zuujanzmmum^
De eerlijke eenvoud
van Géne Eggen
Dezelfde Weisz
van vroeger
De Kaneelwinkels
rrïco
TROUW/KW ARTEÏ ZATKRUAG 16 i*. ui IlLit I ,J
door dr. H. S. Visscher
door J. vari Doorne
lach
waai
RH
apr
Om
Nadat ik 'De Kaneelwinkels' van Bruno Schulz gelezen had, 1
ook de bijlagen gaan lezen die de roman vergezellen. Dat hadi wkk
moeten doen. De roman had mij buitengewoon geboeid; het b« g
mij zeer vermaakt. Eerlijk gezegd had ik niet in de gaten gehi ken
er over het werkje zoveel te filosoferen viel. En ik kan er nog
moeilijk aan geloven.
De c
reeds genoemde pagina schr. nit 1
het volgenide. 'De Kaneelwink 0p e
een bepaald recept voor de m ran
heid. schrijft een bepaald sa gezel
stantie voor. De substantie i TOnr
werkelijkheid is in een toesti nftj
voortdurende gisting, ontkie: «31
geheim leven. Er zijn gee: telle-
vaste of begrensde voorwerpe
diffundeert er buiten zijn d
bestaat slechts kort in een i |ers1
vorm en verlaat deze bij de
beste gelegenheid'.
En op de volgende pagina zfed;
'Alleen al in het feit. dat de Qgei
los van elkaar bestaan, liggen taar
beetnemerij en een clownesk! ersl
ken tong besloten. Wat dit He
teleurstellen van de werkelijk hu
betekenen heeft, kan ik niet jc_
Ik stel slechts, dat dit niet te|eer
zou zijn, als we niet in eei
dimensie schadeloosstelling"
krijgen'. Dus tóch een vlucht ien
'gewone' werkelijkheid, omdat
wone werkelijkheid soms niet
gen is.
In de studie: 'De mythisering )e
werkelijkheid', stelt Schulz,
hele realiteit en al onze idj
komstig zijn van de in ons
mythen. De menselijke geest
moeibaar in het geven van i s e
taar op het leven met bet ei
mythen, in het 'betekenisvol erl
van de werkelijkheid'. Wam ef
woord aan zichzelf wordt ove: djj
graviteert het, helt het or j^j,
betekenis. Begrijp ik Schulz i je -
trekt de mythe het woord ai Kn
het vrijgelaten wordt en li raki
met betekenis. Het slot van K0r(
die wijst daar ook op: 'In I f0ig
daagse spraakgebruik houden ieit
woord voor een afschaduwing neva
werkelijkheid, voor een wei den
ling ervan, juister zou het rijn.
stellen: de werkelijkheid is gem
schaduwing van het woord, f dat
is in feite filologie, is een die pen
creatief onderzoek van het wo nive
is inderdaad een eerbiedwaard Bori
sofie, al heb ik er bitter we mng
als ik de diepere betekenis n)jC
Kaneelwinkels' tracht te ach: 8an|
Schulz zegt immers zelf van b 0lK|,
dat het dacultatieve werk vooi
schept, waarmee hij niet ans
bedoelen dan dat men in eea
leven moet kunnen vlucht»
bestaande realiteit ondraaglitf
En als zulk een droom liet
penbaard. zal daar zeker coe#
óp het leven met behulp vas
(verhalen) aan te pas kom
dan heeft liet woord toch eö
de en niet een creatieve f»
Overigens: het woord (de
een ondoorgrondelijk fenoffl
tot nu toe vrijwel geen er
ling in het denken over de
baar is gebleken. Hoe het I
de filosoof Schulz toch mil
end dan de auteur. Ik vind
neelwinkels' een heerlijk btx
De auteur werd op 12 juli 1892 gebo
ren in het stadje Drohobycz, toenter
tijd onder Oostenrijks bestuur. Zijn
vader was een joodse handelaar in
ellewaren. Toen Bruno Schulz gebo
ren werd, was zijn vader een al
tamelijk oude man (zesenveertig jaar)
en daarboven een teringlijder. Bru
no's studies te Wenen aan" de Acade
mie voor beeldende kunsten en te
Lwów (Lvjov) in architectuur misluk
te. Vier jaar is hij verloofd geweest,
maar tot een huwelijk is het ook al
niet gekomen. Bruno was zeer aan
zijn vader gehecht. Toen deze in 1915
gestorven was, duurde het tot 1924
eer hij een behoorlijke betrekking
kon krijgen: hij werd leraar, dank zij
een onmiskenbaar talent als graficus
en tekenaar. Hij was klein en onaan
zienlijk van uiterlijk, als ik Gombro-
wicz gelwen mag. Een mens die ge
doemd is terzijde van de grote levens
stroom te staan. Behalve een grafisch
talent, had hij echter nog een ander:
hij kon schrijven. En dat zou hem op
slag in zijn eigenlijke vaderland Po
len beroemd maken. In 1933 ver
scheen namelijk 'De Kaneelwinkels'.
Bruno Schulz werd meteen gerekend
tot de besten en in gezelschap van
Ignacy Witkiewicz en Witold Gombro-
wicz gezet.
In 1937 verscheen 'Sanatorium De
Zandloper', een verhalenbundel. In de
oorlog is al zijn andere werk verloren
gegaan. Toen de Duitsers voor de
tweede maal zijn geboortestad binnen
vielen, kwam de ziekelijke Bruno
Schulz in het getto terecht. Hij werd
op 19 november '42 bij een wraakne
ming doodgeschoten. Al deze gege
vens heb ik gehaald uit de enige
bijlage die ik van belang acht. De
roman zélf telt maar 122 pagina's.
Daarna volgen 27 bladzijden commen
taar, en wel een biografie van de
vertaler van het werkje; twee korte
studies van de hand van Bruno
Schulz zélf, een open brief van hem
aan Gombrowicz en tenslotte uittrek
sels die over Schulz handelen uit het
dagboek van Gombrowicz. Ook door
de korte studies van de auteur over
zijn eigen werk ben ik niet veel
wijzer "geworden.
Het is met literatuur al net zo als
met de andere kunsten: de verschil
lende genre's kunnen niet scherp af
gebakend worden. Als ik zeg, dat 'De
kameelwinkels' een fantastische roman
is, heb ik gelijk, maar hij is nog veel
méér. Man kan het werk ook expressio
nistisch noemen. Ook de naam
'droomboek' kari* verdedigd worden.
Het boek is in zoverre autobiogra
fisch, dat de auteur er zelf de 'ik' in
is en dat er eigen levensomstandighe
den in verwerkt zijn. De beschreven
werkelijkheid is aan gedurige veran
dering onderhevig. Evenals in een
droom vallen de vreemdste gebeurte
nissen voor. De gegeven werkelijkheid
verandert, zwelt op, schrompelt ineen,
hervindt de oude gestalte telkens. Het
is of er een altijd door met vormen
spelende, zijn macht en de mogelijk
heden van de materie uitproberende
schepper bezig is.
Het werkje doet hier en daar een
beetje aan Kafka denken, maar dat
slaat uitsluitend op de zich vervor
mende realiteit. Het is beslist niet zo,
dat het boek op verholen wijze het
lot van de mens verbeeldt. In het
boek is geen schuld, geen angst, geen
schrik. Want niet de mens. maar het
'bestaan' is hoofdfiguur. Uit een aan
vankelijk gewoon gebeuren groeit tel
kens een onmogelijke situatie of een
onmogelijke vormverandering van de
dingen. Later wordt de situatie dan
weer gewoon. Wat me bij het lezen
allermeest opviel, was de ongelooflij
ke vindingrijkheid van Schulz's fanta
sie. De taal is" zelfs in de vertaling
van een groot beeldend vermogen. En
dat te ervaren, is al evenzeer een
groot genot.
Het woord 'kaneelwinkel' heeft niets
met kaneel te maken. Het is slechts
een woord voor oude en ouderwetse,
degelijke winkels, die het moeten af
leggen tegen de nieuwe zaken. Er zijn
heel wat voorbeelden bekend van boe
ken die kennelijk alleen geschreven
zijn üit plezier hebben in de onge
breidelde fantasie. De hier aangekon
digde roman geeft dc indruk, toch
méér te zijn da<n een fantastisch spel.
Aangezien dreiging geheel ontbreekt,
wordt het moeilijk, de zin van 'Dc
Kaneelwinkels' te achterhalen. Op pa
gina 132 zegt Schulz. dat een kunst
werk eigenlijk niet filosofisch te in
terpreteren valt. Het werk is als met
een navelstreng verbonden aan het
totaal van onze problemen. Toch geeft
de auteur een proeve van benadering,
van visie, op zijn eigen werk. Op de
J 101
Bruno Schulz: 'De Kaneel
Oorspronkelijke titel: 'Sklepj
nowe'. Uit het Pools door
Rasch. Bij Moussault te Ac r
Paperback. Aantal pagina's
12,50.
f ADVERTENTIE!
met kaas
de Kamer ii
niet vergeten...
ker die van moord verdacht wordt,
over de tong gaat.
Wat zo'n film tot een fijne en
pleizierige gebeurtenis maakt, is
niet het weinig waarschijnlijke
misdadigersverhaaltje: de film is
trouwens duidelijk niet op 'span
ning' gemaakt: evenmin gaat het
om het soort realisme dak de Fran
se gangsterfilm tot zo'n aangrijpen
de ervaring kan maken. Bij 'De
Inbreker' zit het allereerst in het
loutere filmpleizier van het juiste
beeld, de vindingrijkheid van de
mise-en-scène, de exacte timing
van een shot of een fade-out, bij
voorbeeld het meesterlijke shotje
waarin we De Bonk, Glimmie's
kameraad, verbijsterde gezicht bo
ven de schouder van Glimmie's
moeder zien. met wie hij zeer
plotseling in een intieme omhel
zing is geraakt. Het gaat in 'De
Inbreker' niet om een of andere
'gedachte', maar om de loutere fil
mersvreugde van iets wèl of iets
niét te laten zien óf het net op het
nippertje te laten zien; of om de
élégance van het beeld-ritme, bij
voorbeeld in de foto-montage van
het vakantiereisje van Glimmie en
zijn helpster Slofje, of in de passa
ge waarin Glimmie Slofje tijdens
een wandeling door de stad van
Assepoester omtovert in een prin
ses.
Opvallend is overigens, hoezeer dat
flmersraffinement en die beweeg
lijkheid ontbreken in vele scènes
met Willeke van Ammelrooy.
Weisz heeft daar gemikt op een
soort sex-'glamour' die sedert Ra
demakers' 'Mira' bij haar schijnt te
horen. Je krijgt de indruk dat hij
ook niet veel méér met haar kon
doen. want zij is een matige, heel
vlakke actrice. Dat blijkt vooral in
de scène waarin Willeke aan De
Bonk haar levensgeschiedenis gaat
vertellen. Ze doet dat heel schools
m weinig overtuigend. Trouwens,
het script is daar ook niet erg
sterk. Hoe het zij, Weisz heeft
daar zijn toevlucht genomen tot
een afwisselende montage tussen
twee verschillende cameraposities
die kennelijk geen ander doel heb
ben dan zijn actrice zowel en face
als en profil te tonen. Dramatisch
weinig functioneel dus en dat
geldt ook voor de close-ups die hij
in andere gedeelten gebruikt: het
zijn heel opzettelijke, 'gearrangeer
de' beelden waarvan men duidelijk
voelt dat ze afzonderlijk zijn opge
nomen terwille van de 'glamour'.
Het valt des te meer op doordat
Weisz zijn overige personages zo
weet te doen leven. Er zijn er
natuurlijk in deze acteursfilm. die
typische 'acteurs' blijven: Hans
Bentz van den Berg als de rechter,
en Frits Lambrechts als een niet
overtuigende, weinig authentieke
rechercheur. Maar de meesten zijn
binnen het kader van de film heel
'echt', met name ook Rijk de
Gooijer. Natuurlijk 'herkent' men
hem nadeel van het beperkte
acteursarsenaal waaruit de Neder
landse film kan putten. Maar toch
s hét geen échte herkenning: hij
is zo duidelijk 'een ander', dat wc
geen ogenblik verwachten Johnny
Kraaykamp uit een of andere hoek
op te zien duiken.En er valt
helemaal niets te 'herkennen' aan
de nog heel prille actrice Jennifer
Wiilems, die als 'Slofje' pas in de
-tweede helft van de film naar
voren komt, al heeft Weisz haar in
de eerste helft alweer een be
wijs van een uiterst doordachte
mise-en-scène ook even als een
onopvallend, onbelangrijk bijfi
guurtje in het beeld gehad. Een
heel jonge actrice, maar zó spon
taan en onbevangen, zó gevoelig
voor de nuances van haar rol, dat
men in haar Nederlands eerste 'ge
boren filmster' mag begroeten.
KUNST
1 r(j i ZilL, j
Bruno Schulz
Géne Eggen: 'Moeder en kind', witte marnier, 1968.
door G. Kruis
Gêne Eggen: 'Vluchtelingen', houtsnede 1957.
'Beeldhouwkunst', schreef Baudelaire
eens. 'is een kunst der Caraïben, om
dat zij zo oud is als de wereld.' Hij
verweet haar, 'zelfs begrijpelijk te
zijn voor boeren' waarinee hij waar
schijnlijk in het algemeen eenvoudige
mensen bedoelde. Zó begrijpelijk dus,
dat hij de grote Baiidëlaire, de den
ker, de intellectueel met zijn egoïsti
sche conflicten, er eigenlijk
niets meer van begreep. Misschien
was het moeiteloze genieten hem
vreemd geworden.
Niet alleen beelden overigens op dc
expositie, die me deze, al wat vaag in
de herinnering hangende uitspraak
deed opzoeken: een overzicht van
schilderijen, beelden en grafiek van
de Limburgse kunstenaar Géne Eggen
ter gelegenheid van diens vijftigste
verjaardag.
En dat is, tot 2 oktober, te zien in
het Cultureel Centrum te Venlo.
'n Zeer veelomvattend oeuvre, zo van
zelfsprekend, zo duidelijk helemaal
'echt', zo volkomen persoonlijk, dat je
er als je erover moet schrijven
bijna geen raad mee weet.
Géne Eggen is eigenlijk een heel
vreemde eend in de Nederlandse kun-
stenaarsbijt. Wat moet je met zo'n
man, die het bestaat temidden van al
die om hem heen woedende artistieke
revoluties gewoon zichzelf te blijven?
Natuurlijk is hij in zijn jeugd beïn
vloed: zélf sprak hij bijvoorbeeld
meermalen over de beslissende in
vloed die prof. Heinrich. Campen-
donck (Rijksacademie. Amsterdam)
op hem gehad heeft. En, door hem.
de werken van de Duitse expressionis
ten, de kunstenaars van de 'Blaue
Reiter', van 'Die Brtlcke.'
Invloeden ook, kun je op deze ten
toonstelling vaststellen, en soms heel
duidelijk, van het Vlaamse expressio
nisme. En van Nederlanders als Kruy-
der. en Werkman.
Alles bij elkaar een verscheidenheid
van kunstenaars die zeker zo veelom
vattend is als het begrip niet de
term expressionisme. Vergelijk de
'Duitsers' maar .eens met de 'Gronin
gers' of de 'Fransen', de Fauvisten
dus, met de 'Vlamingen'.
Eggen heeft, laten we het zo dan
maar uitdrukken, op zijn minst sterke
bindingen met de expressionistische
traditie. Toch was en is hij alleszins
een volkomen buitenbeentje. Immers,
volgens de officiële kunsttheorieën
gaat het bij 'het' expressionisme niet
meer om bewonderende, eerbiedige
beschouwingen, maar om het stellen
van een daad.
Niet meer om het zuiver visuele,
maar om de visie van een innerlijk
beeld, het van binnen naar buiten
werken; om het projecteren van visi
oenen, die voortgekomen zijn uit de
intuïtie, zonder inschakeling van het
verstand als regelende en normalise
rende factor. Zo ongeveer staat het
geschreven.
Maar Eggen houdt zich helemaal niet
aan regels. Hij bewondert en be
schouwt veel om zich heen heel eer
biedig, maar hij stelt ook herhaalde
lijk daden. Soms gaat hij helemaal en
zonder schroom uit van het puur
visuele, dan weer projecteert hij in
nerlijke beelden, terwijl hij er ver
standelijk ten volle bij betrokken
blijft.
Of het vanwege dit soort eigenzinnig
heden was. weet ik niet, maar de
grote managers van de moderne kunst
hebben hem, eigenlijk altijd al, links
laten liggen en musea hadden ook
weinig belangstelling voor zijn werk:
volgens 'Scheen' heeft alleen het
Haags Gemeentemuseum een map met
lino's van zijn hand.
Maar op de meer dan tweehonderd,
meestal bescheiden, tentoonstellingen
die Eggen na 1948 hield, vond zijn
werk gretig aftrek. Dr. P. W. FreJe-
riks noemt dat in het voorwoord
tot de catalogus 'een waardering,
die vrij is van snobisme'.
Vandaar misschien ook dat gebrek
aan die zogenaamde officiële belang
stelling: Géne Eggen's oeuvre leent
zich 'eenvoudig' niet voor werkelijk
diepgaande artistieke beschouwingen.
Niet dat het er te simpel voor zou
zijn, maar gewoon omdat het
(dóirvoor te) duidelijk, helder en
vanzelfsprekend is, genoeg eigen zeg
gingskracht heeft. Géne Eggen moet
een man zijn, die enorm sterk in zijn
schoenen staat. Hoewel zijn 'stijl' in
de loop der jaren toch eigenlijk maar
weinig is veranderd, krijg je, zelfs op
deze expositie waar zo'n tweehonderd
werken aanwezig zijn, geen moment
de indruk van een gemakzuchtig ma
nierisme. Misschien vangt hij dat wel
op door allerlei technieken door el
kaar te gebruiken.
Bekijk de prenten maar: er zijn er
zestig. Veel houtsneden en lino's,
maar ook etsen. Of monotypes, zwart
en gekleurd. Hij schildert op velerlei
manieren, met olieverf op doek. pa
pier of paneel, aquarelleert en maakt
penseeltekeningen. Of schildert, hier
niet zo gebruikelijk, achter glas.
Kleurrijke, fonkelende juweeltjes wer
den dat, die een beetje aan Roemeen
se ikonen doen denken. En aan de
Joegoslavische boerenschilders.
Hij hakt zijn beelden uit ruwe stuk
ken eikenhout of, een enkele keer
tussendoor, uit kersen- of pruimen-
hout. Dat wórden dan sterke essentië
le verbeeldingen en blijveh prachtige
brokken materie. Dat is pok met het
witte of rode marmer, dat bij ge
bruikt. en met het hardsteen, kalk
steen of zeepsteen. Of met het brons.
Veel werken met bijbelse onderwer
pen, maar het thema dat je, 'lezend'
tussen de regels door, het meest aan
treft, is dat der ontmoeting, het wach
ten op elkaar ook, daarvoor.
Die Géne Eggen, hoor je dan, tijdens
de rondgang, of later, van mensen die
het werk kennen, is toch meer beeld
houwer dan schilder.
Goed. die beelden maken een diepere
indruk, ook al door het prachtige
materiaal dat Eggen gebruikt en.
waarvan hij de eigen schoonheid on
aangetast laat en ook uitbuit.
Maar van veel van die schilderijtjes,
juist de allereenvoudigsten. van lezen
de meisjes, van vrouwen, zittend voor
de spiegel, met kind, met hond, van
een doodgewoon vaasje met bloemen
in fijne stralende kleuren, kun je je
zo goed voorstellen hoeveel rustige
vreugde ze kunnen schenken.
Aan de wand, boven een bank, boven
een dressoir voor mijn part. Dat is
namelijk nog steeds een belangrijke
functie voor een schilderij. En daar
aan moet Eggen ook gedacht vhebben,
want dè paar dingen, die op deze
tentoonstelling nog te koop zijn, kos^
ten weinig, zijn in ieder geval betaal
baar voor iedereen die werkelijk geïn
teresseerd is.
Een kunstenaar, die succes heeft bij
het zogeheten grote publiek, wordt
door de kenners die overigens al
tijd bezig zijn met acties om kunst tot
het volk te brengen meestal nogal
wantrouwend bekeken. Want hij zal
wel een soort kunst maken, die zelfs
eenvoudige mensen kunnen genieten.
En dat kan uileraard met v:>! /ij
Laten ze eens in Venlo gaan kijken:
Géne Eggen's werk is zeer de moeite
waard.
Ook voor kenners, die het nog niet
kennen.
Er zullen natuurlijk mensen zijn
die vinden, dat Frans Weisz een
paar stappen teruggedaan heeft
met zijn film 'De Inbreker'. Ze
denken dan aan de elegante korte
film 'Een zondag op het eiland van
de Grande Jatte', die hij een aan
tal jaren geleden voor het Boeken
bal gemaakt heeft, en waarvan de
ihise-en-scène duidelijk door Felli-
ni's '8'/^' beïnvloed was. En na
tuurlijk aan zijn eerste grote, in
tellectuele, speelfilm, 'Het gang
stermeisje', gebaseerd op een
script van Remco Campert een
film die op tenminste drie niveaus
tegelijk speelde en die daardoor
het grote publiek maar voor een
klein gedeelte wist te bereiken.
Het was een film die duidelijk de
sfeer ademde van een periode
waarin iedere jonge Nederlandse
filmer zichzelf graag als een Felli-
ni. een Antonioni of een andere
film-'auteur' wilde bewijzen en
daartoe filmwegen bewandelde die
op zichzelf vaak wel boeiend en
doeltreffend waren, maar die di-
wijls met bij 'het publiek' uit
kwamen. Wij leven nu in een tijd
waarin de Nederlandse filmer 'we
reldser' is geworden en van zijn
wat etherische hoogten is afgeko-
nten. Men kan er niet omheen om
hiér de naam. vam 'Scorpio' te noe
men: Wim Verstappen en Pim de
la Parra zijn de eersten van dc
jongeren geweest, die ingezien
hebben dat hét vooreerst verstan
diger en lonender zou zijn om uit
de iyorert toren te komen en films
te maken die directer op het pu
bliek, dus 'commerciëler' gericht
zouden zijn: Pas als het lukte, het
grote publiek voor de Nederlandse
film te winnen en een continue
speelfilmproduktie op gang te krij
gen, zou er een filmklimaat kun
nen ontstaan waarin een Fellini-in-
aanleg zijn kansen zou kunnen
krijgen. Die weg is de huidige
Nederlandse speelfilmproductic
duidelijk gegaan en met succes.
De film van Frans Weisz is er een
nieuw bewijs cyan. Het is een film
waarin leep een groot aantal ingre
diënten verwerkt zitten die een
aantal Nederlandse speelfilms van
de laatste jaren tot onomstotelijke
kassuccessen gemaakt hebben: Am
sterdam. de prostitutie-buurtjes,
één wildé achtervolging langs de
grachten, een strip-tease. Voorts is
ér het ijzersterke 'archetype' van
de sympathieke schurk, de 'sphelm'
om het in de termen van een
tuiiler Pteratuurstadium te zeggen.
We zien inbreker Glimmie in de
éórsfe meters van de film vaardig
bezig met zijn handwerk, maar
écht een 'misdadiger' wordt hij
nooit en aan het slot begrijpen
we allemaal dat hij alleen maar zo
nodig een inbreker moest zijn om
met veel talent bij herhaling te
kunnen inbreken bij de échte
schurk: een zeer louche schatrijke
bankier die in -heel troebele inter
nationale zaken verwikkeld zit.
Tvpérencl is overigens al. dat
We :rc- heé! weinig aan ge'egen
'S om' ons finesses omtrent die
fc." vi onale toestand U't de doe
ken te doeri. Zijn bankier reist
frequent met zijn privé-vliegtuigje
naar het buitenland, en Weisz
toont ons aankomst en vertrek met
een bijna parodistische nauwgezet
heid. maar iets wijzer worden we
daar niet van. Trouwens; ook het
verhaal zei 'rqrnt niet overal even
goed 'rond'. Belangrijk is dat aller
minst. Wat eèl belangrijker is, is
dat Weisz de beproefde succes-in-
red "riten op zo'n pleizierige, ele
gante en humoristische manier tot
i makelijk gerecht heeft weten
le mengen. Men moet zich op zo'n
lm niet verkijken. Het is name
lijk wel heel degelijk een film-van-
Frans Weisz. Een van de sterke
kanten van zijn filmerschap een
zeer uitgebalanceerde beeldcompo
sitie met een verbluffende, tot in
de kleinste details doorwerkende
achtergrondregie is in 'De in
breker' even duidelijk en persoon
lijk aanwezig als in de 'Grande
JaLe' Een prachtig voorbeeld is
de scène van een actie die zich in
het begin van de film in het
prostitutiebuurtje afspeelt terwijl
i.) dc achtergrond schitterend
door de camera in beeld gevangen
'het bedrijf' van de dames ge
woon doorgaat. Van zulke voor
beelden zit zo'n 'film vol, zie bij
voorbeeld de passage in de kap
perszaak waar Glimmie, de inbre-
Nee, Frans Weisz zal ooit nog wel
weer eens een diepzinniger 'au
teursfilm' maken dan zijn 'Inbre-
ker\ Maar dat zal dan toch dezelf
de man zijn die we in deze film
terugvinden: lichtvoetig, spiritueel,
inventief, humoristisch, elegant.
Fijnzinnig ook: het prachtige begin
de inbreker Glimmie geobser
veerd tijdens een 'karwei' be
wijst dat even duidelijk als de
manier waarop aan het slot gesug
gereerd wordt dat het tussen Slof
je en Glimmie 'wel wat worden
zal'. 1-Iet nieuwe seizoen is goed
ingezet: de Nederlandse speelfilm
wordt 'professioneel'.