Diamant en modderpoel Aarde zonder weerga Je in weet niet wat je ziet Dordrechts Museum m Arthur Koestier ga, die maar heel weinig te maken heeft met de in India beoefende Yoga. De Indiase Yoga is een half religieuze, half wijsgerige leer, die eïn aantal moeilijke, zelfs waanzin nige lichaamsoefeningen aanbeveelt tot het verkrijgen van innerlijke zuiverheid en leegheid en die dan niet tot doel, maar tot gevolg zou den hebben dat de mogelijkheden van het lichaam bovennatuurlijk worden. Het geslachtelijke vooral moet worden onderdrukt. De geest kan op den duur gezuiverd worden en het lichaam kan zelfs gewichtloos worden. Koestiers verhaal hierover is boei end genoeg. Hij ontmaskert Yoga in India als een verbluffend staal van boerenbedrog. Tal van stuitende bij zonderheden vertelt hij, zoals het uit het lichaam drukken van de darmen teneinde die met de hand schoon te maken. Yoga is boerenbe drog in déze zin. dat het iets tracht te bereiken dat niet bereikbaar is: de eenwording met het Al-Ene, het onbewuste. Gestreefd wordt naar puur bewijstzijn, dat wil zeggen be wustzijn dat geen object heeft behal ve zichzelf. Het laatste doel is het opgaan in het eigenlijke 'Zelf', het algeheel onbewuste. De zelfvernieti ging. Het is me helaas onmogelijk om uit het boek van Koestier te citeren; daartoe ontbreekt me de ruimte. Indiase godsdienst en wijsheid zijn erop gericht, de mens te doen op gaan in de leegte of 'volheid' van het algemene, van het enige eigen lijke 'Zelf' dat onbewust is. Het 'ik' is niets, Dat op zulk een leer geen cultuur gebouwd kan worden die, zoals in de Westerse, gericht is op ontplooiing van het individu, is dui delijk. Er is dus geen sociaal-maat schappelijk ideaal. De barre praktijk bewijst het. Koestier heeft ook Japan bereisd Hij is daar in aanraking gekomen met het Zen-Boeddhisme. Japan is te vergelijken met een lichaam waarin een orgaan-trans plantatie heeft plaatsgevonden die niet is aangeslagen. Het nieuwe or gaan of weefsel leeft en groeit en dat doet ook het oude. Japan is een land van tegenstellingen. Er is ver fijnde gratie, bloemenschikken, be leefdheid, oeroude schoonheid. Maar het is ook het land van de electroni- ca, van de geweldige fabrieken en van de grote steden. Er is een nieuw feodalisme gegroeid, dat van de enkele families die van het rijk na de val van het oude rijk het recht kregen fabrieken te stichten, banken op te richten en handels maatschappijen te leiden. Japan heeft kans gezien, twee totaal verscheiden levensvormen naast el kaar te laten bestaan. Spoorwegen behoren tot het r.leuwe, dus vecht de hyper-beleefde Japanner om zijn plaats in de trein als hij na afloop van zijn werk naar huis gaat. naar Tokio bij voorbeeld, waar de straten zelden namen hebben. En waar je gek I wordt van elektronisch geluid. Geestelijk leven is cr volgens Koest- Ier nauwelijks. Wat bestaat, wordt aanvaard. Onder het moderne leven van overal gillende transistorradio's, machtige gebouwen en abortus-kli nieken, sterft een volk, dat kramp achtig vasthoudt aan sommige oude vormen. Een van de hoofdstukken van Koestiers boek heet 'De gruwel van het bloemenschikken' en het laat zien hoe deze verfijnde kunst in een overbevolkt land is ontaard. De Japanner maakt tuinen van stenen, waarin elke* steen soms louter een symbolische waarde heeft. Zeer interessant is wat Koestier zegt over het Japanse religieuze denken. Elkaar uitsluitende beweringen kun nen in het Japanse denken naast elkaar bestaan. Een Japanse theo loog kan zeggen, dat hij in God gelooft maar niet in zijn bestaan. Ook het Zen-Boeddhisme kent de volstrekte tegenstelling als eenheid. Koestier haalt tal van teksten aan, waaraan hij geen touw kon vastkno pen. Ook gesprekken met geleerden en geestelijken brachten hem niet verder. Het totaal ontbreken van enig verband tussen religie en ethiek en het verwerpen van het logisch denken behalve dan in de exacte wetenschappen (een trans plantatie), maken een zinnig ge sprek. aldus Koestier, onmogelijk. Ik acht Koestiers boek heel belag- rijk. Het is uiteraard zo, dat Koest- Ier niet het laatste of het enig- juiste woord over het Oosten gespro ken heeft. Maar wie zijn boek leest en daarnaast zich verdiept in de wijsheid en de religies van het Oos ten, moet wel tot de conclusie ko men, dat het Oosten het Westen niets te bieden heeft. En wat het Westen het Oosten bracht en brengt, is nu juist dit, wat de beste zonen van het Westen bestrijden: vervlakte cultuur en materialisme. In een epiloog wijst Koestier erop, dat geen enkel volk en geen enkele natie ter wereld zich voor zijn verle den in het heden behoeft te scha men. Geen enkele ervan is goed geweest, tot niet één toe. Ook het Oosten heeft zijn gruwelijke bar baarsheden en zijn kolonialisme ge kend, net zoals het Westen. Of nie mand schaamt zich, of allen. In deze epiloog geeft Koestier zijn visie op het Westen en op Europa in het bijzonder. Hij is blij, een Europeaan te zijn. Het samengaan, de vervlechting van het joods-chris telijke denken, waarin liefde en ge rechtigheid centraal staan, met de van oorsprong Griekse, zo men wil, klassieke drift tot het kennen van de waarheid aangaande de werkelijk heid, heeft een unieke situatie ge schapen. De liefde tot de gerechtig heid, het inzicht d at elk individu het recht heeft zich te ontplooien, en de hunkering naar waarheid die een wetenschapsbeoefening tot ge volg heeft gehad die niets duldt tussen zichzelf en haar object,geven de Westers-Europese cultuur telkens de kans, zich te hervormen, zich te regenereren als het cultuur-patroon excessen gaat vertonen. De hele Eu ropese geschiedenis bewijst dat. Het geheim van de kracht en de gezondheid van een cultuur, ook al moet die cultuur nóg zoveel schok ken doorstaan, ligt in de zuiverheid van de eraan ten grondslag liggende religie en in het streven naar zinde lijk denken. Het joods-christelijk-klassieke denk en gevoelspatroon verhoudt zich tot dat van het Oosten als diamant tot modderpoel. Arthur Koestier: 'De lotus en de röbot'. Oorspronkelijke titel: 'The lotus and the robot'. Vertaling van Dolf Koning. Met een voorivoord van de schrijver, en registers. Bij De Arbeiderspers te Amsterdam. Pa perback. Aantal pagina's 541. Prijs 22.50. l-VBITETT ZATERDAG 18 MEI 1974 r G. Kruis Peter Verhoef'Jurkje II' 1974 (kleurpotlood, potlood) KUNST TPOUZHS19/K13 Henri van Nes: olieverf en hout) 'Beperkt vergezicht' 1973-'74 fnste buitenschilderijen keningen van Henri van n Peter Verhoef in Dor is Museum tot 10 juni: 'n ide en intrigerende ten- filing van twee kunste die beiden ivat je noemt 'tischwerken. Ze houden \aarbij bezig met zaken gemakkelijk kunt her- n. Dat lijkt misschien een ïe verduidelijking, maar liet. Om een nog venvar- veelheid te voorkomen iedere fijnschilder mo ei een realist genoemd, ntastisch, hoe uitgespro- -iverkelijk zijn onderwer- \ms ook zijn. Van Nes en ef: ze schilderen (meest- ft ze zien en passen daar- d vaak het trompe l'oeil bedriegers-effect toe. i l'oeil is een manier van 'en waarbij de schilder in ll néóst de eigen interpre- jn de hem omringende werke- i die werkelijkheid door ge- e maken van bepaalde tech- en (kwasi-) optische effecten it mogelijk tracht nabij te jZo dicht, dat de kijker meer de aandrang voelt een en ie controleren. Nes is, wat in eerste instan- mpe l'oeil (zo heet dat nu J. van Doorne weer treden er in Europa jpessimisten op die zich af- jwat er van de Westerse be- g terecht moet komen. Zij '■n ontwikkeling die tot de \ng van het Westen leiden et is zeker tvaór, dat bepaal- ieten van de Westerse cultu- Itwikkeling bedenkelijk zijn: verspilling, milieuvervuiling, tering van de cultuur, mate- mg en criminaliteit springen oog. it Oosten, het mystieke tot ie neigende Oosten misschien Velen menen het. Koesbier heeft in '58-'59 door ji Japan gereisd. Ook hij had vraag gesteld of het Oosten pn helpen kan. In een bril- fportage, die helaas pas nil in Üerlands onder de titel 'De h de robot' versohenen is, lij antwoord op die vraag, dubbelzinnig antwoord. Geen idat zijn boek in India verbo- Koestler ontkent niet dat het en met namé Europa ziek- it; hij ontkent echter dat het ook maar enig soelaas te heeft; het Oosten is sociaal- ïappelijk doodziek en het is jk straatarm. Hij komt tot iclu9ie na nauwkeurig onder- |n Indiase en andere bronnen jesprekken met Oosterlingen. Inder dan negentien pagina's ingen en heenwijzingen naar waaruit hij geput heeft, het boek toegevoegd. India aangehangen Hindoe- nt een overbevolkte goden- Het kent echter geen Vader- ie zijn schepselen liefheeft, oven leert het de zielsver- door middel waarvan de Is dichter tot het Al-Ene 'en tenslotte zijn zelfstandig heid est en opgaat in het God- of welke andere duistere jraan gegeven mag worden e drang die de mens heeft, is van zichzelf. De gedachte dat naaste moet liefhebben en lijden verzachten, is aan dachte vreemd: elke mens wat hij te lijden krijgt tot van zijn ziel. •n de vader-figuur in de re- itbreekt, krijgt de vleselijke ;n bijna goddelijk gezag, dat India ook over getrouwde blijft uitoefenen. Geestelijke ':ijn er velen: de goeroe's. Zij niet gevolgd vanwege hun laar vanwege de uitstraling persoonlijkheid, heeft enkele grote goeroe's n; hij geeft daarvan verslag, hiibing op .wat Over het va- ip gezegd wordt, geeft hij ook "insschets van de grote goeroe Dit beeld is onthutsend en ontluisterend. Gandhi huwde dertiende en besloot op zijn te kuis te gaan leven. Dat louding met kuisheid verwar- idt een veroordeling van de liteit in. I ook zo. In het India van g, eertijds bekend vanwege erh eerlij king van de erotiek t erotisme ontaardde, heerst vatting dat zaadverlies voor [n tot vermindering van le- "it leidt. Verkramping en zijn het gevolg. Ook bij Hij heeft het leven van zijn zoons verwoest door ze te te studefen en te huwen, tstc lukte niet. Gandhi ver toen zijn kinderen. Ook verwarde leer en, als het er kwam, niét doelgericht stre- aar hervormingen, worden oestler behandeld, angst voor zaadverlies tot gen de verleidster, de vrouw, iden, is duidelijk, behandelt ook Yoga, door vooral ook jonge intellectu- fend. In het Westen kent onschuldige vorm van Yo DOOR R.L.K. FOKKEMA Wie als dichter niet op directe wijze zijn gevoelens ten overstaan van allerlei werkelijkheden wil bloot ge ven, schrijft op het oog minder emo tionele poëzie dan degeen die vooral reacties van het innerlijk neer schrijft. De laatste jaren hebben dichters nogal voorkeur voor de wat objectievere lyriek, die de lezer nu niet direct vertrouwenwekkend vindt. Hij moet er immers wat bij nadenken om te begrijpen wat de zo neutraal lijkende dichter wil. De gemiddelde lezer toil zonder veel moeite kunnen weg en meedromen met de dichter en liever niet ervan bewust worden dut elke kunst, elk gedicht uiteindelijk maakwerk is, en ülusie. Op het eerste zien is de tweede 'bundel van Ad Zuiderent 'De af stand tot de aarde' edn bundel die de lezer tegen de haren instrijkt. De titel van de bundel duidt daar al op, de dichter neemt distantie in acht en hij laat zich door wat hij in de werkelijkheid allemaal ziet niet ver leiden tot een mooi afgerond ver haal, dat vaak meer suggereert dan er in werkelijkheid te beleven valt. Heel bewust is Zuiderent bezig de werkelijkheid te reconstrueren in taal, waarbij hij er geen twijfel over laat bestaan dat de werkelijkheid uitermate verwarrend, chaotisch is en van toevalligheden aan elkaar hangt. Die toevalligheid wordt in zijn gedichten niet gemaskeerd, maar zodra over haar wordt geschre ven, ontstaat er toch een zekere structuur. In zijn bundel laat Zuid^erent nu duidelijk merken dat hij aan het construeren is, en dat de werkelijk heid in het geheel niet vanzelf spreekt. Wie er lijn in wil zien, dient zelf lijnen te trekken, relaties te leggen op taalniveau. Dat de dichter dit beseft, blijkt uit het motto van de bundel, en uit een zeer sprekend citaat dat aan de vijf de afdeling in de bundel voorafgaat. Ad Zuiderent Het citaat is nidt toevallig ontleend aan het blad 'De ingenieur' en is heel goed toepasbaar op het gedicht in het algemeen. Het luidt: 'Van een logische schakeling verwacht men, onafhankelijk van de gebruikte tech nieken om deze te maken, dat zij een logische functie genereert, dat zij een stroom- en spanningsverster king heeft, dat de ingangssnannin- gen en -stromen binnen van te voren vastgestelde grenzen liggen, dat zij zonder meer met elkaar door verbonden kunnen worden'. Zoals de titel van zijn debuut 'Met de apocalyptische mocassins van Mi chel de Nostredame op reis door Nederland' door de gedichten erin bewaarheid werd,, zo wordt in ziin tweede bundel hdt openingsgedicht 'Elegant reiziger in landschap' voortdurend bewaarheid. Het reizen geschiedt nu in een grotere ruimte, inzoverre niet alleen Westfries land schap, de omgeving van Amsterdam, Dordrecht belicht worden, maar ook ZUrich en Noord-Europa. Met een schetsboek in de hand en met een stift als levensteken gaat de dichter door de wereld met ogen en oren wijd open. Behalve relaties in taal worden er in de gedichten ook veel relaties gelegd op muzikaal gebied. Hij trekt door de verwarrende we reld om er structuur in aan te brengen, maar hij verlangt ook wel naar 'dorpse gevoelens' die het besef wekken 'hoe goed het is hoe goed'. Een dergelijke tweeslachtigheid maakt duidelijk dat Zuiderent weet dat hij misschien zich al te druk maakt over allerlei toevalligheden, die ook zonder nadrukkelijke struc turering wel tot ontroering kunnen aanzetten. Wanneer de dichter, wil hij dichter zijn, zich dit afvraagt, wordt duide lijk dat structurering in taal een keuze is, die consequenties heeft voor de wijze waarop de werkelijk heid in poëzie verwerkt wordt. Want de dichter stelt het zelf: 'Je mag kiezen' tussdn de merel en tussen het beluisteren van het mu ziekgezelschap Syntagma Musicum, tussen natuur en cultuur. Zuiderent laat zien hoeveel nog mogelijk is in het grensgebied van bewustzijn en argeloosheid. waarbij duidelijk wordt dat bewustzijn nog geen ga rantie biedt voor een goed begrip van de werkelijkheid. Er blijft veel te gissen, wanneer men zich ver diept in heden en verleden en is er veel verloren gegaan op deze 'aarde zonder weerga', zodat hij ook zeggen moet 'aarde is niet langer aardrijk'. Soms krijgt deze poëzie het karakter van 'eens christdns reize', want niet alleen krijgt een gedicht een derge lijke titel, maar verscheidene malen wordt er gebruik gemaakt van bij belse taal waarmee de volheid der aarde wordt geïllustreerd, zoals in deze Job-achtige passage: Hebt u ooit van uw leven de morgen ontboden? De dageraad in zijn nekvel gegrepen en op zijn plaats gezet? Uw handen vuil gemaakt met slik op blinde ogen? In zo'n laatste regel wordt uiteraard ook gezinspeeld op Christus zelf. Het zou hier te ver voeren dat aan te tonen, maar in de titelafdeling 'De afstand tot de aarde* schuilen heel wat christologische reminiscen ties. Wie zich enige moeite wil ge troosten, zal deze bundel tot ver maak ende lering strekken. te zien of het geschilderd is of 'echt'. De ene keer is het dan illusie en de andere keer weliswaar ge maakt van hout, maar in feite even illusoir omdat het ogenschijnlijk schuin staande (naar buiten openen de) raam toch op een plat vlak is gesitueerd. Een soort dubbele trom pe l'oeil dus. Uit zijn ramen zag hij niet meer dan een grauwe muur, wat boomtop pen, een doorkijkje op weer een ander stuk muur. Muren. Op zichzelf niet zo'n fraai uitzicht. Staande voor het raam, zou 'n ANDERE REALITEIT En dat is iets dat ook sterk naar voren komt in het werk van Peter Verhoef, al doet hij het allemaal weer heel anders. Want de aard van zijn schilderijen en tekeningen be treft, zou je hem misschien het best kunnen indelen bij de z.g. 'relative rende' realisten, kunstenaars, die, heel eenvoudig gezegd, 'genoeg' heb ben aan een (heel klein) stukje van een object. Dat geven ze dan, meest al vergroot, heel nauwkeurig weer. Aan deze manier van werken zijn al vele zeer diepzinnige beschouwingen gewijd, maar Peter Verhoef zegt het heel eenvoudig zo: 'Ik zie iets dat ik fijn vind om te schilderen en dat doe ik dan gewoon. Ik houd van dat beetje transparante, dat echte schilderachtige. Dat schilderen, en dan zo goed mo gelijk in technische zin, is de eerste taak, die hij zichzelf oplegt. Het onderwerp zélf lijkt er soms minder toe te doen, als er maar veel te schilderen valt. Zo was hij een tijd terug erg geboeid door die rare warrelige patronen, zoals je die vaak op dat ouderwetse grijze emaille vaatwerk aantrof. Vandaar waar schijnlijk ook, dat hij al genoeg had aan een detail van zo'n ketel of lepel, Stukken lingerie schilderde hij ook om de friemelige bloemetjes en gro te rode zakdoeken, vroeger gebruikt door iedere arbeider en nu als hoofddoek of, aan elkaar genaaid, als vakantiebloesjes. Daar neemt' ie dan een stuk van, close up, en je moet goed kijken: is het geschilderd of is het werkelijk een stuk van de zakdoek. Echt of niet echt, een pro bleempje dat, hoe eenvoudig ook, telkens toch weer (even) boeit. Een probleem overigens, dat Peter Verhoef zelf niet echt bezig houdt. De schilderkunst zélf, Het vak, de mogelijkheden daarvan, daar gaat het hem vooral om. Om het schil derij-zelf eigentijdse l'art pour I'art.dus gn verder niets. Is dat dan genoeg, en waarom dan? Niet steeds direct vragen! Eerst eens goed kijken! Ad Zuiderent, De afstand tot de aarde. De Arbeiderspers Amsterdam 1974. 60 blz. ƒ12,50. eenmaal) lijkt, dat dan bij nadere beschouwing helemaal niet. De meeste van zijn schilderijen zijn uit zichten uit een venster, op muren, gedeelten van huizen, boomkruinen of stukjes tuin. ECHT OF NIET ECHT? Soms, zoals bij 'beperkt vergezicht' dat is dan een ongelooflijk fijn geschilderd stuk bakstenen muur gezien door het gesloten raam. Zo'n ouderwets schuifraam met veel in sponningen gevatte ruitjes. De twee handgrepen onderaan dat raam wek ken verwarring op: je krijgt de indruk dat ze op het schilderij ge schroefd zijn, maar ze zijn geschil derd. Op de sponningen let je eerst niet zo, die schijnen bij een eerste blik (op.een afstand, zoals ze altijd zeggen dat je een schilderij moet bekijken) helemaal bij het doek te horen. Maar die zijn dan weer 'echt', dat wil zeggen, van hout. Je weet dus niet precies wat je ziet. Bij andere schilderijen met gewone openslaande (en half openstaande) ramen is de illusie van echtheid zo sterk, dat je er boven op kruipt om je er waarschijnlijk niet eens naar kijken, maar op zo'n schilderij, komt het heel anders over, wordt het een mooi brok materie. Heel gewone, dagelijkse stukjes rea liteit, 't kan eigenlijk niet dagelijk- ser, niet reëler, iedereen heeft zo zijn eigen 'vaste' beelden, waar hij tel kens weer tegenaan kijkt, zonder ze te zien. Henri van Nes ziet ze wel, en wat meer is, laat ze ook anderen zien. Zo geredeneerd is het ook nog kunst-met-een-boodschap 'al zal Van Nes die lading niet bewust hebben aangebracht) maar op zijn manier maakt hij heel duidelijk dat ieder vlakje van ons gezichtsveld, hoe on belangrijk ogenschijnlijk ook, altijd de moeite van het bekijken waard is.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1974 | | pagina 13