Uitkijkpost in een moslimse wereld n Voorlichtingen toerusting van kerkelijke gemeente °Het oude vrouwtje c p Bij drs. J. Haafkens in Kameroen Interkerkelijke zendingsdagen Militair omgekomen tijdens mars in Suriname Beroepings- werk Nieuwe uitgaven 'TROUW/KWARTET ZATERDAG 12 AUGUSTUS 1972 KERK T2 door dr. A. Dronkers 'The proof of the pudding is in the eating', zegt een engels spreekwoord. Vrij vertaald: om iets echt te kunnen beoordelen, moet je er eerst van hebben ge geten. Dat is één van de indrukken, die me bij gebleven zijn van een reis van vijf weken naar één der boeiendste delen van Afrika, nl. Kameroen. Ik ging er heen, niet alleen om kinderen te bezoeken, daar werkzaam in het zendingsveld, maar ook om nog eens weer geconfronteerd te worden met enige problematieken, die de ver houding van christendom en islam daar oplevert. Ik was mij bewust, dat ik voor allerlei vragen zou komen te staan, die bij een vorig bezoek zes jaar geleden misschien nog niet zo waren uitgekristalliseerd. Maar ik be greep wel, dat al te rechtlijnige be oordelingen vandaag de dag nauwe lijks enige kans maken serieus geno men te worden, nu de ontmoeting van zendingswerkers in het veld met de moslimse wereld veel meer dan vroe ger een mogelijkheid en een realiteit is. Ik was verlangend vooral onze deskundige landgenoot op dit gebied drs. J. Haafkens, theoloog, arabist en een goed kenner van de islam (hun aantal laat zich in Nederland wel met behulp van de tien vingers aftellen!) te zien en te spreken en hem gade te slaan in Maroea, het Noordelijk ge deelte van Kameroen, met zijn weel derige groei en tegelijk vulkanische bodem, ongelooflijke grote rotsen, die als massieven een maanlandschap sug gereren. Ze hebben een bijna symboli sche betekenis en suggereren iets van de grootheid van het mysterie, dat aanbeden wordt. Is het God Allah, die de moslims geknield op hun matje vijfmaal daags aanroepen, is het de God en Vader in Jezus Christus, die christenen belijden? Welnu in zijn rondzendbrief via Oegstgeest had ds. Haafkens ons al voorbereid: 'De ontmoeting met de islam is een realiteit in deze streken van Afrika. Je kunt vanuit het ge bouw van de theologische faculteit (waar ds Haafkens docent is) duide lijk de centrale moskee van Yaoundé zien liggen. Een bescheiden rood ge bouw op de top van een heuvel. Omdat de studenten zich bewust zijn van de invloed van de islam, zijn ze daar ook in geïnteresseerd. Een heel aantal ziet in de islam vooral een gevaar voor de kerk, wat ook wel te begrijpei. is. Sommige studenten zijn dan ook geneigd zich nogal kritisch op te stellen. Toch zijn ze over het algemeen wel bereid om te proberen de islam en de moslims beter te begrijpen'. Tot zover ds. Haafkens op papier. Nu ik er zelf geweest ben en hem gedu rende een week rustig gadegeslagen heb in zijn werk, heb ik het gevoel veel meer dan te voren ingewijd te zijn in een wereld van allerlei com plexe verhoudingen, onverstaanbaar te dele, anderzijds ongemeen boeiend. Is deze godsdienst ritueel, of gaan grondgevoelens van een waarachtige eerbied voor de Almachtige achter het ritueel schuil? Als de salat (oproep tot het gebed) weerklinkt uit de omloop van de minaret dan knielen de honderden in devotie neer. En rond dit alles vaak sterk vervormelijkt en tot tradi tie verworden een hele wereld, die ons vreemd is, omdat het woord toch een oorspronkelijke christelijke notie! zo overheersend legalisitisch wordt geinterpreteerd. 't Is op een vrijdagmiddag, de zondag van de moslims. Nee, we kunnen de moskee niet naar binnen gaan, zelfs niet met ontschoeide voeten, want voor de moslim is de christen in wezen iemand, aan wie de onrein heid kleeft. Laten we stil om de moskee heenlopen en laten de vrou wen liefst terzijde blijven staan. Als we zo de omgang maken, is het dood stil. Niemand maakt aanmerkingen, maar niemand ook, die groet. Het is dus toch een vreemde, andere wereld, die haar geheimen buiten de umma (de moslimse gemeente) maar moei lijk prijs reeft. Zo is het en een volgend ogenblik begrijp je er niets meer van. Hoe is het mogelijk? Een totaal andere bele ving, een heel ander gezicht van die zelfde islamitische wereld. Nota bene in hetzelfde land, alleen in een ander gedeelte, meer naar het Zuiden, in Foumban, waar christenen en mos lims in de grootste hartelijkheid en met het diepste respect voor elkaar leven. Ook hier is negentig procent van de bevolking moslim en eigenlijk is dus de christelijke kerk alleen maar een minderheidsgroep. Maar u vergist u, als u meent, dat deze zwakke positie niet als positieve bij drage in het volksgeheel zou zijn opgenomen. Daar spelen natuurlijk wel allerlei oorzaken in mee. Om er maar een te noemen. De vader van de tegenwoordige sultan Seidou, moslim, was koning Njoja, die onder vele andere een christenvrouw had, die een tijdlang na zijn dood het regent schap heeft waargenomen. Haar graf is voor het tot ruïne geworden paleis nog steeds te zien. Die sultan kwam jaren geleden tot het merkwaardige besluit om aan het tweede daar gebo ren zoontje van dominee en mevrouw Stegeman bij de naamgeving de naam van zijn vader Njoja aan te bieden als bewijs van respect en goede gezind heid voor het zendingsgezin. Vanaf dat moment heeft voor de bamoeners (zo heet de stam in het Fouorubange bied) ons kleinzoontje een merkwaar dig aureool. 'Notre petit prince' zeg gen ze (ons Kleine prinsje!) deze Derk Njoja Stegeman! Dat kan dus alles ook in een moslim land. Tolerantie kan soms een gebrek BAARN Onder auspiciën van Nederlandse zendingsraad zijn er najaar drie interkerkelijke zendig dagen: op zaterdag 30 september Etten-Leur in 'De Baai'; op zaterdai oktober te Hoogeveen in 'De Tai boer', en op zaterdag 14 oktober Utrecht in het Jaarsbeurscongresc trum. Op deze bijeenkomsten sprei respectievelijk ds. R. J. van der Ve^ prof. dr. J. M. van der Linde en pi mr. D. C. Mulder over: zending confrontatie met het evangelie wat betekent dat nü, voor mensen1 groepen in zes continenten? Men zich opgeven bij de Nederlandse zf dmgsraad, Prins Hendriklaan 37, A" sterdam-Zuid. Van een correspondent i DEN HAAG Tijdens een mars Suriname in de omgeving van plaatsje Berlijn is de 20-jarige diei ID plichtige soldaat J. R. A. Nelk ids Geleen onwel geworden en korte t ,+p later overleden. Nelk behoorde tot de troepenmi -rie Ontmoeting van christendom en islam: een iman op de kansel in Foubau, Kameroen (foto Ned. Zen dingsraad). Suriname en was ongehuwd. aan karakter betekenen. Tegenwoor dig noemen we dat: verlies van de eigen identieit. Ik heb niet de neiging om dingen te minimaliseren, ook niet als zij toevallig als een stuk gunstige gezindheid in de richting van de an der vorm krijgen. Geen moslim, die er over denkt om zijn moslim-zijn op te geven voor het christendom, maar hij erkent blijkbaar wel het feit, dat de ander naast hem er niet alleen is, maar er ook is als een ander. Zulke zaken en ontwikkelingen zijn niet ontsprongen aan een hoogste theologi sche reflexie, maar wel zelf een be wijs hoe een moderne republiek als Kameroen (op 1 januari 1960 ge sticht) een complex van mogelijkhe den in zich bevat. De staat is in zijn opzet islamitisch, de president Ahidjo zelf een moslim. Maar de rechten van andere godsdiensten worden erkend (behalve als ze het te bar maken zoals de Jehova-getuigen, die zijn verboden, omdat zij de verkiezingen van het volk met als inzet een vertrouwens votum voor de president hebben gesa boteerd). Welnu binnen dat raam en dat kader kan veel, zowel politiek als godsdienstig. Maar ik wreef toch wel mijn ogen uit bij de volgende gebeur tenis, die ik meemaakte. In datzelfde Foumban zou een eerste steenlegging plaats vinden voor een nieuwe chris telijke kapel. Hele plechtigheid. Kerk dienst in de openlucht Afrikaanse dominee in toga. Autoriteiten op de voorste rij. Toen werden enkele van die autoriteiten uitgenodigd om hun handtekening op een oorkonde te plaatsen, die straks in een steen inge metseld de grond in zou gaan. Wie werd ook gevraagd? De imam (voor ganger) van de moskee! Hij onderte kende de oorkonde en daarmee werd dus die nieuwe christelijke kerk mee geïnstitueerd door een moslimse voor ganger! Nu zeg ik het natuurlijk veel te westers en overschat ik datgene, wat waarschijnlijk alleen als hoffelijk- heidsgebaar was bedoeld en in feite toch nog niet het begin van een werkelijke dialoog voorstelde. Toen ik drs. Haafkens het verhaal vertelde vond hij het ook merkwaardig en een voorbeeld van hoe complex de dingen in Afrika liggen. Een zekere reserve blijft op zijn plaats. Intussen is mij één ding heel duide lijk geworden. Nl. hoe belangrijk het voor de zending is, om in deze wereld van de islam een uitkijkpost te heb ben, zoals drs. Haafkens die bezet. Hij vervult zijn taak op een ongedwongen manier. Spreekt de taal der mensen (foelani) vloeiend en zoekt overal zijn contacten, woont ook op een kamer in een wijk waar veel moslims wonen. Naast hem werken allerlei soorten zendingen, waarmee ik ook heb ken nis gemaakt. Zij doen daar een stuk werk, dat mijn diepste respect heeft afgedwongen. Niet alle zendingsme dewerkers komen toe aan het aftasten van de problemen, waar voor de mos limwereld nu eenmaal stelt. Zij zou den er goed aan doen door nog meer gebruik te maken van de kennis, waarvan deze Nederlandse pionier in hun midden beschikt. Wij allen ook in het thuisfront hebben te bedenken, dat het gezicht van Afrika (en misschien ook van Europa?) in de komende jaren door deze ontwikkelingen mee zal worden bepaald. Dr. A. Dronkers is hervormd predi kant te Utrecht. NED. HERV. KERK Beroepen: te IJsselmuiden: J. C. wagen te Delft Aangenomen: naar Rijperkerk: ki" G. A. Schoonheim te Utrecht, bedamM voor Jutrijp. Bedankt: voor Bruchem: J. H. Ci te Bodegraven. GEREF. GEMEENTEN Beroepen: te Slikkerveer: A. Hoftm' te Scheveningen. Beroepen: te Goes c.a.: S. Vooistri Lelystad, die dit beroep heeft aafep nomen. NED. HERV. KERK Afscheid: van Onstwedde: J. Brig e huis, ber. te Schoonhóven; van nest huisterveen: D. Oliemans, ber. teelka lemborg; van Zeist: C. den Boer; te Wageningen. Intrede: te Oudshoorn: R. Oort Den Helder te Wapenveld: H. \fg. huizen uit Lopik te Dirksland: van der Linden Uit St. Philipslandjr ee Schiedam: S. Tijmstra uit Tzun rum; te Steenderen: J. G. Eelde uit Nw. Amsterdam: te Hooglandjt h< J. Wolthuis uit Klazienaveen; te dorp (NH): mej M. W. van Beille ern Fr E renl bi door D. B. v. d. Waals Zoals in de Egyptische myhtolo- gie do vogel feniks uit de eigen as herrees, zo ook zou uit het vast gelopen instituut 'kerk' wel eens het wezen ervan kunnen opstaan, te weten de gemeente van Jezus Christus. Dit moge rijkelijk speculatief en ook wel wat sche matisch klinken het is niette min méér dan een negatieve be oordeling van de huidige kerke- kelijke situatie en een optimis tische verwachting van wat be ters. Want dat de traditionele kerkelijke zelfverzekerdheid ook in zijn quasi-bescheiden va riant, die van 'dialoog' met een geseculariseerde maatschappij zijn tijd gehad heeft, is wel dui delijk; tegelijk treft een aandacht voor een waarachtige reformatie der kerk, die en het is nooit anders geweest van onderop zal moeten komen. Deze wending niet zozeer in de theo logie of in de sociologische bijdragen over de kerk, als wel in het leven der kerk, wordt treffend geïllustreerd door de brief, die de secretaris-gene raal van de wereldraad van kerken, dr. Eugene O. Blake, schreef aan de gereformeerde kerken in Nederland als antwoord op een vraag van deze kerken naar wegen om de nood in de Soedan en in Oost-Europa te helpen lenigen. Ook in deze krant is over deze brief bericht en op de inhoud ervan zal ik dan ook niet nader ingaan. Het gaat mij nu om één aspect ervan, een van de drie wegen, die dr. Blake voor hulpverlening aanprijst, namelijk informatie over de situatie in de betrokken landen. De vraag van de gereformeerde kerken was: wat kunnen we doen? Het eigenlijke antwoord van dr. Blake houdt in, dat de gereformeerde ker ken maar beter kunnen vertrouwen op de informele contacten van de wereldraad met regeringsleiders, dat officiële protesten meestal weinig uit halen en dat bezoekreizen van kerke lijke delegaties naar de betreffende landen zeer nuttig zijn. moet er blij om zijn van de brief van dr. Blake vind ik, dat hij infor matie niet beschouwt als een zaak van een geïnformeerde elite (de staf van de wereldraad bijv.), maar van de belijdende gemeente. Niet overbodig Heilige koe Heeft dr. Blake dan eigenlijk iets anders gedaan dan het van stal halen van die heilige koe van een techno cratische maatschappij, genaamd 'voorlichting1, als zoethoudertje voor een activistisch kerkgenootschap? Mij dunkt van wel. De enige conclusie, die ik kan trekken, is dat dr. Blake de vraag 'wat kunnen we doen?' heeft omgebogen tot een geheel andere, m.i. ook betere vraag, namelijk: 'hoe kun nen kerken, en dan niet in het minst plaatselijke gemeenten, delen in de noden en zorgen van de ganse kerk?'. Het is duidelijk, dat hier zich de noodzaak van informatie opdringt, juist ten dienste van de kerken zelf, ook in hun eigen situatie. Met andere woorden: de informatie over de vra gen, waarmee de wereldkerk te maken heeft, kan hulpverlening aan kerken elders ten goede komen, maar even goed en wellicht veel meer het kerk zijn van de geïnformeerde gemeente. Het gaat hier natuurlijk om veel meer dan de specifieke vragen van de Oosteuropese kerken. De grote winst eigenlijk de enige winst, maar men Het is niet overbodig de kerken te wijzen op de noodzaak van een goede voorlichting. Men kan daartegen in brengen, dat christelijk Nederland over een 'rijk geschakeerde' (zoals het heet) pers beschikt, terzijde gestaan door enige kerkelijke instellingen, die zich persbureau dan wel informatie dienst noemen, dat men voorts in ons omroepland struikelt over de christe lijke zendgemachtigden, dat in menig huisgezin scheurkalender en bijbels dagboek worden aangetroffen, en dat populaire werken op het gebied van kerk en theologie voor ieder te verkrij gen zijn. Niet de productiviteit van kerkelijke publiciteitsmedia is echter het criteri um (als het om kèrkelijke publici teitsmedia te doen is), maar het con fessionele gehalte. Anders gezegd: voorlichting, zoals ik die hier bedoel en zoals naar mijn mening ook dr. Blake die op het oog heeft, behoort niet geïnteresseerden in te lichten over wat in kerk en theologie 'te doen' is, maar de gemeente toe te rusten tot haar dienst aan de wereld. De vraag wordt dan, of al die kerke lijke en theologische huisvlijt wel In de gemeente functioneert: of het 'ge wone' gemeentelid afgezien van het plaatselijk kerkblad, waarin domi nee over de wederwaardigheden van de eigen gemeente bericht zich inderdaad op de hoogte stelt van ontwikkelingen in kerk en theologie, om te beginnen reeds: of hij werke lijk betrokken is bij de gang van zaken in zijn eigen kerk. Een soortge lijke vraag is te stellen bijv. ten aanzien van de bijbelkennis. Er is weinig reden voor optimismé op dit punt. Prof. dr. H. Berkhof heeft volkomen gelijk, als hij in een voor lichtend artikeltje over dr. Van den Heuvel in 'Woord en Dienst' van 15 juli j.l. verzucht: 'Wat betekenen onze kerkelijke en christelijke publiciteits media eigenlijk, als toch velen, die geacht worden daarvan kennis te ne men, nauwelijks weten wie Van den Heuvel is?'. Vanuit het perspectief van een belij dende gemeente gaat het hier om het zijn-of-niet-zijn van 'onze kerkelijke en christelijke publiciteitsmedia' (wat iets anders is dan een sluitende be groting). Bereiken deze media de ge meente zélf niet, dan is er ook geen aansluiting met het belijden der ge meente, en daar ging het juist om. Men vraagt zich af, of in dat geval het oerwoud van de kerkelijke publi citeit nog iets anders is dan een natuurreservaat. Maar de vraag naar het belijden reikt toch dieper. In de ruimte van de kerk zou een overwin ning kunnen plaatsvinden van de al gemene verstarring, waarin de infor matie-overdracht zich in onze maat schappij bevindt, namelijk dat die overdracht, waaraan allerwegen zo'n grote behoefte bestaat, bij voorbaat al aan banden gelegd is door sociologi sche en psychologische factoren. Hier is het de grote vraag, of informatie de elitaire structuur van onze maat schappij bevestigt (kennis is macht), dan wel deze doorbreekt, n.l. door voor de niet-geïnformeerden nieuwe wegen te openen. Een belijdende gemeente behoort met het elite-karakter van onze maatschap pij af te rekenen. In het functioneren van de kerkelijke publiciteit valt daarvan helaas niets te merken. Daar om moet de gemeente en alleen de gemeente de inzet zijn van een 'voor- lichtings-strategie', die boven alle hobby-isme uitkomt, de communicatie binnen de kerk bevordert en het getuigenis in de wereld tot doel heeft. Boekentafel Veel kerkelijke gemeenten kennen een zgn. boekentafel. Eigenlijk ligt daar precies in besloten waar dr. Blake om schijnt te vragen, en waar ik in dit artikel voor wil pleiten. Die simpele boekentafel brengt de van belang zijnde kerkelijke informatie op de enige plaats, die in aanmerking komt, nl. daar waar de gemeente vergaderd is rond Woord en sacra menten. Zo worden de rollen omge draaid: de kerk gééft de informatie aan de gemeenteleden waar zij &ls gemeentelid functioneren; tegelijk is de vrijblijvendheid overwonnen, want het gebeurt in directe relatie met het belijden. Men kan zich er dan slechts over verwonderen, dat kerkeraden en ge meenteleden dit meer als een aardig heidje lijken te beschouwen, dat de samenstelling van deze boekentafels veelal willekeurig geschiedt, dat er zo weinig gebruik van wordt gemaakt en dat er van een systematische bezin ning in het geheel van de kerk geen sprake is. Maar dat heeft natuurlijk te maken met een veronachtzaming van het vraagstuk van de informatie in het algemeen. Een systematische bezinning op het wezen van voorlichting in de kerk, zowel naar de kant van 'de media' als van de lectuurvoorziening, maar dan gericht op het leven der kerk en het belijden der gemeenteleden, lijkt mij dringend geboden. Zo'n bezinning hoort thuis in het bredere kader van een bezinning op wat het wil zeggen vandaag gemeente van Jezus Christus te zijn. In dat verband mag de functie van de kerkelijke persbureau's c.q. informatiediensten niet onbesproken blijven. Zij zouden zich tot echte informatiecentra met een veel breder bereik ten dienste van de gemeenten kunnen ontwikkeen. Dat veronderstelt een bepaald uit gangspunt Als ds. L. H. Ruitenberg in 'In de Waagschaal', in een kritiek op de Evangelische Omroep, christelij ke publiciteitsmedia de taak toekent van 'communicatie' met de maatschap pij, is dat een ander uitgangspunt Is de. E.O. niet ontstaan uit gebrek aan communicatie met een 'communica tief' christendom? Gaat het hier niet tevens om een gebrek aan informatie? Daarmee stel ik de schuldvraag. Wie bij het spreken over 'kerkelijke en christelijke publiciteitsmedia' de ge meente veronderstelt en dat doe ik zal zich nóg meer gelegen moeten laten liggen aan 'communicatie' met, zeg maar, de aanhangers van de Evan gelische Omroep, *tlan mét een gesecu lariseerde maatschappij. En wel om een voor de hand liggende reden: als die fameuze 'communicatie' in de ge- méénte niet wil lukken, waar dan eigenlijk wel? De heer D. B. v d. Waals is voorlich tingsambtenaar van de gemeente Zutphen. Hij behoort, met o.a. ds. A. A. Spijkerboer, tot de initiatiefnemers van het hervormd congres, dat op 9 september in Utrecht gehouden zal worden. voorheen vicaris te Amsterdam ig aug.: te Aalst: kand. J. Glastrajnen Loon uit Groenekan. Nal GEREF. KERKEN eer Afscheid: van Zwijndrecht-Gds zi Lind: W. M. de Bakker ber. te nis', delburg; van Maarssen: J. A. C. ïje. mann, ber, te Deventer; van Auèitry nusga en Surhuizum: G. de Rifide ber. te Alphen a.d. Rijn-N. een Intrede: te Oost- en West Soubur|nJcs. Kloppenibnrg uit Drachten; te Zfe efi slag: A. Vos uit Krommenie; te vo< Ham: D. H. Borgers uit Soestlee, Treebeek: W. K. Kakes uit Idskeij zen te Andijk: II. Vollmuller ui Gravenmoer te Heerhugowaard^NO1 Appers uit Haastrecht. GEREF. KERKEN (VRIJG.) Pi Intrede: te Hilversum: P. Dedden j Rozenburg; 16 aug: te Groningen-1 Bijl uit Hilversum. CHR. GEREF. KERKEN Afscheid: van Harderwijk: C. den 1 tog, ber. te Sliedrecht-Middel straat. VRIJE EVANG. GEMEENTEN Afscheid: van Den Haag: J. E t ber. te Yerseke. GEREF. GEMEENTEN Afscheid: van Rotterdam-Centruni get Vergunst, ber. te Veen, waar h aug. intrede zal doen. r GREF. KERKEN (VRIJG.: BV) Intrede: te Vlaardingen: D. K. voorheen leraar g.o. te Emmelooi Deventer: kand. J. C. Schaeffe Kampen, te in git of aden bei< ite. ten dei bez: en 1 rbij e okke Terwijl de boer slaapt, ondertitt voeding van kleine gelovigen, d< J. Nieuwenhuis. Uitg. Kath. Sei> instituut voor Levensvorming, derse Rooslaan 18, ARnhem, 286 geïll., prijs 10,Dit boek wi handreiking zijn aan ouders inzal ;flei geloofsopvoeding van hun kind en is tevens bestemd voor pasl leerkrachten en andere opvoedei De de je ht L. ei ;l 'Mij r 30-ja nden nd vi door A. J. Klei Er is een tijd geweest dat do minees niet hoefden draven naar conferentie-oorden of vor mingscentra om bijgespijkerd te worden. Dat kwam omdat ze toen, naar de streekromans ons leren, een oud vrouwtje in de gemeente hadden. Geen gewoon oud vrouwtje, maar een oud vrouwtje dat met al leen maar lagere school en een dialect moeiteloos parels van wijsheden van haar verdorde lippen liet rollen. Ik zal probe ren te vertellen hoe dat ging. Dominee zit in de studeerkamer aan zijn preek, maar het lukt niet erg. Er is een vervelend geval in de ge meente. De rijke trotse boer Jan sen heeft zijn trouwe arbeider Hendrik ontslagen, omdat de jonge boer verliefd is geworden op Hendril knappe dochter... Domi nee ijsbeert door de kamer, hij staat stil, kijkt uit het venster, maar ook ruisende populieren zeg gen hem niks. Oprens rent hij de kamer uit, de gang door, slaat de deur achter zich dicht en gaat met driftige stappen wandelen. Hij heeft geen bepaald doel, doch ziet, hoe in de streekroman onze wegen geleid worden: opeens is de dominee vlak bij het eenzame huisje van de oude Dina. Hij draalt eventjes en dan gaat-ie naar binnen. In het kleine, gezellige vertrek praat hij over koetjes en kalfjes, maar Dina heeft drommels goed in de gaten dat er wat aan- schort. Ze laat dit niet merken, ze kijkt wel uit. Als het zover is stort de dominee zijn hart wel uit. Nög een kopje, dominee? En dan komt de dominee voor de draad. Dina luistert, ze zal dominee niet in de rede vallen, maar als hij uitge praat is geeft ze prompt het ver lossend antwoord. Dominee vliegt de deur uit, en even later schrijft hij thuis als een bezetene aan zijn preek. Zondag luistert de gemeente ademloos en de oude Dina kijkt stil glimlachend voor zich uit. O ja, met de jonge boer Jansen en dat meisje van knecht Hendrik komt het ook allemaal dik voor mekaar. Einde. Mooi is zoiets. In sommige verha len nam een oud mannetje de plaats van het oude vrouwtje in. Zo'n mannetje, liefst ook met al leen lagere school, héél misschien nog een beetje ambachtsschool er bij, was dan ouderling en tussen een paar trekjes aan zijn pijp gaf hij blijk van de diepste inzichten, waardoor de dominee voor pastora le blunders werd behoed. Hebben zulke mensen echt be staan? Vroeger stoffeerden vooral oude vrouwtjes ook de preken van bepaalde dominees. Laatst, gemeen te, sprak ik een oud vrouwtje. Maar je kon het nooit controleren, want zulke treffende ontmoetingen hadden altijd plaats gevonden in een vorige gemeente van de gewij de spreker. Je bent geneigd om vanwege die verhaaltjespreken en die vlot geschreven streekromans een levensgroot vraagteken te zetten achter de echtheid van dergelijke figuren, die zo nadrukkelijk 'arm en toch rijk' of iets dergelijks aan demonstreren zijn. Je bent in elk geval geneigd Je schouders erover op te halen. Er zijn zulke mensen geweest, maar ze sterven uit. Dit zeg lk zo stellig op gezag van dr. C. Rijns- dorp, van wie onlangs bij Kok in Kampen een boekje uitkwam on der de titel Wij zijn de vaders (prijs 12,50). De ondertitel is: kanttekeningen bij een overgangs situatie. Eén van die kantteke ningen heet: 'Koningskinderen sterven uit', en het beknopte op stel begint zo: Er is een soort vaders en vooral moeders in Israël aan het uit sterven. Stillen in den lande, een voudige mensen die proberen een stil en genist leven te leiden in alle godzaligheid en eerbaarheid, om met de Statenvertaling te spreken. Ze waren het product van een zeer bepaalde- sociologisch- theologische situatie. Het waren moeders, ongetrouwde vrouwen, dienstboden, kleine neringdoenden, soms ook zakenmensen die op een bescheiden welvaart konden bogen. Wat hen kenmerkte was vanzelf sprekende trouw, ook aan de har de meester of meesteres. Maar van horigheid was hier geen sprake. Hun onderworpenheid en verge noegdheid met het tegenwoordige had geen enkele slaafse trek. De nu eenmaal gegeven positie in de maatschappij aanvaardden zij a Is een keuze, als een jafzeggen tegen- de God van hun leven. Wie gelooft dat men Gode meer moet gehoorza men dan de mensen, gehoorzaamt zonder vrees. Toch was het een bepaald soort mensen. Ze bezaten een innerlijke beschaving, die het gevolg was van een nauwlettende omgang met de bijbel en met God. In het ethische waren ze gecultiveerd en verfijnd. Hun gerijpte wijsheid sloot dwepe rij buiten. Activisten en vurige partijgangers waren he t niet. Van een politiek of maatschappelijk, ja zelfs van een sterk kerkelijk enga gement kan men bij hen niet gewa gen. Wat hen interesseerde waren vooral de onbeweeglijke dingen uit de Hebreeënbrief. Hun status quo werd door hun geloof gesubli meerd. Theologisch s loten ze aan bij een oude, bevindelijk gekleurde traditie, zonder dat dit tot excessen leidde. Daartoe waren ze te verstan dig en hadden ze te veel tact. Ik geef ook de laatste regels van dit mooie opstel van dr. Rijnsdorp door: Nu wij afstand van hen nemen, nu wij ze op de kade zien achter blijven cn de tijd met ons voort raast, is het of al het klem- menselijke en klein-burgerlijke aan hen wordt opgelost en zien wij alleen nog maar de stille heldhaf tigheid, de overgave, de kiesheid, de schroom, de onbewuste voor naamheid, de koninklijke waardig heid. Let op, bij dr. Rijnsdorp zijn het ook vooral vrouwen. Moeders in Israël noemt hij ze. Maar ze zijn tastbaarder dan de oude vrouwtjes, die zo gemakkelijk neergezet werden in een streekroman of zo gevoelig geciteerd in een preek. Maar idealiseert de heer Rijnsdorp deze mensen niet? Hij schrijft van niet: 'Ik zie hun grenzen te duide lijk dan dat ik zoiets doen zou De vroomheid van hun oor deel sloot niet altijd juistheid in'. Dr. Rijnsdorp neemt dus afstand. Maar ziet hij niet over het hoofd dat deze mensen misschien ook iets hadden van wat Engels 'die verdammte Bedürfnislosigkeit' noemde? Dat ze zich niet eens bewust waren van wat ze allemaal misten of tekort kwamen, omdat hen van jongsaf was ingeprent te vreden te zijn? Tussen haken: men moet niet menen dat ik m'n mar xisten op mijn duimpje ken, ik haal de geciteerde uitdrukking van Engels uit Gesprekken met Jacques Presser, gevoerd door Phi- lo Bregstein (uitg. Polak en Van Gennep). Presser vertelt dan over het effectenkantoor waar hij als jongeman gewerkt had; dóér had iden je van 'die gedrukte, achter'3and gebleven mensen'. raeiij Nee, we zijn hier ver uit de buur f: van Bedürfnislosigkeit, van zomaa na v niks nodig hebben. Dr. Rijnsdoi heeft het over koningskinderei vanwege 'die gelukkige combinal van vroomheid, tact en zelfverloo chening'. We moeten afscheid nemen vai hen 'die nu in bejaardentehuizei aftakeling en dood met waardig heid tegemoetleven'. Maar, is mijl vraag, hebben ze helemaal geei opvolgers? Je zult ze misschiei niet makkelijk vinden tussen all actievoerders, protesterenden, vei ontrusten, preekgenieters, mensei die 't niet meer weten en mensei die 't maar laten waaien. 'Vant zi zullen geen stencils uitdelen o boze brieven naar de kerkeraa schrijven, zij zullen niet luidkeel met de éne dominee dwepen e afgeven op de andere, zij kijke niet neer op twijfelaars en z doen niet hooghartig over hen di er bij bungelen. Ze moeten er to ch zijn, koningi kinderen-van-nu. Natuurlijk, in ai dere kleren dan vroeger en i andere verhoudingen. Maar toet mensen die zich door al ons geli waai en gejacht niet van de wij laten brengen, maar die weten ws Petrus bedoelde toen hij schretj fewifl dat we nuchter moesten zijn, de zaken ook eens op een afstand) bekijken en met wat humor (wi iets anders is dan je er niets va aantrekken!) "(wi

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1972 | | pagina 2