zuujanzmmum^ De eerlijke eenvoud van Géne Eggen Dezelfde Weisz van vroeger De Kaneelwinkels rrïco TROUW/KW ARTEÏ ZATKRUAG 16 i*. ui IlLit I ,J door dr. H. S. Visscher door J. vari Doorne lach waai RH apr Om Nadat ik 'De Kaneelwinkels' van Bruno Schulz gelezen had, 1 ook de bijlagen gaan lezen die de roman vergezellen. Dat hadi wkk moeten doen. De roman had mij buitengewoon geboeid; het b« g mij zeer vermaakt. Eerlijk gezegd had ik niet in de gaten gehi ken er over het werkje zoveel te filosoferen viel. En ik kan er nog moeilijk aan geloven. De c reeds genoemde pagina schr. nit 1 het volgenide. 'De Kaneelwink 0p e een bepaald recept voor de m ran heid. schrijft een bepaald sa gezel stantie voor. De substantie i TOnr werkelijkheid is in een toesti nftj voortdurende gisting, ontkie: «31 geheim leven. Er zijn gee: telle- vaste of begrensde voorwerpe diffundeert er buiten zijn d bestaat slechts kort in een i |ers1 vorm en verlaat deze bij de beste gelegenheid'. En op de volgende pagina zfed; 'Alleen al in het feit. dat de Qgei los van elkaar bestaan, liggen taar beetnemerij en een clownesk! ersl ken tong besloten. Wat dit He teleurstellen van de werkelijk hu betekenen heeft, kan ik niet jc_ Ik stel slechts, dat dit niet te|eer zou zijn, als we niet in eei dimensie schadeloosstelling" krijgen'. Dus tóch een vlucht ien 'gewone' werkelijkheid, omdat wone werkelijkheid soms niet gen is. In de studie: 'De mythisering )e werkelijkheid', stelt Schulz, hele realiteit en al onze idj komstig zijn van de in ons mythen. De menselijke geest moeibaar in het geven van i s e taar op het leven met bet ei mythen, in het 'betekenisvol erl van de werkelijkheid'. Wam ef woord aan zichzelf wordt ove: djj graviteert het, helt het or j^j, betekenis. Begrijp ik Schulz i je - trekt de mythe het woord ai Kn het vrijgelaten wordt en li raki met betekenis. Het slot van K0r( die wijst daar ook op: 'In I f0ig daagse spraakgebruik houden ieit woord voor een afschaduwing neva werkelijkheid, voor een wei den ling ervan, juister zou het rijn. stellen: de werkelijkheid is gem schaduwing van het woord, f dat is in feite filologie, is een die pen creatief onderzoek van het wo nive is inderdaad een eerbiedwaard Bori sofie, al heb ik er bitter we mng als ik de diepere betekenis n)jC Kaneelwinkels' tracht te ach: 8an| Schulz zegt immers zelf van b 0lK|, dat het dacultatieve werk vooi schept, waarmee hij niet ans bedoelen dan dat men in eea leven moet kunnen vlucht» bestaande realiteit ondraaglitf En als zulk een droom liet penbaard. zal daar zeker coe# óp het leven met behulp vas (verhalen) aan te pas kom dan heeft liet woord toch eö de en niet een creatieve f» Overigens: het woord (de een ondoorgrondelijk fenoffl tot nu toe vrijwel geen er ling in het denken over de baar is gebleken. Hoe het I de filosoof Schulz toch mil end dan de auteur. Ik vind neelwinkels' een heerlijk btx De auteur werd op 12 juli 1892 gebo ren in het stadje Drohobycz, toenter tijd onder Oostenrijks bestuur. Zijn vader was een joodse handelaar in ellewaren. Toen Bruno Schulz gebo ren werd, was zijn vader een al tamelijk oude man (zesenveertig jaar) en daarboven een teringlijder. Bru no's studies te Wenen aan" de Acade mie voor beeldende kunsten en te Lwów (Lvjov) in architectuur misluk te. Vier jaar is hij verloofd geweest, maar tot een huwelijk is het ook al niet gekomen. Bruno was zeer aan zijn vader gehecht. Toen deze in 1915 gestorven was, duurde het tot 1924 eer hij een behoorlijke betrekking kon krijgen: hij werd leraar, dank zij een onmiskenbaar talent als graficus en tekenaar. Hij was klein en onaan zienlijk van uiterlijk, als ik Gombro- wicz gelwen mag. Een mens die ge doemd is terzijde van de grote levens stroom te staan. Behalve een grafisch talent, had hij echter nog een ander: hij kon schrijven. En dat zou hem op slag in zijn eigenlijke vaderland Po len beroemd maken. In 1933 ver scheen namelijk 'De Kaneelwinkels'. Bruno Schulz werd meteen gerekend tot de besten en in gezelschap van Ignacy Witkiewicz en Witold Gombro- wicz gezet. In 1937 verscheen 'Sanatorium De Zandloper', een verhalenbundel. In de oorlog is al zijn andere werk verloren gegaan. Toen de Duitsers voor de tweede maal zijn geboortestad binnen vielen, kwam de ziekelijke Bruno Schulz in het getto terecht. Hij werd op 19 november '42 bij een wraakne ming doodgeschoten. Al deze gege vens heb ik gehaald uit de enige bijlage die ik van belang acht. De roman zélf telt maar 122 pagina's. Daarna volgen 27 bladzijden commen taar, en wel een biografie van de vertaler van het werkje; twee korte studies van de hand van Bruno Schulz zélf, een open brief van hem aan Gombrowicz en tenslotte uittrek sels die over Schulz handelen uit het dagboek van Gombrowicz. Ook door de korte studies van de auteur over zijn eigen werk ben ik niet veel wijzer "geworden. Het is met literatuur al net zo als met de andere kunsten: de verschil lende genre's kunnen niet scherp af gebakend worden. Als ik zeg, dat 'De kameelwinkels' een fantastische roman is, heb ik gelijk, maar hij is nog veel méér. Man kan het werk ook expressio nistisch noemen. Ook de naam 'droomboek' kari* verdedigd worden. Het boek is in zoverre autobiogra fisch, dat de auteur er zelf de 'ik' in is en dat er eigen levensomstandighe den in verwerkt zijn. De beschreven werkelijkheid is aan gedurige veran dering onderhevig. Evenals in een droom vallen de vreemdste gebeurte nissen voor. De gegeven werkelijkheid verandert, zwelt op, schrompelt ineen, hervindt de oude gestalte telkens. Het is of er een altijd door met vormen spelende, zijn macht en de mogelijk heden van de materie uitproberende schepper bezig is. Het werkje doet hier en daar een beetje aan Kafka denken, maar dat slaat uitsluitend op de zich vervor mende realiteit. Het is beslist niet zo, dat het boek op verholen wijze het lot van de mens verbeeldt. In het boek is geen schuld, geen angst, geen schrik. Want niet de mens. maar het 'bestaan' is hoofdfiguur. Uit een aan vankelijk gewoon gebeuren groeit tel kens een onmogelijke situatie of een onmogelijke vormverandering van de dingen. Later wordt de situatie dan weer gewoon. Wat me bij het lezen allermeest opviel, was de ongelooflij ke vindingrijkheid van Schulz's fanta sie. De taal is" zelfs in de vertaling van een groot beeldend vermogen. En dat te ervaren, is al evenzeer een groot genot. Het woord 'kaneelwinkel' heeft niets met kaneel te maken. Het is slechts een woord voor oude en ouderwetse, degelijke winkels, die het moeten af leggen tegen de nieuwe zaken. Er zijn heel wat voorbeelden bekend van boe ken die kennelijk alleen geschreven zijn üit plezier hebben in de onge breidelde fantasie. De hier aangekon digde roman geeft dc indruk, toch méér te zijn da<n een fantastisch spel. Aangezien dreiging geheel ontbreekt, wordt het moeilijk, de zin van 'Dc Kaneelwinkels' te achterhalen. Op pa gina 132 zegt Schulz. dat een kunst werk eigenlijk niet filosofisch te in terpreteren valt. Het werk is als met een navelstreng verbonden aan het totaal van onze problemen. Toch geeft de auteur een proeve van benadering, van visie, op zijn eigen werk. Op de J 101 Bruno Schulz: 'De Kaneel Oorspronkelijke titel: 'Sklepj nowe'. Uit het Pools door Rasch. Bij Moussault te Ac r Paperback. Aantal pagina's 12,50. f ADVERTENTIE! met kaas de Kamer ii niet vergeten... ker die van moord verdacht wordt, over de tong gaat. Wat zo'n film tot een fijne en pleizierige gebeurtenis maakt, is niet het weinig waarschijnlijke misdadigersverhaaltje: de film is trouwens duidelijk niet op 'span ning' gemaakt: evenmin gaat het om het soort realisme dak de Fran se gangsterfilm tot zo'n aangrijpen de ervaring kan maken. Bij 'De Inbreker' zit het allereerst in het loutere filmpleizier van het juiste beeld, de vindingrijkheid van de mise-en-scène, de exacte timing van een shot of een fade-out, bij voorbeeld het meesterlijke shotje waarin we De Bonk, Glimmie's kameraad, verbijsterde gezicht bo ven de schouder van Glimmie's moeder zien. met wie hij zeer plotseling in een intieme omhel zing is geraakt. Het gaat in 'De Inbreker' niet om een of andere 'gedachte', maar om de loutere fil mersvreugde van iets wèl of iets niét te laten zien óf het net op het nippertje te laten zien; of om de élégance van het beeld-ritme, bij voorbeeld in de foto-montage van het vakantiereisje van Glimmie en zijn helpster Slofje, of in de passa ge waarin Glimmie Slofje tijdens een wandeling door de stad van Assepoester omtovert in een prin ses. Opvallend is overigens, hoezeer dat flmersraffinement en die beweeg lijkheid ontbreken in vele scènes met Willeke van Ammelrooy. Weisz heeft daar gemikt op een soort sex-'glamour' die sedert Ra demakers' 'Mira' bij haar schijnt te horen. Je krijgt de indruk dat hij ook niet veel méér met haar kon doen. want zij is een matige, heel vlakke actrice. Dat blijkt vooral in de scène waarin Willeke aan De Bonk haar levensgeschiedenis gaat vertellen. Ze doet dat heel schools m weinig overtuigend. Trouwens, het script is daar ook niet erg sterk. Hoe het zij, Weisz heeft daar zijn toevlucht genomen tot een afwisselende montage tussen twee verschillende cameraposities die kennelijk geen ander doel heb ben dan zijn actrice zowel en face als en profil te tonen. Dramatisch weinig functioneel dus en dat geldt ook voor de close-ups die hij in andere gedeelten gebruikt: het zijn heel opzettelijke, 'gearrangeer de' beelden waarvan men duidelijk voelt dat ze afzonderlijk zijn opge nomen terwille van de 'glamour'. Het valt des te meer op doordat Weisz zijn overige personages zo weet te doen leven. Er zijn er natuurlijk in deze acteursfilm. die typische 'acteurs' blijven: Hans Bentz van den Berg als de rechter, en Frits Lambrechts als een niet overtuigende, weinig authentieke rechercheur. Maar de meesten zijn binnen het kader van de film heel 'echt', met name ook Rijk de Gooijer. Natuurlijk 'herkent' men hem nadeel van het beperkte acteursarsenaal waaruit de Neder landse film kan putten. Maar toch s hét geen échte herkenning: hij is zo duidelijk 'een ander', dat wc geen ogenblik verwachten Johnny Kraaykamp uit een of andere hoek op te zien duiken.En er valt helemaal niets te 'herkennen' aan de nog heel prille actrice Jennifer Wiilems, die als 'Slofje' pas in de -tweede helft van de film naar voren komt, al heeft Weisz haar in de eerste helft alweer een be wijs van een uiterst doordachte mise-en-scène ook even als een onopvallend, onbelangrijk bijfi guurtje in het beeld gehad. Een heel jonge actrice, maar zó spon taan en onbevangen, zó gevoelig voor de nuances van haar rol, dat men in haar Nederlands eerste 'ge boren filmster' mag begroeten. KUNST 1 r(j i ZilL, j Bruno Schulz Géne Eggen: 'Moeder en kind', witte marnier, 1968. door G. Kruis Gêne Eggen: 'Vluchtelingen', houtsnede 1957. 'Beeldhouwkunst', schreef Baudelaire eens. 'is een kunst der Caraïben, om dat zij zo oud is als de wereld.' Hij verweet haar, 'zelfs begrijpelijk te zijn voor boeren' waarinee hij waar schijnlijk in het algemeen eenvoudige mensen bedoelde. Zó begrijpelijk dus, dat hij de grote Baiidëlaire, de den ker, de intellectueel met zijn egoïsti sche conflicten, er eigenlijk niets meer van begreep. Misschien was het moeiteloze genieten hem vreemd geworden. Niet alleen beelden overigens op dc expositie, die me deze, al wat vaag in de herinnering hangende uitspraak deed opzoeken: een overzicht van schilderijen, beelden en grafiek van de Limburgse kunstenaar Géne Eggen ter gelegenheid van diens vijftigste verjaardag. En dat is, tot 2 oktober, te zien in het Cultureel Centrum te Venlo. 'n Zeer veelomvattend oeuvre, zo van zelfsprekend, zo duidelijk helemaal 'echt', zo volkomen persoonlijk, dat je er als je erover moet schrijven bijna geen raad mee weet. Géne Eggen is eigenlijk een heel vreemde eend in de Nederlandse kun- stenaarsbijt. Wat moet je met zo'n man, die het bestaat temidden van al die om hem heen woedende artistieke revoluties gewoon zichzelf te blijven? Natuurlijk is hij in zijn jeugd beïn vloed: zélf sprak hij bijvoorbeeld meermalen over de beslissende in vloed die prof. Heinrich. Campen- donck (Rijksacademie. Amsterdam) op hem gehad heeft. En, door hem. de werken van de Duitse expressionis ten, de kunstenaars van de 'Blaue Reiter', van 'Die Brtlcke.' Invloeden ook, kun je op deze ten toonstelling vaststellen, en soms heel duidelijk, van het Vlaamse expressio nisme. En van Nederlanders als Kruy- der. en Werkman. Alles bij elkaar een verscheidenheid van kunstenaars die zeker zo veelom vattend is als het begrip niet de term expressionisme. Vergelijk de 'Duitsers' maar .eens met de 'Gronin gers' of de 'Fransen', de Fauvisten dus, met de 'Vlamingen'. Eggen heeft, laten we het zo dan maar uitdrukken, op zijn minst sterke bindingen met de expressionistische traditie. Toch was en is hij alleszins een volkomen buitenbeentje. Immers, volgens de officiële kunsttheorieën gaat het bij 'het' expressionisme niet meer om bewonderende, eerbiedige beschouwingen, maar om het stellen van een daad. Niet meer om het zuiver visuele, maar om de visie van een innerlijk beeld, het van binnen naar buiten werken; om het projecteren van visi oenen, die voortgekomen zijn uit de intuïtie, zonder inschakeling van het verstand als regelende en normalise rende factor. Zo ongeveer staat het geschreven. Maar Eggen houdt zich helemaal niet aan regels. Hij bewondert en be schouwt veel om zich heen heel eer biedig, maar hij stelt ook herhaalde lijk daden. Soms gaat hij helemaal en zonder schroom uit van het puur visuele, dan weer projecteert hij in nerlijke beelden, terwijl hij er ver standelijk ten volle bij betrokken blijft. Of het vanwege dit soort eigenzinnig heden was. weet ik niet, maar de grote managers van de moderne kunst hebben hem, eigenlijk altijd al, links laten liggen en musea hadden ook weinig belangstelling voor zijn werk: volgens 'Scheen' heeft alleen het Haags Gemeentemuseum een map met lino's van zijn hand. Maar op de meer dan tweehonderd, meestal bescheiden, tentoonstellingen die Eggen na 1948 hield, vond zijn werk gretig aftrek. Dr. P. W. FreJe- riks noemt dat in het voorwoord tot de catalogus 'een waardering, die vrij is van snobisme'. Vandaar misschien ook dat gebrek aan die zogenaamde officiële belang stelling: Géne Eggen's oeuvre leent zich 'eenvoudig' niet voor werkelijk diepgaande artistieke beschouwingen. Niet dat het er te simpel voor zou zijn, maar gewoon omdat het (dóirvoor te) duidelijk, helder en vanzelfsprekend is, genoeg eigen zeg gingskracht heeft. Géne Eggen moet een man zijn, die enorm sterk in zijn schoenen staat. Hoewel zijn 'stijl' in de loop der jaren toch eigenlijk maar weinig is veranderd, krijg je, zelfs op deze expositie waar zo'n tweehonderd werken aanwezig zijn, geen moment de indruk van een gemakzuchtig ma nierisme. Misschien vangt hij dat wel op door allerlei technieken door el kaar te gebruiken. Bekijk de prenten maar: er zijn er zestig. Veel houtsneden en lino's, maar ook etsen. Of monotypes, zwart en gekleurd. Hij schildert op velerlei manieren, met olieverf op doek. pa pier of paneel, aquarelleert en maakt penseeltekeningen. Of schildert, hier niet zo gebruikelijk, achter glas. Kleurrijke, fonkelende juweeltjes wer den dat, die een beetje aan Roemeen se ikonen doen denken. En aan de Joegoslavische boerenschilders. Hij hakt zijn beelden uit ruwe stuk ken eikenhout of, een enkele keer tussendoor, uit kersen- of pruimen- hout. Dat wórden dan sterke essentië le verbeeldingen en blijveh prachtige brokken materie. Dat is pok met het witte of rode marmer, dat bij ge bruikt. en met het hardsteen, kalk steen of zeepsteen. Of met het brons. Veel werken met bijbelse onderwer pen, maar het thema dat je, 'lezend' tussen de regels door, het meest aan treft, is dat der ontmoeting, het wach ten op elkaar ook, daarvoor. Die Géne Eggen, hoor je dan, tijdens de rondgang, of later, van mensen die het werk kennen, is toch meer beeld houwer dan schilder. Goed. die beelden maken een diepere indruk, ook al door het prachtige materiaal dat Eggen gebruikt en. waarvan hij de eigen schoonheid on aangetast laat en ook uitbuit. Maar van veel van die schilderijtjes, juist de allereenvoudigsten. van lezen de meisjes, van vrouwen, zittend voor de spiegel, met kind, met hond, van een doodgewoon vaasje met bloemen in fijne stralende kleuren, kun je je zo goed voorstellen hoeveel rustige vreugde ze kunnen schenken. Aan de wand, boven een bank, boven een dressoir voor mijn part. Dat is namelijk nog steeds een belangrijke functie voor een schilderij. En daar aan moet Eggen ook gedacht vhebben, want dè paar dingen, die op deze tentoonstelling nog te koop zijn, kos^ ten weinig, zijn in ieder geval betaal baar voor iedereen die werkelijk geïn teresseerd is. Een kunstenaar, die succes heeft bij het zogeheten grote publiek, wordt door de kenners die overigens al tijd bezig zijn met acties om kunst tot het volk te brengen meestal nogal wantrouwend bekeken. Want hij zal wel een soort kunst maken, die zelfs eenvoudige mensen kunnen genieten. En dat kan uileraard met v:>! /ij Laten ze eens in Venlo gaan kijken: Géne Eggen's werk is zeer de moeite waard. Ook voor kenners, die het nog niet kennen. Er zullen natuurlijk mensen zijn die vinden, dat Frans Weisz een paar stappen teruggedaan heeft met zijn film 'De Inbreker'. Ze denken dan aan de elegante korte film 'Een zondag op het eiland van de Grande Jatte', die hij een aan tal jaren geleden voor het Boeken bal gemaakt heeft, en waarvan de ihise-en-scène duidelijk door Felli- ni's '8'/^' beïnvloed was. En na tuurlijk aan zijn eerste grote, in tellectuele, speelfilm, 'Het gang stermeisje', gebaseerd op een script van Remco Campert een film die op tenminste drie niveaus tegelijk speelde en die daardoor het grote publiek maar voor een klein gedeelte wist te bereiken. Het was een film die duidelijk de sfeer ademde van een periode waarin iedere jonge Nederlandse filmer zichzelf graag als een Felli- ni. een Antonioni of een andere film-'auteur' wilde bewijzen en daartoe filmwegen bewandelde die op zichzelf vaak wel boeiend en doeltreffend waren, maar die di- wijls met bij 'het publiek' uit kwamen. Wij leven nu in een tijd waarin de Nederlandse filmer 'we reldser' is geworden en van zijn wat etherische hoogten is afgeko- nten. Men kan er niet omheen om hiér de naam. vam 'Scorpio' te noe men: Wim Verstappen en Pim de la Parra zijn de eersten van dc jongeren geweest, die ingezien hebben dat hét vooreerst verstan diger en lonender zou zijn om uit de iyorert toren te komen en films te maken die directer op het pu bliek, dus 'commerciëler' gericht zouden zijn: Pas als het lukte, het grote publiek voor de Nederlandse film te winnen en een continue speelfilmproduktie op gang te krij gen, zou er een filmklimaat kun nen ontstaan waarin een Fellini-in- aanleg zijn kansen zou kunnen krijgen. Die weg is de huidige Nederlandse speelfilmproductic duidelijk gegaan en met succes. De film van Frans Weisz is er een nieuw bewijs cyan. Het is een film waarin leep een groot aantal ingre diënten verwerkt zitten die een aantal Nederlandse speelfilms van de laatste jaren tot onomstotelijke kassuccessen gemaakt hebben: Am sterdam. de prostitutie-buurtjes, één wildé achtervolging langs de grachten, een strip-tease. Voorts is ér het ijzersterke 'archetype' van de sympathieke schurk, de 'sphelm' om het in de termen van een tuiiler Pteratuurstadium te zeggen. We zien inbreker Glimmie in de éórsfe meters van de film vaardig bezig met zijn handwerk, maar écht een 'misdadiger' wordt hij nooit en aan het slot begrijpen we allemaal dat hij alleen maar zo nodig een inbreker moest zijn om met veel talent bij herhaling te kunnen inbreken bij de échte schurk: een zeer louche schatrijke bankier die in -heel troebele inter nationale zaken verwikkeld zit. Tvpérencl is overigens al. dat We :rc- heé! weinig aan ge'egen 'S om' ons finesses omtrent die fc." vi onale toestand U't de doe ken te doeri. Zijn bankier reist frequent met zijn privé-vliegtuigje naar het buitenland, en Weisz toont ons aankomst en vertrek met een bijna parodistische nauwgezet heid. maar iets wijzer worden we daar niet van. Trouwens; ook het verhaal zei 'rqrnt niet overal even goed 'rond'. Belangrijk is dat aller minst. Wat eèl belangrijker is, is dat Weisz de beproefde succes-in- red "riten op zo'n pleizierige, ele gante en humoristische manier tot i makelijk gerecht heeft weten le mengen. Men moet zich op zo'n lm niet verkijken. Het is name lijk wel heel degelijk een film-van- Frans Weisz. Een van de sterke kanten van zijn filmerschap een zeer uitgebalanceerde beeldcompo sitie met een verbluffende, tot in de kleinste details doorwerkende achtergrondregie is in 'De in breker' even duidelijk en persoon lijk aanwezig als in de 'Grande JaLe' Een prachtig voorbeeld is de scène van een actie die zich in het begin van de film in het prostitutiebuurtje afspeelt terwijl i.) dc achtergrond schitterend door de camera in beeld gevangen 'het bedrijf' van de dames ge woon doorgaat. Van zulke voor beelden zit zo'n 'film vol, zie bij voorbeeld de passage in de kap perszaak waar Glimmie, de inbre- Nee, Frans Weisz zal ooit nog wel weer eens een diepzinniger 'au teursfilm' maken dan zijn 'Inbre- ker\ Maar dat zal dan toch dezelf de man zijn die we in deze film terugvinden: lichtvoetig, spiritueel, inventief, humoristisch, elegant. Fijnzinnig ook: het prachtige begin de inbreker Glimmie geobser veerd tijdens een 'karwei' be wijst dat even duidelijk als de manier waarop aan het slot gesug gereerd wordt dat het tussen Slof je en Glimmie 'wel wat worden zal'. 1-Iet nieuwe seizoen is goed ingezet: de Nederlandse speelfilm wordt 'professioneel'.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1972 | | pagina 16