Uitkijkpost in een
moslimse wereld
n
Voorlichtingen toerusting van kerkelijke gemeente
°Het oude vrouwtje
c
p
Bij drs. J. Haafkens in Kameroen
Interkerkelijke
zendingsdagen
Militair omgekomen
tijdens mars in Suriname
Beroepings-
werk
Nieuwe uitgaven
'TROUW/KWARTET ZATERDAG 12 AUGUSTUS 1972
KERK T2
door dr. A. Dronkers
'The proof of the pudding is in
the eating', zegt een engels
spreekwoord. Vrij vertaald: om
iets echt te kunnen beoordelen,
moet je er eerst van hebben ge
geten.
Dat is één van de indrukken, die
me bij gebleven zijn van een reis
van vijf weken naar één der
boeiendste delen van Afrika, nl.
Kameroen.
Ik ging er heen, niet alleen om
kinderen te bezoeken, daar werkzaam
in het zendingsveld, maar ook om nog
eens weer geconfronteerd te worden
met enige problematieken, die de ver
houding van christendom en islam
daar oplevert. Ik was mij bewust, dat
ik voor allerlei vragen zou komen te
staan, die bij een vorig bezoek zes
jaar geleden misschien nog niet zo
waren uitgekristalliseerd. Maar ik be
greep wel, dat al te rechtlijnige be
oordelingen vandaag de dag nauwe
lijks enige kans maken serieus geno
men te worden, nu de ontmoeting van
zendingswerkers in het veld met de
moslimse wereld veel meer dan vroe
ger een mogelijkheid en een realiteit
is. Ik was verlangend vooral onze
deskundige landgenoot op dit gebied
drs. J. Haafkens, theoloog, arabist en
een goed kenner van de islam (hun
aantal laat zich in Nederland wel met
behulp van de tien vingers aftellen!)
te zien en te spreken en hem gade te
slaan in Maroea, het Noordelijk ge
deelte van Kameroen, met zijn weel
derige groei en tegelijk vulkanische
bodem, ongelooflijke grote rotsen, die
als massieven een maanlandschap sug
gereren. Ze hebben een bijna symboli
sche betekenis en suggereren iets van
de grootheid van het mysterie, dat
aanbeden wordt. Is het God Allah,
die de moslims geknield op hun matje
vijfmaal daags aanroepen, is het de
God en Vader in Jezus Christus, die
christenen belijden?
Welnu in zijn rondzendbrief via
Oegstgeest had ds. Haafkens ons al
voorbereid: 'De ontmoeting met de
islam is een realiteit in deze streken
van Afrika. Je kunt vanuit het ge
bouw van de theologische faculteit
(waar ds Haafkens docent is) duide
lijk de centrale moskee van Yaoundé
zien liggen. Een bescheiden rood ge
bouw op de top van een heuvel.
Omdat de studenten zich bewust zijn
van de invloed van de islam, zijn ze
daar ook in geïnteresseerd. Een heel
aantal ziet in de islam vooral een
gevaar voor de kerk, wat ook wel te
begrijpei. is. Sommige studenten zijn
dan ook geneigd zich nogal kritisch
op te stellen. Toch zijn ze over het
algemeen wel bereid om te proberen
de islam en de moslims beter te
begrijpen'.
Tot zover ds. Haafkens op papier. Nu
ik er zelf geweest ben en hem gedu
rende een week rustig gadegeslagen
heb in zijn werk, heb ik het gevoel
veel meer dan te voren ingewijd te
zijn in een wereld van allerlei com
plexe verhoudingen, onverstaanbaar te
dele, anderzijds ongemeen boeiend. Is
deze godsdienst ritueel, of gaan
grondgevoelens van een waarachtige
eerbied voor de Almachtige achter
het ritueel schuil?
Als de salat (oproep tot het gebed)
weerklinkt uit de omloop van de
minaret dan knielen de honderden in
devotie neer. En rond dit alles
vaak sterk vervormelijkt en tot tradi
tie verworden een hele wereld, die
ons vreemd is, omdat het woord
toch een oorspronkelijke christelijke
notie! zo overheersend legalisitisch
wordt geinterpreteerd.
't Is op een vrijdagmiddag, de zondag
van de moslims. Nee, we kunnen de
moskee niet naar binnen gaan, zelfs
niet met ontschoeide voeten, want
voor de moslim is de christen in
wezen iemand, aan wie de onrein
heid kleeft. Laten we stil om de
moskee heenlopen en laten de vrou
wen liefst terzijde blijven staan. Als
we zo de omgang maken, is het dood
stil. Niemand maakt aanmerkingen,
maar niemand ook, die groet. Het is
dus toch een vreemde, andere wereld,
die haar geheimen buiten de umma
(de moslimse gemeente) maar moei
lijk prijs reeft.
Zo is het en een volgend ogenblik
begrijp je er niets meer van. Hoe is
het mogelijk? Een totaal andere bele
ving, een heel ander gezicht van die
zelfde islamitische wereld. Nota bene
in hetzelfde land, alleen in een ander
gedeelte, meer naar het Zuiden, in
Foumban, waar christenen en mos
lims in de grootste hartelijkheid en
met het diepste respect voor elkaar
leven. Ook hier is negentig procent
van de bevolking moslim en eigenlijk
is dus de christelijke kerk alleen
maar een minderheidsgroep. Maar u
vergist u, als u meent, dat deze
zwakke positie niet als positieve bij
drage in het volksgeheel zou zijn
opgenomen. Daar spelen natuurlijk
wel allerlei oorzaken in mee. Om er
maar een te noemen. De vader van de
tegenwoordige sultan Seidou, moslim,
was koning Njoja, die onder vele
andere een christenvrouw had, die
een tijdlang na zijn dood het regent
schap heeft waargenomen. Haar graf
is voor het tot ruïne geworden paleis
nog steeds te zien. Die sultan kwam
jaren geleden tot het merkwaardige
besluit om aan het tweede daar gebo
ren zoontje van dominee en mevrouw
Stegeman bij de naamgeving de naam
van zijn vader Njoja aan te bieden als
bewijs van respect en goede gezind
heid voor het zendingsgezin. Vanaf
dat moment heeft voor de bamoeners
(zo heet de stam in het Fouorubange
bied) ons kleinzoontje een merkwaar
dig aureool. 'Notre petit prince' zeg
gen ze (ons Kleine prinsje!) deze
Derk Njoja Stegeman!
Dat kan dus alles ook in een moslim
land. Tolerantie kan soms een gebrek
BAARN Onder auspiciën van
Nederlandse zendingsraad zijn er
najaar drie interkerkelijke zendig
dagen: op zaterdag 30 september
Etten-Leur in 'De Baai'; op zaterdai
oktober te Hoogeveen in 'De Tai
boer', en op zaterdag 14 oktober
Utrecht in het Jaarsbeurscongresc
trum. Op deze bijeenkomsten sprei
respectievelijk ds. R. J. van der Ve^
prof. dr. J. M. van der Linde en pi
mr. D. C. Mulder over: zending
confrontatie met het evangelie
wat betekent dat nü, voor mensen1
groepen in zes continenten? Men
zich opgeven bij de Nederlandse zf
dmgsraad, Prins Hendriklaan 37, A"
sterdam-Zuid.
Van een correspondent
i
DEN HAAG Tijdens een mars
Suriname in de omgeving van
plaatsje Berlijn is de 20-jarige diei ID
plichtige soldaat J. R. A. Nelk ids
Geleen onwel geworden en korte t ,+p
later overleden.
Nelk behoorde tot de troepenmi -rie
Ontmoeting van christendom en islam: een iman op de kansel in Foubau, Kameroen (foto Ned. Zen
dingsraad).
Suriname en was ongehuwd.
aan karakter betekenen. Tegenwoor
dig noemen we dat: verlies van de
eigen identieit. Ik heb niet de neiging
om dingen te minimaliseren, ook niet
als zij toevallig als een stuk gunstige
gezindheid in de richting van de an
der vorm krijgen. Geen moslim, die
er over denkt om zijn moslim-zijn op
te geven voor het christendom, maar
hij erkent blijkbaar wel het feit, dat
de ander naast hem er niet alleen is,
maar er ook is als een ander. Zulke
zaken en ontwikkelingen zijn niet
ontsprongen aan een hoogste theologi
sche reflexie, maar wel zelf een be
wijs hoe een moderne republiek als
Kameroen (op 1 januari 1960 ge
sticht) een complex van mogelijkhe
den in zich bevat. De staat is in zijn
opzet islamitisch, de president Ahidjo
zelf een moslim. Maar de rechten van
andere godsdiensten worden erkend
(behalve als ze het te bar maken zoals
de Jehova-getuigen, die zijn verboden,
omdat zij de verkiezingen van het
volk met als inzet een vertrouwens
votum voor de president hebben gesa
boteerd).
Welnu binnen dat raam en dat
kader kan veel, zowel politiek als
godsdienstig. Maar ik wreef toch wel
mijn ogen uit bij de volgende gebeur
tenis, die ik meemaakte. In datzelfde
Foumban zou een eerste steenlegging
plaats vinden voor een nieuwe chris
telijke kapel. Hele plechtigheid. Kerk
dienst in de openlucht Afrikaanse
dominee in toga. Autoriteiten op de
voorste rij. Toen werden enkele van
die autoriteiten uitgenodigd om hun
handtekening op een oorkonde te
plaatsen, die straks in een steen inge
metseld de grond in zou gaan. Wie
werd ook gevraagd? De imam (voor
ganger) van de moskee! Hij onderte
kende de oorkonde en daarmee werd
dus die nieuwe christelijke kerk mee
geïnstitueerd door een moslimse voor
ganger! Nu zeg ik het natuurlijk veel
te westers en overschat ik datgene,
wat waarschijnlijk alleen als hoffelijk-
heidsgebaar was bedoeld en in feite
toch nog niet het begin van een
werkelijke dialoog voorstelde. Toen ik
drs. Haafkens het verhaal vertelde
vond hij het ook merkwaardig en een
voorbeeld van hoe complex de dingen
in Afrika liggen. Een zekere reserve
blijft op zijn plaats.
Intussen is mij één ding heel duide
lijk geworden. Nl. hoe belangrijk het
voor de zending is, om in deze wereld
van de islam een uitkijkpost te heb
ben, zoals drs. Haafkens die bezet. Hij
vervult zijn taak op een ongedwongen
manier. Spreekt de taal der mensen
(foelani) vloeiend en zoekt overal zijn
contacten, woont ook op een kamer in
een wijk waar veel moslims wonen.
Naast hem werken allerlei soorten
zendingen, waarmee ik ook heb ken
nis gemaakt. Zij doen daar een stuk
werk, dat mijn diepste respect heeft
afgedwongen. Niet alle zendingsme
dewerkers komen toe aan het aftasten
van de problemen, waar voor de mos
limwereld nu eenmaal stelt. Zij zou
den er goed aan doen door nog meer
gebruik te maken van de kennis,
waarvan deze Nederlandse pionier in
hun midden beschikt.
Wij allen ook in het thuisfront
hebben te bedenken, dat het gezicht
van Afrika (en misschien ook van
Europa?) in de komende jaren door
deze ontwikkelingen mee zal worden
bepaald.
Dr. A. Dronkers is hervormd predi
kant te Utrecht.
NED. HERV. KERK
Beroepen: te IJsselmuiden: J. C.
wagen te Delft
Aangenomen: naar Rijperkerk: ki"
G. A. Schoonheim te Utrecht,
bedamM voor Jutrijp.
Bedankt: voor Bruchem: J. H. Ci
te Bodegraven.
GEREF. GEMEENTEN
Beroepen: te Slikkerveer: A. Hoftm'
te Scheveningen.
Beroepen: te Goes c.a.: S. Vooistri
Lelystad, die dit beroep heeft aafep
nomen.
NED. HERV. KERK
Afscheid: van Onstwedde: J. Brig e
huis, ber. te Schoonhóven; van nest
huisterveen: D. Oliemans, ber. teelka
lemborg; van Zeist: C. den Boer;
te Wageningen.
Intrede: te Oudshoorn: R. Oort
Den Helder te Wapenveld: H. \fg.
huizen uit Lopik te Dirksland:
van der Linden Uit St. Philipslandjr ee
Schiedam: S. Tijmstra uit Tzun
rum; te Steenderen: J. G. Eelde
uit Nw. Amsterdam: te Hooglandjt h<
J. Wolthuis uit Klazienaveen; te
dorp (NH): mej M. W. van Beille
ern
Fr
E
renl
bi
door D. B. v. d. Waals
Zoals in de Egyptische myhtolo-
gie do vogel feniks uit de eigen
as herrees, zo ook zou uit het vast
gelopen instituut 'kerk' wel eens
het wezen ervan kunnen opstaan,
te weten de gemeente van Jezus
Christus. Dit moge rijkelijk
speculatief en ook wel wat sche
matisch klinken het is niette
min méér dan een negatieve be
oordeling van de huidige kerke-
kelijke situatie en een optimis
tische verwachting van wat be
ters. Want dat de traditionele
kerkelijke zelfverzekerdheid
ook in zijn quasi-bescheiden va
riant, die van 'dialoog' met een
geseculariseerde maatschappij
zijn tijd gehad heeft, is wel dui
delijk; tegelijk treft een aandacht
voor een waarachtige reformatie
der kerk, die en het is nooit
anders geweest van onderop
zal moeten komen.
Deze wending niet zozeer in de theo
logie of in de sociologische bijdragen
over de kerk, als wel in het leven der
kerk, wordt treffend geïllustreerd
door de brief, die de secretaris-gene
raal van de wereldraad van kerken,
dr. Eugene O. Blake, schreef aan de
gereformeerde kerken in Nederland
als antwoord op een vraag van deze
kerken naar wegen om de nood in de
Soedan en in Oost-Europa te helpen
lenigen. Ook in deze krant is over
deze brief bericht en op de inhoud
ervan zal ik dan ook niet nader
ingaan. Het gaat mij nu om één aspect
ervan, een van de drie wegen, die dr.
Blake voor hulpverlening aanprijst,
namelijk informatie over de situatie
in de betrokken landen.
De vraag van de gereformeerde
kerken was: wat kunnen we doen?
Het eigenlijke antwoord van dr. Blake
houdt in, dat de gereformeerde ker
ken maar beter kunnen vertrouwen
op de informele contacten van de
wereldraad met regeringsleiders, dat
officiële protesten meestal weinig uit
halen en dat bezoekreizen van kerke
lijke delegaties naar de betreffende
landen zeer nuttig zijn.
moet er blij om zijn van de brief
van dr. Blake vind ik, dat hij infor
matie niet beschouwt als een zaak van
een geïnformeerde elite (de staf van
de wereldraad bijv.), maar van de
belijdende gemeente.
Niet overbodig
Heilige koe
Heeft dr. Blake dan eigenlijk iets
anders gedaan dan het van stal halen
van die heilige koe van een techno
cratische maatschappij, genaamd
'voorlichting1, als zoethoudertje voor
een activistisch kerkgenootschap? Mij
dunkt van wel. De enige conclusie,
die ik kan trekken, is dat dr. Blake
de vraag 'wat kunnen we doen?' heeft
omgebogen tot een geheel andere, m.i.
ook betere vraag, namelijk: 'hoe kun
nen kerken, en dan niet in het minst
plaatselijke gemeenten, delen in de
noden en zorgen van de ganse kerk?'.
Het is duidelijk, dat hier zich de
noodzaak van informatie opdringt,
juist ten dienste van de kerken zelf,
ook in hun eigen situatie. Met andere
woorden: de informatie over de vra
gen, waarmee de wereldkerk te maken
heeft, kan hulpverlening aan kerken
elders ten goede komen, maar even
goed en wellicht veel meer het kerk
zijn van de geïnformeerde gemeente.
Het gaat hier natuurlijk om veel
meer dan de specifieke vragen van de
Oosteuropese kerken. De grote winst
eigenlijk de enige winst, maar men
Het is niet overbodig de kerken te
wijzen op de noodzaak van een goede
voorlichting. Men kan daartegen in
brengen, dat christelijk Nederland
over een 'rijk geschakeerde' (zoals het
heet) pers beschikt, terzijde gestaan
door enige kerkelijke instellingen, die
zich persbureau dan wel informatie
dienst noemen, dat men voorts in ons
omroepland struikelt over de christe
lijke zendgemachtigden, dat in menig
huisgezin scheurkalender en bijbels
dagboek worden aangetroffen, en dat
populaire werken op het gebied van
kerk en theologie voor ieder te verkrij
gen zijn.
Niet de productiviteit van kerkelijke
publiciteitsmedia is echter het criteri
um (als het om kèrkelijke publici
teitsmedia te doen is), maar het con
fessionele gehalte. Anders gezegd:
voorlichting, zoals ik die hier bedoel
en zoals naar mijn mening ook dr.
Blake die op het oog heeft, behoort
niet geïnteresseerden in te lichten
over wat in kerk en theologie 'te
doen' is, maar de gemeente toe te
rusten tot haar dienst aan de wereld.
De vraag wordt dan, of al die kerke
lijke en theologische huisvlijt wel In
de gemeente functioneert: of het 'ge
wone' gemeentelid afgezien van
het plaatselijk kerkblad, waarin domi
nee over de wederwaardigheden van
de eigen gemeente bericht zich
inderdaad op de hoogte stelt van
ontwikkelingen in kerk en theologie,
om te beginnen reeds: of hij werke
lijk betrokken is bij de gang van
zaken in zijn eigen kerk. Een soortge
lijke vraag is te stellen bijv. ten
aanzien van de bijbelkennis.
Er is weinig reden voor optimismé op
dit punt. Prof. dr. H. Berkhof heeft
volkomen gelijk, als hij in een voor
lichtend artikeltje over dr. Van den
Heuvel in 'Woord en Dienst' van 15
juli j.l. verzucht: 'Wat betekenen onze
kerkelijke en christelijke publiciteits
media eigenlijk, als toch velen, die
geacht worden daarvan kennis te ne
men, nauwelijks weten wie Van den
Heuvel is?'.
Vanuit het perspectief van een belij
dende gemeente gaat het hier om het
zijn-of-niet-zijn van 'onze kerkelijke
en christelijke publiciteitsmedia' (wat
iets anders is dan een sluitende be
groting). Bereiken deze media de ge
meente zélf niet, dan is er ook geen
aansluiting met het belijden der ge
meente, en daar ging het juist om.
Men vraagt zich af, of in dat geval
het oerwoud van de kerkelijke publi
citeit nog iets anders is dan een
natuurreservaat. Maar de vraag naar
het belijden reikt toch dieper. In de
ruimte van de kerk zou een overwin
ning kunnen plaatsvinden van de al
gemene verstarring, waarin de infor
matie-overdracht zich in onze maat
schappij bevindt, namelijk dat die
overdracht, waaraan allerwegen zo'n
grote behoefte bestaat, bij voorbaat al
aan banden gelegd is door sociologi
sche en psychologische factoren. Hier
is het de grote vraag, of informatie
de elitaire structuur van onze maat
schappij bevestigt (kennis is macht),
dan wel deze doorbreekt, n.l. door
voor de niet-geïnformeerden nieuwe
wegen te openen.
Een belijdende gemeente behoort met
het elite-karakter van onze maatschap
pij af te rekenen. In het functioneren
van de kerkelijke publiciteit valt
daarvan helaas niets te merken. Daar
om moet de gemeente en alleen de
gemeente de inzet zijn van een 'voor-
lichtings-strategie', die boven alle
hobby-isme uitkomt, de communicatie
binnen de kerk bevordert en het
getuigenis in de wereld tot doel heeft.
Boekentafel
Veel kerkelijke gemeenten kennen
een zgn. boekentafel. Eigenlijk ligt
daar precies in besloten waar dr.
Blake om schijnt te vragen, en waar
ik in dit artikel voor wil pleiten. Die
simpele boekentafel brengt de van
belang zijnde kerkelijke informatie op
de enige plaats, die in aanmerking
komt, nl. daar waar de gemeente
vergaderd is rond Woord en sacra
menten. Zo worden de rollen omge
draaid: de kerk gééft de informatie
aan de gemeenteleden waar zij &ls
gemeentelid functioneren; tegelijk is
de vrijblijvendheid overwonnen, want
het gebeurt in directe relatie met het
belijden.
Men kan zich er dan slechts over
verwonderen, dat kerkeraden en ge
meenteleden dit meer als een aardig
heidje lijken te beschouwen, dat de
samenstelling van deze boekentafels
veelal willekeurig geschiedt, dat er zo
weinig gebruik van wordt gemaakt en
dat er van een systematische bezin
ning in het geheel van de kerk geen
sprake is. Maar dat heeft natuurlijk
te maken met een veronachtzaming
van het vraagstuk van de informatie
in het algemeen.
Een systematische bezinning op het
wezen van voorlichting in de kerk,
zowel naar de kant van 'de media' als
van de lectuurvoorziening, maar dan
gericht op het leven der kerk en het
belijden der gemeenteleden, lijkt mij
dringend geboden. Zo'n bezinning
hoort thuis in het bredere kader van
een bezinning op wat het wil zeggen
vandaag gemeente van Jezus Christus
te zijn. In dat verband mag de functie
van de kerkelijke persbureau's c.q.
informatiediensten niet onbesproken
blijven. Zij zouden zich tot echte
informatiecentra met een veel breder
bereik ten dienste van de gemeenten
kunnen ontwikkeen.
Dat veronderstelt een bepaald uit
gangspunt Als ds. L. H. Ruitenberg
in 'In de Waagschaal', in een kritiek
op de Evangelische Omroep, christelij
ke publiciteitsmedia de taak toekent
van 'communicatie' met de maatschap
pij, is dat een ander uitgangspunt Is
de. E.O. niet ontstaan uit gebrek aan
communicatie met een 'communica
tief' christendom? Gaat het hier niet
tevens om een gebrek aan informatie?
Daarmee stel ik de schuldvraag. Wie
bij het spreken over 'kerkelijke en
christelijke publiciteitsmedia' de ge
meente veronderstelt en dat doe ik
zal zich nóg meer gelegen moeten
laten liggen aan 'communicatie' met,
zeg maar, de aanhangers van de Evan
gelische Omroep, *tlan mét een gesecu
lariseerde maatschappij. En wel om
een voor de hand liggende reden: als
die fameuze 'communicatie' in de ge-
méénte niet wil lukken, waar dan
eigenlijk wel?
De heer D. B. v d. Waals is voorlich
tingsambtenaar van de gemeente
Zutphen. Hij behoort, met o.a. ds. A.
A. Spijkerboer, tot de initiatiefnemers
van het hervormd congres, dat op 9
september in Utrecht gehouden zal
worden.
voorheen vicaris te Amsterdam ig
aug.: te Aalst: kand. J. Glastrajnen
Loon uit Groenekan. Nal
GEREF. KERKEN eer
Afscheid: van Zwijndrecht-Gds zi
Lind: W. M. de Bakker ber. te nis',
delburg; van Maarssen: J. A. C. ïje.
mann, ber, te Deventer; van Auèitry
nusga en Surhuizum: G. de Rifide
ber. te Alphen a.d. Rijn-N. een
Intrede: te Oost- en West Soubur|nJcs.
Kloppenibnrg uit Drachten; te Zfe efi
slag: A. Vos uit Krommenie; te vo<
Ham: D. H. Borgers uit Soestlee,
Treebeek: W. K. Kakes uit Idskeij
zen te Andijk: II. Vollmuller ui
Gravenmoer te Heerhugowaard^NO1
Appers uit Haastrecht.
GEREF. KERKEN (VRIJG.) Pi
Intrede: te Hilversum: P. Dedden j
Rozenburg; 16 aug: te Groningen-1
Bijl uit Hilversum.
CHR. GEREF. KERKEN
Afscheid: van Harderwijk: C. den 1
tog, ber. te Sliedrecht-Middel
straat.
VRIJE EVANG. GEMEENTEN
Afscheid: van Den Haag: J. E t
ber. te Yerseke.
GEREF. GEMEENTEN
Afscheid: van Rotterdam-Centruni get
Vergunst, ber. te Veen, waar h
aug. intrede zal doen. r
GREF. KERKEN (VRIJG.: BV)
Intrede: te Vlaardingen: D. K.
voorheen leraar g.o. te Emmelooi
Deventer: kand. J. C. Schaeffe
Kampen,
te
in
git
of
aden
bei<
ite.
ten
dei
bez:
en 1
rbij
e okke
Terwijl de boer slaapt, ondertitt
voeding van kleine gelovigen, d<
J. Nieuwenhuis. Uitg. Kath. Sei>
instituut voor Levensvorming,
derse Rooslaan 18, ARnhem, 286
geïll., prijs 10,Dit boek wi
handreiking zijn aan ouders inzal ;flei
geloofsopvoeding van hun kind
en is tevens bestemd voor pasl
leerkrachten en andere opvoedei
De
de
je ht
L. ei
;l 'Mij
r 30-ja
nden
nd vi
door A. J. Klei
Er is een tijd geweest dat do
minees niet hoefden draven
naar conferentie-oorden of vor
mingscentra om bijgespijkerd
te worden. Dat kwam omdat ze
toen, naar de streekromans
ons leren, een oud vrouwtje in
de gemeente hadden. Geen
gewoon oud vrouwtje, maar
een oud vrouwtje dat met al
leen maar lagere school en een
dialect moeiteloos parels van
wijsheden van haar verdorde
lippen liet rollen. Ik zal probe
ren te vertellen hoe dat ging.
Dominee zit in de studeerkamer aan
zijn preek, maar het lukt niet erg.
Er is een vervelend geval in de ge
meente. De rijke trotse boer Jan
sen heeft zijn trouwe arbeider
Hendrik ontslagen, omdat de jonge
boer verliefd is geworden op
Hendril knappe dochter... Domi
nee ijsbeert door de kamer, hij
staat stil, kijkt uit het venster,
maar ook ruisende populieren zeg
gen hem niks. Oprens rent hij de
kamer uit, de gang door, slaat de
deur achter zich dicht en gaat
met driftige stappen wandelen.
Hij heeft geen bepaald doel, doch
ziet, hoe in de streekroman onze
wegen geleid worden: opeens is de
dominee vlak bij het eenzame
huisje van de oude Dina. Hij
draalt eventjes en dan gaat-ie naar
binnen. In het kleine, gezellige
vertrek praat hij over koetjes en
kalfjes, maar Dina heeft drommels
goed in de gaten dat er wat aan-
schort. Ze laat dit niet merken, ze
kijkt wel uit. Als het zover is stort
de dominee zijn hart wel uit. Nög
een kopje, dominee? En dan komt
de dominee voor de draad. Dina
luistert, ze zal dominee niet in de
rede vallen, maar als hij uitge
praat is geeft ze prompt het ver
lossend antwoord. Dominee vliegt
de deur uit, en even later schrijft
hij thuis als een bezetene aan zijn
preek. Zondag luistert de gemeente
ademloos en de oude Dina kijkt
stil glimlachend voor zich uit.
O ja, met de jonge boer Jansen en
dat meisje van knecht Hendrik komt
het ook allemaal dik voor mekaar.
Einde.
Mooi is zoiets. In sommige verha
len nam een oud mannetje de
plaats van het oude vrouwtje in.
Zo'n mannetje, liefst ook met al
leen lagere school, héél misschien
nog een beetje ambachtsschool er
bij, was dan ouderling en tussen
een paar trekjes aan zijn pijp gaf
hij blijk van de diepste inzichten,
waardoor de dominee voor pastora
le blunders werd behoed.
Hebben zulke mensen echt be
staan? Vroeger stoffeerden vooral
oude vrouwtjes ook de preken van
bepaalde dominees. Laatst, gemeen
te, sprak ik een oud vrouwtje.
Maar je kon het nooit controleren,
want zulke treffende ontmoetingen
hadden altijd plaats gevonden in
een vorige gemeente van de gewij
de spreker.
Je bent geneigd om vanwege die
verhaaltjespreken en die vlot
geschreven streekromans een
levensgroot vraagteken te zetten
achter de echtheid van dergelijke
figuren, die zo nadrukkelijk 'arm
en toch rijk' of iets dergelijks aan
demonstreren zijn. Je bent in elk
geval geneigd Je schouders erover
op te halen.
Er zijn zulke mensen geweest,
maar ze sterven uit. Dit zeg lk zo
stellig op gezag van dr. C. Rijns-
dorp, van wie onlangs bij Kok in
Kampen een boekje uitkwam on
der de titel Wij zijn de vaders
(prijs 12,50). De ondertitel is:
kanttekeningen bij een overgangs
situatie. Eén van die kantteke
ningen heet: 'Koningskinderen
sterven uit', en het beknopte op
stel begint zo:
Er is een soort vaders en vooral
moeders in Israël aan het uit
sterven. Stillen in den lande, een
voudige mensen die proberen een
stil en genist leven te leiden in
alle godzaligheid en eerbaarheid,
om met de Statenvertaling te
spreken. Ze waren het product van
een zeer bepaalde- sociologisch-
theologische situatie. Het waren
moeders, ongetrouwde vrouwen,
dienstboden, kleine neringdoenden,
soms ook zakenmensen die op een
bescheiden welvaart konden bogen.
Wat hen kenmerkte was vanzelf
sprekende trouw, ook aan de har
de meester of meesteres. Maar van
horigheid was hier geen sprake.
Hun onderworpenheid en verge
noegdheid met het tegenwoordige
had geen enkele slaafse trek. De
nu eenmaal gegeven positie in de
maatschappij aanvaardden zij a Is
een keuze, als een jafzeggen tegen-
de God van hun leven. Wie gelooft
dat men Gode meer moet gehoorza
men dan de mensen, gehoorzaamt
zonder vrees.
Toch was het een bepaald soort
mensen. Ze bezaten een innerlijke
beschaving, die het gevolg was van
een nauwlettende omgang met de
bijbel en met God. In het ethische
waren ze gecultiveerd en verfijnd.
Hun gerijpte wijsheid sloot dwepe
rij buiten. Activisten en vurige
partijgangers waren he t niet. Van
een politiek of maatschappelijk, ja
zelfs van een sterk kerkelijk enga
gement kan men bij hen niet gewa
gen. Wat hen interesseerde waren
vooral de onbeweeglijke dingen uit
de Hebreeënbrief. Hun status quo
werd door hun geloof gesubli
meerd. Theologisch s loten ze aan
bij een oude, bevindelijk gekleurde
traditie, zonder dat dit tot excessen
leidde. Daartoe waren ze te verstan
dig en hadden ze te veel tact.
Ik geef ook de laatste regels van
dit mooie opstel van dr. Rijnsdorp
door:
Nu wij afstand van hen nemen, nu
wij ze op de kade zien achter
blijven cn de tijd met ons voort
raast, is het of al het klem-
menselijke en klein-burgerlijke aan
hen wordt opgelost en zien wij
alleen nog maar de stille heldhaf
tigheid, de overgave, de kiesheid,
de schroom, de onbewuste voor
naamheid, de koninklijke waardig
heid.
Let op, bij dr. Rijnsdorp zijn het
ook vooral vrouwen. Moeders in
Israël noemt hij ze. Maar ze zijn
tastbaarder dan de oude vrouwtjes,
die zo gemakkelijk neergezet
werden in een streekroman of zo
gevoelig geciteerd in een preek.
Maar idealiseert de heer Rijnsdorp
deze mensen niet? Hij schrijft van
niet: 'Ik zie hun grenzen te duide
lijk dan dat ik zoiets doen zou
De vroomheid van hun oor
deel sloot niet altijd juistheid in'.
Dr. Rijnsdorp neemt dus afstand.
Maar ziet hij niet over het hoofd
dat deze mensen misschien ook
iets hadden van wat Engels 'die
verdammte Bedürfnislosigkeit'
noemde? Dat ze zich niet eens
bewust waren van wat ze allemaal
misten of tekort kwamen, omdat
hen van jongsaf was ingeprent te
vreden te zijn? Tussen haken: men
moet niet menen dat ik m'n mar
xisten op mijn duimpje ken, ik
haal de geciteerde uitdrukking van
Engels uit Gesprekken met
Jacques Presser, gevoerd door Phi-
lo Bregstein (uitg. Polak en Van
Gennep). Presser vertelt dan over
het effectenkantoor waar hij als
jongeman gewerkt had; dóér had
iden
je van 'die gedrukte, achter'3and
gebleven mensen'. raeiij
Nee, we zijn hier ver uit de buur f:
van Bedürfnislosigkeit, van zomaa na v
niks nodig hebben. Dr. Rijnsdoi
heeft het over koningskinderei
vanwege 'die gelukkige combinal
van vroomheid, tact en zelfverloo
chening'.
We moeten afscheid nemen vai
hen 'die nu in bejaardentehuizei
aftakeling en dood met waardig
heid tegemoetleven'. Maar, is mijl
vraag, hebben ze helemaal geei
opvolgers? Je zult ze misschiei
niet makkelijk vinden tussen all
actievoerders, protesterenden, vei
ontrusten, preekgenieters, mensei
die 't niet meer weten en mensei
die 't maar laten waaien. 'Vant zi
zullen geen stencils uitdelen o
boze brieven naar de kerkeraa
schrijven, zij zullen niet luidkeel
met de éne dominee dwepen e
afgeven op de andere, zij kijke
niet neer op twijfelaars en z
doen niet hooghartig over hen di
er bij bungelen.
Ze moeten er to ch zijn, koningi
kinderen-van-nu. Natuurlijk, in ai
dere kleren dan vroeger en i
andere verhoudingen. Maar toet
mensen die zich door al ons geli
waai en gejacht niet van de wij
laten brengen, maar die weten ws
Petrus bedoelde toen hij schretj fewifl
dat we nuchter moesten zijn,
de zaken ook eens op een afstand)
bekijken en met wat humor (wi
iets anders is dan je er niets va
aantrekken!)
"(wi