ien Götterdammerung Het lieve leven' van Reve Grote kunst op klein formaat Nederland wel aan tekeningen is. Want er zijn nog enkele andere mu sea ingeschakeld in dit preetage^jro- ject: Teyler's Museum in Haarlem laat 18e eeuwse Nederlandse tekeningen zien en het Museum Boymans-Van Beuningen, Rotterdam (zoals al ge meld) Duitse tekeningen van 1400- 1700, ook allemaal uit Nederlandse collecties. In het Rijksprentenkabinet hebben ze het voor deze toch wel speciale gelegenheid een beetje anders gedaan. De bladen hangen niet, zoals daar al jarenlang gebruikelijk, in chronologische volgorde, maar zijn nu gerangschikt naar de verschillende on derwerpen: landschappen, Fransén in Italië, ornament en architectuurte keningen, illustratie-onderwerpen, portretten en figuurstud'ies. Versierd 't Ziet er ook allemaal wat fleuriger uit: de zalen zijn versierd met allerlei zaken uit die tijd, panelen tegen de wanden, luchters aan het plafond, fraaie meubelen tussendoor. Er is een echte publiekstentoonstel ling van gemaakt met een informatie- cenitrum: 'dmfocenter' heet dat, ten gerieve van de 65 pet engelsspre- kende bezoekers in de zomermaanden. Ook is er een gelegenheid waar de mensen allerlei tekenmateriaal kun nen uitproberen zag daar een bord hangen: verboden kunst te maken en een catalogus met korte inleidin gen, maar uitgebreide gegevens bij de tekeningen, die stuk voor stuk afge beeld zijn. Het zijn er bijna honderdveertig, ou de tekeningen, kleine bladen soms wat vergeeld papier, zeker geen blik vangers in de betekenis, die daar meestal aan gegeven wordt. Je loopt er langs en dan kan er, plotseling achter dat glas, een wonderlijke we reld voor je opembloeien, een wereld die is samengevat op enkele vierkante centimeters. Tekeningen vaak, die er uitzien of ze zomaar even gemaakt zijn. En dat zal ook wel een gevolg zijn van de onder werpen. 'n Paar schetstjes bijvoor beeld van Ohardin (waarschijnlijk), een hand van een violist, twee han den met een snuifdoos. In rood en zwart krijt, snel en ogenschijnlijk 'ge makkelijk' gedaan. Of een 'Manskop', half van achteren gezien (van Parro- cel), schetsen gebruikt voor schilderij en, notites, die meestal helemaal niet bedoeld waren om aan iedereen te laten zien en die juist daardoor zo direct, onopgesmukt en echt zijn. gant zijn. Het ritueel van de eerste film is op de leest geschoeid van een soort cabaret, dat van de tweede asso cieert men zonder meer met de opera. En inderdaad, in de grote 'wanhoops- scène, als Petra von Kant, in de steek gelaten door haar geliefde, beweging loos op de grond ligt uitgestrekt, weerklinkt tegelijkertijd een opera aria die al dat gepassioneerde leed verklankt. Opera ook, omdat alle ge baren, alle gevoelens, alle woorden en handelingen als het ware vergroot zijn en net door de begrenzingen van het realisme worden gedrukt. Alles in 'De bittere tranen' is artificieel, gekun steld en tegelijk juist daardoor zo overrompelend 'echt* op een veel die per vlak dan het realisme. Wat zich afspeelt is een vrouwendrama', 'ein Krankheitsfall' zoals de ondertitel luidt. Petra von Kant, succesvol mode-ont werpster, die van haar man geschei den is, wordt verliefd op een jonge vrouw, Karin, die toevallig bij haar geïntroduceerd wordt. Maar hun ver houding brengt voor Petra de bitter heid van een verterende jaloezie mee, omdat Karin allerminst aan deze ho mofiele liefde genoeg heeft, en ook betrekkingen met verschillende man nen aangaat. Als dit tot een scheiding leidt, is Petra krankzinnig van ver driet, en snijdt de paai andere mense lijke relaties die ze nog over heeft die met haar moeder, het dochtertje uit haar vroegere huwelijk, en haar vriendin eenvoudig door. In de weelderige broeikas waarin zij een groot gedeelte van de dag in haar bed leeft en haar uitsluitend op zich zelf gerichte, kunstmatige leven leidt, is er plotseling iets misgegaan. Symptomatisch is, dat Petra na het vertrek van Karin zelf niet meer in haar bed huist, maar ernaast op de grond, terwijl ze de modepoppen waarop zij haar ontwerpen aanbrengt, in het bed gelegd heeft. De hele 'huishouding* in de broeikas is ontre geld. En als Petra von Kant tenslotte, volledig op zichzelf teruggeworpen aan Mariene een relatie in uitzicht stelt waarin Mariene niet meer de vernederde en de slaafse zal zijn, voltrekt zich de laatste ontregeling: Mariene pakt zwijgend haar koffer en vertrekt, zonder één woord te zeggen. terwijl zij Petra in een nu definitief geworden desolate eenzaamheid ach terlaat. Ondergang 'De bittere tranen' is een film over een ondergang. Een ondergang in schoonheid. Of misschien dat laatste toch niet. Het is eenvoudig hartver scheurend om deze Petra von Kant, ook al weet men uit de aanvang van de film hoezeer zij moeite moet doen om een al verwelkte jeugd toch in stand te houden, in het laatste deel van de film in de volkomen aftake- ling te zien. Een van onze laatste blikken op dat steeds veranderende duizendvoudige gelaat laat ons een volkomen 'naakt' geiaat zien. Het is het 'menselijke' gelaat van Petra von Kant het is tegelijk het gelaat van de uitzichtsloze verlatenheid, sahoon- gebrand van alle aanstellerij en zeker heden. Wiens gelaat? Het lijkt me onmiisken- baar, dat Fassbinder, in zijn film beslist niet alleen een individueel 'ziektegeval' heeft ontleed, ook al luidt de ondertitel van een film zo. Het is allerminst toevallig dat Karin uit een zeer 'volks' milieu afkomstig is, en evenmin kan men de rol van de slaafse en voortdurend vernederde Mariene uit het oog verliezen. Waar- - om laat Mariene haar meesteres in de steek? Omdat zij de nieuwe, in uitzicht gestelde verhouding niet aan kan? Of omdat, zij eenmaal 'mondig' geworden, het geestelijk failissement van de meesteres doorziet? Ik geloof het laatste. Want Fassbinder schildert niet het 'ziektegeval' van een vrouw, maar het deficit van een levenskli maat, een milieu, een kaste. Om in opera-stijl te blijven: een Gotterd&m- merung. KUNST K13 door T. van Deel sdereen schrijft wel eens een brief waar hij tevreden over is. Alles staat er mooi in, de woorden 'ju goed, de zinnen ook, het zou zo in een boek kunnen. Bij wijze van spreken. Zulke brievenboeken ijn er overigens wel; auteurs bundelen soins hun brieven tot een deel van bun oeuvre. Kennelijk pan zij er van uit dat bun correspondentie van meer belang is dan die van u en mij. maakt een brief publicabel? Deze - faag dringt zich op bij lezing van kt nieuwste boek van Reve, 'Het leve Leven'. Daarin bundelde hij rieven aan Frans Lodewijk Panne- oek, Ab Visser en Tiny Simon biggelt Het is duidelijk dat Reve eel zorg besteedt aan zijn correspon- entie en dat van het begin af aan ublikatie bij hem heeft voorgezeten, o'n instelling alleen al geeft deze r,even mogelijk het air van litera- 'ur, temeer daar we lezen dat Reve Oor de bundeling een nauwgezette Beschrijving heeft verricht. Alle aan- acht dus voor ziets vluchtigs als een hef." Door deze instelling en de be- erking krijgen Reve's brieven inder- aad niet in eerste instantie het ka pster van informatie-overdracht in |e gebruikelijke zin, maar geven zij "formatie' in meer literaire zin. Ze 0e" dat echter minder duidelijk dan b brieven in 'Op weg naar het einde' 'Nader tot U'. Daarin nam wat 'We te zeggen had weliswaar de 'rief-vorm aan (al werden het nogal '"ge brieven), maar veel briefken- lerken vallen er niet aan te bespeu- W. Dat ligt heel anders1 bij de onder- wige brieven-uitgave. lezwaar 1 'De Taal der Liefde', het eerste ee' van een trilogie die met 'Het ,leve Leven' wordt afgesloten, schoof Reve een middenstuk dat bestond uit brieven aan Simon CarmLggelt over het boek zelf en de Kunst in het algemeen. Deze brieven, vergelijkbaar met die uit 'Het Lieve Leven', gingen functioneren in het verband van de roman en leverden een curieus com mentaar op het boek zelf en zijn ontstaan. Hun inbedding in een gro ter geheel verhoogde hun betekenis. Het voordehand liggende bezwaar van de brieven uit 'Het Lieve Leven' is dat zij geen context hebben. Zij ge ven, kan men zeggen, commentaar op Reve's leven en werk, en moeten dus ingebed worden in wat wij van Reve weten en gelezen hebben. Wel is het zo dat de drie correspondenties met de geadresseerden elk een ander 'on derwerp' hebben. Niet aan iedereen schrijf je op dezelfde manier en niet aan iedereen laat je het achterste van je tong zien. Zo is het duidelijk dat Ab Visser als hii al niet ongeloof lijk in de maling genomen wordt door Reve, wat me wel waarschijnlijk lijkt in de paar brieven aan hem ge richt- het minst te lezen krijgt van wat Reve werkelijk bezielt. Reve ver meit zich tegenover hem in allerlei humoristisch geformuleerde kunstad viezen, waaronder zijn voorstellen met betrekking tot boektitels wel de amusantste zijn. Aan Pannekoek schrijft Reve gewoonlijk over diens etswerk, waar de beeldende kunste naar weinig commercieel mee om springt. Deze brieven lopen van no vember '65 tot maart '69. Net als in de overige, die van '71 en '72 dateren, heeft Reve het natuurlijk ook voort durend over Geld, Drank, God, Dood, Liefde, en (maar heel weinig) Sex. Informatie De omgang met Pannekoek zegt hij in zijn laatste brief voor onbepaalde tijd op. Dat afscheid maakt nogal indruk na zoveel tijdgebonden geharrewar (wel leesbaar overigens) over Geld en bekendhedd. Reve komt tot een precie- se formulering van wat hij verfoeit in Pannekoeks levenswijze en wat hem zelf voor ogen staat te doen met de tijd die hem gegund wordt. 'Kunst is in de eerste plaats gestage, moeizame arbeid, dat heb ik je al vaker aan je verstand willen brengen. Ik spuug op alles wat bohémien wil zijn en denkt dat het sjiek is om in een troep te leven. Ik begrijp echt niet, hoe je de moed hebt om drie maal op de lat benzine te tanken, dan, als het een vierde keer niet gelukt, bij mij te komen schelden tieren.' De brieven aan Carmiggelt laten zien hoeveel affiniteit Reve met hem heeft. Zijn somberheid geeft hij daar in het minst verhuld prijs, vooral wanneer hij zich tot taak stelt Car miggelt op te beuren: 'Kop op, kunst broeder'. Deze brieven bevatten naar mijn oordeel de meest leesbare 'infor matie' (waar die aan Pannekoek bv. nogal door zakelijke besognes bedor ven worden) over werk en gemoeds gesteldheid. Ze bevatten soms ge,- slaagde verhaalfragmenten. Wat het meest opvalt aan 'Het Lieve Leven' is dat Reve langzamerhand zijn publiek zo gewend heeft aan zijn humoristische procédé's (een verhel derend essay hierover, van H. van den Bergh, vindt men in 'Kort Revier', een boek vol reacties op Reve) dat ze voorspelbaar zijn geworden. Het lijkt erop dat hij zichzelf voortdurend ci teert, maar dat zo virtuoos doet dat het slapstick-effect juist voldoende buiten de deur wordt gehouden en de 'dodelijke ernst' op de achtergrond voelbaar blijft. Er zijn een soort Reve- cliche's ontstaan die echter in han den van de uitvinder hun oorspronke lijke werking niet verliezen. Wie zeg gen wil: 'Ons bestaan is een nooit aflatend pogen', moet dat op het juis te moment en in de juiste context doen, anders staat er niets en nieman- dal. Reve kan dat, ongetwijfeld. Hij weet secuur te doseren. Het verheve ne wisselt hij handig af met het gewone, hij mixt ernst met luim: 'Het is alles erg dubbelzinnig, wat ik be weer, maar soms wel erg raak', schrijft hij ergens. Dubbelzinnig Die dubbelzinnigheid, daarover vallen veel mensen. Ze verwijten Reve een paradoxaal, of zelfs charlatannerig spreken: met dubbele tong, opdat een ieder te vriend gehouden wordt en zijn boeken de winkel uitvliegen, want er wordt altijd wel iemand ónders in bespot. Toch meen ik dat I door G. Kruis u, zo'n tentoonstelling is 'Franse te lkunst van de 18e eeuw uit Neder- ïdse verzamelingen' Rijksmu seum, tot 5 augustus helemaal niet. Ook al werd ze georganiseerd ter ere van de derde bijeenkomst van het 'International Advisory Committee of Keepers of Public Graphic collec tions', die dit keer in Amsterdam ge houden wordt, 't Komt er eigenlijk op neer, die bezoekers van dat congres ge woon eens even te laten zien hoe rijk Hubert Rober t (1733-1808)Bi Zo maken ook de getekende naakten van Boucher een veel 'menselijker' indruk dan die op de sahiilderijen, ze zijn veel meer dan alleen-maar-elegant en mooi, ze zijn ook levend en warm. Net ais die tekeningen van dat slapen de meisje van Moreau niet alleen maar vertederend zijn als op zovele schilderijen uit die tijd, maar vooral ook laten zien, hoe zo'n tekenaar kon kijken, hoe belangrijk iedere andere houding, ieder nieuw gebaartje voor hem was. Ook in de landschappen is veel te beleven, soms zijn zi rustig en sereen soms met kastelen en ruige ruïnes, woeste berglandschappen, rivieren: bi zarre, romantische fantasieën, of ex pressieve afspiegelingen van een dik wijls nog meer bizarre werkelijk heid? Werkelijkheid Werkelijkheid, heel gewone dagelijkse dingen, ook toen: naast elegant gekle de vrouwtjes, musicerend, lezend, stoeiend of vrijend, ook dienstmeisjes, oude mensen, liedjeszangers, zwervers, Russische boeren en baardige Perzen. met waterpuCrood krijt. Zelfs een 'Geslacht varken op een leer'. Misschien is dat wel de beste manier zo'n tentoonstelling te bekijken: wat ronddwalen en je laten meevoeren, laten bezighouden en boeden. Door de sierlijke plooienval van een gewaad, door de ruimte en het licht van een landschap, door een veelzeggend trek je van een portret, door de vaak fabelachtige techniek. En er is nog meer, onaangekondigd en ook niet terug te vinden in de overigens uitstekende gedocumenteer de catalogus: een portefeuille b.v. waarin koning Lodewijk V tekenin gen bewaarde, de brieventas van de Markies de Marigny, broer van Mada me de Pompadour, een belangrijke kunstbons toen en erg interessant, verschillende oude veilingcatalogi. Daar vind je dan tekeningen in terug, die ook op de tentoonstelling te zien zijn, Zoals van Boucher, 'Landschap met gebouwen', 'met rood krijt gete kend, hoog 9 en breed 14 duim', die op de veiling van de verzameling' Van der Marck op 29 november 1773 in Amsterdam15,- opbracht. In Amsterdam, tot 5 augustus, grote kunst op klein formaat. 'elk een volstrekt autonoom medium Film in laatste instantie is, blijkt duidelijk als men de Duitse v.-producties van t.v.-films en filmseries stelt naast wat de Duitse filmproductie doet. Terwijl de bitse film decenniën lang in afgrondelijke diepten van onbenulligheid verkeerde, boden Duitse v.-producties dikwijls werk van lioog gehalte, zowel qua spelprestatie als qua regie. die dubbelzinnigheid essentieel is voor Reve's denken. Over de onna speurlijke wegen Gods schrijft hij iets dat zijn houding illustreert: 'Die zijn inderdaad erg moeilijk te volgen,, ik bedoel als je op een bedoeling uit bent. Misschien is dat de fout: dat we overal iets achter zoeken. Wil Hij het allemaal wel, of wil Hij het allemaal ndet? Ja, nee, of betrekkelijk. Veel mensen denken: betrekkelijk, maar ik denk ja nee het moet een soort houd me vast, laat me los zijn.' Nu, zo'n relatie legt Reve zelf ook met zijn publiek: hij wil het aan zijn hart koesteren en precies schrijven wat het lezen wil, èn hij wil het schokken, van zich afstoten. Zijn schrijven zit vol met 'ja nee', vol tegenspraak diie zich alleen irrationeel laat oplos sen. Nog een, wat langer, citaat ter ad structie: 'Ons leven heeft geen zin in zichzelf: het krijgt pas zin, als wij God er in herkennen. Wij zijn 'alleen maar God', om het ietwat paradoxaal uit te drukken. Alle dingen, ook wij, zijn de openbaring Gods, moe ten als symbool gezien worden, als je begrijpt wat ik bedoel. Ons leven is slechts een droom, of schaduw, en de enige zin ervan is, dat het de droom, of schaduw, van God is. Alleen met dit besef kan de mens gezond leven. De religie vertolkt dit besef, heeft daardoor therapeutische kracht. Ik zou graag zoveel mogelijk mensen in kennis willen brengen met het Rooms Katholieke geloof, dat een zeer mbr- sig, verdorven uitmuntend geloof is, zonder kop of staart, onmetelijk, artistiek, onbegrijpelijk. Ga maar zoveel mogelijk naar de Mi", dat is goed voor je koppijn.' Of iemand meent wat hij zegt laat zich alleen beoordelen aan de hand van hoe hij het zrgt. Reve's stijl wordt zo gedomineerd door de tegen stelling, dat deze stijl een afbeelding is geworden en dus in zekere zin een verzoening betekent van de tegenstellingen in het hoofd van Re ve. Wie zo zijn eigen dubbelzinnig heid weet af te beelden in stijl is stellig een begaafd schrijver. De grote behoefte aan ordening, waar d; laat ste brief aan Pannekoek zo expliciet over sprak, blijkt uit dit schrijven, waarin de chaos zo veel mogelijk gestileerd te voorschijn treedt. Meer dan in zijn romans geeft de briefvorm Reve gelegenheid ten aanzien van al ledaagse <lingen zij.j. gespletenheid op schrift te stellen. Niemand weet goed hoe hij moet reageren op iets dat naar zijn aard dubbelzinnig is. Je kunt de Reve-show op de tv onwaarschijnlijk slecht vin den (en dat is hij ook; of ook weer niet, 'tis maar hoe je het bekijkt), je kunt vinden dat Reve in gesprek met Brugsma voor diezelfde tv pijnlijke meningen ten beste gaf (wat ook zo was; of, enz.). Maar: op papier, in stilte, gestileerd, is Reve's houding er beslist één die meestal boeit. 'Het is allemaal erg ijdel', dit brievenboek, schrijft hij zelf. Hij weet best hoe hij bekritiseerd zal worden. Maar geluk kig 'heeft de pers op de verkoopcij fers van een boek geen enkele in vloed', dus dat is geen probleem. Wat is het verschil tussen echt en vals, tussen gemeend en gelogen, tusen diepte en oppervlakte? 'Valse pathe tiek of echte pathetiek, als het maar pathetiek is. Gevoel desnoods zo vals als schuim als het maar gevoel is. Zo denk ik er over.' Daar zullen we het dan mee moeten doen. De bedro gene bedriegt zichzelf echter als hij zich alleen bedrogen voelt. Gerard Reve. Het Lieve Leven. Athe naeum - Polak Van Gennep, Am sterdam, 1974. 176 blz, 12. - )OT/K1WIWTET ZATERDAG 15 JUINI 1974 Komt nogal eens voor dat tentoonstellingen die gemaakt worden door kunsthistorische studiegroepen of naar aanleiding van een of ider symposion op kunstgebied, dusdanig wetenschappelijk worden opgezet, dat ze de leek, de gewone museumbezoeker bedoel ik, einig of niets te zeggen hebben. Dat soort manifestaties heeft niaa r al te vaak iets van intieme onderonsjes, alleen interessant voor de led ingevoerde vakmensen. tot is in feite nog zo. Een serie als De commissaris' wordt gekairakteri- eerd door een spychologisch realisme m lioog gehalte en veelal ook door n aangrijpende authenticiteit. Maar iu de Duitse film dank zij de~ aotlvi- bit van jonge filmmakers werkelijk en nieuw en volkomen eigen gezicht i gaan tonen, blijkt tegelijk dat deze irmeuwing zeker niet langs de weg n dat psychologisch realisme waarin t.v.-producties zo sterk zijn, ge- icht wordt, maar veeleer in een ise-en-scène en een observatieve wij- ilmkroniek oor dr. H. S. Visscher die een voortdurende vervreemding ewerkstelligd. leem een filmer als Werner Herzog. ijn films hebben veelal een 'docu- lentaire' kwaliteit. Hij filmt in Afri- i, of hij filmt doofstomme of nog rger gehandicapte mensen dn zijn toderlancl maar in beide gevallen - rengt hij een onbehaaglijke, 'steke ls werkende vervreemding tot stand, ie de typische kwaliteit van zijn "ivensum blijkt te zijn. Anderen zo- s Werner Schroeter, werken in ccn ijl die duidelijk invloed van Ihet uitse cabaret verraadt, zoals Sybel- erg in zijn film over Ludiwig II van eieren in een opera-achtige stijl la Wagner werkte, compleet met decors, waarbij bepaalde documentaire 'Einla- gen' een nog veöl meer vervreemden de uitwerking hebben. Zoveel ds ze ker: èr is een wereld van verschil tussen wat de Duitse tv. ons biedt voor zover we daar in westelijk Ne derland iets van te zien krijgen en dat wat de jonge Duitse filmers op het doek voor ons 'waar' maken. Ik heb er geen idee van, hoe de originele toneel-uitvoering van Fass- binders 'De bittere tranen van Petra von Kant' er heeft uitgezien. Maar de toneeluitvoering schijnt allesbehalve een succes geweest te zijin, en gezien het succes dat de gelijknamige film behaalde, moet men wel aannemen dat er tussen toneelstuk en film een soortgelijk verschil moet zitten als hierboven beschreven werd. Toch ver loochent de fiilm zijn toneelafkomst allerminst. De handeling speelt zich uitsluitend in één vertrek af, het aantal personen is uiterst beperkt, er zijn geen uitwendig-dynamdsche ont wikkelingen, en er valt zelfs duidelijk een verdeling in verschillende 'bedrij ven' te onderscheiden. De camera ob serveert in lange, statische shots de gezichten en blijft ook in zijn bewe gingen zeer langzaam en sober. Het decor van het interieur de woning van de mode ontwerpster Petra von Kant is uitermate weelderig en extravagant. Het is tegelijk ook deca dent, het is een soort van weelderige broeikas waarin 'bloemen' in dit geval vrouwen een eigen leven leiden in een soort van onnatuurlijke Jean-Honoré Fragonard (1732-1806) 'Staande jonge vrouwrood krijt. beschermdheid. De enige opname waarin we buiten die ruimte zijn, is een beeld met een verbijsterende dieptewerking, waarin Mariene, de slaafse gedienstige van Petra von' Kant, door een grote glazen ruit kijkt in hét vertrek, waar Petra een vrien din van haar smetteloos van op maak en kleding als een etalagepop begroet Zo'n beeld betekent dan tegelijk een element dat aan het to neelstuk per definitie ontbreken moest, terwijl het in de film van een geweldig belang is, niet alleen door zijn formele schoonheid, maar vooral door zijn functionaliteit Dieptewerking Telkens weer treft men in de film van die beelden aan met een even onverwachte als verrassende diepte werking. Dikwijls wordt dat gecombi neerd door een camera- of een 'zoom'- beweging, die vrijwel steeds de vrouw- op-achtergrond, de altijd zwijgende, slaafse en blind-gehoorzamende Marie ne ont-dekt en naar voren haalt. Het zijn accentueringen die de handeling als het ware ritmeren en er de wezen lijke structuur van uitmaken. Hun functie is niet zoals men de eerste keren misschien nog vermoedt om een bepaalde 'suspense' te creëren, maar veeleer om een soort van diepte structuur te markeren onder de op pervlaktestructuur van de handeling zelf. Wat zich zo voltrekt op het doek, is een heel apart soort proces, noem het een ritueel. Het herinnert aan Beeld uitDe bittere tranen van Petra von Kant"1 een van Fassbinders vroegere films. 'Katzelmacher', die in feite alleen of hoofdzakelijk bestaat uit statische op namen van een telkens weer gevari eerde groep buurtbewoners, wier con versatie steeds weer volgens bepaalde gesprekspatronen zich voltrekt en de enige variant die als een Leitmotiv telkens terugkeert ook muzikaal, want die opname wordt telkens door Schubertmuziek begeleid is een rij- opname waarin we twee van de buurt bewoners en telkens zijn het weer andere niet elkaar pratend aan de achterkant van de huizen naast elkaar voort zien wandelen. Ook daar diezelf de 'geleding', die op den duur een soort van ritueel karakter krijgt. Overigens zijn de beelden van 'Katzel macher' in zwart-wit heel kaal en sober, terwijl die van 'De bittere tranen' altijd weelderig en extrava

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1974 | | pagina 13