, dat het dage lijkse leven hun zeer zwaar valt. Zij hebben twee kinderen: een volwassen dochter, die net getrouwd is, en Maarten, een 14-jarige jongen, diepge- stoord en voorgoed opgenomen in een inrichting. Wanneer ik binnenkom, zitten beide ouderparen enkele foto's van Maarten te bekijken. Mevrouw Moorman, geeft af en toe commentaar. 'Kijk', zegt zij op een gegeven mo ment, 'hier zie je dat-ie ook lichame lijk minder wordt. Hij ziet er slecht uit'. Het ouderpaar heeft nog steeds grote moeite om de handicap van hun zoon te verwerken. Meneer Moorman is het meest in staat om over hun pro blemen te spreken, maar nu en dan wordt het ook hem te veel. Mevrouw Moorman is in haar verdriet, waarte gen zij dagelijks vecht omdat zij er niet onderdoor wil gaan, bijna onbe reikbaar. 'Ik voel me heel eenzaam', zegt zij zacht, 'en daar kan niets en niemand, ook mijn geloof niet, mij bij helpen'. Na enig aandringen bekent zij, dat ook het huwelijk veel te lijden heeft gehad door de spannin gen rond Maarten. 'Misschien', zegt mevrouw Moorman, 'moeten mijn man en ik, samen met andere ouders die ook zo'n kind heb ben, het alleen klaren'. UIT VAN LEZERS David du Plessis (1) De heer Du Plessis beweert dat de rooms-katholieken niet gedwongen worden om Maria en de heiligen te vereren. Ik zou willen wijzen op de Dogmatische Constitutie 'Lumen Gen tium' van 21.11. 64, die het Twééde Vaticaanse Concilie heeft afgekondigd. In de nrs. 50 en 51 wordt het geloof in de omgang met de heiligen uit drukkelijk beleden. En in nr. 67 wor den de 'kinderen der kerk' vermaand om de beelden van Christus, Maria en de heiligen te vereren. Ten tweede wil ik wijzen op het feit, dat elke r.k. priester bij zijn ambtsaanvaarding nog steeds de geloofsbelijdenis van Trente moet afloggen (Can. 1406 1 C.I.C.). Dit betekent dat zij o.a. moe ten aanvaarden: de beeldenverering van de beelden van Christus. Maria en de heiligen. Rotterdam T. P. Bosch David du Plessis (2) Met weerzin heb ik kennisgenomen van de uitspraak van David du Ples sis: 'Hoe een charismatische rooras- Korte. duidelijk geschreven, liefst aan één kant getypte, brieven kunnen worden gestuurd naar: Secretaris Hoofdredactie Trouw/ Kwartet, Postbus 859, Amsterdam. BIJ publikatie wordt de naam van de schrijver vermeld. DE AANKONDIGING De tiende plaag wordt voorafgegaac door een uitvoerige aankondiging. Md zes krijgt de mededeling dat dit di laatste plaag zal zijn, dan zal 'hij' laten gaan! Met geweld zal hij wegdrijven. Zover zal het komen, ver strekt de macht van Jahwe. D; Heer zal zich openbaren midden ir Egypte en alle eerstgeborenen zulle: gedood worden, die van de Farao to: die van de geringste slavin. Nu word: ook duidelijk gesproken van de schei ding die de Heer zal maken tussen di Egyptenaren en de Israëlieten. Di laatsten zijn zijn uitverkoren voli, aan welk volk Hij bekend zal maker hoezeer Hij een bevrijdend God is Mozes zegt dit alles 'in brandende toorn' tot de Farao. Tevens wordt voorzegd hoe de reactie van de Egyp tenaren zelf zal zijn. Voor alle jarer van slavernij zullen de Egyptenaret aan de Israëlieten meegeven wat zi vragen. Van die sympathie van di bevolking is al eerder in hoofdstuk 3 sprake geweest. De plaag zelf, he doden van de eerstgeborenen stelt ons wel voor vragen: In de Wijsheid van Salomo staat een uitvoerige medi tatie te lezen over de plagen. Bij dez< plaag lezen we: 'En als zij beraad slaagd hadden de kleine kinderen dei heiligen te doden en een kind van dii te vondeling gelegd en gered werd naamt Gij tot overtuiging, hun kinde ren weg en liet ze omkomen in eet geweldig water'. Hierin wordt Mozes gezien als eer eersteling die gered wordt, door het water van het dodende water. Dinger om over na te denken. Hier word iets getekend dat beslissend is voor de bijbelse boodschap. De dood is het uiterste in Gods toorn over mensen die de bevrijding tegenstaan. Duister nis eindigt in dood. Maar er is een eersteling als geredde, als een teken Hij staat aan de kant vzn de branden de toorn Gods over de knechting er de onderdrukking van dit mensenle ven. Straks zullen de kinderen Israëli uittrekken, door het water, dat voo; hen zal wijken. Niet omdat ze beter zijn, niet omdat zij straks niet over hoop zullen liggen met Gods wil tot bevrijding, maar als een teken, ah een prediking van welke kant het mei mensen uit moet. Achter deze God aan. In het horen van zijn woordert, van zijn beloften en van de ernst die uit duisternis en dood blijkt (Exodus 11). 'Wat doe je met me' door Eric Berne. I Uitg. Holland ia te Baarn; 249 blz.ji 18,90. De in 1971 overleden Eric Berne was psychiater in San Francisco. Hij gaf ook colleges groepstherapie. Dit boel is gebaseerd op colleges, die hij ii 1966 heeft gehouden aan de univers: teit van Californië. Berne laat zich i: zijn boek allereerst kennen als eer spits, humoristisch en soms wa cynisch mens. Hij doceert in dit boe ook niet het 'vak' seksuologie, maa beschrijft seks vanuit een geheel persoonlijke optiek als een onder deel van een door iedereen gehanteer de spelvorm in onze omgang mei anderen. Die 'spelletjes' kunnen be wust of onbewust, fijn of vervelend, gemeen of vol goede bedoelingen zijn Berne wil laten zien hoe mensen met elkaar spelen, in wat voor rollen wegkruipen en hoe inconsequent u zich daarbij zo vaak gedragen. Soms gebruikt hij afzonderlijke aforismen: 'Niet één man is een held voor de psychiater van zijn vrouw'. Eigenlijk staat zijn hele boek vol met dit soort puntige opmerkingen. Geen voorlich- tingsboek in de gebruikelijke zin van het woord dus, wel een geheel pen soonlijke kijk op sex als onderdeel van menselijk (wan)gedrag. E- 'Meisjes emanciperende seksuele voor lichting', door Antje Kunstraann. Uitg. Bert Bakker, Den Haag, 86 blx, 8,- In dit boek uitgegeven in samen" werking met de NVSH wordt be halve seksuele, ook maatschappelijk*! voorlichting gegeven. Het is geschre ven door een (Duitse) pleitbezorgster van de vrouwenemancipatie. Meisjes- en vrouwenproblemen worden dan ook in verband gebracht met de maat schappelijke economisch afhankelijke positie van de vrouw. De seksuele voorlichting is duidelijk, zonder om haal van woorden en beoogt een vrije re seksualiteit. Kortom: een uitste kend boek om eerst zelf te lezen, voordat het aan dochterlief wordt overhandigd. E. katholiek in zijn Kork kan blijven? Net als een bekeerde heiden blijft in zijn heidens land en preekt tot zijn mensen.' Hopelijk behoort oen derge lijk intolerant standpunt in de charis matische beweging tot een minder heidsvisie. In een beweging waarin reformatorische én rooms-katholieke christenen zich do>r de Geest Gods geleid weten, dient het veroordelen van elkanders christen-zijn achterwege te blijven laat dit aan het contact der theologen button do beweging over. Rotterdam G. Barkmeijer Omslagtekening (2) Wat verschrikkelijk slecht om met de naam van onze God 'spel' te bedrij ven. Het rangschikken van woorden met opzet zo te doen dat met 'ver schrikt' gevdcht G.V.D. 'geplaatst' kan worden. Deze tekenaar en ook de uitgever met de eerbiedwaardige schrijvers dienen vermaand te wor den. Meer schrijf >k er maar niet over. Rotterdam mw. G. M. van Eijsden-Uiterwijk In 'Kerk en W'tfreld, het blad van de vereniging van vrijzinnige hervorm den, schrijft prof. dr. P. Smits, gods dienstsocioloog te Leiden, het volgen de: 'Tegenwoordig staat vaker dan vroe ger in rouwadvertenties te lezen: 'He den heeft in alle stilte de begrafenis/- crematie plaats gevonden van'. Iemand maakte mij daar onlangs nog eens extra op attent en vroeg mij hoe ik over dit tijdsverschijnsel dacht- Ik maakte een paar algemene opmerkin gen, maar begon er eerst daarna wat dieper over na te denken. En het tijdsverschijnsel als zodanig lijkt me bepaald van voldoende gewicht om er ook in deze rubriek eens even opzette lijk bij stil te staan. 1. Ik geloof dat we hierbij moeten uitgaan van de overweging dat de mens een sociaal wezen is, die tot een menselijke gemeenschap behoort en zonder die gemeenschap niet te den ken valt. De begrippen 'enkeling' en 'maatschappij' veraonderstellen elkaar over en weer tin vullen in feite elkan der aan. Vandaar dan ook dat in de vroegere primitieve maatschappijen zowel de geboorte als de dood van een mens als een publieke aangele genheid werden opgevat, die de hele locale gemeenschap aanging en dieno vereenkomstig in allerlei sociale riten en gebruiken gestalte kreeg. Niet in alle, maar wel in sommige delen van het huidige platteland kunnen wd nog steeds iets terugvinden van die vroe gere gemeenschapsgebruiken bij ge boorte en dood. Maar in de stedelijke samenleving is dit praktisch geheel verloren gegaan door de slechts al te begrijpelijke sterk toegenomen span ning tussen het maatschappelijk en het privébestaan van de moderne ste deling, die met zijn gevoelsleven als 't ware heen en weer pendelt tussen enerzijds zijn behoefte aan allerlei sociale contactdn en anderzijds zijn niet minder sterke behoefte aan dis tantie en selectie. En in die woorden 'in alle stilte' weerspiegelt zich onge twijfeld deze met onze stedelijke maatschappij gegeven behoefte aan distantie, dus wat de sociologen een privatiseringstendens noemen. 2. Maar als we psychologisch dieper graven zien we, dacht ik, nog een andere factor ter verklaring van het toenemend gebruik om in alle stilte van zijn doden afscheid te nemen. In de vroegere samenleving dacht men in het algemedn veel vormeiijker en vroeg men bij alle Ingrijpende ge beurtenissen in het gezinsleven alle reerst: 'Hoe hóórt het in dit geval?', d.w-z. 'Aan welke gebruiken dien ik mij te houden om niet in opsraak te ko men?' Tegenwoordig volgen wij veel spontaner onze persoonlijke gevoe lens, die dan vaak op gespannen voet blijken te staan met allerlei traditio nele vormen een gebruiken. En bij de dood van een mens, die ons lief was, verlangen we toch wel diep om in de heel kleine kring van hen, die de dode innerlijk nastonden, met ons vdrdriet alleen te mogen zijn, zonder plichtmatige toeschouwei's van ons verdriet. Een societybegrafenis is hier uiteraard een uiterste van het proble matische soort, maar ook kerkelijke begrafenissen geven vaak aanleiding tot zeer kritische gevoelens. Dat ie mand als prof. Banning enkele jaren geleden 'in alle stilte' werd heenge dragen en niet in tegenwoordigheid van honderden, die zich altijd met hem op de een of andere wijze ver bonden hadden gevoeld, leek mi; gf^ heel 'in zijn geest'. En toen jasen daar vóór dr. Spelberg begraven werd, ging daar wel een kerkdienst met vele meelevenden aan vooraf, maar de ei genlijke begrafenis vond toch plaats in heel kleine kring waar 'de velen' terecht buiten werden gehouden. 3. De diepste overweging lijkt mij echter dat de geloofshouding, die bij de doo past, het zuiverst wordt uitge drukt door het woord 'silte'. Want de aanwezigheid van de dood confron teert ons met het grote Mysterie wwar tegenovdr alle menselijke woor den ontoereikend zijn. De meeste, bij een begrafenis of crematie gesproken woorden, zijn te stellig tegenover het ondoorgrondelijk geheim van de dood en neigen er toe zowel de dode als de dood zelf te vertekenen. En hoe gro ter de kring van mensen bij een begrafenis of crematie is, des te gro ter is uiteraard ook de kans op veel woorden en weinig stilte- En niet in de laatste plaats om déze reden kies ik voor mij persoonlijk voor het 'in alle stilte'. De Rotterdammer Nieuwe Haagse Courant Nieuwe Leidse Courant Dordts Dagblad Uitgaven van B.V. De Christelijke Pers Directie, ing. O. Postma, F. Diemer Hoofdredactie: J. lamminga. Hoofdkantoor: N2. Voor- ourgwaï 280, Postbus 859, Adam. Telefoon u^u - 22 (JU 83. Postgiro: 2b 92 74. Bank: Ned. Midd. Bank (rek.nr. 69 73 60 768). Gem.giro X 500.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1974 | | pagina 2