De vogels hebben onze
hulp harder dan ooit nodig
Open voor inspraak, maar
geen burger op elke knie'
BIJBAANTJE VAN
UNIVERSITAIR
STAFLID BLIJFT
NETELIGE ZAAK
)ud-minister Van Veen, nu VNO-voorzitter:
In Amsterdam
gaan ze er
iets aan doen
ROCTYK\VA,R,TET ZATERDAG 9 FEBRUARI 197A
BINNENLAND
T13/K15
De oudste particuliere natuurbe
schermingsorganisatie van ons
land, de in 1899 opgerichte Neder
landse Vereniging tot Bescherming
van Vogels, bestaat 75 jaar. De
vereniging vraagt daarom dit Jaar
meer dan gewoonlijk onze aan
dacht voor de vogelbescherming.
Na driekwart eeuw vogelbescher
ming hebben de vogels in Neder
land de hulp van de mens harder
nodig dan ooit. Vandaar dat de
vereniging onder meer een Jubi
leum-uitgave 'alarm-uitgave' heeft
genoemd. Deze uitgave, een serie
van vijf cassettes met dia's en
klankbeelden over inheemse vogels
in hun levensgebieden, moet hel
pen het 'Alarmfonds Vogelbe
scherming' van de grond te krij
gen. Dit fonds is nodig on onmid
dellijke bedreigde vogelrljke gebie
den - alarmgcbieden - veilig te stel
len.
door Huib Goudriaan
De oudste
natuurbeschermings
organisatie
g jubileert en
komt met nieuwe
I
'geloofsbelijdenis'
De Jubileumvergadering wordt op
20 april gehouden in de grote con
greszaal van de Koninklijke Neder
landse Jaarbeurs in Utrecht. In
april verschijnt een speciaal jubi
leumnummer van het populair-we-
tenschappclljk tijdschrift 'Het Vo
geljaar' - orgaan van de vereniging
- met auteurs uit brede kringen
van de natuurbescherming, zoals
Jan P. Strijbos en prof. dr. K. II.
Voous. Prins Bernhard, die dit
jaar beschermheer van de vereni
ging is geworden, heeft het voor
woord geschreven. Donderdag is in
Utrecht de eerste van de reeks
propaganda-avonden gehouden, die
Ivoor het gehele land op het pro
gramma staan. Andere activiteiten:
leen speciale vogelbeschermings
postzegel, die op 19 februari
('wordt uktgegeven (tesamen met
een zegel over het Staatsbosbeheer,
dat ook jubileert), de verschijning
Ivan het boek 'Vogels leren kennen'
een handleiding voor jongemensen
-jen uitgave van vier jubileumpos-
ters met bedreigde roofvogels.
UTRECHT De pioniers van de
vogelbescherming in het Neder- llpl
land van rond de eeuwwisseling pjjjlPK
moesten nog vechten tegen: de
aanvoer van drieduizend lijsters
per dag (a tien cent) op de Leeu
wardense markt, het versieren
van dameshoeden met veren ten
koste van honderdduizenden vo
gels en het vangen van zangvo
gels voor kooihouders, waarbij 'de
vrouwtjes werden doodgedrukt.
Dankzij de inzet van de vereni
ging èn het groeiende begrip voor
natuurbehoud in Nederland kwam
er een wetgeving tot stand, die
deze uitwassen ongedaan maakte.
De vogelbeschermingsgedachte werd
algemeen aanvaard en ook begon het
publiek in de gaten te krijgen dat mi
lieu en natuurbeheer iets met elkaar
te maken hebben. Als gevolg hiervan
kwam er in de Nederlandse Vereni
ging tot Bescherming van Vogels de
laatste jaren een herbezinning op
gang over de doelstellingen. Neerslag
van d'ttee herbezinning is het 'Mani
fest Vogelbescherming' dat dit jubi
leumjaar als een 'nieuwe geloofsbelij
denis' (aldus directeur C. de Bruin.)
zal worden gepresenteerd.
Kennisname van de geschiedenis van
de vereniging en lezing van dit mani
fest maken duidelijk dat de vereni
ging zich sinds 1899 vooral heeft ont
wikkeld naar een verruiming van de
doelstellingen: van het propageren
van de vogelbeschermingsgedachte als
zodanig tot het streven naar bescher
ming van hele levensgebieden (bioto
pen) voor de vogels zoals Waddenzee,
Oosterschelde en Dollard. En daarmee
is de vereniging zich direct gaan be
zighouden met de ruimtelijke orde
ning.
Het ooievaarsdorp bij Groot-Ammerseen spectaculaire actie van
de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Vogels.
Vrouwelijk
Voordat de vereniging werd opgericht
bestond er in Amsterdam een Bond
tot Bestrijding van de Vogelmoord,
die voornamelijk ageerde tegen de in
de mode zijnde versiering van dames
kleding met vogelveren. Ook streed
de bond tegen de massale vangst van
vogels voor de consumptie in binnen-
en buitenland. Ook toen stond Italië
al voorop wat betreft de jacht op
zangvogels en trekvogels. Op de mark
ten van Italië werden soms op een
dag 400.000 vogels, waaronder 600
pond zwaluwen, verhandeld.
Binnen de Amsterdamse bond groeide
de gedachte een landelijke vereniging
op te richten en op 12 december 1898
werd in het Haagse Gebouw Diligen-
tia de Nederlandsche Vereeniging tot
Bescherming van Vogels gesticht. Het
bestuur bestond slechts uit drie heren
en negen dames: het beschermen van
vogels werd kennelijk als een senti
mentele en nogal vrouwelijke aangele
genheid gezien. Nadat op 13 maart
1899 bij Koninklijk Besluit de statu
ten en het huishoudelijk reglement
waren goedgekeurd, kwam de vereni
ging in hetzelfde jaar op 1500 leden.
Al gauw trad een figuur naar voren,
die een grote rol speelde voor de Ne
derlands^ vogelbescherming: dr. Jo-
hann Büttikofer, directeur van de
Rotterdamse diergaarde, die in 1900
vice-voorzitter van de vereniging
werd. Hij vertegenwoordigde Neder
land op het Internationaal Ornitholo
gisch Congres en op het Internatio
naal Landbouwcongres, beide te Pa
rijs. Op deze congressen werden dp
volgende voor die tijd bijzonder voor
uitstrevende resoluties aangenomen1
1) Bescherming van alle niet direct
schadelijke vogelsoorten, gedurendp
de zes maanden van de broedtijd;
2) Het verbod van het gebruik van
apparaten voor massale vogelvangst:
3) Het verbod tot handel in, het ver
voer van en het verkopen van be
schermde vogels en hun eieren;
4) Bevordering van het wetenschappe
lijk ornithologisch onderzoek;
5) Bevordering van nuttige vogels
door nestkasten en heggen;
6) Uitgebreide propaganda voor vogel
bescherming onder de jeugd.
Vinkenbanen
Veel van deze aanbevelingen werden
later verwerkt in de Nieuwe Vogelwet
van 1914, waarvan de totstandkoming
vooral dr. Buttiköfer's werk was. Dr.
F. Pauw. die voor het blad 'Het Vo
geljaar' de geschiedenis van de vere
niging heeft geschreven, vertelt dat
de vereniging rond de eeuwwisseling
vooral streed tegen de opheffing van
de talrijke vinkenfeanen (voor kooivo-
gels en consumptie). Na dr. Büttiko
fer en dr. Jac. P. Thijsse (die overal
voordrachten over de vogelbescher
ming hield) trad in 1914 opnieuw een
krachtige persoonlijkheid in de vere
niging naar voren. Het was Jan Drij
ver, die zich van erkend lijsterstrik-
ker ontwikkelde tot een fervent vogel
beschermer. Hij werd secretaris van
de 'Vogelbescherming' en na 1923 be
zoldigd secretaris-penningmeester.
Jan Drijver had een actief aandeel in
de totstandkoming van de volgende
beschermende maatregelen: de Jacht
wet 1924, de Vogelwet 1936, de bewa
king van broedterreinen. de organisa
tie van wintervoedering van vogels,
het plaatsen van rekken op vuurto
rens ter bescherming van de trekvo
gels en later de vervanging hiervan
door de meer doeltreffende belichting
van de bovenhelft van vuurtorens. In
1924 toen de eerste teer- en olievel
den op zee verschenen, drong Drijver
er reeds bij de regering op aan het
lozen van olie op onze territoriale wa
teren te verbieden...
De groeiende belangstelling voor de
vogels na de oorlog (in 1959 telde de
vereniging ruim tienduizend leden)
leidde mede tot een krachtiger inzet.
Zo werd er in 1954 in samenwerking
met onder meer Natuurmonumenten
Dierenbescherming en politie een Co
mité Wintervoedering Vogels gesticht
dat in de strenge winters van 1956 en
1963 enormfe voederacties op poten zet
te. Een spectaculaire activiteit van de
vereniging was ook de stichting van
het ooievaarsdorp 'Het Liesveld' in
Groot-Ammers in 1969, dat juist dit
jaar (een ooievaar is pas na vier jaar
geslachtsrijp) de eerste broedparen
hoopt uit te zetten.Blijven deze paren,
dan zullen nu nog verlaten broed
plaats^ in ons land- weer als vanouds
worden bevolkt.
In 1972 kwam de vereniging door een
discussie (met nogal wat spanningen)
op de ledenvergadering in een
stroomversnelling. Dit leidde tot een
discussienota die blijk gaf van veran
derde inzichten en een verruiming
van de doelstellingen.
Benadrukt werd dat de bescherming
van planten en dieren (waaronder vo
gels) deel uitmaakt van de natuurbe
scherming als geheel en dat dit weer
een belangrijk onderdeel is van het
milieubeheer. Zoals gezegd, een neer
slag van deze herbezining op het doel
van de vereniging vinden we in het
uit tc komen 'Manifest van Vogelbe
scherming'
Hieruit blijkt dat de vereniging ook
verantwoordelijkheid voor het brede
re terrein van het milieubeheer aan
vaardt. Zo is bijvoorbeeld als 'een van
de taken geformuleerd: 'Bevorderen
dat het belang van het behoud en de
ontwikkeling van de vogelstand op
evenwichtige wijze wordt geïntegreerd
in het geheel van de ruimtelijke orde
ning en van het milieubeheer.' Als
concrete doelen worden genoemd het
openhouden ('integrale bescherming')
van de Waddenzee, handhaving van
de getijdebeweging en het zoute ka
rakter van de Oosterschelde en intrek
king van de toelating van voor vogels
schadelijke bestrijdingsmiddelen
Alarmerend
Van wezenlijke betekenis voor de Ne
derlandse Vogels is de aantasting van
hun levensgebieden door veranderde
landbouwmethoden, opruiming van
landschapselementen als houtwallen
en heggen, regulering van beken en
verlaging van de waterstand in drassi
ge gebieden (het is slechts een
greep). Naast de voortschrijdende ver
vuiling en vergiftiging en uitbreiding
van woon- en industriegebieden moet
dit wel leiden tot de vraag: zal Neder
land tegen het einde van deze eeuw
nog wel vogels kennen?
Directeur C. de Bruin van de vereni
ging antwoordt hierop: 'Er zullen nog
wel vogels zijn, maar het gevaar is
groot dat bepaalde soorten zullen wor
den verdrongen'. De heer De Bruin
onderstreept vervolgens een uitspraak
van prof. K. H. Voous, die heeft ge
zegd dat weliswaar sommige soorten
vogels toenemen, maar dat de achter
uitgang van de verscheidenheid alar
merend is. Prof. Voous: 'Dat de op
merkelijke grote aantallen huismus
sen, spreeuwen, merels, kauwen,
Turkse tortels, kokmeeuwen en zilver
meeuwen in ons land bijdragen tot een
grote 'ornitho-massa' is even eenzijdig
en daardoor even alarmerend als de
toename van de schol (commerciële
vis!) in de Waddenzee'
Van onze onderwijsredactie
AMSTERDAM Een baan aan
een universiteit biedt ongekende
mogelijkheden om er iets naast
te doen. Talloze hoogleraren, lec
toren en andere stafleden heb
ben naast hun universitaire werk
bijbaantjes. Ze zitten in over
heidscommissies, houden medi
sche praktijk, zijn als advocaat
werkzaam, geven les of houden
zich bezig met politiek.
Sommige van die nevenfuncties leve
ren geld op, de meeste niet. Maar ze
leveren bijna altijd wel ergernis op,
bij de buitenwacht en bij veel men
sen binnen de universiteit die het
werk moeten opknappen dat door die
nevenfuncties blijft liggen. Daarnaast
ontstaat er nogal eens wrevel over het
soort bijbaantjes dat universitaire do
centen aannemen.
Zo ergerde de VU-hoogleraar prof. dr.
J. W. van Hulst zich eraan dat on
langs een medewerker van het crimi
nologisch instituut van de Utrechtse
universiteit zich bezighield met de
verdediging van een lid van de Eind-
hovense Rode Jeugd. Van Hulst vroeg
zich via kamervragen af of deze advo
caat voor zijn verdediging gebruik
gemaakt had van universitaire facili
teiten zoals telefoon etc. Van Hulst
zelf is overigens ook ooit eens aange
vallen op een bijbaantje dat niets met
zijn werk voor de universiteit te ma
ken had. Hij was enige jaren voorzit
ter van de CHU en zijn studenten
vroegen zich af of deze baan niet ten
koste zou gaan van zijn officiële baan.
Verdediging
oor Willem Breedveld
IN HAAG Mr. Christiaan van
en (51), oud CHU minister van
j derwijs in het kabinet-Biesheu-
en thans voorzitter van de
Dotste werkgeversorganisatie,
Verbond van Nederlandse On-
rnemingen (VNO) blijkt de be-
denswaardige eigenschap tc be
ten 's morgens stipt om half ze-
ïi zonder het rauwe geluid van
n wekker uit zijn bed te stap-
n. Het mechanisme werkt feil-
is ook als hij na een lange ver
diende dag laat naar bed is ge-
an en het stelt hem bovendien
staat nog eerder uit zijn bed te
ppen als vroegtijdigheid is ge-
den om een nog onvoldoende
orbereid dagprogramma door
nemen.
n dit ochtendritueel knoopt hij
estal een bezoek vast aan het vlak
zijn woning gelegen Wassenaarse
imbad; 's zondagsmorgens «afgewis-
d door een twee uur durende fiets-
wandeltocht, die hij nog voor kerk-
1 (aanvang tien uur) onderneemt,
rtom een bijna ijzeren ritueel, dat
llicht nog de straffe discipline ver-
dt van de gemeenteambtenaar, die
Van Veen voor zijn politieke car
ré was.
het gesprek dat we met hem heb-
i, ontkent hij dit echter: 'Ik sta nu
imaal graag vroeg op en ik zwem
ag. Ik mis het gewoon als ik het
i dag niet heb gedaan, misschien wel
dat lichamelijke en geestelijke in-
nnirig elkaar in evenwicht moeten
iden'. Hij legt verder de nadruk op
instelling de dingen juist te wil-
relativeren. het oog hebben 'voor
rol die iedereen in het maatschap-
ijk gebeuren speelt',
t relativerende, dat gevoel voor het
lenspel (inclusief dat van hemzelf)
kt in ieder geval op als we hem
[fronteren met het gemeenschappe-
i urgentieprograma van de confessi-
(le partijen, waarin enkele behar-
Iswaardige woorden staan over de
bocratisering van het bedrijfsleven,
I vraagstuk van de inkoraensnivel-
l en het overheidstoezicht op de
totstandkoming van fusies en machts
concentraties.
Het program heeft hij zelf destijds als
CH-politicus onderschreven en het
ligt dus voor de hand dat het hem
ook als werkgeversvoorzitter inspi
reert:
'Het VNO heeft zijn eigen program,
daar ga ik als voorzitter vanuit. Deze
kwesties worden op het ogenblik op
mogelijke veranderingen intern bij
ons bestudeerd of worden nog bespro
ken in de Sociaal Economische Raad
en daarin spelen mijn opvattingen
mee. Ik vind het niet juist nu als
VNO-voorzitter mijn eigen standpunt
weer te geven. Ik kan alleen maar
zeggen dat we als VNO de program's
van alle politieke partijen in onze be
schouwing betrekken, ook dat van de
confessionele partijen'. En later: .De
oude Tilanus zei vroeger altijd: 'Ik
heb niets alles aan een program, het
is zo weer veranderd. Ik kan het daar
wel mee eens zijn. Want wat is nu
nog de waarde van bijvoorbeeld Keer
punt '72, het program van de progres
sieve drie. Het is achterhaald door de
feiten en daar hebben we vandaag
mee te maken'.
Goede adviezen
Doorpratend over de democratisering
van het bedrijfsleven zegt mr. Van
Veen een goede ondernemingsraad
erg belangrijk te vinden. Goed bete
kent voor hem dan dat de raad goede
adviezen produceert en daar kan het
wat hem betreft voorlopig bij blijven:
'Goede adviezen zijn wel degelijk be
langrijk. Ik heb dat ervaren, toen ik
nog gemeentesecretaris was in Gro
ningen en ik het gemeentebesruur
graag adviseerde over bestuurlijke
problemen. Ik kreeg toen eens van
een PvdA-wethouder te horen dat het
gemeentebestuur kennelijk met een
wethouderszetel was uitgebreid. Dat
sloeg dan op mijn adviezen, die ken
nelijk een rol speelden bij de besluit
vorming'.
Nu is het natuurlijk heel goed moge
lijk dat het advies van een onderne
mingsraad zover afwijkt van wat de
bedrijfsleiding eigenlijk wil, dat er in
feite van een conflict sprake is. In
zo'n geval meent mr. Van Veen, be
hoort de leiding van het bedrijf het
laatste woord te hebben: 'Ik sta open
voor inspraak, dat deed ik als be
stuurder al. Dit kan echter nooit zo
ver gaan dat je op een gegeven mo
ment moet gaan besturen met een
burger op iedere knie. Leiding geven
is een kwestie van taakverdeling en
ook een kwestie van vertrouwen. Het
is volledig in strijd met de opzet van
de ondernemingsgewijze produktie zo
als wij die kennen dat een onderne
mingsraad in een conflictsituatie het
laatste woord heeft. Maar de bedrijfs
leiding heeft wel een duidelijke ver
antwoordelijkheid voor een goede ver
trouwensrelatie met de ondernemings
raad.
Je zou natuurlijk in zo'n geval het
conflict kunnen voorleggen aan de on
afhankelijke rechter, maar ook dat
gaat mr. Van Veen te ver: 'De onder
nemingsraden moeten eerst de kans
hebben binnen het huidige patroon
tot ontwikkeling te komen. Ik voel op
dit moment weinig voor allerlei expe
rimenten'.
Vijftig procent niet
Ook binnen dat kader lijkt er voor de
werkgeversvoorzitter nog werk genoeg
aan de winkel. Ongeveer vijftig pro
cent van de ondernemingen hebben
nog geen ondernemingsraad en vaak
fuctioneert zo'n raad ook niet al te
best.
De heer Van Veen: 'Ik vind het ook
jammer dat de ondernemingsraad in
lang nog niet alle bedrijven gestalte
heeft gekregen. Hoewel: ik kan me de
situaties voorstellen dat het nog niet
is gebeurd. Veel bedrijven zitten met
een reorganisatie. Het vormen van
een ondernemingsraad zou op dat mo
ment weinig efficiënt zijn. Ik geloof
ook niet dat we gauw tevreden moe
ten zijn met de bestaande onderne
mingsraden. Het is goed dat de direc
tie goed tegenspel krijgt. Wat dat be
treft ben ik onder de indruk gekomen
van wat een bekende onderneming in
het zuiden des lands daaraan doet'.
Van de ondernemingsraad is het maar
één stap naar het door de vakbewe
ging zo vurig bepleite bedrijvenwerk,
waarmee wordt bedoeld dat zij in de
bedrijven vaste grond onder de voe
ten wil hebben. Mr. Van Veen speelt
de bal echter terug: 'Ik zou eerst wel
eens precies willen weten wat we on
der bedrijvenwerk verstaan. De me
ningen daarover lopen ook binnen de
vakbeweging dacht ik nogal uiteen, in
ieder geval vind ik niet dat het be
drijvenwerk de wettelijke positie van
de ondernemingsraad mag doorkrui
sen'
Mr. Van Veen heeft inmiddels een
boeiende episode achter de rug in het
bedrijfsleven. Hij woonde de onder
handelingen bij over het afsluiten van
een centraal akkoord voor 1974 en
maakte het mee dat het resultaat van
deze onderhandelingen door de werk
geversachterban werd verworpen. Vol
gens mr. Van Veen is dat achteraf be
keken een juiste beslissing geweest:
'Of er een centraal akkoord gekomen
zou zijn of niet, het zou hoe dan ook
overbor' 7 zijn geworden. De afspra
ken di we toen maakten werden ach-
terhaa door de oliecrisis'.
Aan de andere kant kun je natuurlijk
zeggen dat het niet doorgaan van ht
centraal akkoord veel irritatie heeft
gewekt bij de vakbeweging. Per slot
van rekening brak de zaak op het be
langrijke vraagstuk van de inkomens
nivellering en blijft het een open
vraag hoever de werkgevers op dit
punt willen gaan. Iets van die irrita
tie dook enkele weken geleden weer
op, toen de vakcentrales weigerden in
de Stichting van de Arbeid samen te
werken met de werkgevers.
Geen drama
Dr. Van Veen: 'Ik geloof niet dat we
daar zo'n drama over behoeven te ma
ken. Die breuk in de Stichting van de
Arbeid betekende per saldo niet meer
dan dat minister Boersma (sociale za
ken) twee brieven over de uitvoe
ringsbeschikking van de machtigings
wet kreeg, in plaats van één van
werkgevers en werknemers gezamen
lijk. Het hele punt draaide erom dat
wij die dertig gulden ineens als een
voorschot op de prijscompensatie be
schouwden en de werknemers nadruk
kelijk niet. Het meningsverschil moet
niet worden overtrokken.
De regering is op dit punt nog steeds
niet duidelijk. Ik geloof niet dat de
irritatie over het mislukken van het
centraal akkoord bij de vakbeweging
nog een rol heeft gespeeld. Ik acht de
vakbeweging verstandig genoeg voor
een zakelijke benadering. Zij zal voor
lopig nog wat geduld moeten hebben
met ons standpunt over de inkomens
verdeling. Ik hoop wel dat we binnen
kort met elkaar zaken kunnen doen.
VNO-voorzitter Van Veen
zodat minister Boersma zich niet met
ons loonproblpmen behoeft te bemoei
en'.
Over de inkomensnivellering zelf wil
hij dit nog wel kwijt: 'Ik vind niet
dat wij als werkgevers en werknemers
met elkaar moeten gaan praten over
maatschappijbeschouwingen. Daar is
bijvoorbeeld een SER-commissie voor.
Tn het bedrijfsleven hebben we te ma
ken met de realiteit en die is dat de
bedrijfsleiding zich niet los kan ma
ken van de belangen van de mensen
die daar ook werken (het hoger per
soneel) en van de situatie in andere
Europese landen. Er is om een voor
beeld te noemen nogal wat scheef in
de verhouding tussen het salaris van
een hoogleraar, een leraar en een on
derwijzer. Toen ik er als minister van
onderwijs wat aan wilde' doen, kreeg
ik te horen dat ik naar de andere lan
den moest kijken'.
Mr. Van Veen is voorzitter geworden
van het Verbond van Nederlandse On
dernemingen, een neutrale organisa
tie. Zou hij liever niet de voorkeur
hebben gegeven aan het Nederlands
Christelijk Werkgevers Verbond, zo
daar ook een betaalde voorzittersfunc
tie was gecreëerd?
Goede verhoudingen
De heer Van Veen: Het probleem
heeft zich niet voorgedaan. Ik kan er
alleep van zeggen dat mijn beslissing
om VNO-voorzitter te worden is ver
gemakkelijkt omdat pr zulke goede
verstandhoudingen bestaan tussen het
VNO t*n het NCW'. En over het op
merkelijke fenomeen dat zoveel minis
ters uit het kabinet-Biesheuvel in het
bedrijfsleven terecht zijn gekomen:
'Zo gek is dat nog niet van het be
drijfsleven. Ik voor mezelf heb altijd
wel gevoeld voor het bedrijfsleven.
Om precies te zijn wilde ik vroeger
burgemeester worden. Door bepaalde
omstandigheden heb ik echter een an
dere carrière gemaakt, waardoor het
burgermeesterschap van een kleine
gemeente niet meer zo aantrekkelijk
was. Als staatssecretaris en als minis
ter heb ik veel contacten met het be
drijfsleven gehad. Ik kreeg daardoor
vanzelf zin het beter te leren kennen.
In feite voel ik me een gelukskind
dat ik voorzitter van het VNO ben ge
worden. Hier leer ik het bedrijfsleven
in al zijn facetten kennen'.
Maar ligt het niet voor de hand in de
politiek te blijven of iets anders te
doen. ontwikkelingshulp bijvoorbeeld.
Het kabinet Biesheuvel heeft er ach
teraf toch wel een stempel door ge
kregen dat zijn ministers zo vlot in
het bedrijfsleven zijn gestapt?
Best gelukkig
Mr. Van Veen: 'Ik voel me best geluk
kig in het bedrijfsleven. Zeker als je
je bedenkt dat er aan ontwikkelings
hulp kan worden gedaan juist omdat
het bedrijfsleven zo goed functio
neert. Of dat er minder op onderwijs
behoeft te worden besnoeid, ook al
weer vanwege de produktiviteitsgroei
van het bedrijfsleven. Je moet niet
vergeten dat een groot funktionerend
bedrijfsleven de kerk is waarop de sa
menleving drijft. Er staat niet zomaar
ergens een koe. die je kunt melken,
ook voor premier Den Uyl niet. Het
bedrijfsleven zal voor de melk moeten
zorgen'.
een behoorlijke tegenprestatie gele
verd worden. Daar gaat het om. We
hebben de indruk dat teveel mensen
bijbaantjes erop nahouden en dat
lang niet al die functies het universi
taire werk ten goede komen. Er zijn
nogal wat bijbaantjes die wél nuttig
zijn voor de universiteit. Dat een me
dicus praktijk wil blijven doen is vol
komen begrijpelijk, omdat hij dankzij
die praktijk bij kan blijven en daar
door beter zijn werk aan de universi
teit kan doen. Hetzelfde geldt voor
bijvoorbeeld economen die in SER-
commissies zitten. Op die manier
voorkom je dat de universiteit een
ivoren toren wordt Maar er zijn ook
bijbaantjes waar de universiteit niets
aan heeft en in die gevallen moet je
bekijken of de tijd die in zulke ne
venfuncties gestoken wordt binnen re
delijke grenzen blijft. Iedere werkne
mer heeft tenslotte vrije tijd om hob
bies te beoefenen, maar hij moet zijn
werk wel goed doen'.
Eén dag
Bij dit soort kwesties gaat het al
gauw om meer dan het hebben van
een bijbaantje. Het is de vraag of prof.
Van Hulst zijn vragen ook gesteld zou
hebben als het om de verdediging was
gegaan van minder controversiële fi
guren als een lid van de Rode Jeugd.
En misschien zouden zijn studenten
minder bezwaar gemaakt hebben als
hij indertijd voorzitter van een ande
re politieke partij geworden was.
Maar het punt van de bijbaantjes
blijft een netelige kwestie. De univer
siteit van Amsterdam heeft dan ook
besloten per september iets te gaan
doen aan al die ongecontroleerde be
zigheden die stafleden erbij doen.
Het punt is nog niet eens of al die
bijbaantjes geld opleveren, maar of ze
het gewone werk doorkruisen. Lid
van het college van bestuur P. Noor
man: 'In de baan die men heeft moet
Om wentenschappelijke werkers de
kans te geven praktijkwerk te blijven
doen, bestaat voor professoren en lec
toren de regeling dat ze één dag per
week iets anders mogen doen dan hun
gewone onderwijs- en onderzoekswerk.
Daarvcor moeten ze wel toestemming
vragen, maar over het algemeen lukt
dat wel. Lagere stafleden hebben wel
iswaar niet zo'n aparte regeling,
maar ook zij krijgen toestemming om
nevenfuncties te vervullen die hun
universitaire werk ten goede komen.
Omdat die bijfuncties uit de hand
dreigen te lopen, gaat de Amsterdam
se universiteit er paal en perk aan
stellen. Overigens is het niet een Am
sterdams probleem, benadrukt Noor-
man, alle universiteiten kampen er
mee en het ministerie wil dat het lan
delijk aangepakt wordt.
'Een groot probleem is dat de buiten
wacht vaak denkt dat er aan de uni
versiteiten nauwelijks gewerkt wordt.
Niet alleen studenten voeren volgens
de buitenwereld vaak niks uit, ook
stafleden gooien er met de pet naar.
Die komen immers vaak niet om half
negen op het werk, komen soms hele
dagen niet Het administratieve perso
neel ergert zich vaak daaraan, maar
dan wijzen we ze er toch wel op dat
er wel degelijk hard gewerkt wordt.
De aard van wetenschappelijk werk
brengt met zich mee dat er vaak 's
avonds laat gewerkt wordt, dat onder
zoeksprojecten thuis afgemaakt wor
den. Kantcoruren gelden lang niet al
tijd'.
Misbruik
Daar staat tegenover dat er van die
vrijheid vaak misbruik gemaakt
wordt, dat stafleden niet op hun werk
zijn zonder dat iemand weet waar ze
wel zijn, dat ze ziek zijn zonder zich
ziek te melden.
'Soms wordt dat te gek en daar moet
wat aan gedaan worden. We onder
kennen het probleem dat veel stafle
den thuis werken omdat ze daar meer
boeken hebben, niet gestoord worden
door steeds weer binnenlopende stu
denten. Maar we hebben ook de in
druk dat wetenschapsmensen in Ne
derland vaak te veel op zichzelf wer
ken. In andere landen wordt veel
meer samengewerkt Teamwork komt
vooral in de letterenfaculteit nauwe
lijks voor. Er is een soort traditie dat
je alles zelf moet uitzoeken, maar dat
is toch typisch westeuropees. In Ame
rika gaat het aanmerkelijk minder so
listisch toe'.
Opgave
Ongeacht de vraag of bijbaantjes ex
tra geld opleveren ('als iemand overi
gens om zo'n reden een bijfunctie
heeft, vind ik dat verwerpelijk'), wil
de universiteit per september van ie
dere bijbaan opgave hebben. Via al
lerlei sociale wetten kan de universi
teit vrij makkelijk nagaan of iemand
méér dan één werkgever heeft.
Daarnaast kan een betere contróle op
de aan- en afwezigheid van weten
schappelijk personeel veel moeilijkhe
den voorkomen. En tenslotte kan een
betere planning voorkomen dat er
mensen bij de universiteit in dienst
zijn en blijven die te weinig uitvoe
ren.
Het allerbelangrijkste overigens is
een mentaliteitsverandering. Ondanks
alle maatregelen kunnen de regels
makkelijk ontdoken worden. Iemand
die voor negentiende in dienst van de
universiteit is, hoeft zijn bijbaantjes
niet op te geven. En soms moet de
universiteit wel genoegen nemen met
iemand met nevenfuncties als hij een
bepaald, zeer begeerd specialisme be
heerst. Daaraan is niet veel te doen.
Maar je zult. volgens Noorman, duide
lijk moeten maken dat het weten
schappelijk onderwijs wel erg geze
gend is en dat daar geen misbruik
van gemaakt moet worden. 'Vooral
ook omdat de universiteit er slecht
opstaat bij de mensen. Mentaliteits
verandering is erg nodig, maar omdat
het te lang duurt om daar op te
wachten, moeten er toch echt ook
maatregelen getroffen worden'.