oorzieningen .ober èn open Accent op de breedtesport Rijk rem op ontwikkeling T25/K25 ^/KWARTET ZATERDAG 11 NOVEMBER 1972SPORT SPORT: EEN GEMEENTELIJKE ZORG Hans Schmit erdahbotterdamden Het voornemen van CRM- jr Engels en diens staatssecre- fonhoff de sport volgend jaar liljoen gulden minder toe te is door de sportwereld als een ie stoot onder de gordel erva- et bedrag dat met de dreigende ping is gemoeid, valt echter gen hetgeen jaarlijks in Neder- pordt uitgegeven aan het schep- n ruimte en het bieden van de Ikheid zich lichamelijk te bcwe- e rijksoverheid neemt van dat investerings- en subsidiebedrag twee procent voor zijn reke- Een aandeel dat niet alleen afsteekt tegen de activiteiten van het rijk in andere welzijnssecto ren, maar dat tevens tot gevolg heeft dat de rest van het geld (zo'n 98 procent) vanuit de gemeenten moet komen. Voor de gemeenten houdt dit een belangrijke financiële zorg in. Het ligt voor de hand dat vooral de grote gemeenten, die immers tot de 'arm- sten' behoren, op het terrein van sport en recreatie voor grote proble men staan. Amsterdam, Rotterdam en Den Haag hebben voor het komende jaar grote tekorten op hun begroting èn grote tekorten op het gebied van sportvoorzieningen. Bovendien be vinden de drie grote gemeenten zich in de benarde situatie dat, zelfs in dien het geld voor voorzieningen aan wezig is, de ruimte daarvoor nauwe lijks nog kan worden gevonden. Voor al in de oudere stadsgedeelten is het (vaak tevergeefs) passen en meten. Arasterdam bijvoorbeeld is reeds ge dwongen te zoeken naar ruimte bui ten de gemeentegrens. Een vergelijking tussen deze gemeen ten is moeilijk te trekken. Zo is Den Haag door zijn natuurlijke ligging (aan het strand met een duinenrij) wat recreatie betreft in het voordcel ten opzichte van Amsterdam en Rot terdam, lopen door de samenstelling van de bevolking de behoeften plaat selijk sterk uiteen (Den Haag is een 'vergrijzende' stad) en blijkt de ene stad meer on een bepaalde tak van sport gericht dan de ander. Rotterdam bijvoorbeeld is een 'voetbal-stad'. Daardoor kan het gebeuren dat, hoe wel Rotterdam per 100.000 inwoners de meeste voetbalvelden heeft, in die zelfde stad toch nog behoefte aan zo'n veertig nieuwe voetbalvelden bestaat, terwijl in Amsterdam en Den Haag met minder voctbalruimte per hoofd van de bevolking die behoefte toch minder is. Verschillen bestaan er ook ten aan zien van de belangstelling voor de topsport en de breedtesport. Den Haag steunt als enige een betaald voetbal-organisatie, Rotterdam be schikt over meer voor topsport ge schikte accommodaties (met als dure uitschieter het jaarlijks 5,5 miljoen kostende sportpaleis 'Ahoy'), terwijl Amsterdam wat dergelijke accommo daties betreft nadrukkelijk (en be wust) achterblijft. De wijze waarop de sport wordt gesteund is al even ver scheiden: de cijfers laten zich nauwe lijks vergelijken. Ruwweg kan worden gesteld dat in elk van de drie steden jaarlijks tussen de 20 en 30 miljoen gulden wordt geïnvesteerd. Daarnaast dragen de gemeenten (of een daartoe in het leven geroepen stichting) de last van de ver beneden de kostprijs verhuurde velden, hallen en zwemba den, steunen ze de jeugdleden van de sportverenigingen met bedragen die tussen de 1,50 en 7,per lid liggen en dekken ze de exploitatiete korten. Daarnaast drukken nog andere posten zoals het verstrekken van ga rantieleningen voor clubhuizen op de begrotingen. Verschillen maar ook overeenkom sten. De Amsterdamse wethouder Harry Verhey (CPN), zijn Haagse ambtgenoot Piet Vink (PvdA) en de Rotterdamse wethouder Henk van dei- Pols (PvdA) steken van tijd tot tijd (met ook de Utrechtse wethouder Pot) het hoofd bij elkaar om niet alleen ervaringen over te dragen maar ook passende oplossingen te zoeken. Hoe moeilijk die ook te vinden zijn. Ifun visies lopen grotendeels parallel, hoewel er nuances zijn. Maar wanneer Harry Verhey praat over de noodzaak van een nationaal plan, wanneer Henk van der Pols praat over accom modaties, kunnen hun visies groten deels als representatief voor de ande ren worden beschouwd. Hoewel Vcr- hey's opvattingen over topsport en de daarvoor benodigde accommodaties, getuige de Haagse en Rotterdamse topsportcentra, door zijn Haagse en Rotterdamse collega's niet geheel wor den gedeeld. IORIE KAMPT Den Haag nauwelijks met tekorten aan voorzienin- het gebied van de sport. Wethouder Vink meent door een her- ing de bestaande tekorten grotendeels te kunnen opheffen. Maar hij direct op de praktische onmogelijkheid van een dergelijke her- ling. Het ligt ongeveer hetzelfde als met de woningnood: je kunt ogelijk alle inwoners een paar dagen naar het strand sturen om in iussentijd de woningruimte zo efficiënt mogelijk te verdelen. schuilt in deze theoretische 'oplos een aanwijzing hoe je, roeiend met iemen die je hebt, tóch méér kunt Den Haag bijvoorbeeld heeft nog efte aan vijf sporthallen, maar zo de financiën ontbreken, zal worden ibeerd bestaande accommodaties op- er te benutten en nog niet gebruik- ogelijkheden alsnog aanboren. Neem ymnastieklokalen. Hoewel deze ruim- niet specifiek voor het gebruik van geschikt zijn, zouden de lokalen in vonduren voor diverse activiteiten ning bijvoorbeeld) kunnen worden uikt. Vink: 'Er staan nog zo'n veer- alen in Den Haag in reserve, ruim- die buiten schooltijd niet worden uikt Het gaat hierbij speciaal om rndere scholen. Bij het eventueel ge ls zijn er veel problemen. De scholen ten een huur vragen die de vereni- fin niet kunnen opbrengen. Verder en er talloze vragen: wie betaalt de tde, wie doet de deur open, wie lt? Wij proberen h'erbij zoveel moge- te helpen.' pen bij bestaande voorzieningen zou het ruik kunnen worden geïntensiveerd, itbalvelden liggen dagen leeg, afgeslo- door hoge hekken. Wethouder Vink ook in dit verband voorstander van nheid. 'Verenigingen,' stelt hij, 'zou- wat opener moeten zijn. Vaak wor de accommodaties te veel als heilig- gezien, waarbij dan wordt vergeten er in zo'n accommodatie zoveel ge- inschapsgeld zit, dat het veld ook wel meer van de gemeenschap zou mo- zijn. Zeker nu er een tendens naar :ebondenheid, naar sportbeoefening ten verenigingsverband is.' Een niet egrond bezwaar is de angst voor ver- lingen. Piet Vink erkent dat gevaar, or ziet in juist die gesloten hekken n oplossing. 'Je; moet de hekken niet 'hogen, maar het opnieuw proberen, inneer een speelplaats wordt vernield, •et je hem opbouwen en weer open- jlen, in plaats van nog strenger af te iten.' Beleiding is hierbij een belangrijke •rwaarde. Vink: 'Onze eerste taak is ■ommodaties neer te zetten en die te 'huren. We reserveren dan een gedeel- voor vrije recreatie en wijkactiviteiten stellen begeleid 2rs aan. Ik stel me »r dat dit snel zal uitbreiden, dat er luieren. Sinds kort zijn we bezig met •r mensen komen om het gebruik te cursus recreatieleider, in samenwer- met de Nederlandse Sport Federa- waar zeer veel belangstelling voor Den Haag houdt zich echter niet :en bezig met breedtesport de ge ënte wil ook het recreatief bewegen orderen. Den Haag is daarbij door natuurlijke omgeving in het voor- Vink: 'Den Haag heeft veel parken daarin willen we meer trim-parkoer- momenteel hebben we er vier •'eggen. Het is jammer dat er in de duinen zoveel, tè veel, prikkeldraad is,( dat dat gebied nog te weinig in gebruik kan zijn. Ik wil me daar niet bij neerleg gen. Onlangs hebben we een bezoek gebracht aan de Kennemerduinen, waar al het prikkeldraad is teruggedrongen. Hoewel de gebieden niet te vergelijken zijn, willen we in Den Haag toch probe ren het prikkeldraad zo veel mogelijk te verminderen.' Verspilling Bij het tekort aan financiële middelen dringt zich de vraag op, of bij de aanleg van voorzieningen niet vaak sprake is van verspilling. Het Oberwiesenfeld, waar het super-luxe complex voor de Olympische Spelen verrees, is een voor de hand liggend voorbeeld. Maar ook op lager niveau zouden de kosten aanzienlijk kun nen worden gedrukt. Grasvelden bijvoor beeld vragen kostbaar onderhoud. Maar in Nederland bestaat nog nauwelijks be reidheid (zoals in andere landen) naar goedkopere velden over te stappen. Met kunststof wordt wel geëxperimenteerd, maar voorlopig is dat nog te düur. Vink: 'We zijn in Nederland inderdaad ver wend op het gebied var sportvelden. Bij de bouw van overdekte accommodaties zou kunnen worden gezocht naar goedko pe en sobere hallen per slot van rekening hoeven we niet voor de eeuwig heid te bouwen.' Accommodaties moeten echter vaak aan eisen voldoen, die bij nader inzien niet noodzakelijk zijn en alleen maar veel geld kosten. De internationale sportbon den stellen vaak onredelijke eisen, waar door bijvoorbeeld de wielerbaan in München (kosten 26 miljoen mark) al voor het gebruik 'waardeloos' was. Zaal sporten vragen vaak een hoogte, die nauwelijks nog te verdedigen is. Vink: 'In sommige gevallen wordt wel eens te veel gevraagd. In Engeland is, toen de badmintonbond een grotere afstand tus sen vloer en plafond wenste, een onder zoek geweest napr het nut daarvan. Het bleek dat de shutle zo weinig in het bovenste vak terecht kwam, dat het nau welijks of geen invloed op het spel had. Bovendien is een lage sporthal, met een hoogte van zeven meter bijvoorbeeld, niet alleen goedkoper, maar ook gezelli ger de sfeer is intipmer.' Ruimtegebrek Voor de grote gemeenten zijn sportvoor zieningen niet alleen een financieel pro bleem; ook planologisch rijzen er moei lijkheden. Amsterdam moet, zoals gezegd, al uitwijken naar de randgemeenten. Dat ruimtegebrek kan vérstrekkende gevol gen voor de veldsporten hebben. Van der Pols (Rotterdam): 'Het is een illusie dat wij in de toekomst in de benodigde grasvelden kunnen voorzien. De veld sporten vragen te veel oppervlakte. Bo vendien kunnen zalen veel intensiever worden gebruikt, zodat het voor de hand ligt dat er een intensievere propaganda voor de zaalsporten zal komen.' ZOVEEL GEMEENTEN, ZOVEEL ZINNEN. Iedere gemeente bepaalt zelf hoe de sport ter plaatse wordt gesteund. Gezien de behoefte, die van plaats verschilt, een logisch gegeven. Maar ook een gegeven dat de kans biedt op verspilling, op onnodige concurrentie. Van overleg is slechts incidenteel sprake. Zo hebben de wethouders van gemeenten waarin betaald voetbal wordt gespeeld, gezamenlijk geprobeerd hun houding tegenover de prof clubs te betalen; zo wisselen de wethouders van de vier grootste gemeen ten informatie uit; functioneert een landelijke contactraad en zijn ook op regionaal vlak voorbeelden van bundeling. Het blijft echter een ondoorzichtige structuur. Daarom ook stelt Harry Ver hey, wethouder in Amsterdam, dat het noodzakelijk is op korte termijn met een goed gestructureerd sportbeleid te ko men. waaraan, vanzelfsprekend, een fi nancieel plan moet worden gekoppeld. Harry Verhey over het waarom: 'Het probleem van de sport in Nederland is dat het nooit goed benaderd is. De gemeenten doen veel voor de sport, zo'n 98 procent, maar iedereen doet het indi vidueel, elk werkt op zichzelf. Je kunt dan een eenzijdig sportpatroon krijgen dat van toevalligheden afhangt. Een be langrijk aspect daarbij is het willen verkrijgen van een slatus-symbool. De ijsbanen bijvoorbeeld die overal verrezen zijn het gevolg van het najagen van een stuk status. Het zelfde speelde in de vijftiger jaren, toen veel gemeenten, het was immers goed voor de stand, een schouwburg wilde hebben. Daarom heb ben we behoefte aan een nationaal sport- plan, niet om een stuk dirigisme te krijgen, maar om een plan te krijgen dat steunt op feiten, gegevens, op studies naar bepaalde behoeften: een plan dat de normen opstelt voor de kwaliteit en dat de spreiding regelt. We zijn een klein land en wat moeten we dan met een Papendal, en vlak daarbij het sportcen trum in Zeist, een ruzie over een zwem bad en dan ook nog eens een hippisch centrum in Deurne. Begrijp me goed, ik veroordeel het streven en de energie niet, maar wat zou je niet hebben kun nen doen met de aanwezige geldmiddelen en energie?' Dat sportplan zou de grote lijnen moeten aangeven en de gemeenten ruimte laten voor eigen initiatief. Dat plan, waaraan ook zijn collega's Vink en Van der Pols behoefte hebben, zou moeten worden opgesteld met behulp van de regering, de gemeenten en de sport. Naast een financieel plan is een dergelijke plan ning zonder onderzoek onmogeijk. Ver hey: 'De sport is altijd wat amateuris tisch benaderd. Als je behoeften wilt plannen, meot je dat via wetenschappe lijk onderzoek doen. Kijk bijvoorbeeld naar voetbal. Momenteel wordt de leef tijdsgrens zowel naar boven als naar beneden verschoven. Je mag op steeds jongere leeftijd al gaan spelen, terwijl je anderzijds tot op steeds hogere leeftijd kunt spelen. Die bewegingen hoor je te onderkennen.' In Den Haag zijn daar reeds pogingen toe ondernomen. Daar is een enquete gehouden, waarvan de resul taten zijn te vinden in het strucuur-plan. Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht willen graag tot die landelijke coördinatie komen. Vink: 'We willen daar graag met Vonhoff over praten. Hoewel je toch altijd in je eigen ge meente terugkomt, moet voor de grote accommodaties zeker een landelijke coör dinatie komen.' De 'vier* hebben in maart een brief aan Vonhoff geschreven, waarin ook het onderzoek, nodig voor de planning, ter sprake komt. Antwoord is er nog niet gekomen. De drie wethouders zijn het op veel punten eens, zijn niet uitgesproken pessi mistisch voor de toekomst en richten zich vooral en in de eerste plaats op de breedte-sport. In dat laatste echter gaat Amsterdam verder dan Den Haag en Rotterdam. In Den Haag ontvangt de enige betaald voetbal-organisatie steun en ontstaat met De Uithof een top- schaatsccntrum. Bovendien speelt wet houder Vink met de gedachte van een stichting om de Haagse topsport te on dersteunen; een stichting die door spon sors in het leven moet worden gehouden en waardoor wordt vermeden dat clubs of topsporters zich direct aan een spon sor binden. Rotterdam bezit in Ahoy' een topsport-complex dat jaarlijks 5.5 miljoen gulden kost en heeft in het gemeentelijk bad West gelegenheid voor top-zwemmen. De gemeente Amsterdam ontplooit echter nauwelijks of geen van dergelijke initiatieven. Bewust. Beleving Harry Verhey over het waarom: 'Wij hebben bewust de bouw van grote objec ten vermeden. We richten ons al jaren op de basisvoorzieningen voor de actieve sport, hetgeen niet wil zeggen dat we helemaal geen oog voor de verdere op bouw zouden hebben. We zijn bezig met een internationaal hockey-centrum. Maar het gaat in de eerste plaats om de qctivneit van de mensen zelf, dat is de wezenlijke eis van deze tijd. Daaraan is te weinig gedacht, er is te weinig voor uitgekeken. Toen de vijfdaagse werkweek werd ingevoerd, was daar geen doordacht beleid aan gekoppeld, was niet gedacht aan de noodzakelijke voorzieningen die daaruit voortvloeiden. Na de tweede we reldoorlog is Nederland geïndustriali seerd. Het werk is geautomatiseerd etce tera, de anonimiteit, de massaficatie is toegenomen en kan tot uitdrukking komen in bijvoorbeeld sportverdwazing. Wat mij ook steekt is het feit dat altijd van vrije tijdsbesteding wordt gesproken, terwijl het in feite om de beleving van de vrije tijd gaat. Daarom is het noodza kelijk de activiteit te beklemtonen, je op de basis te richten in plaats van op het passieve. Een bijkomstigheid is, dat je zodra de mensen actief zijn, je een gekwalificeerd publiek kweekt.' In Amsterdam zal dus geen Ahoy' wor den gebouwd. Verhey: 'Een gevaar daar bij is, dat je, wanneer Je een topvoorzie- ning bouwt, de schijn wekt dat je iets aan sport doet. Maar in wezen doe je dat niet, je camoufleert.' Amsterdam bewan delt een andere weg, koopt bijvoorbeeld een stel race-fietsen voor schoolwedstrij- den. Verhey: 'Het was een verrukkelijk gezicht, toen die jongetjes voor het eerst met die fiets werden geconfronteerd, hoe ze dat bewonderden en hoe ze er later op reden.' HARRY VERHEY HENK VAN DER POLS WETHOUDER VAN DER POLS zal Rotterdam voor het jaar 1973 géén beleidsnota aanbieden. In tegenstelling tot voorgaande jaren zal hij zijn plannen en wensen voor de nabije toekomst niet kenbaar maken. Deze weigering komt niet voort uit halsstarrigheid of een afkeer van open baarheid, maar omdat hij geen zin heeft opnieuw in herhalingen te treden. Van der Pols: 'Mijn plannen zijn bekend, ik heb ze al in 1971 en 1972 in nota's neergelegd. Er komt echter toch niets van terecht. Wat ik voor 1972 heb geschreven, geldt nu nog voor negentig procent'. De uitvoering van de plannen, die de Rotterdamse gemeenteraad goedkeurde, is namelijk afhankelijk van Gedeputeer de Staten en CRM. Van die instanties komt de benodigde toestemming en daar mee de beschikbare financiële middelen echter niet of nauwelijks af. Deze afhan kelijkheid van andere, hogere instanties vloeit voort uit het feit dat de gemeen ten vrijwel geen eigen inkomen hebben en, zeker wanneer ze in de rode cijfers zitten en een zogenaamde artikel twaalf gemeente worden, in een financieel onze kere positie komen te verkeren. Dat wachten op geld kan lang duren. Verhey (Amsterdam): 'Er kan wel twee jaar overheen gaan. En wanneer het geld dan komt, kun je door de prijsstijgingen in die tijd waardoor alles weer duurder is geworden, weer een aanvullend krediet vragen.' Urgent De plannen van Van der Pols beogen in iedere wijk een sporthal, een re- creatiebad en instructiebaden tot stand ie brengen; de aanleg van een veertig velden en het opknappen van vervallen accommodaties. De plannen zijn oud, maar blijven nieuw. Van der Pols: 'Raadsbesluiten die vorig jaar zijn goed gekeurd, liggen nog steeds te wachten. En er zijn uiterst urgente voorzieningen bij. In het afgelopen jaar bestaat het totale goedkeuringsbeleid voor wat de grote objecten betreft, uit één groot zwembad en één klein openluchtbad. De rest ligt nog bij Gedeputeerde Staten of CRM. Met de plannen die de gemeente raad goedkeurde maar waarvoor nog geen toestemming is gekregen, is zo'n 25 miljoen gulden gemeoid. Daarbij zijn bijvoorbeeld de voorzieningen in Pernis en Hoogvliet en een sporthal in de Alexanderpolder. Yan vier wijksporthal- len, die al twee 'jaar in gebruik zijn, kregen we nu pas te horen dat de eerste voor rijkssubsidie in aanmerking komt'. uitdrukken. De gemeenten worden op afgrijselijke wijze in de tocht gezet.' Ook zijn Haagse collega Vink verzet zich tegen het bestempelen van sportvoorzie ningen als onrendabel 'Onze uitgaven worden onrendabele investeringen ge noemd, maar investeringen in mensen zijn de beste investeringen die je kunt maken. In de volgebouwde grote steden is een gevecht aan de gang voor de leefbaarheid, en dat gevecht kun je niet winnen zonder geld.' Het is een oud verhaal: de koele cijfers contra voorzieningen od het welzijnsvlak. Feit is dat de investeringen in een sporthal er nooit uit komen, dat de exploitatie van zo'n hal nooit sluitend is te krijgen. Om daarom echter (Van der Pols: 'Terwijl er in Rotterdam 1300 bouwvakkers werkeloos rondlopen') dan maar geen hal te bouwen, is voor Van der Pols onaanvaardbaar. 'Wij zbllen op de meest scherpe wijze stelling nemen tegenover het rijk. Het is dwaas dat nog steeds door de gemeente goedgekeurde plannen voor de poorten van de hel liggen. Terwijl er een ruime kapitaal markt is, die niet mag worden benut voor het aanvatten van nieuwe werken.' Voor Rotterdam is het. evenals voor Den Haag, de eerste keer dat voor de tekor ten een beroep op de algemene middelen moet worden gedaan. In het verleden werden de tekorten altijd uit de reserve gedekt. En in feite, meent Van der Pols, is de begroting ook nu sluitend wanneer het tekort van het openbaar vervoer niet in aanmerking wordt genomen. Dat heeft, opnieuw volgens Van der Pols, grote offers van de bevolking gekost zo groot dat nieuwe offers op het terrein van de sport en de recreatie wel eens te veel zouden kunnen zijn. Wegtrekken Onrendabel Dc oorzaak van het lange wachten schuilt in het feit dat de voorzieningen niet rendabel zijn. Van der Pols: 'We zitten in de mangel. Want projecten op het gebied van sport en welzijn zijn nu eenmaal niet rendabel. Maar ik vind het argument van geldelijk niet rendabel zijn, onjuist Want dan wordt vergeten dat je het leefklimaat, en daar horen deze voorzieningen bij, niet in geld kunt De positie van de grote gemeenten wordt de laatste jaren door nog een factor ongunstig beïnvloed: het wegtrekken van de bewoners naar de randgemeenten. Doordat de rijksbijdrage afhankelijk is van het aantal inwoners, is het gevolg een financiële teruggang. Maar van een ontlasting van de bezettingsgraad van de sportaccommodaties is geen sprake. Van der Pols: 'Een Rotterdammer blijft een Rotterdammer. Wanneer ze in Baren- drecht gaan wonen, blijven ze zich Rot terdammer voelen en in Rotterdam, waar ze vaak ook nog werken, voetballen. Voor het werk en de recreatie blijven ze naar Rotterdam komen.'

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1972 | | pagina 25