•I
aieve
childerkunst
blijft
Itijd
sen
probleem
ien schreeuw om hulp
Zwerven in de
Amerikaanse film
i/JS.181
lUW/KWARTET ZATERDAG 23 DECEMBER 1972
181
'AM M
15 M
L0N
rENDj
21 215 j
22
STRAAT
ingkong,
larquei,
IT HOL.
1SHU 22
A 23 it
22 te
21
140
ntos nr
ados nr
Mara-
21 vn
i Balik.
vn New
1300 zo
T 22 te
rcelona.
21 te
egre nr
820 i
Valpa-
Port nr
iterdam
I verw,
ARA 21
ederiei
eil nr
i
Can-
ochte-
irope-
9 per
ior G. Kruis
Shalom van Safed: 'Abraham, Hagar en Ismaël'.
Gros van de passanten, die even bij de Galerie Hamer aan de Am-
irdamse Leliegracht 38 naar binnen gluurt, zou raar opkijken als
it de prijzen hoorde van de werkjes die daar hangen en die hoogst-
arschijnlijk waren aangezien voor kindertekeningen. Die lopen in
duizenden en het is geen kinderspel, maar 't zijn schilderijen van
lalom van Safed, een naïef kunstenaar.
alom Moskovitz (Safed is het dorp,
ar hij woont) is 87 jaar en begon
jaar of vijf-en-twintig geleden
voor zijn plezier te schilderen,
tn werd hij, het was in het begin
de zestiger jaren, als kunstenaar
tdekt. Tentoonstellingen in de gro-
musea der wereld, waar veel van
werk ook blèèf. 'n Paar voorbeel-
The Jewish Museum in New
rk (een New Yorker, Daniel Doron
acht' hem als 'Grandpa Moses'ons
:n Stedelijk in Amsterdam, het
,iël Museum in Jeruzalem van-
4; fsprekend maar ook het Kunst-
i^fus in Zürich, het Palais des Beaux
Brussel en verder nog een
Ie rij musea voor moderne kunst,
zijn boeken over hem geschreven
films over hem gemaakt.
Nu hangt zijn werk tot 20 januari
in de Galerie Hamer, waar het met
dat van enkele andere 'naleven', o.a.
de nu nog onbekende Braziliaan
José de Freitas, een belangrijk onder
deel vormt van de tentoonstelling
'Met de bijbel voor ogen'.
'n Heel bijzondere expositie. In een
bijzondere galerie. Bij mijn weten de
enige in Nederland die zich gespecia
liseerd heeft in de naïeve kunst. Een
specialisatie zo geven George Mul
der en Nico van der Endt, die deze
galerie leiden, onomwonden toe
voortgekomen uit toevallige omstan
digheden.
'We zijn', zegt Mulder, 'geïnspireerd
door Pieter Hagoort. We wilden al
enige tijd een galerie beginnen en het
leek ons toen een uitstekend idee met
Hagoort te starten, omdat die toen,
oktober 1970 was dat, erg in de publi
citeit was. Iedereen wilde dat werk
het was in Zagreb bekroond eens
goed bekijken, 't was daarvoor ook
nog nooit uitgebreid getoond. Dat
hebben we dus gedaan. Eigenlijk was
het dus zuiver toeval, we wilden in
feite heel andere dingen gaan doen'.
'Van der Endt: 'We begonnen met de
gedachte van: we doen het een keer,
maar toen het eenmaal liep, ontdek
ten we steeds meer mogelijkheden
Het beviel óns uitstekend.'
Naïeve kunst. Een uitzonderlijk ver
schijnsel, schreef Jean Cassou van het
Museum van Moderne Kunst in Parijs
eens. dat zich afspeelt buiten de grote
revoluties op het gebied der beelden
de kunst van onze tijd om. Meestal is
het zo, dat zij vooral wordt beoefend
door mannen en vrouwen die geen
enkel onderricht hebben ontvangen
en die zich zuiver en alleen aan hun
roeping hebben overgegeven.
Nico van der Endt zegt het zo: 'Kun
stenaar is hij, die met welke midde
len dan ook, op onnavolgbaar per-
oor J. van Doorne
Ivia Plath, een Amerikaanse
ié chteres en schrijfster, maakte in
3} ibruari 1963 op dertigjarige leeftijd
n einde aan haar leven. Dit staat te
zen op de achterzijde van de
ederlandse vertaling van haar enige
man: 'De glazen stolp'.
boek, mag ik de uitgever geloven,
op fundamentele punten de
vensgeschiedenis van de schrijfster
'geschiedenis van haar leven heeft
de Verenigde Staten zeer de
andacht getrokken en er zijn vele
eschouwingen aan gewijd.
'at is niet zo verwonderlijk. Het
Kk beschrijft een ziektebeeld; het
100 eschrijft het verloop van een
«nemende vereenzaming, waartegen
hoofdfiguur. Esther Greenwood
iheten, geen verweer vindt, hoezeer
er ook naar zoekt.
- egelijkertijd houdt het Amerika een
>iegel voor.
>ther Greenwood is een intelligent
etalenteerd meisje; lang, knap van
'terlijk, dat een beurs krijgt om aan
en college te gaan studeren. Tevens
eft zij met twaalf andere meisjes
1 prijs gewonnen, uitgeschreven
w een groot dames-tijdschrift,
'dies' Day' geheten. De prijs bestaat
"it geschenkjes en toegang tot
-.As mtvangsten, en een maand werken op
e redactie van het New Yorkse
jjdschrift. Esther is nog nooit New
England uitgeweest. Ze wordt plomp-
nrloren op de. ijdelheidskermis van
lew York gezet en het is dan, dat
T onvermogen tot communicatie
duidelijk manifesteert. Zij doet
uiterste best, te zijn zoals de
•dere meisjes zijn, die met haar in
v 'n hotel voor vrouwen zijn
s ondergebracht. Zij gaat uit, ontmoet
0 0 ®in of meer louche mannen, die het
e 4 «P haar eerbaarheid voorzien hebben,
Q a ®aar haar onvermogen tot 'meedoen'
5 redt haar vooralsnog.
1 Nat haar in New York overkomt, is
0 al veel eerder in haar leven aanwezig
eie» ftweest: het gevoel in een glazen
j "olp te leven: zij kan er niet uit en
J niemand van wie haar omringen, kan
J tr ln-
11 z'j doorziet alles. Het valse en
smerige, de leegte en de
waardeloosheid van de haar
omringende wereld verontrust haar.
Naar zij kan zich niet uiten. Als zij
js aich uit. is dat voor haar naasten
35 onverstaanbaar.
1 Net is haar niet gelukt, haar
jeugdvriend vast te houden. Zij moest
hem wel loslaten, omdat hij bleek een
huichelaar te zijn en tevens omdat hij
er een platvloerse verleidingstactiek
opna hield. De sexuele zijde van de
zogeheten liefde van de man stoot
haar af, en dat niet omdat zij deze
zijde per definitie minderwaardig
vindt. Zij heeft er een afkeer van, ook
al wil zij er geen afkeer van hebben.
De enige keer dat zij zich willens en
wetens laat verleiden, loopt op een
jammerlijk fiasco uit
Esther Greenwood wil zijn zoals de
anderen. De omgeving van haar in
New York zoals die in het boek
getekend wordt, kan men moeilijk
een kuis milieu noemen. Dat Esther
tóch tracht zich zo goed en zo kwaad
te conformeren als mogelijk is, komt
niet voort uit diep verborgen driften,
maar uit het verlangen, niet eenzaam
te zijn. Wat zij in de roman niet
onder woorden brengt, is wat de lezer
aanvoelt: Esther heeft een aangeboren
verlangen naar zuiverheid, een
zuiverheid die niets te maken heeft
met sexuele gefrustreerdheid. Zij. wil
al haar relaties zuiver maken. De
gedachte dringt zich op, dat een
hartstochtelijke, tedere liefde van een
hoogstaand man Esther had kunnen
redden.
Men kan tegenwerpen, dat men dit
niet zeggen kan. Esther Greenwood is
een romanfiguur. Als romanfiguren
tenonder dreigen te gaan, kunnen zij
alleen door de auteur gered worden.
Maar dat is toch niet helemaal juist.
De roman is in essentiële punten
auto-biografisch. Dus mag wat ik
zojuist stelde, wel degelijk gesteld
worden.
De tweede helft van de roman
beschrijft Esthers verblijf in een
psychiatrische kliniek. Haar
aanpassingsmoeilijkheden zijn zó
groot geworden, dat Esther daarin
toestemt. De psychiaters komen er
niet zo best af, ze zijn onbenullig en
hebben een onthutsende mate van
oppervlakkigheid. Esthers lijden
wordt heel sober beschreven. In dit
tragische verhaal is geen spoor van
dramatiek.
De lezer wordt niet geconfronteerd
met 'erge' gevallen in de zin van
spectaculair erge gevallen. Esther
lijdt zeer onder de shock
behandelingen die zij moet
ondergaan. Dapper vecht zij voor haar
behoud. Zij wil genezen, zij wil zijn
als de anderen. De stolp moet aan
scherven. Het einde van het boek is,
dat zij als genezen ontslagen wordt.
In het boek komt een meisje voor,
dat altijd een toonbeeld van gezonde
vitaliteit is geweest, ene Joan. Tot
Esthers verwondering komt ook dat
meisje in de kliniek terecht.
Ogenschijnlijk een licht geval. Maar
op bijna de laatste pagina van het
boek blijkt dat die Joan zich
opgehangen heeft. Even na het
verschijnen van 'De glazen stolp' zou
ook de schrijfster een einde aan haar
leven maken.
Nee. de roman is geen opwekkende
lectuur.
Esther Greenwood is een produkt van
een schijnbeschaving, die slechts
oppervlakkig geluk vermag te
schenken. Er is ook geen wezenlijke
religiositeit, hetzij christelijke, hetzij
niet-christelijke. Het is alweer niet
Esther die met zovele woorden zegt,
dat zij hunkert naar het kennen van
de zin van haar leven, maar het is de
lezer die achter haar vervreemding
van de kern van het leven komt.
Alles is zinloos, smoezelig, smerig,
huichelachtig. Niemand helpt Esther,
de zin van het leven te vinden in de
opofferende liefde tot de naaste. Zij
ziet niet, dat vervreemding een poort
kón zijn tot levensblijdschap. Esther
is ziek. maar dat zij aan haar ziekte
overlijdt, maakt haar tot slachtoffer
van een status-maatschappij, waarin
geen religieuze of meta-fysische
waarden gelden. De gevoeligen gaan
aan en in die maatschappij ten onder
indien zij in hun hunkering naar
eemeenschap zich trachten te
conformeren.
Nadat ik het boek uitgelezen had. viel
het me niet moeilijk te geloven wat
de uitgever schrijft, namelijk dat
thans het aantal publikaties over
leven en werk van de schrijfster haar
eigen kleine oeuvre vele malen
overtreft.
Sylvia Plath's helaas vergeefse
schreeuw om hulp heeft kennelijk, en
gelukkig, velen verontrust.
Sylvia Plath: 'The Bell Jar'.
Nederlands: 'De glazen stolp'.
Vertaald door W. A. Dorsman-Vos.
Bij Bruna Zoon, Utrecht-
Antwerpcn. Paperback. Aantal
pagina's 190.
soonlijke wijze zijn wereld tot uit
drukking brengt. Dit kan gebeuren
met of zonder de hulp van het analy
serend verstand. Gebeurt het mèt, dat
kun je ruwweg spreken van officiële
kunst; gebeurt het zonder die hulp,
dan kom je op het terrein van de
naïeve kunst. De, wat ik maar even
noem intellectuele kunstenaar zal zich
spiegelen aan zijn voorgangers en zijn
collega's, hij staat open voor invloe
den en hij krijgt op die manier een
plaats in de ontwikkeling van de
kunst. De naïef daarentegen is funda
menteel een enkeling. Bij gebrek aan
een intellectualistische benadering
creëert hij zijn volkomen eigen kunst.
De naïeve kunstenaar is dus nooit de
vertegenwoordiger van een stijl, maar
altijd van zichzelf. En daarom bestaan
er net zoveel soorten naïeve kunst als
er naïeve kunstenaars bestaan. En
grote bron van verwarring dus als je
bezig blijft deze kunst te duiden vol
gens gangbare kunsthistorische patro
nen. Het begrip naïeve kunst heeft
veel wijdere grenzen, dan sommigen
lief is'.
Toen ze dit voorjaar in het Westfries
Museum in Hoorn bezig waren een
tentoonstelling voor te bereiden van
(Noordhollandse) naïeven, ontdekte
concervator Braasem ook al, dat je er
dikwijls nèt naast zit: nèt over die
grenzen tussen naïeven en zondags
schilders (amateurs, die zich aan de
'voorschriften' houden) en tussen
naïeven en beroepskunstenaars (met
een artistieke opleiding) die op een,
wat je zou kunnen noemen, naïeve
manier werken, 't Kan niet verwar
render, vooral als je bedenkt dat er
tussen al die schilderende boeren,
stratenmakers en schippers ook figu
ren zitten als b.v. 'Maler Paps' die
begon te schilderen na een carrière
als een van de bekendste oogartsen
van Duitsland. Naïef begon te schilde
ren. Hoe is dat te rijmen met dat
•gebrek aan intellectualistische' bena
dering dat hiervoor werd aangetipt?
Hoewel ik persoonlijk dikwijls bijzon
der geboeid word door het poëtische
en het ongedwongen karakter van
veel van dit naïeve werk, houd ik bij
grotere presentaties dikwijls mijn
hart vast. Hoe kunnen dit soort kun
stenaars hun (naïeve) eigenheid hand
haven bij een te uitgebreide confron
tatie met de (artistieke) buitenwe
reld, de 'officiële' kunst? Op een
gegeven moment kan het toch niet
uitblijven, dat je eens kijkt hoe ande
ren het doen?
Mulder: 'Nee, nee. Ze zijn meestal erg
egocentrisch, vaak op het ziekelijke
af. Ze zijn volkomen op zichzelf inge
steld en kijken meestal niet eens naar
het werk van anderen. Dikwijls kun
nen ze ook totaal geen kritiek verdra
gen'
Dat levert voor de galeriehouders, die
dit soort werk brengen, uiteraard nog
al eens problemen op. 'Om te begin
nen', zegt Van der Endt, 'betaalt bij
ons de exposerende kustenaar in de
meeste gevallen niets buiten het per
centage van de verkochte werken. Dat
hebben we ingesteld omdat die naïeve
kunstenaars meestal toch geen be
roepskunstenaars zijn. Zo'n man weet
over het algemeen helemaal niets van
galeries af en zo, ze leven misschien
van de A.O.W. met een klein pensi
oentje erbij. Of ze willen geen geld
uitgeven om te exposeren omdat ze
hun werk zélf eigenlijk niet helemaal
au serieux nemen.
Mulder: 'Hagoort b.v. was voordat'ie
bij ons exposeerde, al wel meermalen
vertegenwoordigd geweest op tentoon
stellingen, maar dat was in musea.
Hij wist niet eens wat een galerie
was. We stelden hem toen voor bij
ons te exposeren en daar voelde hij
wel wat voor. Maar pas nadat we alles
al helemaal ingericht hadden, begon
het bij hem enigszins te dagen dat
het om een verkoopstentoonstelling
ging. Dat had'ie helemaal niet begre
pen. En toen hij hoorde, dat we
veertig procent wilden van elk ver
kocht schilderij, vond'ie ons enorme
oplichters. Hij vond vijf procent meer
dan welletjes.
Een ander probleem. Waar haal je
steeds weer nieuwe naïeven vandaan?
'In het begin', zegt Mulder, 'waren we
echt wel geneigd 'ontdekkingen' te
doen'. 'Maar', vult Van der Endt aan,
'daar kom je gauw van terug, want je
zou minstens duizend adressen moe
ten aflopen om er een te vinden die
enigszins de moeite waard is. En
gezien we er toch ook van leven
moeten (een beetje verdedigend:
Waarom zou een kunsthandelaar niet
van de kunst mogen leven en een
uitgever wèl?) ga je dus zoveel moge
lijk met bekende namen werken. Hun
werk is al 'aanvaard', hangt in de
grote musea, dus, reageert men, zal
het wel goed zijn. 't Publiek wil nu
eenmaal grote namen, goed dan krijgt
het ze. Maar als we tegen iets onbe
kends aanlopen, dat goed is, graag.
Zoals die José de Freitas, die kenden
we niet, hoewel het wereldje van de
naïeve kunst toch maar klein is. 't Is
een Braziliaanse acteur, die momen
teel in Londen woont' En als je dan
weer hoort wat De Freitas zelf weer
van zijn kunst zegt, ben je weer even
ver met de vraag, wat nu eigenlijk
precies naïeve kunst is. Hij zogt: 'Tk
begrijp niet veel van kunsttheoreti
sche klassificaties. Dat is iets erg
ingewikkelds. Ik hoor soms mensen
twisten of ik een primitief of een
naïef zou zijn. Ik vind dat erg ko
misch, en blijf er verder liever bui
ten, maar toch vind ik het niet leuk
om een primitief genoemd te worden,
omdat mij dat aan een Brazilaanse
kunst doet denken, die ik verafschuw.
Mijn wereld is die van de Italiaanse
primitieven, die van de oude Indi
sche, Perzische, Egyptische en Turkse
schilders. Hun schilderijen bekijk ik
graag in de musea, en ik voel een
verwantschap, die veel over mijn
werk kan verklaren'. Laten we maar
niet meer vallen over een naam, zoals
'naïeven', die hoewel ondeugdelijk en
te weinig omvattend, nu eenmaal een
begrip is geworden. Jan van Eyck en
tijdgenoten noemt men, alsof dat de
gewoonste zaak van de wereld is, toch
immers ook nog steeds de 'primitie
ven'.
Naïeven dus bij de Galerie Hamer.
Nü de wonderlijk-ordelijk gecompo
neerde, diep-religieuze 'beeld-verha
len' van Shalom cn de speelse bena
dering van De Freitas, die de bijbel
alleen maar beschouwd als een bron
voor zijn fantasie.
En velen daarvoor. Bekend en onbe
kend. Uit Nederland en van elders.
Pieter Hagoort dus, Frans Vrijenhoef,
Sal Meijer, Willem Westbroek, Marit,
Henk Lamm. Duitsers als Ed. Oden-
thal en Maria Kloss. Uit Engeland
Patricia Barton en vrijwel alle beken
de Joegoslaven tot Ivan Generalic toe,
een schilderende boer, die het zo goed
gaat, dat hij om de zaken vlotter te
doen verlopen, een secretariaat in
Zwitserland gevestigd heeft.
Kunstenaars die zomaar, uit behoefte,
helemaal onbelast eigenlijk, begonnen
te schilderen en zo. al schilderend
hun wereld ontdekten. Die zo, onge
breideld, vorm gaven aan hun fanta
sieën en aan hun meest intieme ge
dachten. Dat is, voor mij, het belang
rijkste van de naïeve kunst: de vol
komen persoonlijke visie op het le
ven, de oprechtheid en de pure spon
taneïteit.
Shalom vari Safed: 'Daniël in de leeuwenkuil'.
KUNST
T19/K19
1
door dr. H. S. Visscher
Sedert de twee drop-outs in 'Easy
rider' op hun blinkende motoren
het eindeloze gebied van de U.S.A.
doorkruisten, is het oude thema
van de eenzame zwerftocht in de
huidige Amerikaanse film veelvul
dig opgedoken. In de literatuur
was het trouwens al eerder tot
nieuw leven gekomen in het boek
van Kerouac 'On the road'. Het
thema is eigenlijk al heel oud.
Men komt het bijvoorbeeld uitge
breid tegen in de middeleeuwse
literatuur, en uiteraard in de lite
ratuur van de romantiek: de ro
manticus, lijdend aan de eigen
werkelijkheid, ontvlucht die wer
kelijkheid in een nooit eindigende
zwerftocht naair een droomparadijs
waarvan het bestaan vermoed
wordt. Maar men ontkomt niet aan
de indruk, dat het thema in zijn
huidige vorm, naast romantische
tendenties, toch ook een andere,
meer existentiële inhoud heeft ge
kregen. De moderne zwerver
vlucht weg uit een steriel gewor
den samenleving waarin hij niet
zichzelf kan zijn en zijn zwerf
tocht is vooral ook een speurtocht
naar een eigen nog onontdekte of
inmiddels alweer verloren gegane
identiteit: hij is niet allereerst op
zoek naar een paradijs, maar naar
zichzelf.
Twee films zijn er momenteel in
roulatie waarin dat thema opnieuw
aan de orde is. De eerste is de
film 'Welcome home, soldier boys',
waarin vier kersvers uit Vietnam
teruggekeerde soldaten 'groene
baretten' in een grote tweede
hands slee-van-een-wagen op weg
zijn naar een stuk land in Califor-
nië, waarvan een van hen de bezit
ter pretendeert te zijn. Een steeds
meer gekreukelde ansichtkaart
vormt het enige beeld dat zij er
van hebben. Een romantisch gege
ven dus, vooral als aan het slot
blijkt, dat de 'bezitter' zijn bezit
eigenlijk alleen maar verzonnen
6'ijkt te hebben. Maar veel wezen
lijker is de geleidelijkaan doorbre
kende ontdekking van hun eigen
situatie in dit Amerika waarnaar
ze met grote verwachtingen zijn
teruggekomen.
Hun tocht, vol élan en enthousias
me ondernomen, maakt hen duide
lijk dat ze op de een of andere
manier buiten 'vroeger' zijn komen
te staan; ze worden niet geaccep
teerd èn ze accepteren zélf niet
meer. Het laatste blijkt vooral bij
een bezoek dat zij op doorreis aan
het ouderlijk huis van een van
hen brengen. De ontvangst is er
hartelijk en toch loopt het snel
mis doordat de ouders, met de
beste bedoelingen, terugvallen in
een bevoogdende houding. De sol
daat vertrekt diezelfde dag weer
met zijn kameraden, na eerst nog
tijdens een bezoek aan een plaatse
lijke base-ball wedstrijd ontdekt te
hebben, dat zijn vroegere leefmi-
landschap voert: hun bondgenoot
schap is een onmogelijk verbond.
Het functioneerde voortreffelijk in
de oondities van een Vietnamese
jungle-oorlog het is onmogelijk
nu ze terug in de States zijn. Ze
zijn in een leegte gevallen en de
voortsnellende auto is de enige
'ruimte' waarin hun verbond nog
functioneert. En onbewust wordt
zo, onder de prikkel van een maat
schappij die hen afwijst nadat zij
hen eerst gebruikt heeft, de aanlei
ding geschapen tot een herstel van
de vroegere 'zinvolle' oorlogscondi
ties: de geweldsexplosie in het
plaatsje Hope waar de vier
ogenblikkelijk en met een beang
stigende vanzelfsprekendheid in de
oorlogshouding terugvallen. Wat
er daarna overblijft, is wachten op
het laatste gevecht, als de Nationa
le Garde gaat optreden. Alleen al
om die pauze, vol van ambivalente
gevoelens, is de film zo de moeite
waard: het is de ontspanning, een
soort van tevredenheid nu de be
kende situatie hersteld is en het
kwartet zijn zinvolheid bewezen
heeft en tegelijk is het de net
niet doorbrekende wanhoop om de
volstrekte uitzichtsloosheid van de
situatie hun situatie. 'Welcome
home, soldier boys' is een film
met een bittere titel een film
die als in een gelijkenis een af
schuwelijke leegte openbaart waar
in duizenden jonge mensen, te
ruggekeerd uit Vietnam, op dit
ogenblik moeten verkeren. Een
film, die voor een deel ook de rol
van het geweld en de gewelds-
plosies in de huidige Amerikaanse
samnleving verklaart Ondanks
sommige te sterk aangezette effec
ten met name tijdens het laat
ste gevecht is het een indruk
wekkende film geworden, waarin
met een grote subtiliteit de
psychologische nuances van veler
lei intermenselijke verhoudingen
worden geobserveerd en geanaly
seerd.
Het thema van de zwerftocht vin
den we terug in een heel andere
film. 'When legends die'. Ditmaal
is het de tocht van een jonge
indiaan, samen met zijn blanke
'voogd': een keiharde ex-rodeorij
der, die de jongen op een gegeven
moment uit zijn uitzichtsloze maat
schappelijke situatie heeft gehaald
vanwege diens ruiterkwaliteiten,
en hem voor hetzelfde harde be
roep opleidt. Maar op hun nooit
eindigende zwerftocht langs aller
lei plaatselijke rodeo's ontdekt de
jongen, na aanvankelijke trots en
voldoening, de corrupte werkelijk
heid: zijn voogd dwingt hem tot
een winstgevend bedrog, en naar
mate de oudere man prachtig
gespeeld door Richard Widmark
meer aan drank en vrouwen ver
slingerd raakt, wordt het imago
van de onfeilbare 'witte' vaderfi
guur steeds meer vertroebeld. Het
lieu hermetisch voor hem gesloten
is: de vroegere vrienden zijn ge
trouwd en er valt op geen
enkele wijze meer aan te knopen
bij het punt waarop het verleden
werd afgebroken. Ook anderszins
blijkt duidelijk, dat de maatschap
pij hen niet accepteert. Oude 'die
hards' verwijten hen de 'slappe'
oorlogvoering in Vietnam, de poli
tie bedilt, en gladde jongens bui
ten hen uit als hun auto het in
een of ander provinciegat begeeft.
Het knappe van de film is zijn
genuanceerdheid. Het gaat niet om
een botte maatschappij zonder
meer, het gaat evenzeer om een
verandering in henzelf. Ze vormen
een kwartet van gezworen kamera
den jongens die onder alle
omstandigheden op elkaar kunnen
rekenen en die onmiddellijk en als
het ware, 'geconditioneerd' een ge
weldig teain-work aangaan waar
dat nodig is, bijvoorbeeld als de
tweedehands auto vóór de aankoop
aan een inspectie wordt onderwor
pen. Maar in die kleine, hechte
gemeenschap, die in de auto als
een geïsoleerde cel door het Ame
rikaanse landschap zwerft, is er
iets volkomen en onherroepelijk
mis. Men merkt dat voor het eerst
door de bruutheid waarmee een
prostitueetje, dat een te grote 'be
loning' vraagt, uit de snel voortrij
dende auto gegooid en zonder
meer achtergelaten wordt. En ge
leidelijk wordt het duidelijk, op
een steeds somberder tocht, die
'n steeds genadelozer en leger
L_
wordt de indiaanse jongen heel
duidelijk gemaakt, dat hij niet
meer dan een 'slaaf' en een winst
object van de ander is. Tenslotte
laat hij zijn voogd in de steek,
zoekt zijn eigen weg door de blan
ke wereld en keert tenslotte toch
tot dat vaderbeeld terug alleen
om diens stervensuur mee te ma
ken. Dan steekt hij naar indiaanse
zede het huis in brand defini
tieve en vurige afrekening met het
'blanke' element! en keert terug
in het indianenreservaat waaruit
hij indertijd als kleine jongen is
weggehaald.
Stuart Miller, die de film regis
seerde, kiest duidelijk vóór 'de in
diaan' en tegen de 'blanke al
macht'. Dat was indertijd ook het
geval in 'Little Big Man', een film
waarvan hij de producent was.
Zijn grote verdienste is dat hij
zijn dramatische hoofdthema de
steeds afbrokkelende verhouding
tussen de indiaanse jongen en zijn
blanke voogd zo prachtig weet
te verweven met de locale achter
grond: het Amerikaanse provincie
leven in al zijn kleurigheid, gebor
neerdheid en zelfgenoegzaamheid.
De talloze rodeo-scènes leveren na
tuurlijk spectaculair effectwerk,
maar Millar is toch allereerst de
man van velerlei kleine nuancen
en toetsen waarmee hij 'the Ame
rican way of life' kritisch belicht.
Het is een erg gave film geworden.
Een erg mooie film ook. En waar
om zou een film niet weer eens
erg 'mooi' mogen zijn?