JUAN GENOVÉS' KUNST IS DUIDELIJK GENOEG Vet voor Willies trein De grootheid van Verman de Man |OUV KWARTET ZATERDAG 7 OKTOBER 1972 KUNST T21/K21 oor J. van Doorne hrijven over Herman de Man is schrijven over een leven, dat even amatisch als tragisch is geweest. Salomon (Sally) Herman Ham per was van joodse afkomst; hij werd op 11 juli 1898 te Woerden boren; zijn vader was een lapjeskoopman. Al spoedig trok de jonge lly met zijn vader langs de boerderijen, weelderig gelegen in het oene hart van Holland. Op die tochten leerde hij de figuren kennen, e zijn romans en vertellingen zouden gaan bevolken. Op die tochten lorde hij menig verhaal, dat hij in zijn werk invlechten zou. gezin Hamburger kende niet rust. In 1916 trok het naar ida, waar Sally onder meer ver- ggever wordt van het Dagblad voor uda. Hij was een tegendraadse jon- i; dienstweigering bracht hem voor ■e jaar in de gevangenis te Sche lingen. Na zijn straf te hebben gezeten, komt hij in Amsterdam in journalistiek terecht. Hij publi- rt zijn eerste roman: 'Aardeban- en trouwt met een Rotterdamse: Kalker. Hij gaat in Utrecht wo- i, maar al spoedig wordt het Via- i en daarna Woerden. 1926 gaan Sally en Eva over naar Rooms-Katholieke kerk. Hij heeft j al twee van zijn bekendste ro- ns geschreven: 'Het wassende wa- en 'Rijshout en Rozen', gaat het gezin in Berlicum bij Den sch wonen, waar Herman de Man baan bij het Teulingsconcern ge- gen heeft. literaire productie gaat onderwijl Hij schrijft veel en hij wordt ag gelezen. ir de oorlog zal aan dit zo rijke en cesvolle leven een tragisch einde ken. Als de oorlog uitbreekt, is man de Man in Frankrijk. Hij had r een buitenhuisje gekocht, waar zich zo nu en dan met zijn vrouw ugtrok. Hij was er juist om in alle t een boek te schrijven. Hij weet ir Londen te vluchten, waar hij Radio Oranje verbonden werd en iwaar hij naar Curagao ging als Etteur van de Curagaose Radio Om- P' ■man de Man (die zijn pseudoniem 1943 had laten legaliseren) was tnlang onkundig van het vreselijke dat zijn gezin beschoren was. Zijn w werd met vijf van zijn kinde weggevoerd. Een zoon weet te rluchten. maar wordt tijdens die cht doodgeschoten. Eva de Man dt met vier kinderen vergast, its twee kinderen bleven over: sf. die thans priester-arbeider in is en Maria, getrouwd met een ug in Nederland, raakt Herman de volkomen ontredderd. Hij kan meer schrijven Zijn einde zou •lideijjig komen. Als vertegenwoordiger lereofl een Eindhovense autohandel rt hij op 14 november 1946 uit Dekenjgeland naar Nederland terug. Het igtaig waarmee hij de reis maakte, onjelukte op Schiphol. Er waren i>n werlevenden. n let korte, rijke en smartelijke w vin Herman de Man was daar- o een einde gekomen, ligt in Oudewater begraven. Iwijfeld is hij de begaafdste loeteeischrijver in het Nederland van eeuw geweest. Zijn virtuoos taal- uik, sterk plaatselijk gekleurd, kt het lezen van zijn veelal anec- :elijki t t nu in di meel ,J Ing j.. ische verhalen tot een groot ge- ^Maar het is vooral de dramatiek, hem verre doet uitstijgen boven zo geliefde genre van de boeren- in. feite schreef hij geen boerenro- \r oui|b Wel nemen boeren een grote Is in in zijn werk, maar dat kan tliin4van de arbeider en van de zwer- gezegd worden. De Man was een In Londen kreeg hij het al jg, dig aan de stok met zijn meerde len in Curasao met de Shell, die van uitbuiting beschuldigde. Hij tt het in zijn boeken dan ook Is op voor de verdrukten en ver ten. Menig groot heer of rijke oeri* neemt hij in zijn werk op de Jkteu el en dat op een manier, die hen, 1 zeer hij personen en plaatsen ver ven mag hebben, voor streekbe- ers herkenbaar maakte. Dat heeft ad bloed gezet. Man had een sterk gevoel voor natiek. Zijn verhalen zijn verre idyllische pastoralen. Integendeel, ed is menigmaal het lot van de ihreven figuren. Wat eveneens op- is dat hij niet zwart-wit schrijft, schrijft naar het leven en dat is eenmaal niet in een eenvoudig 'ma te vangen. De levensgang van E figuren is grillig, i Herman de Man, een bekeerde i, een rooms-katholiek man, heeft geen ander de oer-Hollandse ek tussen Lek en Dssel beschre- Het is een streek van calvinisten, land, steeds belaagd door het er, de grote vijand, die toch aan landschap zulk een grote bekoring boeken van Herman de Man wor- nog altijd en graag gelezen. Zo ichecn onlangs van 'Het wassende sr' de drieëntwintigste druk. Het boek is ook in vele talen vertaald. Hoe dit overigens mogelijk is, is me een raadsel. Het zeer eigendommelijk taalgebruik in de streek tussen Lek en IJssel, grammaticaal sterk afwij kend van het gewone Nederlands, kan in een vreemde taal niet tot zijn recht komen. En juist dit taalgebruik is een van de bekoorlijkheden van De Man's boeken. Men hoort 'Het wassende water' vaak noemen als zijn grootste werk. De Man was zevenentwintig toen het boek verscheen. Hij heeft dus maar een korte aanloop nodig gehad om tot volle literaire bloei te geraken. Een jaar voor het verschijnen van de ge noemde roman was 'Rijshout en Ro zen' verschenen, een werk dat ik van minstens gelijke kracht acht als 'Het wassende water'. De Man heeft tal van verhalen ge schreven. Ze hier alle noemen is over bodig. Een uitzondering wil ik maken voor 'Heilig Pietje de Booy', 'Scheeps werf de Kroonprinces' en vooral voor wat ik persoonlijk zijn sterkste, dra matisch meest geslaagde werk vind: 'De barre winter van '90'. Thans wordt te Oudewater de rebel Herman de Man met een tentoonstel ling geëerd. Tot en met 29 oktober kan men in het op magnifieke wijze gerestaureerde stadhuis een overzicht krijgen van het leven en het werk van de man die een literair monu ment heeft opgericht voor de contrei en van Oudewater. Zijn boeken liggen er. Tal van (vejrgrote) foto's en hand schriften zijn er overzichtelijk gerang schikt. Er is een opkamer ingericht, die de bezoeker enig inzicht geeft in de landelijke rijkdom die tot uitdruk king komt in de inrichting van zulk een opkamer. Er zijn treffende zaken. Vergroot is er de ondertekening te zien van de trouwacte van Herman en Eva de Mam. Er ligt ook een sentimenteel sonnet, gescnreven in de gevangenis van Schevenmgen. Het is opgedragen aan een jeugdvrien dinnetje. Niets verraadt in dit gedichtje de kracht van De Man's episch schrijversschap, een kracht die toch binnen enkele jaren evident zou worden in zijn streekromans. Het genre van de streekroman is een belangrijk literair genre De streekro man is meestal eenvoudig van struc tuur, is vóór alles verhaal. Ik weet wel dat er heel wat zwakke broerders zitten onder de auteurs van dergelijke romans. Maar zijn die niet te vinden bij de auteurs van welk genre ook? Nu is menig steclelmig niet anders dan een ontheemde plattelander. De streek roman is voor hem een soort van genezende retraite. Ik vind dat een verdienste. Herman de Man heeft met zijn wer ken bewezen, dat de streekroman een volwaardige roman kan zijn. Bij hem geen eind goed, al goed. Bij hem overwint het goede het kwa de lang niet altijd. Niemand is bij hem alleen maar goed of alleen maar slecht, alleen maar zwak of sterk. Hij had een open oog voor de realiteit, voor de dramatiek van het leven en de dreiging van het verderf. En bij alle beperking die hij zich wat de plaats van handeling betreft opleg de, heeft hij het totale leven binnen die begrenzing gestalte gegeven. En dat is een verdienste die menige niet-streekroman niet heeft. Als het er op aankomt, staat niet een bepaald slag mensen in het hart van De Man's boeken, maar 'de' mens. Nadat ik de tentoonstelling van De Man's leven en werken gezien had, heb ik nog wat door Oudewater ge wandeld. Het is een klein, grillig gebouwd stadje, in de negentiende eeuw heel erg geschonden. De voor naamste schoonheid van Oudewater is zijn ruimtewerking. Zoals dat met vele oude steden van Nederland het geval is, is er aan het tot stand komen van Oudewater geen planologi sche dienst te pas gekomen. Gelukkig maar. Maar ook zijn in Oudewater onevenre dig vele fraaie gevels te zien, staan er drie heel mooie gebouwen: de kerk, het stadhuis en de Waag. Maar werkelijk genieten kon ik er niet van Want wie de tentoonstelling gezien heeft, een tentoonstelling die nergens van wrok of bitterheid ge tuig, komt urenlang niet los van een gevoel van verbijstering, hoe vaag dan ook. Verbijstering om het feit dat er zoveel vernietigende. schennende boosheid op aarde kan bestaan. Want daarvan getuigt zwijgend deze exposi- Juan Genovés: 'Tegen de muur', 19G5, gemengd? techniek. door G. Kruis Juan Genovés. Een Spaans kunstenaar van wie tot 12 november schilderijen en collages te zien zijn in de erg mooie nieuwe vleugel van liet Rotterdamse Museum Boymans-Van Beuningen. Al zal de naam maar weinigen iets zeggen: eerder, in 1968, was er werk van hem opgenomen in de tentoonstelling 'Hedendaagse Spaanse kunst' (en die had zelfs als toevoeging "van Picasso tot Geno vés') in hetzelfde museum, dat ook een paar werken van hem in zijn verzameling heeft. Juan Genovés. Een Spaans kunstenaar met een oeuvre, dat laat zien, dat het in Spanje, een land met een grote traditie op het gebied der beeldende kunstenaar, weer borrelt en bruist. Weer, want na die afgrijselijke moordpartij in de jaren dertig kreeg het reactionaire academisme, zoals in alle fascistische landen, het kunstle ven helemaal in zijn greep. De 'offi ciële' kunst keek weemoedig terug op het grote verleden en produceerde zaken die ogenschijnlijk wel iets mo numentaals hadden, maar dat was al leen maar uiterlijk, een duf naboot sen van wat eens in aanzien gestaan had. José M. Morena Galvan, een kunsthis toricus die een aantal boeken over de kunst van Spanje op zijn naam heeft staan, stelt dat een zelfbewuste avant- garde kunst, zoals die in Spanje in de vijftiger jaren toch nog vrij plotseling opkwam, pas ontstaan kon 'op het moment dat het bewustzijn van onze verdeeldheid of liever ge zegd, het bewustzijn van de onwerke lijkheid van ons bestaan, zonder te genstrijdigheden openlijk aan de dag trad'. Maar ook voor en tijdens de grote 'inzinking' in het land zelf verwierven Spaanse kunstenaars een wereldnaam. Gonzalez het Amsterdams Stedelijk heeft dat prachtige ijzeren beeld van hem de kubist Juan Gris, beroemd heden als Joan Miro, Salvador Dali (goed vertegenwoordigd in Boymans) en de belangrijkste van allemaal, Pa- blo Picasso. Hun inbreng was van een zeer grote verscheidenheid: Spaanse kunstenaars, aldus José Fernóndez del Arno, de stichter van het Museum van Moder ne Kunst te Madrid, bezitten een eigenschap waaruit zowel het grote probleem als de hoogste prestaties van de moderne kunst voortkomen: individualisme. Heel duidelijk kwam dat vooral ook naar voren op de tentoonstelling 'Tes- timonio 72', werk van jonge Spaanse kunstenaars, die dit jaar in een drie tal provinciale musea te zien was. Op die cxnosilic. con off'ciële Snnarsc aangelegenheid, in roulatie gebracht door de Nederlandse Kunststichting, ontbrak echter het werk van Juan Genovés. Toch signaleerde Alexandre Cirici, een in Spanje zeer toonaangevende figuur op dit gebied, hoogleraar. eeD zestigtal boeken over kunstgeschiede nis, hem al jaren terug als een van de meest opvallende en zeker meest indi viduele kunstenaars uit de kring der nieuwe realisten van Valencia. Ook uit de lijst van gehouden ten toonstellingen in de catalogus hij exposeerde in 1966 voor het laatst in Spanje, daarna alleen nog maar in het buitenland zou kunnen bi ijken dat men daar in 'bepaalde kringen' niet erg enthousiast is over zijn werk. En dat anderen, galeriehouders bijvoor beeld, er daarom maar liever zo wei nig mogelijk mee te doen hebben. Want Juan Genovés enige the ma, althans op deze presentatie, is het geweld en vooral de tragiek daarvan. En dat geweld is nogal eens geünifor meerd: petten, helmen maar ook gleufhoeden.Genovés voelt zich, zo als hij zegt, sterk betrokken bij de sociolcgisch-politieke samenhangen in deze maatschappij en de conflictsitua tie, die daaruit kan onstaan, maar kan (mag?) daar in woorden moeilijk ui ting aan geven. Dus laat hij 'zien' wat hij bedoelt. Op velerlei manieren. Heel 'realistisch': twee mensen, een (oudere) vrouw en een man op de rug gezien, handen omhoog, tegen de muur een geboeide gevangene tussen twee anonieme agenten of een man, die bezig is over een muur te klimmen maar niet verder komt. 't Zijn collages, samengesteld uit ge wone kledingstukken, die wel een be paalde 'toon' hebben gekregen, en papier-maché. 't Klinkt misschien wat carnavalsoopachtig. maar als ie ervoor staat, gaan die volkomen verloren en gekreukte figuren je door merg en been. Ik kan me heel goed voorstellen dat er veel mensen zijn, die al direct afstand nemen tegen 'kunst met een boodschap': maar al te vaak krijg je alleen de boodschap, soms alleen de 'kunst'. Genovés heeft overigens geen enkele blijk van de modieuze angst voor het estetische: hij beeldt afgrijse lijke toestanden mooi, schilderkunstig mooi bedoel ik, uit. Een van ziin nroblemen is, zo licht hij toe, 'het juiste evenwicht te vin- Bleekers zomer van Mensje van Keulen door T. van Deel Hoe meer je het gevoel hebt dat je met het vertellen van het verhaal nog niets over het boek gezegd hebt, hoe beter zo'n boek is. Een ver haal is noodzaak, maar in feite van ondergeschikt belang. Het is mid del, geen doel. Aan een verhaal wordt immers iets opgehangen; het dient ter belichaming van een idee. den tussen de visuele schoonheid, die de toeschouwer moet behagen en de ervaarbaarheid van de boodschap die nu niet bepaald aangenaam is'. Om die aanspreekbaarheid van de schil derijen, eerst in een enkele toon. later steeds kleuriger, te benadruk ken, werkt hij ook al omdat 'men' dear door televisie en bioscoop aan gewend is als hel ware 'filmisch', in verschillende, elkaar opvolgende stadia. In 'Iets dichterbij' bijvoorbeeld deelt hij het doek in tweeën: op de linker helft zie je een massa vluchtende men sen met daarachter wat donkere vlek ken. Op het rechtergedeelte van het schilderij wordt de partij met die donkere vlekken 'uitvergroot': 't zijn de achtergeblevenen, de gewonden en de doden. Of, dn drie delen: een lopende man, dan dezelfde man, die na het opdui ken van twee dreigende schaduwen op de voorgrond, zijn pas gaat versnellen en tenslotte verdwijnen de schaduwen weer en ligt daar, in de verte, een man. 't Zijn meestal schaduwen, silhouet ten, mensen zonder gezicht, die aan vallen en vluchten in een wazige, mistige wereld. Soms is het zelfs alleen maar een silhouet van het uiterste puntje van een geweerloop, rechts op het schilderij, 'n vreemd, beangstigend leeg vlak in het midden en links, wat onduidelijke opgestoken handen. Voor zijn latere werk, ge bruikt Genovés geen titels meer. Die heeft hij vervangen door diagrammen, die hij op de achterzijde van zijn werken schildert. Voor deze tentoon stelling zijn ze gereproduceerd en ze hangen nu, inplaats van de titel dus. naast de betreffende schilderijen. Soms kun je er een soort compositie schema in terugvinden, maar meestal wordt je er niet veel wijzer van. 'k Zie er ook echt het nut niet van in ze allemaal in de catalogus af te druk ken. Zeker niet zoals het geval is, zonder enige nadere toelichting. Die diagrammen verduidelijken niets, evenmin trouwens als de titels. Om dat er helemaal niets te verduidelij ken valt. Genovés' werk spreekt hele maal voor zichzelf. En is maar al te duidelijk. Een goed boek is niet na te vertellen. Gerrit Krol heeft dat eens mooi onder woorden gebracht. Hij schreef: 'Ik heb vaak een samenvatting gelezen, in de krant, of op de achterflap, zo kort en krachtig en boeiend dat het boek na lezing er maar kleurloos bij afstak. Wat een tijdverlies, zo veel bladzij den. Wat een omhaal van woorden als het op een briefkaart kan.' Een goed boek is niet na te vertellen, je moet het lezen. Het verhaaltje van een boek is meest al erg eenvoudig. Daar kan het dus niet aan liggen dat een goed boek niet is na te vertellen. Het gaat er juist om wat er met dat verhaaltje gedaan is, hoe het wordt verteld, in welke volgorde de gebeurtenissen ge presenteerd worden. Dat zijn de stilis tische en compositorische eigenschap pen van een boek en die zijn alleen na te vertellen door het boek in zijn geheel, woord voor woord, voor te lezen. Dat begrepen we als kind heel goed, toen we onze ouders elke avond voor het slapengaan vroegen hetzelfde verhaal, woordelijk, voor te lezen. Wanneer we dan toch over een roman spreken als over het verhaaltje van een roman, is dat onze zwakheid. Voor iedere lezer is het eenvoudiger verslag te doen van de gebeurtenissen waarmee een boek hem confronteert dan van het thema dat die gebeurte nissen belichamen. Voor dat laatste moet een roman geïnterpreteerd wor den, wat naast lezen soms een hele- hoel denkwerk vereist. Op het eerste gezicht is er geen eenvoudiger roman voorstelbaar dan 'Bleekers zomer' van Mensje van Keu len. Het lijkt wel alleen een verhaal tje over een Haagse kantoorklerk die ineens zó genoeg krijgt van het leven thuis en op zijn werk. dat hij er tussenuit knijpt en pas vier dagen later weer opduikt. Het boek be schrijft zijn gezinssituatie, de toestand op kantoor, zijn vlucht naar oude vrienden in Amsterdam, het verloe dert en) de leven daar en de terugkeer naar huis. Zonder nu te willen bewe ren dat achter deze eenvoud een grote complexiteit schuilgaat, meen ik toch dat 'Bleekers zomer' niet zozeer in drukwekkend is om zijn verhaal, als- wel om hoe dat verhaal wordt verteld. In principe kan zo'n verhaal immers o]) duizend-en-een manieren verteld worden, en al kennen we geen andere manier dan deze ene het is onze taak er ons rekenschap van te geven in welk opzicht déze, bestaande wijze van vertellen uniek is. Om een indruk van die vertelwijze te geven citeer ik een korte passage, waarin de 32-jarige Willem Bleeker aan de vooravond van zijn vlucht thuis zit, met de TV aan en een kop thee van zijn vrouw Adrie in het vooruitzicht 'Ze zette de kop op tafel, schonk hem vol en deed er snel drie scheppen suiker in. 'Hier', zei ze terwijl ze de kop voor z'n gezicht hield. Hij keek naar haar rode vingers met de korte nagels waarin kalkvlekjes meegroei den en pakte de kop zonder haar vingers aan te raken. 'Je hebt dat kopje toch wil vaker gezien', zei ze korzelig. 'Mmm', zei Bleeker en zette het op de leuning. Hij sliep tot ze hem wakker schudde. 'We gaan slapen', zei ze.' Op een erg geraffineerde, haast koele manier laat Mensje van Keulen hier tot in details de contactloze relatie zien tussen Bleeker en zijn vrouw. Vooral de laatste twee zinnen zijn veelbetekenend en schrijnend. Haar techniek lijkt eenvoudig, maar niets is moeilijker dan het typerende lich ten uit de alledaagsheid, de tragiek uit het banale. Ze is daarin volledig geslaagd, geloof ik. Elk detail is ver antwoord en door sititiel verzwijgen komt iets vaak sterker over. 'Bleekers zomer' is met liefde geschre- en. Alle avonturen die Bleeker in Amsterdam meemaakt, bij de simpele Daatje, met de scharrelaar Gerrie Fontijn zijn jeugdvriend met de hoer Annie, in de café's, in de klokjeswinkel van Gerrie, in de snelle auto van Gerrie, al die gebeurtenissen zijn betrokken op Bleekers probleem. Amsterdam kan beschouwd worden als de tegenwereld van Den Haag, voor Bleeker. Hij zoekt er zijn vrij heid, maar hij blijkt gevlucht te zijn in een ander bestaan dat hem ook niet past. Ook in Amsterdam voelt hij zich niet tot zijn recht komen. Mensje van Keulen heeft in haar manier van vertellen die tragiek gelegd. De enke le keer dat Bleeker zich even opeeno men voelt in het andere leven, staat daardoor in nog schriller tegenstel ling tot de gruwelijke rest van zijn belevenissen. Zo'n geluksmoment wordt prachtig beschreven in de vol gende passage: 'Opgewekt liep ie achter Gerrie het huis uit. De vrouw laten liggen en op pad gaan. Hij rechtte z'n rug en pafte aan z'n sigaar. Boven Gerries blonde haren kringelde dezelfde dikike ronk. Zo hoort het, dacht ie voldaan en kon zich niet herinneren waar het fout was gegaan.' Toch is het fout gegaan en het wordt nog erger. Bleeker komt in de Am sterdamse chaos tot het inzicht dat hij geen scharrelaar, souteneur of stu dent is, maar 'een man met een gezin, een man die een gewoon autootje heeft waar ie door de week geen kilometers mee maakt.' Hij keert te rug naar huis. waar hij een onveran derde vrouw aantreft Trek wel die kleren uit. ze stinken.Geen gezicht ook. En je moet je scheren'). En dan gaat het niet alleen uiterlijk mis met Willem Bleeker. maar ook innerlijk: 'Er knapte iets in z'n hoofd.' Bleeker houdt zijn bestaan niet vol, het heeft hem psychisch geknakt. Het impone rende slot van de roman luidt: 'Ik hoor ze wel. achter de deur staan ze te lachen. Ophouden, god, laat 't op houden.' Mensje van Keulen heeft met blee kers zomer' haar debuut! niet alleen de tragisch verlopende heroï sche vlucht van een Haagse kantoor klerk uit zijn benauwende dagelijks heid geschreven, maar een veel alge mener probleem in exempel-vorm aan geboden. Bleeker is onze representant, zijn tragiek krijgt universele propor ties. Nogmaals, en tot slot: het is niet het verhaaltje dat zo aangrijpt, maar de sterke emotionaliteit door alle nuch terheid van vertellen heen. Knap van 'Bleekers zomer' is de taal. Het ver gaat de lezer van deze kleine roman als het dc Jonge Bleeker zelf verging, die de eerste weken nadat zijn vader was gestorven niet huilde, niet 'toen ie z'n moeder zag jammeren, niet toen ze zwijgend de kleren van de overledene uit de kast haalde om ze naar de lommerd te brengen.' 'Pas weken later, toen de drempel van de keuken los zat, gebeurde het. In de gereedschapskist zag ie een blikje waar iets op geschreven stond. Vet voor Willies trein, las ie en toen was ie in huilen uitgebarsten, pling pling drupte het op het blikje.' De indruk op de lezer die Mensje van Keulens zinnen maken, is te vergelij ken met de indruk van de woorden 'Vet voor Willies trein' op Bleeker. Een soort overweldiging door een voud. Mensje van Keulen. Bleekers zomer. Een kleine roman. Erven Thomas Rap. Amsterdam. 1972. 8.90. Mensje van Keulen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1972 | | pagina 21