JUAN GENOVÉS'
KUNST IS
DUIDELIJK GENOEG
Vet voor
Willies trein
De grootheid van
Verman de Man
|OUV KWARTET ZATERDAG 7 OKTOBER 1972
KUNST
T21/K21
oor J. van Doorne
hrijven over Herman de Man is schrijven over een leven, dat even
amatisch als tragisch is geweest. Salomon (Sally) Herman Ham
per was van joodse afkomst; hij werd op 11 juli 1898 te Woerden
boren; zijn vader was een lapjeskoopman. Al spoedig trok de jonge
lly met zijn vader langs de boerderijen, weelderig gelegen in het
oene hart van Holland. Op die tochten leerde hij de figuren kennen,
e zijn romans en vertellingen zouden gaan bevolken. Op die tochten
lorde hij menig verhaal, dat hij in zijn werk invlechten zou.
gezin Hamburger kende niet
rust. In 1916 trok het naar
ida, waar Sally onder meer ver-
ggever wordt van het Dagblad voor
uda. Hij was een tegendraadse jon-
i; dienstweigering bracht hem voor
■e jaar in de gevangenis te Sche
lingen. Na zijn straf te hebben
gezeten, komt hij in Amsterdam in
journalistiek terecht. Hij publi-
rt zijn eerste roman: 'Aardeban-
en trouwt met een Rotterdamse:
Kalker. Hij gaat in Utrecht wo-
i, maar al spoedig wordt het Via-
i en daarna Woerden.
1926 gaan Sally en Eva over naar
Rooms-Katholieke kerk. Hij heeft
j al twee van zijn bekendste ro-
ns geschreven: 'Het wassende wa-
en 'Rijshout en Rozen',
gaat het gezin in Berlicum bij Den
sch wonen, waar Herman de Man
baan bij het Teulingsconcern ge-
gen heeft.
literaire productie gaat onderwijl
Hij schrijft veel en hij wordt
ag gelezen.
ir de oorlog zal aan dit zo rijke en
cesvolle leven een tragisch einde
ken. Als de oorlog uitbreekt, is
man de Man in Frankrijk. Hij had
r een buitenhuisje gekocht, waar
zich zo nu en dan met zijn vrouw
ugtrok. Hij was er juist om in alle
t een boek te schrijven. Hij weet
ir Londen te vluchten, waar hij
Radio Oranje verbonden werd en
iwaar hij naar Curagao ging als
Etteur van de Curagaose Radio Om-
P'
■man de Man (die zijn pseudoniem
1943 had laten legaliseren) was
tnlang onkundig van het vreselijke
dat zijn gezin beschoren was. Zijn
w werd met vijf van zijn kinde
weggevoerd. Een zoon weet te
rluchten. maar wordt tijdens die
cht doodgeschoten. Eva de Man
dt met vier kinderen vergast,
its twee kinderen bleven over:
sf. die thans priester-arbeider in
is en Maria, getrouwd met een
ug in Nederland, raakt Herman de
volkomen ontredderd. Hij kan
meer schrijven Zijn einde zou
•lideijjig komen. Als vertegenwoordiger
lereofl een Eindhovense autohandel
rt hij op 14 november 1946 uit
Dekenjgeland naar Nederland terug. Het
igtaig waarmee hij de reis maakte,
onjelukte op Schiphol. Er waren
i>n werlevenden.
n let korte, rijke en smartelijke
w vin Herman de Man was daar-
o een einde gekomen,
ligt in Oudewater begraven.
Iwijfeld is hij de begaafdste
loeteeischrijver in het Nederland van
eeuw geweest. Zijn virtuoos taal-
uik, sterk plaatselijk gekleurd,
kt het lezen van zijn veelal anec-
:elijki t
t nu
in di
meel ,J
Ing
j.. ische verhalen tot een groot ge-
^Maar het is vooral de dramatiek,
hem verre doet uitstijgen boven
zo geliefde genre van de boeren-
in.
feite schreef hij geen boerenro-
\r oui|b Wel nemen boeren een grote
Is in in zijn werk, maar dat kan
tliin4van de arbeider en van de zwer-
gezegd worden. De Man was een
In Londen kreeg hij het al
jg, dig aan de stok met zijn meerde
len in Curasao met de Shell, die
van uitbuiting beschuldigde. Hij
tt het in zijn boeken dan ook
Is op voor de verdrukten en ver
ten. Menig groot heer of rijke
oeri* neemt hij in zijn werk op de
Jkteu el en dat op een manier, die hen,
1 zeer hij personen en plaatsen ver
ven mag hebben, voor streekbe-
ers herkenbaar maakte. Dat heeft
ad bloed gezet.
Man had een sterk gevoel voor
natiek. Zijn verhalen zijn verre
idyllische pastoralen. Integendeel,
ed is menigmaal het lot van de
ihreven figuren. Wat eveneens op-
is dat hij niet zwart-wit schrijft,
schrijft naar het leven en dat is
eenmaal niet in een eenvoudig
'ma te vangen. De levensgang van
E figuren is grillig,
i Herman de Man, een bekeerde
i, een rooms-katholiek man, heeft
geen ander de oer-Hollandse
ek tussen Lek en Dssel beschre-
Het is een streek van calvinisten,
land, steeds belaagd door het
er, de grote vijand, die toch aan
landschap zulk een grote bekoring
boeken van Herman de Man wor-
nog altijd en graag gelezen. Zo
ichecn onlangs van 'Het wassende
sr' de drieëntwintigste druk. Het
boek is ook in vele talen vertaald.
Hoe dit overigens mogelijk is, is me
een raadsel. Het zeer eigendommelijk
taalgebruik in de streek tussen Lek
en IJssel, grammaticaal sterk afwij
kend van het gewone Nederlands, kan
in een vreemde taal niet tot zijn
recht komen. En juist dit taalgebruik
is een van de bekoorlijkheden van De
Man's boeken.
Men hoort 'Het wassende water' vaak
noemen als zijn grootste werk. De
Man was zevenentwintig toen het
boek verscheen. Hij heeft dus maar
een korte aanloop nodig gehad om tot
volle literaire bloei te geraken. Een
jaar voor het verschijnen van de ge
noemde roman was 'Rijshout en Ro
zen' verschenen, een werk dat ik van
minstens gelijke kracht acht als 'Het
wassende water'.
De Man heeft tal van verhalen ge
schreven. Ze hier alle noemen is over
bodig. Een uitzondering wil ik maken
voor 'Heilig Pietje de Booy', 'Scheeps
werf de Kroonprinces' en vooral voor
wat ik persoonlijk zijn sterkste, dra
matisch meest geslaagde werk vind:
'De barre winter van '90'.
Thans wordt te Oudewater de rebel
Herman de Man met een tentoonstel
ling geëerd. Tot en met 29 oktober
kan men in het op magnifieke wijze
gerestaureerde stadhuis een overzicht
krijgen van het leven en het werk
van de man die een literair monu
ment heeft opgericht voor de contrei
en van Oudewater. Zijn boeken liggen
er. Tal van (vejrgrote) foto's en hand
schriften zijn er overzichtelijk gerang
schikt. Er is een opkamer ingericht,
die de bezoeker enig inzicht geeft in
de landelijke rijkdom die tot uitdruk
king komt in de inrichting van zulk
een opkamer.
Er zijn treffende zaken. Vergroot is
er de ondertekening te zien van de
trouwacte van Herman en Eva de
Mam. Er ligt ook een sentimenteel
sonnet, gescnreven in de gevangenis
van Schevenmgen.
Het is opgedragen aan een jeugdvrien
dinnetje. Niets verraadt in dit
gedichtje de kracht van De Man's
episch schrijversschap, een kracht die
toch binnen enkele jaren evident zou
worden in zijn streekromans.
Het genre van de streekroman is een
belangrijk literair genre De streekro
man is meestal eenvoudig van struc
tuur, is vóór alles verhaal. Ik weet
wel dat er heel wat zwakke broerders
zitten onder de auteurs van dergelijke
romans. Maar zijn die niet te vinden
bij de auteurs van welk genre ook?
Nu is menig steclelmig niet anders dan
een ontheemde plattelander. De streek
roman is voor hem een soort van
genezende retraite.
Ik vind dat een verdienste.
Herman de Man heeft met zijn wer
ken bewezen, dat de streekroman een
volwaardige roman kan zijn. Bij hem
geen eind goed, al goed.
Bij hem overwint het goede het kwa
de lang niet altijd. Niemand is bij
hem alleen maar goed of alleen maar
slecht, alleen maar zwak of sterk. Hij
had een open oog voor de realiteit,
voor de dramatiek van het leven en
de dreiging van het verderf.
En bij alle beperking die hij zich wat
de plaats van handeling betreft opleg
de, heeft hij het totale leven binnen
die begrenzing gestalte gegeven.
En dat is een verdienste die menige
niet-streekroman niet heeft.
Als het er op aankomt, staat niet een
bepaald slag mensen in het hart van
De Man's boeken, maar 'de' mens.
Nadat ik de tentoonstelling van De
Man's leven en werken gezien had,
heb ik nog wat door Oudewater ge
wandeld. Het is een klein, grillig
gebouwd stadje, in de negentiende
eeuw heel erg geschonden. De voor
naamste schoonheid van Oudewater is
zijn ruimtewerking. Zoals dat met
vele oude steden van Nederland het
geval is, is er aan het tot stand
komen van Oudewater geen planologi
sche dienst te pas gekomen. Gelukkig
maar.
Maar ook zijn in Oudewater onevenre
dig vele fraaie gevels te zien, staan er
drie heel mooie gebouwen: de kerk,
het stadhuis en de Waag.
Maar werkelijk genieten kon ik er
niet van Want wie de tentoonstelling
gezien heeft, een tentoonstelling die
nergens van wrok of bitterheid ge
tuig, komt urenlang niet los van een
gevoel van verbijstering, hoe vaag dan
ook. Verbijstering om het feit dat er
zoveel vernietigende. schennende
boosheid op aarde kan bestaan. Want
daarvan getuigt zwijgend deze exposi-
Juan Genovés: 'Tegen de muur', 19G5, gemengd? techniek.
door G. Kruis
Juan Genovés. Een Spaans kunstenaar van wie tot 12 november schilderijen en collages te zien zijn
in de erg mooie nieuwe vleugel van liet Rotterdamse Museum Boymans-Van Beuningen.
Al zal de naam maar weinigen iets zeggen: eerder, in 1968, was er werk van hem opgenomen in de
tentoonstelling 'Hedendaagse Spaanse kunst' (en die had zelfs als toevoeging "van Picasso tot Geno
vés') in hetzelfde museum, dat ook een paar werken van hem in zijn verzameling heeft.
Juan Genovés. Een Spaans kunstenaar
met een oeuvre, dat laat zien, dat het
in Spanje, een land met een grote
traditie op het gebied der beeldende
kunstenaar, weer borrelt en bruist.
Weer, want na die afgrijselijke
moordpartij in de jaren dertig kreeg
het reactionaire academisme, zoals in
alle fascistische landen, het kunstle
ven helemaal in zijn greep. De 'offi
ciële' kunst keek weemoedig terug op
het grote verleden en produceerde
zaken die ogenschijnlijk wel iets mo
numentaals hadden, maar dat was al
leen maar uiterlijk, een duf naboot
sen van wat eens in aanzien gestaan
had.
José M. Morena Galvan, een kunsthis
toricus die een aantal boeken over de
kunst van Spanje op zijn naam heeft
staan, stelt dat een zelfbewuste avant-
garde kunst, zoals die in Spanje
in de vijftiger jaren toch nog vrij
plotseling opkwam, pas ontstaan kon
'op het moment dat het bewustzijn
van onze verdeeldheid of liever ge
zegd, het bewustzijn van de onwerke
lijkheid van ons bestaan, zonder te
genstrijdigheden openlijk aan de dag
trad'.
Maar ook voor en tijdens de grote
'inzinking' in het land zelf verwierven
Spaanse kunstenaars een wereldnaam.
Gonzalez het Amsterdams Stedelijk
heeft dat prachtige ijzeren beeld van
hem de kubist Juan Gris, beroemd
heden als Joan Miro, Salvador Dali
(goed vertegenwoordigd in Boymans)
en de belangrijkste van allemaal, Pa-
blo Picasso.
Hun inbreng was van een zeer grote
verscheidenheid: Spaanse kunstenaars,
aldus José Fernóndez del Arno, de
stichter van het Museum van Moder
ne Kunst te Madrid, bezitten een
eigenschap waaruit zowel het grote
probleem als de hoogste prestaties
van de moderne kunst voortkomen:
individualisme.
Heel duidelijk kwam dat vooral ook
naar voren op de tentoonstelling 'Tes-
timonio 72', werk van jonge Spaanse
kunstenaars, die dit jaar in een drie
tal provinciale musea te zien was. Op
die cxnosilic. con off'ciële Snnarsc
aangelegenheid, in roulatie gebracht
door de Nederlandse Kunststichting,
ontbrak echter het werk van Juan
Genovés.
Toch signaleerde Alexandre Cirici,
een in Spanje zeer toonaangevende
figuur op dit gebied, hoogleraar. eeD
zestigtal boeken over kunstgeschiede
nis, hem al jaren terug als een van de
meest opvallende en zeker meest indi
viduele kunstenaars uit de kring der
nieuwe realisten van Valencia.
Ook uit de lijst van gehouden ten
toonstellingen in de catalogus hij
exposeerde in 1966 voor het laatst in
Spanje, daarna alleen nog maar in het
buitenland zou kunnen bi ijken dat
men daar in 'bepaalde kringen' niet
erg enthousiast is over zijn werk. En
dat anderen, galeriehouders bijvoor
beeld, er daarom maar liever zo wei
nig mogelijk mee te doen hebben.
Want Juan Genovés enige the
ma, althans op deze presentatie, is het
geweld en vooral de tragiek daarvan.
En dat geweld is nogal eens geünifor
meerd: petten, helmen maar ook
gleufhoeden.Genovés voelt zich, zo
als hij zegt, sterk betrokken bij de
sociolcgisch-politieke samenhangen in
deze maatschappij en de conflictsitua
tie, die daaruit kan onstaan, maar kan
(mag?) daar in woorden moeilijk ui
ting aan geven. Dus laat hij 'zien' wat
hij bedoelt. Op velerlei manieren.
Heel 'realistisch': twee mensen, een
(oudere) vrouw en een man op de
rug gezien, handen omhoog, tegen de
muur een geboeide gevangene tussen
twee anonieme agenten of een
man, die bezig is over een muur te
klimmen maar niet verder komt.
't Zijn collages, samengesteld uit ge
wone kledingstukken, die wel een be
paalde 'toon' hebben gekregen, en
papier-maché. 't Klinkt misschien wat
carnavalsoopachtig. maar als ie ervoor
staat, gaan die volkomen verloren en
gekreukte figuren je door merg en
been.
Ik kan me heel goed voorstellen dat
er veel mensen zijn, die al direct
afstand nemen tegen 'kunst met een
boodschap': maar al te vaak krijg je
alleen de boodschap, soms alleen de
'kunst'.
Genovés heeft overigens geen enkele
blijk van de modieuze angst
voor het estetische: hij beeldt afgrijse
lijke toestanden mooi, schilderkunstig
mooi bedoel ik, uit.
Een van ziin nroblemen is, zo licht
hij toe, 'het juiste evenwicht te vin-
Bleekers zomer van Mensje van Keulen
door T. van Deel
Hoe meer je het gevoel hebt dat je met het vertellen van het verhaal
nog niets over het boek gezegd hebt, hoe beter zo'n boek is. Een ver
haal is noodzaak, maar in feite van ondergeschikt belang. Het is mid
del, geen doel. Aan een verhaal wordt immers iets opgehangen; het
dient ter belichaming van een idee.
den tussen de visuele schoonheid, die
de toeschouwer moet behagen en de
ervaarbaarheid van de boodschap die
nu niet bepaald aangenaam is'. Om
die aanspreekbaarheid van de schil
derijen, eerst in een enkele toon.
later steeds kleuriger, te benadruk
ken, werkt hij ook al omdat 'men'
dear door televisie en bioscoop aan
gewend is als hel ware 'filmisch',
in verschillende, elkaar opvolgende
stadia.
In 'Iets dichterbij' bijvoorbeeld deelt
hij het doek in tweeën: op de linker
helft zie je een massa vluchtende men
sen met daarachter wat donkere vlek
ken. Op het rechtergedeelte van het
schilderij wordt de partij met die
donkere vlekken 'uitvergroot': 't zijn
de achtergeblevenen, de gewonden en
de doden.
Of, dn drie delen: een lopende man,
dan dezelfde man, die na het opdui
ken van twee dreigende schaduwen op
de voorgrond, zijn pas gaat versnellen
en tenslotte verdwijnen de schaduwen
weer en ligt daar, in de verte, een
man.
't Zijn meestal schaduwen, silhouet
ten, mensen zonder gezicht, die aan
vallen en vluchten in een wazige,
mistige wereld. Soms is het zelfs
alleen maar een silhouet van het
uiterste puntje van een geweerloop,
rechts op het schilderij, 'n vreemd,
beangstigend leeg vlak in het midden
en links, wat onduidelijke opgestoken
handen. Voor zijn latere werk, ge
bruikt Genovés geen titels meer. Die
heeft hij vervangen door diagrammen,
die hij op de achterzijde van zijn
werken schildert. Voor deze tentoon
stelling zijn ze gereproduceerd en ze
hangen nu, inplaats van de titel dus.
naast de betreffende schilderijen.
Soms kun je er een soort compositie
schema in terugvinden, maar meestal
wordt je er niet veel wijzer van. 'k Zie
er ook echt het nut niet van in ze
allemaal in de catalogus af te druk
ken. Zeker niet zoals het geval is,
zonder enige nadere toelichting.
Die diagrammen verduidelijken niets,
evenmin trouwens als de titels. Om
dat er helemaal niets te verduidelij
ken valt. Genovés' werk spreekt hele
maal voor zichzelf. En is maar al te
duidelijk.
Een goed boek is niet na te vertellen.
Gerrit Krol heeft dat eens mooi onder
woorden gebracht. Hij schreef: 'Ik
heb vaak een samenvatting gelezen, in
de krant, of op de achterflap, zo kort
en krachtig en boeiend dat het boek
na lezing er maar kleurloos bij afstak.
Wat een tijdverlies, zo veel bladzij
den. Wat een omhaal van woorden als
het op een briefkaart kan.' Een goed
boek is niet na te vertellen, je moet
het lezen.
Het verhaaltje van een boek is meest
al erg eenvoudig. Daar kan het dus
niet aan liggen dat een goed boek
niet is na te vertellen. Het gaat er
juist om wat er met dat verhaaltje
gedaan is, hoe het wordt verteld, in
welke volgorde de gebeurtenissen ge
presenteerd worden. Dat zijn de stilis
tische en compositorische eigenschap
pen van een boek en die zijn alleen
na te vertellen door het boek in zijn
geheel, woord voor woord, voor te
lezen. Dat begrepen we als kind heel
goed, toen we onze ouders elke avond
voor het slapengaan vroegen hetzelfde
verhaal, woordelijk, voor te lezen.
Wanneer we dan toch over een roman
spreken als over het verhaaltje van
een roman, is dat onze zwakheid.
Voor iedere lezer is het eenvoudiger
verslag te doen van de gebeurtenissen
waarmee een boek hem confronteert
dan van het thema dat die gebeurte
nissen belichamen. Voor dat laatste
moet een roman geïnterpreteerd wor
den, wat naast lezen soms een hele-
hoel denkwerk vereist.
Op het eerste gezicht is er geen
eenvoudiger roman voorstelbaar dan
'Bleekers zomer' van Mensje van Keu
len. Het lijkt wel alleen een verhaal
tje over een Haagse kantoorklerk die
ineens zó genoeg krijgt van het leven
thuis en op zijn werk. dat hij er
tussenuit knijpt en pas vier dagen
later weer opduikt. Het boek be
schrijft zijn gezinssituatie, de toestand
op kantoor, zijn vlucht naar oude
vrienden in Amsterdam, het verloe
dert en) de leven daar en de terugkeer
naar huis. Zonder nu te willen bewe
ren dat achter deze eenvoud een grote
complexiteit schuilgaat, meen ik toch
dat 'Bleekers zomer' niet zozeer in
drukwekkend is om zijn verhaal, als-
wel om hoe dat verhaal wordt verteld.
In principe kan zo'n verhaal immers
o]) duizend-en-een manieren verteld
worden, en al kennen we geen
andere manier dan deze ene het is
onze taak er ons rekenschap van te
geven in welk opzicht déze, bestaande
wijze van vertellen uniek is.
Om een indruk van die vertelwijze te
geven citeer ik een korte passage,
waarin de 32-jarige Willem Bleeker
aan de vooravond van zijn vlucht
thuis zit, met de TV aan en een kop
thee van zijn vrouw Adrie in het
vooruitzicht
'Ze zette de kop op tafel, schonk hem
vol en deed er snel drie scheppen
suiker in. 'Hier', zei ze terwijl ze de
kop voor z'n gezicht hield. Hij keek
naar haar rode vingers met de korte
nagels waarin kalkvlekjes meegroei
den en pakte de kop zonder haar
vingers aan te raken.
'Je hebt dat kopje toch wil vaker
gezien', zei ze korzelig.
'Mmm', zei Bleeker en zette het op de
leuning.
Hij sliep tot ze hem wakker schudde.
'We gaan slapen', zei ze.'
Op een erg geraffineerde, haast koele
manier laat Mensje van Keulen hier
tot in details de contactloze relatie
zien tussen Bleeker en zijn vrouw.
Vooral de laatste twee zinnen zijn
veelbetekenend en schrijnend. Haar
techniek lijkt eenvoudig, maar niets
is moeilijker dan het typerende lich
ten uit de alledaagsheid, de tragiek
uit het banale. Ze is daarin volledig
geslaagd, geloof ik. Elk detail is ver
antwoord en door sititiel verzwijgen
komt iets vaak sterker over.
'Bleekers zomer' is met liefde geschre-
en. Alle avonturen die Bleeker in
Amsterdam meemaakt, bij de simpele
Daatje, met de scharrelaar Gerrie
Fontijn zijn jeugdvriend met
de hoer Annie, in de café's, in de
klokjeswinkel van Gerrie, in de snelle
auto van Gerrie, al die gebeurtenissen
zijn betrokken op Bleekers probleem.
Amsterdam kan beschouwd worden
als de tegenwereld van Den Haag,
voor Bleeker. Hij zoekt er zijn vrij
heid, maar hij blijkt gevlucht te zijn
in een ander bestaan dat hem ook
niet past. Ook in Amsterdam voelt hij
zich niet tot zijn recht komen. Mensje
van Keulen heeft in haar manier van
vertellen die tragiek gelegd. De enke
le keer dat Bleeker zich even opeeno
men voelt in het andere leven, staat
daardoor in nog schriller tegenstel
ling tot de gruwelijke rest van zijn
belevenissen. Zo'n geluksmoment
wordt prachtig beschreven in de vol
gende passage:
'Opgewekt liep ie achter Gerrie het
huis uit. De vrouw laten liggen en op
pad gaan. Hij rechtte z'n rug en pafte
aan z'n sigaar. Boven Gerries blonde
haren kringelde dezelfde dikike ronk.
Zo hoort het, dacht ie voldaan en kon
zich niet herinneren waar het fout
was gegaan.'
Toch is het fout gegaan en het wordt
nog erger. Bleeker komt in de Am
sterdamse chaos tot het inzicht dat
hij geen scharrelaar, souteneur of stu
dent is, maar 'een man met een gezin,
een man die een gewoon autootje
heeft waar ie door de week geen
kilometers mee maakt.' Hij keert te
rug naar huis. waar hij een onveran
derde vrouw aantreft Trek wel die
kleren uit. ze stinken.Geen gezicht
ook. En je moet je scheren'). En dan
gaat het niet alleen uiterlijk mis met
Willem Bleeker. maar ook innerlijk:
'Er knapte iets in z'n hoofd.' Bleeker
houdt zijn bestaan niet vol, het heeft
hem psychisch geknakt. Het impone
rende slot van de roman luidt: 'Ik
hoor ze wel. achter de deur staan ze
te lachen. Ophouden, god, laat 't op
houden.'
Mensje van Keulen heeft met blee
kers zomer' haar debuut! niet
alleen de tragisch verlopende heroï
sche vlucht van een Haagse kantoor
klerk uit zijn benauwende dagelijks
heid geschreven, maar een veel alge
mener probleem in exempel-vorm aan
geboden. Bleeker is onze representant,
zijn tragiek krijgt universele propor
ties.
Nogmaals, en tot slot: het is niet het
verhaaltje dat zo aangrijpt, maar de
sterke emotionaliteit door alle nuch
terheid van vertellen heen. Knap van
'Bleekers zomer' is de taal. Het ver
gaat de lezer van deze kleine roman
als het dc Jonge Bleeker zelf verging,
die de eerste weken nadat zijn vader
was gestorven niet huilde, niet 'toen
ie z'n moeder zag jammeren, niet
toen ze zwijgend de kleren van de
overledene uit de kast haalde om ze
naar de lommerd te brengen.' 'Pas
weken later, toen de drempel van de
keuken los zat, gebeurde het. In de
gereedschapskist zag ie een blikje
waar iets op geschreven stond. Vet
voor Willies trein, las ie en toen was
ie in huilen uitgebarsten, pling pling
drupte het op het blikje.'
De indruk op de lezer die Mensje van
Keulens zinnen maken, is te vergelij
ken met de indruk van de woorden
'Vet voor Willies trein' op Bleeker.
Een soort overweldiging door een
voud.
Mensje van Keulen. Bleekers zomer.
Een kleine roman. Erven Thomas
Rap. Amsterdam. 1972. 8.90.
Mensje van Keulen