Het leven wordt duurder
Bijspijkeren' heft achterstand arbeiderskinderen niet op
ene boterham is de andere niet en het prijsindexcijfer zegt niet alles
'/KWARTET ZATERDAG 12 AUGUSTUS 1972
BINNENLAND Til K13
lUURTE TREFT NIET IEDER EVEN ZWAAR
|or P. J. Hagen
beer het brood duurder wordt
r de prijs van het broodbeleg
Jt, blijft de prijs van de gemid-
Tle belegde boterham onge-
j gelijk. Alleen gezinnen die (5
I boterhammen met niks erop
worden gedupeerd. Zij pro-
ren weinig van de goedkopere
en betalen het volle pond
r de duurdere boterhammen,
jemiddelde prijs van de beleg-
foterham versluiert dus de
Blijkheden van het veel brood
maar zuinig beleggende
ezelfde manier verhult het prijs-
:cijfers van het CBS dat het ene
meer onder de prijsstijgingen
dan het andere. Dat indexcijfer
immers voor het gemiddelde
nemersgezin, met twee kinderen,
inkomen van ongeveer 16.000,
;n gemiddeld consumptiepakket,
dat gezin wordt maandelijks uit-
,refcht hoeveel de kosten van het
^onderhoud zijn gestegen. Dit
komt die prijsstijging in de
van de acht procent. Maar dat
ent niet dat voor ieder gezin het
acht procent duurder wordt
langt namelijk af van de samen-
;g en de consumptiegewoonten
het gezin. Wie veel artikelen
heeft die relatief snel in prijs
heeft meer te lijden van prijs-
ngen dan anderen.
jemiddelde bestaat bij de gratie
'wijkingen naar boven en bene-
1 dat geldt voor het gemiddelde
memersgezin waarvoor het CBS
irijsindex berekent wel in het
der. Er zal geen tweede gezin in
rland te vinden zijn met zo'n
waardig huishoudboekje als dit
eve) CBS-gezin.
;cht j
S;:
van i
d<
1 1 8f\
Links: ex-minister Roolvink, de man die door de vakbonden verfoeid is om zijn ingrijpen in de lonen,
bezig met prijsonderzoek.
Rechts: zijn opvolger Boersma, die liever via overleg dan door een harde ingreep controle wil krijgen
over lonen en prijzen.
ishoudboekje van
!S-gezin' ziet
merkwaardig uit
ezin gedraagt zich namelijk zoals
Llemaal bij elkaar. Het eet bruin
en wit brood, verpakt en onver-
ïc1i« bezorgd en afgehaald, gesneden
Uldi ïgesneden. En even ingewikkeld
vno et broodverbruik is bijvoorbeeld
«lerkeersgedrag, Het gezin ver
ve zich in nieuwe en tweedehands
twiy, te voet en per tram, in taxi's
issen, per trein en per (brom)-
Zo komen alle mogelijke en
gelijke uitgaven in het huishoud-
e van het CBS-gezin voor. Maar
i uitgaven zijn wel 'gewogen': als
atin ilft van de werknemers-gezinnen
n >rood eet en de andere helft
wel, eet het 'gemiddelde' gezin per
>rtgi en half wit en een half bruin,
rd
oorll
m de graadmeter
ent
in
r volg van deze methode is dat
en hemelsbreed verschil bestaat
d de consumptiegewoonten van
'gewoon' gezin en die van het
gezin. Dat betekent niet dat we
prijsindexcijfer aan onze laars
en lappen. Over het algemeen
n we aannemen dat het prijsin--
jfer een goede graadmeter is
de kostenstijging ook van het
iduele gezin. Wel is het mogelijk
sen deel van de bevolking meer
heeft van de prijsstijgin'gen dan
imiddelde gezin. Omdat het CBS
r geen aparte indexen bijhoudt
verschillende groepen werkne-
gezinnen kun je moeilijk aange-
waar de hardste klappen terecht
n.
reten wel iets van het bestedings-
on van afzonderlijke bevolkings
delen. Zo is bekend dat boeren
ef weinig verwonen, maar naar
Hiding veel geld uitgeven aan
ngsmiddelen. Om begrijpelijke
redenen geldt dat laatste niet voor
het hele voedselpakket: aan blikgroen-
te besteden ze relatief weinig geld.
Niet alleen de beroepsgroep, maar
ook het inkomen is van invloed op
het consumptiepatroon. Naarmate het
inkomen groter wordt daalt het aan
deel dat aan voeding besteed moet
worden. Daar staat tegenover dat rela
tief meer wordt uitgegeven aan sterk
alcoholische dranken en maaltijden
buitenshuis.
Wanneer we naar het verschil in
gezinsgrootte kijken valt od dat de
uitgaven voor voeding (vooral van
'noodzakelijke' levensmiddelen als
brood en melk), kleding (vooral kin
derkleding), schoeisel, ontwikkeling
en vervoer relatief stijgen. Naar ver
houding wordt eert kleiner deel van
het inkomen besteed aan huishuur,
gas, elektriciteit en woninginrichting.
Al deze verschillen in het consumptie
patroon zijn erg interessant, maar je
kunt er moeilijk uit afleiden welke
bevolkingsgroepen nu het meest ge
troffen worden door de prijsstijgin
gen, Daarvoor zouden versdhillende
indexen per bevolkingsgroep nodig
zijn.
IMiet honderd procent
Het CBS zal de laatste instantie zijn
om te beweren dat de prijsindex in
alle opzichten volmaakt is. Het is een
nauwkeurige, maar niet honderd pro
cent exacte graadmeter. Dat de be
trouwbaarheid niet honderd procent
is komt onder meer doordat men
werkt met een verouderd budgeton
derzoek.
In 1964 is er een nationaal budgeton
derzoek geweest en op grond van die
gegevens is het oonsumptiepakket van
het gemiddelde werknemersgezin met
twee kinderen vastgesteld. Vijf jaar
later, in 1969, heeft men dat gezins
budget nog eens gecorrigeerd op
grond van het systeem der nationale
rekeningen (een soort macro-econo
misch huishoudboekje). Maar ook dat
is al weer drie jaar geleden.
Sinds 1969 is er opnieuw veel veran
derd. Men hoeft alleen maar aan de
groei van het particulier autobezit te
denken en aan de kostenstijging in
die sector (wegenbelasting, verzeke
ring, eerste aanschaf, parkeergeld,
enz.) om te constateren dat het prijs
indexcijfer van het CBS dat het ene
teerd beeld geeft. Het CBS zou aan
ook graag in 1973 een nieuw natio
naal budget-onderzoek houden. Maar
door de bezuinigingen van de -rege
ring komt daar waarschijnlijk niets
van terecht. Geen wonder dat het
CBS met enige jaloezie kijkt naar
andere Europese landen die jaarlijks
een budgetonderzoek houden.
Pakket onvolledig
Een volgende reden om de indexcij
fers niet als heilige getallen te vere
ren is de onvolledigheid van het arti
kelen-pakket. Op zichzelf is dat niet
zo'n bezwaar, want het zou wel heel
sterk zijn als de artikelen die niet in
het indexcijfer verwerkt zijn een to
taal andere prijsontwikkeling te zien
gaven dan de vele duizenden prijzen
die nu maandelijks geënqueteerd wor
den.
Toch is enige voorzichtigheid op zijn
plaats. Wanneer men de weggelaten
artikelen bij elkaar optelt zou het nog
wel eens een indrukwekkende lijst
kunnen worden. Het zijn vooral een
malige of althans sporadisch voorko
mende uitgaven die het CBS buiten
beschouwing laat.
Het autorij-examen bijvoorbeeld dat
in twee jaar tijd anderhalf maal zo
duur werd 3075) in plaats van
20,25). De prijs van een paspoort
werd verhoogd van 16,50 tot ƒ35.
De hondenbelasting ging in twee jaar
tijd van 20,naar 30,
Een kleine visakte werd 11,75 in
plaats van 8,75. Een uittreksel uit
het geboorteregister kost nu een rijks
daalder in plaats van een gulden. De
wegenbelasting ging in twee jaar ze
ker 25 procent omhoog. Het rijden op
een bromfiets werd minstens 40 gul
den duurder alleen al doordat de
overheid het dragen van een deugde
lijke helm verplicht stelde. Een par-
keer-boete is 15 gulden in plaats van
Sinds 1969 zijn de kosten van het levensonderhoud van werk-
nemersgezinnen met twintig procent gestegen. Wie toen van 1000
gulden per maand kon rondkomen heeft nu dus 1200 gulden
nodig om hetzelfde te kopen. Toch is niet alles duurder geworden.
DUUR
Sommige artikelen werden zelfs goedkoper. Om het prijsbewust-
zijn aan te kweken geven we 50 willekeurige voorbeelden van
(voor een deel Amsterdamse) prijzen. De helft valt mee.
GOEDKOOP
prijsstijging in
prijs
prijs
prijsstijging en
prijs
prijs
artikel
procenten
1969
juni '72
artikel -daling in procenten
1969
juni '72
bruinbrood
27
0,71
0,90
beschuit
14
0,39
0,45
leverpastij
44
0,41
0,60
patatochips
4
1,02
0,98
kilo runderlappen
30
8,52
11,14
kauwgum
3
0,25
0,26
bekertje roomijs
45
0,33
0,49
suiker
0
1,23
1,23
cola
27
0,72
0,92
kersenbonbons
14
1,02
1,16
gebakken schol
55
0,77
1,19
0,60
pakje thee
7
0,85
0,92
karnemelk
28
0,47
mayonaise
0
0,90
0,90
toiletpapier
53
0,16
0,25
limonadesiroop
3
1,33
1,37
herenkapper
52
2,79
4,25
jenever
6
10,57
11,30
bergmeubel
78
396,00
705,00
braadkuiken
6
3,31
3,13
kokosloper per m.
29
9,10
11,80
margarine
15
0,40
0,46
jongenspyama
31
9,50
12,40
jam
9
1,18
1,29
damesblouse
32
13,70
18,40
wasmiddel
8
1,57
1,70
beha
44
11,60
16,80
aardappelen (binten)
—6
0,87
0.83
damessandalen
66
17,60
29,25
appels (golden del.)
8
1,06
0,98
kleuterschoenen
47
16,40
24,15
koelkast
2
304,00
300,00
schoenreparatie
32
5,49
7,29
wasautomaat
8
747,00
811,00
dameshandtas
52
41,50
63,15
overhemd
10
16,30
18,00
studieboek
32
6,00
8,00
damesregenjas
13
63,00
75,00
autorijles
28
12.00
15,50
panty
6
2,57
2,75
dagblad
76
60.00
105,00
breiwol
3
3,56
3.69
bungalowtent
44
475,00
685,00
sigaretten
0
1,75
1.75
telefoonabonnement
40
30.00
42,00
uitsmijter
5
3,20
3.35
treinretour
29
3.68
4,76
benzine super 20 1.
17
11,94
13,98
renault 4 (nieuw)
28
4600,00
5920,00
tram/bus
15
Cijfers:
voor de
1,00
C.B.S. en
Statistiek Ie
1,15
Gemeentelijk Bureau
Amsterdam.
tien geworden. Het lidmaatschap van
de ANWB (inclusief de reis- en cre-
dietbrief) werd in een keer verhoogd
van 35 tot 40 gulden.
Dat zit allemaal niet in het prijsin
dexcijfer. Stuk voor stuk gaat het om
prijsverhogingen van meer dan twin
tig procent. Je zal maar een hond,
een brommer, een auto, een visakte
en een verlopen paspoort hebben. En
als we even een blik in de toekomst
mogen slaan: het houden van school
gaande kinderen wordt wel een zeer
kostbare liefhebberij. Voor sommige
gezinnen kan het wetsontwerp tot
school geldverhoging wel een paar
honderd schelen. In het indexcijfer
zul je zo'n bedrag echter niet terug
vinden.
Hoger of lager
De bedoeling van dit verhaal is niet
het geloof in het maandelijkse prijsin
dexcijfer te ondermijnen. We willen
slechts aantonen dat de zeven tot acht
procent prijsstijging van het gemid
delde gezin voor de concrete gezinnen
wel eens wat hoger of lager kan
uitvallen.
Gemiddeld gingen de prijzen sinds
1969 met 20 procent omhoog (de in
dex was in juni 120). Maftr wie rela
tief veel uitgeeft aan snel in prijs
gestegen artikelen is slechter af.
Vooral de medische verzorging is snel
duurder geworden. Maar ook de hu
ren, vooral van nieuwbouwhuizen, en
het onderhoud van woningen, kleding
en schoeisel en het verkeer gingen
sneller in prijs omhoog dan het totale
indexcijfer van 120 aangeeft.
Gemiddelde
Het prijsindexcijfer is slechts een ge
middelde. Afwijkingen naar boven en
beneden zijn mogelijk, dat zal inmid
dels duidelijk zijn. Afwijkingen naar
beneden (gezinnen die relatief weinig
getroffen worden door prijsstijgingen)
behoeven ons hier geen zorg te baren.
Gezinnen die in de hoek zitten waar
de hardste klappen vallen des te
meer. Vooral wanneer in 1973 het vrij
beschikbaar inkomen niet mag groei
en kan een ongunstige afwijking van
liet gemiddelde werknemersgezin lei
den tot een misschien kleine, maar
niet minder reële achteruitgang van
het beschikbaar inkomen.
Dit is het eerste artikel van een serie
van drie. Volgende keer: 'niet ieders
inkomen stijgt even snel'.
iuwe discussie over compensatie-programma's in het onderwijs
ieft
onze onderwijsredactie
ompensatie
ma's zijn ee
compensatiepro-
ia's zijn een tijdje lang magi-
woorden geweest die een onver-
baar geloof in de mogelijke
itgang van de mensheid illus-
den. Bleven arbeiderskinderen
i" in het onderwijs en dus ook in
maatschappij? De oplossing leek
de hand te liggen: leer die kinde-
*at meer woorden, grammatica en
- zinnen en ze zullen in staat zijn
•on mee te doen op school.
er kwamen dus compensatiepro-
®a's, die de achterstand van kin-
ij uit sociaal-zwakke milieus pro-
den op te heffen. Extra-taallessen,
aandacht voor langere en inge-
elder zinnen dan 'Kom mee' en
je jas aan', de nadruk op begrip-
I als', omdat 'minder' en 'even
I als', omdat juist arbeiderskinde-
Ide subtiliteiten van ons taalge-
F vaak bleken te ontgaan.
F het ging niet zo goed met al die
pensatieprogramma's. Er waren
■resultaten en testen wezen uit.
funderen na zo'n programma iets
|r meekonden komen op school
I ervoor, maar het idee dat de
Prstand van arbeiderskinderen op
j effen zou zijn door die kinderen
bij te spijkeren, bleek onjuist te zijn.
Dat was nogal teleurstellend voor al
die onderwijsvernieuwers die hun en
thousiaste pogingen eigenlijk niet met
klinkende resultaten bekroond zagen.
De volgende stap is, dat er wel nieu
we compensatieprogramma's uitge
voerd werden, maar dat tegelijkertijd
een discussie op gang komt over de
oorzaak van al die halve mislukkin
gen.
Twee richtingen
Die discussie gaat twee richtingen uit
Er zijn onderzoekers en vernieuwers,
die v nuit de huidige praktijk verfij
ningen willen aanbrengen. Compensa
tieprogramma's zijn goed en de te
leurstellende resultaten zouden vol
gens die opvatting hoofdzakelijk het
gevolg zijn van kinderziektes.
Er zijn ook onderwijsvernieuwers die
een heel andere kant uitgaan. Die
willen het verschijnsel 'compensatie
programma' fundamenteel ter discus
sie stellen. De slechte resultaten zijn
niet te verhelpen door betere pro
gramma's, maar door een discussie
over de achterstand van de arbeiders
in onze maatschappij, waarvan de
slechte onderwijsresultaten maar een
heel klein onderdeel zijn.
Eigenlijk is er dan nog een derde
groep, die de compensatieprogramma's
wel wil verfijnen en verbeteren, maar
tegelijkertijd zo'n onderwijsprogram
ma wil plaatsen in een veel wijder
kader.
Een pas uitgekomen rapport van de
onderwijssectie van de organisatie
voor economische samenwerking en
ontwikkeling (OECD) over een groot
aantal bijspijkerprogramma's in de VS
komt tot deze laatste conclusie. Ook
In Amerika kan een zekere matheid
geconstateerd worden en de auteurs
vragen zich af, of de gedachte van
compensatie-onderwijs misschien te
simpel is om zo'n fundamenteel soci
aal probleem als de ongelijkheid tus
sen de verschillende klassen aan te
pakken. Ligt de verantwoordelijkheid
voor die ongelijkheid helemaal bij het
onderwijssysteem? Is het niet op z'n
minst ook een sociaal, economisch en
politiek probleem? Het feit dat veel
compensatieprogramma's maar zo'n
kort leven beschoren is, heeft volgens
de auteurs van het OECD-rapport dan
ook te maken met het isoleren van
het onderwijs van al die andere lecto
ren.
Hoe ontzettend verschillend de aan
pak van de duizenden compensatiepro
jecten in Amerika ook is (de auteurs
noemen het één van de grootste pro
blemen, dat ze door de massa details
nauwelijks in staat zijn grote lijnen
te onderscheiden), drie verschillende
strategieën kunnen toch wel onder
scheiden worden. Er zijn programma's
die zich voornamelijk richten op ver
anderingen binnen de school.
Drie strategieën
Daarnaast zijn er programma's die de
verhouding tussen de school en haar
plaats in de samenleving willen ver
anderen. Zulke programma's willen de
ouders ook betrekken bij het compen
satieprogramma, bijvoorbeeld door ze
te helpen bij de opvoeding, ze voor
beelden te geven waarmee ze zelf
thuis kunnen gaan 'werken' met hun
kinderen.
De derde stroming (die overigens
vlak naast de tweede stroming ligt) is
de radicaalste. De verhouding tussen
de school en de maatschappij moet
helemaal veranderen. De school is van
de mensen en die horen dan ook het
onderwijs van hun kinderen te orga
niseren en te controleren. Dat die
opvatting tot conflicten leidt tussen
ouders en de overheid, is duidelijk.
Die laatste stroming is dan ook 'poli
tieker1 dan de twee eerder genoemde,
die vanuit de bestaande situatie en
verhoudingen veranderingen willen.
Maar, zoals de auteurs van het OECD-
rapport concluderen, je zou kunnen
stellen dat politieke bewustwording
de beste manier is om te waarborgen
dat de grove sociale ongelijkheid tus
sen de verschillende klassen uitge
roeid wordt
Beginmoeilijkheden?
Op dat punt is de discussie in ons
land nog nauwelijks aangeland. De
slechte resultaten van compensatiepro
gramma's worden zoals gezegd vaak
geweten aan beginmoeilijkheden. Kin
deren die aan een compensatiepro
gramma hadden meegedaan bleken na
twee jaar weer helemaal 'teruggeval
len' te zijn. Je moet de kinderen dus
veel langer laten meedraaien met zul
ke bijspijkerprojecten. Maar ook daar
tegen werden bezwaren ingebracht. In
Rotterdam loopt namelijk zo'n lang
project, het Onderwijs en Sociaal Mi-
lieli project van dr. J. H. N. Grandia.
Maar nu dit groots opgezette program
ma een paar jaar draait, lijkt het erop
(afgaande op een paar publicaties van
medewerkers aan het project) dat ook
bij zo'n langlopend plan de hoogge
spannen verwachtingen niet terecht
zijn. Het project zou met teveel ka
baal gestart zijn maar onvoldoende
uit de verf komen, er zouden essentië
le onderdelen van het project zoals
huisbezoeken, het opheffen van de
taalachterstand, testen, projectonder
wijs, niet goed functioneren. Dr.
Grandia verweerde zich (In Het
Schoolblad, het weekblad van de AB-
OP) tegen deze kritiek met de opmer
king dat er in ons land nog weinig of
geen ervaring is opgedaan met de
democratisering van het onderwijsbe
leid, maar dat het op zichzelf al van
politieke betekenis is dat er publieke
belangstelling aan het ontstaan is
voor de vermaatschappelijking en de
mocratisering van het onderwijs. Om
resultaten te verwachten bij zo'n jong
project vond dr. Grandia onzin. 'Het
zou een illusie zijn te menen dat een
sociaal pedagogische verwaarlozing
van tientallen jaren waarvan genera
ties schoolkinderen de dupe zijn ge
weest, in één generatie is te redresse
ren, laat staan na één jaar werken.'
En dat is waar. Je zou je alleen
kunnen afvragen, of die sociaal peda
gogische verwaarlozing door welk per
fect compensatieprogramma dan ook,
ooit opgeheven kan worden.
Katerge „ans
De katergevoelens van de Rotterdam
se critici worden door veel onderwijs
vernieuwers gedeeld. Maar deson
danks komen er elk jaar compensatie
programma's bij en worden Ameri
kaanse ideeën vertaald in Nederlandse
projecten. En tegen dat mechanisme
komt de Haarlemse onderwijspsycho
loog drs. Rudie A. Gerstel in opstand.
Zelf kon Gerstel twee jaar geleden
nog zeggen, dat taalarmoede overwon
nen kon worden en hij kon die bewe
ring staven met uitkomsten van expe
rimenten die hij in Haarlem had
uitgevoerd. Experimenten die niet al
leen op kinderen maar ook op ouders
gericht waren. Nu, na twee jaar, is
hij ervan overtuigd geraakt, dat com
pensatieprogramma's niet de kern van
het probleem, de achterstelling van
de arbeiders in het onderwijs en de
maatschappij raken. In het hele gedoe
rond de taaicompensatie zitten zijns
inziens fundamentele denkfouten.
Volgende artikel: gesprek met drs
Rudie A GersteL