Is filosofie-onderwijs op vho niet te pretentieus? De memoires van koning #||SésW Herodes: scherp portret Nieuweboeken Steun voor verzoek van Tunesiër om politiek asyl Roman van Abel J. Herzberg Vlammende lofzang op de zomer: toortsen 'Goud' voor Paul van Vliet Oppositie tegen examenvak lijkt te verdwijnen TROUïW/KWARTET ZATERDAG 6 JUiLI 1974 BINNENLAND TPN0US14/K.14 beschreven bomen is vanzelfsprekend niet geschikt voor de meestal kleine Nederlandse tuinen, eigenlijk meer voor parken, plantsoenen en heel gro te tuinen bij buitenhuizen. Maar geen enkele tuin is compleet zonder een mooie struik of kleine boom en zelfs voor kleine tuinen zijn er bomen die niet te veel schaduw geven en niet te hoog of te breed worden. Het zijn er meer dan uit de beschrijving valt op te maken. Een aantal Zuideuropese soorten is opgenomen die hier wel als oranjerieplant worden gekweekt in de winter binnenshuis 's zomers buiten. De beschrijving is geheel afgestemd od ons land, waarbij vermeld is welke soorten hier niet winterhard zijn en hoe ze behandeld moeten worden als men ze toch wil kweken. Beide delen vormen een heel bruikbaar tuinboek. mede door het algemeen gedeelte over keuze, cultuur en verzorging van houtgewassen, maar evengoed kunnen ze de wandelaar dienen die de namen en bijzonderheden wil weten van bo men en struiken die zijn aandacht trekken. Een groot aantal wilde in heemse soorten ontbreekt natuurlijk niet. - H. v. H. Göran Bergman: Waarom doet mijn hond dat? Vertaling Margo Bakker. Uitg. Meulenhoff, Amsterdam. 176 blz., ƒ13.50. Er bestaan heel wat boeken over het hooiden en verzorgen van honden. Per slot van rekening behoren honden tot de meest geliefde, zij het niet de eenvoudigste huisdieren. Vaak de trouwste makker van de mens ge noemd wordt van diezelfde mens verwacht dat hij het die vriend aan niets laat ontbreken. Dat is allemaal wel uit hondeboeken te leren, maar met het opvoeden is het een andere zaak. Ook daarover is veel geschreven, jammer genoeg vooral hoe de honde- bezitter handelen moet om van zijn hond gedaan te krijgen wat hij wil, Lorenz en Trumlcr waren dc eersten die het grote publiex meer begrip voor het gedrag en het innerlijk van de hond hebben trachten bij te brengen. Kennis van hondegedrag maakt de omgang gemakkelijker en wijst de weg tot een goede opvoeding, die bij het ene ras gemakkelijker zal verlopen dan bij het andere. Ook van de ahnd van de Zweedse violoog en toegewijd hondfoleker Bergman ver- cheen een boek met dezelfde inten ties: verklaring van de gedragdingein van de hond in voor iedereen begrij pelijke termen. Volgens zijn eigen zeggen, in het voorbericht, het eerste boek dat een gemakkeijk te begrijpen schets geeft van hondegedrag en de factoren die bepalen hoe men in ver schillende situaties met honden om gaat. Dat is niet waar: Eberhard Trumjers boek geeft minstens zoveel achtergroden van doen en laten ban de hond en het verscheen een jaar eerder in ons land. Toch, al hebt u TTumlers boek ten toon mischien ge kocht, Bermans werk volgt Trumler niet op de voet en is veel oerzichte- lijker en daadoor praktischer al shulp bij de opvoeding. Ook bevat het een aantal waardevolle aanvullingen op wat Lorenz en Trumit-r schreven. H.v.H. Eenheid en vrede. Ondertitel: uitnodi ging tot gesprek. Brochure van het diocesaan pastoraal centrum aartsbis dom Utrecht (adres: Amersfoortseweg 10, Huis ter Heide, prov. Utrecht). Bevat vier toespraken van kardinaal Alfrink, waaraan een aantal discussie vragen is toegevoegd. Prijs ƒ3,50. Geschiedenis van de beide Limburgen, deel II, door prof. dr. W. Jappe Alberts, 315 blz., lngen. 29.50. Uit gave Van Gorcum en Comp., Assen. In de serie Maaslandse Monografieën verscheen het tweede deel van Jappe Alberts' handboek over de geschiede nis van Nederlands en Belgisch Lim burg, die vele eeuwen min of meer één gebied gevormd hebben, maar sinds 1839 als twee provincies een eigen weg gaan. Dit tweede deel be strijkt de tijd van 1632 tot 1918. De schrijver toont aan dat de Limburgen de internationale politiek aan den lijve te gevoelen kregen op een wijze, die duidelijk afwijkt van de terugslag, die deze politiek in dc noor delijke Nederlanden had. Niet alleen de oorlogsgebeurtenissen, maar ook de staatkundige gevolgen daarvan beïnvloedden de sociale, economische en kerkelijke toestanden in Limburg. Territoriale versplintering, grenscor recties en verschuivingen in de soe- vereiniteitsrechten vergrootten lange tijd de rechtsonzekerheid. Terecht wijst Jappe Alberts erop dat de bestu dering van de regionale historie het veelal mogelijk maakt meer details te voorschijn en met elkaar in samen hang te brengen dan de algemene Nederlandse geschiedenis dit kan deen. Het waardevolle boek besluit met een indrukwekkende lijst onder werpen waarover nadere studie wense lijk is. W. F. S. Oedipus in het Paradijs. Sonnevillc, Brugge/Nijgh Van Ditmar 323 blz JF20,-. Trlagnose van een mythe deel 2. Er worden in ons taalgebied zelden studies gewijd aan het totale oeuvre van één hedendaags auteur, vaker aan één of meer werken uit deze tijd. De jonge essayist Wildemeersch heeft het eerste geprobeerd, met het werk van Hugo Claus, maar hij is blijven ste ken tussen beide genoemde opzetten. Enerzijds volgt hij chronologisch Claus' leven en kunstenaarschap van 1945-1970 en wijst hij hierin een ont wikkeling aan. Anderzijds houdt hij zo strikt vast aan deze chronologie dat allerlei opmerkingen het hele boek door terugkomen, telkens alsof het de eerste keer is dat Wilde meersch ze ten beste geeft. Nu lijkt zijn boek wel een aantal losse studies die aan elkaar geplakt zijn, zonder naar elkaar te verwijzen. Toch is het boek geen falikante mis ser geworden. Wildemeersch kent zijn onderwerp door en door; hij verschaft informatie over de vele citaten die Claus in zijn geschriften heeft ver werkt; hij ontmaskert Claus als mysti- ficator; hij geeft aan dat Claus geen eigen mythen schept, maar brokstuk ken uit allerlei mythen door elkaar gooit, waardoor er toch een 'mythisch' idioom ontstaat: de lezer wordt dan overdonderd door een schijnbare diep gang. Wildemeersch besteedt aanzienlijk meer aandacht aan de poëzie van Claus dan aan diens proza of toneel: ook de beeldende kunst van Claus komt ter sprake. Jammer is dat Wil demeersch bij geen enkel citaat van derden aangeeft wie zijn bron is. Wat dat betreft gaat hij net zo te werk als mythen- en citatenhamsteraar Claus. Tegen Sint-Jan (24 juni) be ginnen de toortsen te bloeien. Ik heb er maar twee soorten van: de zwarte toorts Verbas- cum nigrum, die je nog wel eens in Zuid-Limburg kunt te genkomen, en het mottekruid Verbascum blattaria, een zeld zame plant van vochtige zand grond. Maar ik hoop het er niet bij te hoeven laten en ook nog eens de paarse en de me lige toorts uit te zaaien. Vanwaar mijn enthousiasme voor toortsen? Een van hun aantrekke lijkheden is hun lange bloei. Vorig jaar kwam de zwarte toorts in de laatste week van juni in bloei, waaraan een stormnacht in de bes te dagen van juli een eind maakte. De lange bloeistengel werd geveld, maar was de dag ervoor nog één vlammende ode aan de zomer. Hij had het misschien nog wel een maand uit kunnen houden, zelfs in de herfst nog wat nabloei kunnen geven. Gelukkig is de zwarte toorts een vaste plant, al gedragen sommige exemplaren zich wel als een twee jarige, bloeien dus in het jaar na het ontkiemen en sterven af na de vruchtzetting. Overblijvend zijn verder alleen Verbascum chaixii en de vele kruisingen tussen de verschillende soorten. Die hybri den zijn overigens vrijwel de enige toortsen in de handel, onder fraaie cultivarnamen als 'blozende bruid' ('Blushing Bride'), 'koningin van Cotswold' ('Cotswold Queen'), 'nieuw vertrek' ('New Departure'), 'Mars', 'Pink Domino' en ga zó nog maar een tijdje door. Ik houd het meest van de oorspronkelijke wil de soorten en daar behoren de twee in mijn tuin bij. Zoekend in 'Het nieuwe vaste planten boek' van Mien Ruys vond ik alleen de zwarte, figurerend op tal van kleu renfoto's, en een aantal hybriden. Dat klopt, want de andere zijn allemaal een- of tweejarig: de paar se V. phoenieeum met violette bloemen, die ik altijd nog eens wil hebben, het mottekruid, de roede- toorts V. virgatum, de melige toorts V. lychnitis, de windbloem- toorts V. phlomoides, de stalkaars V. thapsiforme en de koningskaars V. thapsus. De beide laatste zijn nog wel in het wild aan te treffen, de stalkaars langs de grote rivie ren, de koningskaars heel veel in de duinen. De soorten van het geslacht Verbas cum hebben een zuidelijke ver spreiding. Ze horen eigenlijk alle maal thuis langs de oostelijke kus ten van de Middellandse Zee. Ze houden zonder uitzondering van een droge, zonnige standplaats, liefst met veel kalk in de bodem en puin of zand, maar bij mij groeien ze ook in vochtiger grond, die zelfs wat aan de zure kant is. Je ziet maar weinig insekten op de bloemen, want honing hebben ze niet of nauwelijks te bieden. Hoog stens komen wat stuifmeel etende vliegen en ik heb ook wel eens een wesp op de melige toorts ge zien. Zwarte toorts Maar laten we terugkeren tot de zwarte, waarvan in het voorjaar de bladeren opgerold .uit de grond komen. Eerst lijkt de groei niet zo hard te gaan, maar in april rekken de grove, geschulpte bladeren zich meer en meer en wordt de plant al gauw een halve meter hoog. Dan begint de bloeistengel zich te ont wikkelen en begin juni is die on geveer een meter lang. Hij groeit nog verder uit tot ongeveer ander halve meter en is dan net een lange kattestaart. Eerst gaan de onderste bloemen in de tros open. Zwart is er niet aan te bekennen: de vijftallige kroon is heldergeel met een roodbruine 'keel', maar het mooist zijn de meeldraden met hun lange lichtpaarse beharing. Als je de bloei van deze toorts volgt, zie je dat die eigenlijk in twee etappes verloopt. Eerst is de bloemtros lang en smal, van onde ren af ontluiken steeds meer bloe men tot na een week de hele tros er als een gele vlam bij staat. Meestal zijn dan de onderste kroontjes al lang afgevallen, maar de fakkel vlamt niet leeg, integen deel. Van onderen af komt hij opnieuw in bloei, nu aan snel groeiende zijtakjes vol bloemknop pen, waardoor de tros ineens veel breder, maar ook rommeliger wordt. Niet altijd verloopt die bloei precies zo: soms komen kort na de onderste bloemen ook met een de zijtakken in bloei en staat omstreeks half juli de volle tros in lichtelaaie. Dat in twee etappes bloeien is het geheim van de lange glorietijd van de toorts. Het mottekruid blijft veel lager dan de zwarte toorts, wordt hoog stens een halve meter hoog. De tros is eenvoudig vergeleken bij die van- de zwarte: gewoon een lange bloeistengel boven een grond- rozet van gekartelde blaadjes, met hier en daar verspreid een blad eraan en. in de oksel van kleine schutbladen steeds eën lichtroze bloem met even mooi behaarde paarde meeldraden. Ook deze toorts begint van onder af te bloeien, elke dag met een bloem of vier, die in de vroege morgen opengaan en op het heetst van de dag alweer verwelkt zijn. Eenmaal uitge bloeid laat je de plant natuurlijk staan om zaad te vormen, wat hij gemakkelijk doet. Hij zaait zich zelf uit en overal tussen de tegels vind je later de jonge rozetjes. Maar soms verrast het mottekruid ook op een andere manier. Dan schieten in de herfst zijtakken uit de inmiddels *rijpe zaaddozen dra gende bloeistengel op, die nog wel een maand lang kunnen bloeien. En dat is in de bepaald niet met bloemen gezegende oktobermaand allicht meegenomen. Het is geen toeval dat ik in 'Het nieuwe vaste planten boek' neusde, want dat is kortgeleden verschenen als een geheel nieuwe versie van het bekende 'Vaste planten boek' dat al in de jaren zestig uitver kocht raakte. Er is sindsdien zo veel veranderd in de "opvattingen over tuinarchitectuur, naamgeving en plantensortiment, dat een vol komen gewijzigde uitgave nodig was. Mien Ruys geeft naast botani sche informatie veel nuttige tips voor toepassing van planten in al lerlei soorten tuinen, waarvan ook plattegronden in het boek voorko men. Handige lijstjes maken in één oogopslag mogelijk planten te kiezen naar hoogte, bloeitijd en kleur. Iedereen heeft wat aan dit standaardwerk: de liefhebber met onbeperkte mogelijkheden in zijn tuin, maar ook de man die het maar met 60 m2 moet doen, zoals ik zelf. Je kunt er steeds opnieuw een idee uit opdoen waar je echt wat aan hebt. De vele kleurenfo to's die het boek illustreren, zijn van redelijke kwaliteit, maar soms is het groen wat te hard en dat is wel jammer. Mien Ruys: Het nieuwe vaste plan ten boek. Uitg. Moussault, Amster- dani-Baarn. 358 blz., 69,50- deze faculteit op een grote teleurstel ling uit. Als leerlingen van het vwo met vragen inzake sociaal-politieke probleemstellingen worden geconfron teerd en zij de wijsgerige achtergron den hebben leren kennen, die voor een helder begrip van maatschappij problemen noodzakelijk zijn, dan zou dit zonder twijfel de opheffing van de politieke en maatschappelijke ongeïn teresseerdheid in de (hand kunnen werken, maar ook en vooral het ele ment van een zuiver-kritische benade ring van deze sociale problematiek kunnen versterken. Hiervan is Leeuwarden een bewijs. Het feit dat velen dat vanuit het atheneum naar de sociale wetenschap pen komen (sociale filosofie behoert in Leeuwarden tot een verplicht on derdeel van de filosofie!) kan een doorslaggevend argument vormen voor het belang van de filosofie in ddt schooltype. Niet amateuristisch Het experiment-Leeuwarden moge duidelijk hebben gemaakt, dat het filosofie-onderricht geen amateuris tisch karakter draagt Dit kan het ook niet Filosofie heeft niets van doen met een romantische zweverigheid of mystieke vaagheid. Deze opvatting doet afbreuk aan het wetenschappelijk raam waarbinnen de filosofie zich dient te bewegen of vertekent tot op het potsierlijke haar beeld. Filosofie is niet alleen maatschappijkritiek, waarover ieder wel zijn zegje kan zeggen, vaak zonder kennis van zaken, maar zij omvat ook logiica en argu mentatieleer, ethiek en antropologie. Als het havo zich wil bezinnen op de complexiteit van het vak filosofie, zou het de filosofie kunnen opnemen in zijn toekomstig rooster. We hebben er altijd voor gepleit, dat de wijsbegeerte aansluiting zo-u moe ten 'vinden bij de vragen die onder de leerlingen zelf leven, bij de eigen kritische stellingname der leerlingen ten opzichte van hetgeen hun vanuit de schoolvakken geboden wordt, met name bij de kritische vragen- van de leerlingen over het vormingsonder wijs. Simpele vragen als de vraag naar het 'waarom' en het 'waartoe' van een speciaal vak kan tot vele filosofische discussies aanleiding ge ven. Dat is het ook wat wij onder 'integratie' van het vak filosofie wil len verstaan: het dient te worden gegeven zoveel mogelijk in aanslui ting van het onderwijs in de empiri sche vakken. Als centrumvak kan het filosofie-onderwijs licht werpen op de vragen inzake onderstellingen, zin en doel van het betreffende vak. Onge twijfeld kan het hoger algemeen vor mend onderwijs hiertoe een belangrij ke bijdrage leveren. Van een onzer verslaggevers AMSTERDAM Een aantal organisaties, waaronder de Raad van Kerken in Nederland en de Partij van de Arbeid, heeft zich gesteld achter de asylaanvraag van de Tunesische vluchteling Ben Kassem Daieb. Deze 28-jarige Tunesiër heeft door fel le kritiek op de regering-Bourguiba het ongenoegen van de autoriteiten in zijn land opgewekt. Aangezien leden van organisaties die in Tunesië zelf protesteren, in de gevangenis verdwij nen, vreest Daieb bij terugkeer voor zijn veiligheid, schreef hij vorige maand in een open brief aan minis ter-president Den Uyl. De Raad van Kerken wijst er in een brief aan de premier op, dat Daieb ook ernstige religieuze redenen heeft aangegeven 'die bij zijn terugkeer in Tunesië hem in grote geestelijke moei lijkheden zouden kunnen brengen'. Daieb is ex-moslem; volgens de Tune sische grondwet is de Islam staats godsdienst Gezien de politieke activi teiten van Daieb meent de Raad van Kerken dat een eventuele uitlevering aan de Tunesische autoriteiten 'on menselijk zou zijn en levensgevaarlijk voor de betrokkene, en daarom onder alle omstandigheden voorkomen dient te worden'. Daieb vindt met nalne de steun van de PvdA politiek belangrijk. Het is niet ongebruikelijk dat individuele Kamerleden zich voor het lot van vluchtelingen inspannen, maar een stellingname door een politieke partij als zodanig is uitzonderlijk. Paul van Vliet kreeg gistermiddag in Amsterdam twee gouden pla ten voor 35.000 verkochte dubbel-langspeelplaten van zijn show 'Noord West'. Tevens kwam gistermiddag zijn lp 'Truth behind the dikes' van de persen. Abel J. Herzberg De memoires van koning Herodes. Querldo, Amsterdam, 29.90. Herodes de Eerste, ook wel Herodes de Grote genoemd, regeerde van 374 voor Christus als vorst in Jeruzalem. De geschiedenis dicht hem de kinder moord in Bethlehem toe, maar dit is zo betoogt Abel J. Herzberg wetenschappelijk niet bewezen. Be kend is, dat Herodes z'n memoires heeft geschreven, die verloren zijn gegaan. Ook is bekend, dat de ge schiedschrijver Flavius Josephus deze onder ogen heeft gehad, ze droegen het karakter van een rechtvaardiging van een mens, die terreur en intrigue zeer minde. Herzberg heeft op de hem zorgvul dige en veelal literaire wijze die memoires doen herleven, niet echter als een apologie, maar als een voor het nageslacht bestemde autobiogra fie. De koning, oud en ziek, dicteert deze aan z'n trouwe secretaris, de filosoof Nicolatls uit Damascus. Gelei- delijkaan ontstaat een reeks van schuldbekentenissen. Deze bron, die thans tot Herzbergs geschiedschrijving heeft geleid, is ech ter niet in vele opzichten authentiek. De auteur laat Herodes voortdurend aan het woord een vertelling in de ik-vorm. Het is niet in de eerste plaats het kleurrijke beeld van die tijd, dat in dit boek tot ons komt, maar het is vooral ook het politieke beeld, dat wordt opgeroepen. Een bijzonder boeiend element vormt de relatie, die Herodes met Cleopatra van Egypte onderhield een soort liefde-haat-verhouding. Deze roman in zes onderdelen geeft een scherp analitisch portret van de potentaat, die z'n vrouw ver moordde en Jezus voor z'n politiek bedrijf offerde. Rfs Abel J. Herzberg Thijs Vriends: Prisma grasparkieten- boek (Prisma 1581). Uitg. Het Spec trum, Utrecht. 208 blz, 4. Parkieten behoren ongetwijfeld tot onze populairste kooivogels. Door hun vrolijke aard, hun beweeglijkheid, nogal eenvoudige verzorging en ge makkelijke voortplanting zijn ze bij uitstek geschikt vcor beginnende vo lièrehouders en geliefd bij kinderen. Er is al heel wat verschenen over het houden, verzorgen en fokken van grasparkieten, maar de meeste boeken geven te veel theorie, met name over de erfelijkheid, die bij het doelbewust fokken erg belangrijk is. Ze bevatten meest te weinig bruikbare gegevens voor dagelijkse toepassing, nodig om grasparkieten op een verantwoorde wijze te kunnen houden. Dat het ook anders kan, bewijst dr. Thijs Vriends in deze Prisma-pocket. Deze redacteur van het tijdschrift 'De Vogelgids' en bekend publicist op het gebied van kooi- en volièrevogels, heeft een ge slaagde tussenweg gevonden en geeft een uitgebreide handleiding voor het fokken, verzorgen en huisvesten naast een niet te ingewikkeld gepresenteer de genetica met betrekking tot de vererving. Twintig eenvoudige zwart- wittekeniingen en acht kleurenfoto's illustreren de prettige tekst H. v. H. Eigil Kiaer: Tuinheesters en -bomen in kleur 1 en 2. Kleurenillustraties van Verner Hancke. Bewerking van G. den Hoed. Uitg. Moussault, Baam. 216 en 234 blz, 15.50 per deel Twee sidsen in zakformaat, waarin een bekend Deens tuinarchitect 89 naaldbomen. 104 altijdgroene houtge wassen. 207 bladverliezende loofbo men en -struiken, 72 rozen en 21 houtige klimplanten beschrijft. De naaldbomen en altijdgroene bomen en struiken vindt men ji het eerste de overige in het tweede deel. Ze zijn alle prachtig afgebeeld in zeer natuur lijke kleuren. Een groot deel van de Men kan zich afvragen of het onderwijs in het vak filosofie op de scholen van voorbereidend hoger onderwijs wel zinvol is. Over deze vraag is lang in allerlei kringen gediscussieerd. Het schijnt nu, dat de oppositie die bij vele onderwijsinstanties bestond tegen deze voor Nederlands besef bijzonder ingrijpende vernieuwing, bezig is te verdwijnen. Dat blijkt vooral uit de talrijke positieve reacties die de filosofie-enquête, die onder auspiciën van de wijsgerige sectie van de Academische Raad in 1971 werd gehouden onder de directeuren van scholen voor v.w.o. en h.a.v.o., opleverde: van de 549 on dervraagden stelde zich 94 procent zeer positief op tegenover de invoering van filosofie op deze scho len. Leeuwarden heeft de spits van deze vernieuwing afgebeten: dit jaar is voor het eerst In ons land een eind examen in de filosofie afgenomen aan het Stedelijk Gymnasium aldaar. Dit experiment (het experiment-Leeu warden, zoals dit wordt genoemd, is al een begrip!) was werkelijk geen sinecure: aan het schriftelijk eindexa men dat op 20 mei jl. werd afgeno men, gingen drie schooltoetsen en een scriptiebespreking vooraf. Het examen bestond dus uit vijf gedeelten, waar van de eerste drie de gehele geschie denis der wijsbegeerte betroffen. Het officiële examen bestond uit een toetsing van het inzicht aan de hand. van een fragment uit het nagelaten werk van de Nederlandse filosoof prof. H, J. Pos, getiteld 'Het dal der na-oorlogse filosofie'. Het was een beschouwing die gewijd was aan de vraag van de verhouding van filosofie en wetenschappen in de periode na de tweede wereldoorlog. Begrip van dit stuk moest door de beantwoording van negen vragen worden geverifie erd. De scriptie-onderwerpen die de leerlingen gekozen hadden logen er niet om: er waren er die lagen cp het gebied van de historische filosofie onder meer Sartre, Bergson de syste matische onder meer: Wat is de norm van het normale, existentialisme en protest, macht, ontsoholing van de samenleving, maar ook die op de grens van de filosofie te situeren waren, bijv. Freud. Opvallend was de enorme betrokken heid van de leerlingen op hun onder werp, waaraan ze onder leiding van hun filosofieleraar geruime tijd ent housiast hadden gewerkt. Onvallend was eveneens de wijze waarop ze betrekkelijk moeilijke thema's onder woorden wisten te brengen. In Trouw-Kwartet van 22 juni hebt u het verslag van de onderwijsredactie van de gesprekken met de leerlingen over hun bevindingen terzake van de filo sofie kunnen lezen. Wat in de analen van het gymnasiale onderwijs neg door prof. dr. R. Bakker Hoogleraar in de wijsbegeerte aan de -Rijksuniversiteit te Groningen. nooit te vinden was, was wel de door het departement voor dit doel toege stane kwijtschelding van een der oude talen als onderdeel van het eindexa men der A-leerlingen. Vele leerlingen, die filosofie in hun eindexamenpakket hebben uitverkoren, gaan niét filoso fie studeren maar hebben haar naar hun zeggen nodig voor de studie die zij straks aan de universiteit willen beginnen. Alleen al deze opvatting onderstreept de noodzakelijkheid van het wijsgerig onderricht op de scho len van middelbaar onderwijs. Misverstand Er zijn nog velen, die menen, dat filosofie een vak is, dat voor een jeugdige leeftijdsgroep als middelbare scholieren minder relevant is. Deze opinie is het gevolg van een verbreid misverstand als zou het filosoferen een privilege van oude, ervaren wijze mannen zijn, die na volbrachte levens taak de wijsgerige inventaris van hun werkzaamheden en geestelijke verworvenheden opmaken. Tevens ac centueert deze gedachte een volstrekte miskenning van de belangstellingsge richtheid en de kritische vaardigheid der jeugd. Wijsbegeerte is in vele gevallen het stellen van vragen. Het komt niet zelden voor, dat jonge mensen, niet gebarricadeerd door vooroordelen en gevestigde overtui gingen, die ze vaak van huis uit hebben meegekregen, vragen stellen van een grote wijsgerige betekenis. Men onderschatte daarbij de kritische instelling van middelbare scholieren niet. Deze instelling ds een belangrij ke voorwaarde voor de mogelijkheid van kritische respons die een klas van twintig tot dertig leerlingen, vaak in een hecht teamverband, eerder biedt dan een kollegezaal van enige honder den studenten. Filosoferen is niet al leen vragen, maar ook zaken ter dis cussie stellen. In wie zou een leraar (wat hebben we goede, vakbekwame en didactisch opgeleide leraren nc- digü) een weliswaar minder geëqui peerde, maar vaak meer geëngageerde discussiepartner vinden dan in de he dendaagse, kritisch ingestelde jeugd? Maar welke jeugd? Ik meen, dat voor het filosofie-onder richt in de allereerste plaats het gymnasium en het atheneum in aan merking komen. Het gymnasium, om dat dit instituut de musische kunst der filosofie kan geven in nauwe aansluiting aan het klassiek onder richt. alhoewel dit lang niet altijd het geval is. Ik schreef hierover een arti kel in 'Wijsgerig Perspectief' (maart 1967) onder de titel: 'Gymnasium en Cultuur'. Het is mijn stellige overtui ging dat de commissie-Sicicing m.b.t. het leerplan oude talen in dit opzicht veel kan bereiken. Toeloop Zoals bekend, heeft sinds enige tijd de toeloop naar de faculteiten der soaiale wetenschappen een geweldige vlucht genomen. Maar vaak gaat men psychologie of sociologie studeren op grond van uiterst vage doelstellingen. In vele gevallen zelfs vanuit geen andere motivatie dan vanuit de onkri tische overweging dat er wat aan de mens en maatschappij 'gedaan' meet worden. Vaak loopt dan een studie in I

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1974 | | pagina 14