Het getuigenis van
de Gorcumse martelaren
Is vader eenzijdig?
Beroepings-
werk
,,'g'
™ll
TROUW/KWARTET ZATERDAG 24 JUNI 1972
Kerk
door prof. dr. J. F. Lescrauwaet
Op 9 juli zullen de Nederlandse katholieken in een viering op landelijk niveau te Den Briel het mar-
tyrium herdenken van negentien geloofsgenoten in 1572. Wij schrijven hier welbewust het woord 'mar
tyrium' (letterlijk: getuigenis) en spreken niet zonder meer over gewelddadige dood, omdat in het
bijbels woordgebruik van 'martyrium' het aspect van geloofsgetuigenis sterker doorklinkt, dan het as
pect van de daarbij aangewende geweldpleging.
Het gaat ons namelijk niet om een
protestvergadering t^jen voorbij ge
weld maar om de gedachtenisviering
van een getuigenis tot in de dood
omwille van Jezus Christus en diens
evangelie. Het negentienvoudig mar
tyrium van nu precies vier eeuwen
geleden, begon op 27 juni te Gorcum
en werd in de nacht van 9 juli in
Den Briel voleindigd. De namen van
deze beide Zuidhollandse steden zijn
sedertdien onder ons katholieken
even bekend als die van Dordt onder
onze protestantse landgenoten. Elke
katholiek kent uit zijn eerste geschie
denisboekje op school de dramatische
afbeelding met balken en ladders in
de turfschuur waar de ophanging
plaats vond, terwijl menig kerkge
bouw door naam of ornamentele uit
beelding de verering van de Gorcum
se martelaren levendig houdt. In de
jaarkring van onze kerkdiensten keert
op 9 juli of de zondag daarna telkens
de gedachtenisviering terug van het
martyrium van 'Leonardus en zijn
gezellen' in het liturgische rood van
pinkstergetuigenis en martelaars.
Tenslotte behoort Den Briel dan ook
met het Dokkum van Bonifatius tot
de enige pelgrimsoorden waar de ne-
derlandse katholieken martelaren ko
men gedenken.
Wel passend?
Laat vierhonderd jaren dan een goed
afgerond en eerbiedwaardig getal voor
een bijzondere herdenking bieden,
toch kan men vragen of een plechtige
viering van een bloedig conflict uit
de reformatie-tijd nu wel past bij de
steeds beter wordende verhoudingen
tussen protestanten en katholieken in
ons land. Daarbij hebben wij katholie
ken te bedenken, dat er vier eeuwen
geleden ook aan protestantse zijde
martelarën voor Jezus Christus en
diens evangelie gevallen zijn. En ten
slotte zijn alle christenen het thans
ook wel eens in de afwijzing van
godsdienstig gemotiveerd geweld en
hebben wij bovendien thans duidelijk
besef van de beslist niet-godsdienstige
factoren in veel historische processen
zowel tegen katholieken als protestan-
ten.
De herdenking zal daarom In geen
geval de zoveelste herhaling zijn van
een protest tegen Lumey en de Wa
tergeuzen, Zij zal evenmin een gele
genheidsdemonstratie zijn van het ka
tholieke volksdeel, dat nog steeds niet
gelukkig is met de protestantisering
van de noordelijke Nederlanden bij
gelegenheid van onze nationale ge
boorte Het gaat om het vreedzaam
herdenken van een opmerkelijk chris
telijk getuigenis, dat niet zozeer als
een protest tegen iemand of iets ge
typeerd mag worden dan wel als een
trouwbetuiging aan Iemand en iets.
Claes Pieck. een van de negentien,
die kort voor zijn gevangenneming
nog preekte over 'de ongheloovelijcke
liefde Christi' motiveerde zijn overga
ve aan de gewelddadige dood in zijn
laatste woorden om: 'mijn sermoonen
nu met mijne doodt (te) beseghelen'
(Vgl. Th. Van Vugt. De gehangenen
in de turfschuur. Hilversum 1972, bl.
4546). Onze herdenking heeft dan ook
met niets anders dan het feit en de
inhoud van deze Brielse geloofsgetuige
nis van doen. De houding die wij als
hedendaagse katholieken ten opzichte
van deze martelaars aannemen, zou
den wij graag ophelderen en wel uit
besef van oecumenische mede-verant
woordelijkheid. Hierbij komt eerst
het waarom en hoe van onze aanhan-
kelijkheidsgevoelens voor de negen
tien martelen ter sprake. Daarna be
zien wij de scherpe hoeken van hun
getuigenis, waar de Reformatie zich
juist meende te moeten verzetten.
De vaderen
Christelijk gemeenschapsbesef strekt
zich niet alleen uit over de breedte
van alle thans levende christenen en
kerken, maar evenzeer over de lengte
der elkaar opvolgende generaties van
af de apostelen tot nu toe. Binnen
deze ruimte leeft ook de traditie van
een nationale of regionale geloofsge
meenschap. die zich juist als saamho
righeid afhankelijk weet van het voor
gaande geslacht en uiteindelijk van de
geloofsverkondigers in deze streken.
Als katholieken hebben wij van huis
uit besef van continuïteit in geloofsle
ven meegekregen: we weten ons kerk
van Servatius en Lambertus, van Wil-
librordus en Bonifatius. Zo ervaren
wij ook sterke verwantschap met het
geloofsgetuigenis van die negentien,
tegelijk met gevoel van dank voor
hun aandeel in het doorgeven van dat
geloof. Pastoor Lenaerd Veghel en
zijn achttien gezellen hebben geleefd
in een kritieke fase van het doorge-
vingsproces van 'het geloof onzer va
deren' en zij hebben hun deel daarin
gemarkeerd door onkreukbare geloofs
trouw. Zij horen daarom voor ons bij
'de leiders' en 'de verkondigers van
het geloof', van wie wij 'het leven en
de afloop van hun leven voor de geest
moeten halen, en aan wier geloof wij
een voorbeeld moeten nemen' (Hebr.
13.7).
Wanneer ik een protestant hoor spre
ken over 'het geloof der vaderen', dan
denk ik spontaan en misschien ten
nisviering van onze kant. Tijdens het
kerkelijke avondgebed "an de oosterse
christenen gaat de voorganger met
rokend wierooksvat eerst langs de
Christus-ikoon, vervolgens langs die
der heiligen langs de kerkwand en
tenslotte door het midden van de
kerkgangers. Hier wordt uitgebeeld
hoe wij samen voor God een reuk
werk van Christus zijn', hoe 'te allen
tijde de kennis van zijn naam als een
welriekende geur wordt verspreid' (2
Kor. 2.14-15).
Scherpe hoeken
'Rammeiende' geuzea april 1972. Dit Is een windwijzt
werp van Ko Donker, eind negentiende eeuw.
vaardigd naar ont-
Claes Pieck
onrechte aan zestiende-eeuwse por
tretten met ernstig uitziende, zwart
getabberde en wit oekraagde mannen,
predikers en schrijvers. Wanneer ik
zelf spreek over 'het geloof der vade
ren' dan gaan mijn gedachten naar
bisschoppen en martelaren, kerklera
ren en stichters van religieuze ge
meenschappen, overgeleverde liturgi
sche praktijken en oude gebeden. Als
ik protestantse broeders hoor spreken
over 'de vaste grond der belijdenis'
welke zij met willen verlaten, dan
gaat mijn verbeelding naar het boekje
met de 'drie formulieren van enig
heid'. dat er even streng uitziet als de
gezichten van het reformatoren-monu
ment te Genève. Dat ik zelf evenwel
op de grond van het katholieke belij
den sta, word ik mij ook wel bewust
bij het lezen van oude concilie-uit
spraken maar nog meer bij de viering
van eucharistie of doop, bij de jaar
lijkse terugkeer van Kerstmis en Pa
sen, van apostel- en heiligenfeesten,
bij het contact met tradities van
kloosterleven en spiritualiteit. Ik heb
niet zozeer het besef op een vaste
grond te staan, gefundeerd in het
verleden, maar eerder gevoel binnen
een veilig milieu te zijn. de perma
nente gemeenschap namelijk der
Christus-gelovigen.
Geloofsgemeenschap
Do 'gemeenschap der heiligen' worden
wij ons immers niet alleen bewust in
het omzien naar elkaar, door het
voorbeeld, door het /ragen en geven
van voorbede tijdens ons aardse le
ven. Sinds Christus door het voor
hangsel van de menselijke dood heen
ging reikt onze onderlinge gemeen
schap in Hem en in zijn gaven over
de grenzen van de individuele dood
heen. De geloofsgemeenschap door de
tijden heen bestaat dan ook niet al
leen in het huldigen van dezelfde
geloofsovertuigingen en het respecte
ren van dezelfde verwoordingen, maar
fundamenteel in gemeenschap van Te
ven met Christus verborgen in God'
(Kol. 3.3). De communicatiemiddelen
van dit leven zijn met betrekking tot
degenen die ons reeds voorgingen
naar de Heer: voorbeeld en voorbede
van hun kant, navolging en gedachte-
In de traditie van de Nederlandse
katholieken leven de negentien marte
laren niet alleen als bijzonder stand
vastige getuigen tijdens een beslis
send keerpunt van onze kerkgeschie
denis. maar bovendien als de belijders
van twee geloofsovertuigingen die ons
altijd bijzonder ter harte gingen. Zij
zijn voor de keus gesteld om de
presentie van Jezus Christus ten aan
zien van het brood en de wijn in de
eucharistische viering te loochenen,
alsmede om de gehoorzaamheid op te
zeggen aan de paus van Rome. Of
Lenaerd en de zijnen een geschikte
theologische vertolking van de katho
lieke overtuiging en een goede infor
matie aangaande de reformatorische
bedoeling ter beschikking hadden,
valt te betwijfelen. Dat Lumey en zijn
helpers er met hun idee over en
verzet tegen de 'brootgodt' en d*
'antichrist' geen geschikte leermees
ters waren, is duidelijk. Jaap Lacops
houdt zichzelf en de achttien anderen
tot het einde Paulus' woord voor
aangaande het niet onderkennen van
het lichaam des Heren en de daarmee
verbonden eten van eigen veroorde
ling. Meer weten wij over de opvattin
gen der negentien in deze niet. Wat
zij over de concrete gestalte van het
oausambt hebben gedacht, is geheel
onbekend. Zij hebben in elk geval de
positieve belijdenis van eucharistie en
pausambt van wezenlijk belang geacht
voor hun behoren tot die geloofsge
meenschap waarvan zij onder geen
beding gescheidén wensten te wordeD
Frappant enerzijds als uiting van
menselijke nood en anderzijds als ver
klaring van beginseltrouw is het ver
zoek van sommigen hunner als zij
reeds onder de balk staan om verkor
ting van het lijden als zulks zonder
Vjuetsinghe van de Catholycke bely-
dinghe' kan, doch anders niet (Vgl
Th. van Vugt, bl. 56).
Het sacrament der eucharistie en het
ambt van de blijvende Petrus-dienst
nemen nog steeds die wezenlijke
plaats in binnen het katholieke kerk
besef. Na vier eeuwen kunnen wij
nog stepds niet onft, deze twee onder
werpen'heen. De war eeuwen heersen
wel duidelijk gemaakt, dat de oude
wijze van niet luisteren en wederkeri
ge prononcering van verschillen geen
van beide partijen overtuigt. Wij zul
len het gesprek hierover moeten op
nemen vóór de vier eeuwen van toe
nemende verwijdering en wanbegrip
zich konden doen gelden. Het mar
tyrium van de negentien staat aan het
begin van een vruchteloze periode
waarover wij ons aan beide zijden
schamen. De inzet evenwel van hun
martyrium blijft dezelfde voor ons
oecumenisch samenspreken
Catharijnekerk in Den Briel met raam tot gedachtenis van de, bij Brielse in
terkerkelijkheid, naast de Gorcuramers staande geboren Briellenaar en inquisi-
tie-martelaar Angelus Merula (foto en onderschrift uit 'De gehangenen in de
turfschuur' van Th. van Vugt).
Onopvallend
Men noemt nog wel eens een andere
reden voor de interesse van de Neder
lands-katholieken voor de Gorcumse
martelaren: de onopvallende stijl zo
wel van hun leven als van hun ster
ven. De meesten van hen hebben om
te beginnen inderdaad gewone namen:
Lenaerd. Claes, Cornells, Jeroen, Jan.
Dirck, Govaert, Antoon. Adriaan, Pe
ter en Andries. Van hun levensge
schiedenissen is weinig bekend en zij
vertrekken zonder omhaal uit hun
alledaagse bestaan. Hun typen wijken
niet af van die welke men gewoonlijk
onder de pastores en kloosterlingen
van ons land kan aanwijzen. Dat er
onder hen een was, die zijn parochia
nen door zijn luchthartige levenswijze
nogal ergernis had gegeven, een ander
met wat te groot ambtelijk zelfbesef
en weer een ander met wat hinderlij
ke ijver, dit maakt het verslag voor
ons des te vertrouwenwekkender. Er
zijn vier Leuvense academici iin hun
midden, een kloosterbroeder die eer
ste Jerusalemvaarder was, een scrupu-
lante priester en een andere broeder
die volstaat met 'te geloven al wat de
gardiaan gelooft'. Tijdens de gevan
genschap met bespottingen en mishan
delingen toont er niemand bravour.
Er is geen ferme eis jp hoger beroep,
ofschoon er een vrijlatingsbevel van
wege Willem van Oranje aan Lumey
getoond werd. Er is eigenlijk alleen
standvastigheid en wederkerige aan
moediging tot trouw. Twee hebben
het niet vol kunnen houden, want het
aantal arrestanten was aanvankelijk
eenentwintig. De overigen zijn in het
nachtelijk duister van de voormalige
kloosterschuur stil en ongezien door de
buitenwereld de dood in gegaan. Zes
tien aan de lange balk, drie aan de
dwarsbalk. Voor sommigen duurde de
doodsstrijd vier uren. De oudste was
ongeveer negentig jaren en de jongste
halverwege de twintig, de meesten
waren rond de veertig of vijftig.
Zij waren gewone geestelijken over
wie de bevelhebber van de Gorcumse
vestiging nog tijdens hun gevangen
schap schriftelijk verklaarde, dat zij
'alle te samen mannen met eeren
waren, die noyt yemandts ter wereldt
leven oft goed en hadden ghesocht,
raaer ter contrarien de ghemeente
ende de borgherye soo in '1 openbaer
als in 't verborghen deught ghedaen'
(Th. van Vugt, bl. 48). Als we niet
teveel eer voor ons opeisen door deze
levensstijl Nederlands te noemen, wij
kunnen ons in elk geval aan hen
verwant voelen.
Een herdenking als deze roept onver
mijdelijk de turbulente tijden in her
innering, waarin de christelijke ge
meenschap in ons land op miserabele
wijze verdeeld raakte. Zij is echter
duidelijk niet bedoeld om wederkeri
ge beschuldigingen uit te lokken of
oude verwijten te herhalen. Op deze
gelegenheid zou men de woorden kun
nen toepassen, welke de anglicaanse
primaat M. Ramsey uitsprak naar aan
leiding van de heiligverklaring van
veertig katholieke martelaren door
paus Paulus Vl in 1970: 'In deze
dagen van oecumenische vooruitgang
moeten wij christenen niet te veel
terugblikken op de conflicten van de
zestiende eeuw. Als wij terugzien, die
nen we boetvaardig te zijn voor veel
dat gedaan werd en respect te hebben
voor allen die aan beide zijden vielen
omwille van hun geweten'.
Eis aan ons
De martelaren in de zestiende eeuw,
zowel de protestanten als de katholie
ken gaven hun getuigenis in een zeer
complexe godsdienstige en maatschap
pelijke situatie. Mét de erfenis van
hun voorbeeldig getuigenis viel ons
nok de blijvende toestand van ver
deeldheid toe. In zake gewetenstrouw
en verantwoordelijkheid voor de
christelijke eenheid wordt aan ons
thans geen mindere eis gesteld dan
destijds aan hen. De innerlijke vrij
heid on vastberadenheid van de ne
gentien Gorcumse martelaren om hun
geloofsgehoorzaamheid geheel te vol
brengen, herinnert ons eraan dat wij
thans niet mogen berusten in de ver
deeldheid. Hun martyrium evenals
dat van velen hunner katholieke en
protestantse tijdgenoten, is een der
bitterste blijken der verdeeldheid die
mensen elkaar kunnen aandoen. Moge
datzelfde martyrium als opperste blijk
van geloofstrouw, ons thans op de
weg van vrede zetten, die alleen
Christus ons kan aandoen.
Prof. dr. J. F. Lescrauwaet m.c.s. is
dogmaticus te Tilburg. Dit artikel
verschijnt vandaag ook in het r.k.
dagblad De Tijd, dat verleden week
evenals wij een beschouwing van de
gereformeerde prof. dr. C. Augustijn
over hetzelfde onderwerp publiceerde.
door A. J. Klei
Vandaag drie kerkbladknipsels
die geen plaats hebben gevon
den in de dinsdagse rubriek 'Uit
de kerkbladen' en die ik graag
vóór de vakanties losbarsten,
slijten wil.
Om te beginnen een nog maar één
week oud knipsel uit het gerefor
meerde Amsterdams Kerkblad. Een
van de meest aantrekkelijke kerkbo
des. vind ik, omdat er nooit een
klamme lucht uit opstijgt. De redac
teuren ds. E. H. Nagel (inderdaad,
familie van de Leidse crimonoloog.
een broer zelfs) en ds. E. Pijlman
(ja. dezelfde als die van De Open
Deur) zeggen dingen en zeggen de
dingen zó dat dr lezer duidelijk
wordt dat een christenmens niet bij
het voor de hand liggende kan le
ven.
Hier volgt wat ds. Nagel schreef
naar aanleiding van het zo vaak
klinkende verwijt van eenzijdigheid
aan 't adres van degenen die telkens
hardop zeggen dat ze niet bar geluk
kig zijn met de politieke faits et
gestes van Amerika maar die hoor
je dan zeggen) nooit eens kritische
verhalen zullen houden over de situ
atie in de landen achter het ijzeren
gordijn. Ds. Nagel:
Een vader betrapt :ijn zoon
op gruwelijke dieren mishandeling.
Hij is woedend en roept zoonliej tot
dc orde. Die antwoordt: u moet niet
zó één zijdig zijn, dieren fijn ook
wreed tegen elkaar en vergeet niet
wat Jantje van de buren allemaal
duet. Daar zegt u niets van!
Is vader eenzijdig? Het is maar hoe
je het noemt. Inderdaad spreekt hij
zich niet uit over uat anderen doen,
tic buren achter het ijzeren hek
Maar hij spreekt als verantwoorde
lijk vader over wat tot zijn compe
tentie behoort. Is dat zijn recht?
Het it zijn plicht zelfs. Van hem
mag worden verwacht niet zozeer
een evenwichtig betoog over mishan
deling van dieren in het algemeen,
maar verantwoordelijk spreken. De
zoon is een deel van hem zelf.
Wie deze vader eenzijdig noemt,
heeft natuurlijk theoretisch gelijk.
Maar hij neemt de zich misdragende
jongen feitelijk in bescherming.
Het is nu de tijd, dat alle verant
woordelijke mensen in het vrije
Westen hun stem verheffen tegen
Amerika, in menig opzicht onze
zoon, zeker onze bondgenoot. Om
hen die zich daar gruwelijk misdra
gen te smiken: hou in Gods Naam
op Als u ooit nog voor ons uw
gezicht wilt bewaren. We zouden
daarna dan nog eens in een aparte
nota kunnen opsommen wat we te
gen het communisme hebben. Dat
zou ddn ons goed recht zijn'.
Nu een knipsel dat ik al een klein
jaar in huis heb en dat ik nu toch
maar voor de dag haal, omdat daar
in zo duidelijk wordt (de hante
ring van) het kerkbegrip in vrijge
maakte gereformeerde kring. In de
vrijgemaakte kerkbode voor de drie
noordelijke provincies kwam inder
tijd de vraag ter sprake of vrijge-
maakten een trouwdlenst kunnen of
mogen meemaken in een niet-vrijge-
maakte gereformeerde kerk. Uit het
antwoord van ds. H. J. Meijerink te
Aduard:
'Toch moet ons antwoord hier be
slist ontkennend zijn. En dat wel om
de reden die we zoéven al noemden:
NAAR HET WEZEN verschilt een
trouwdienst in NIETS van een ge
wone kerkdienst. En wanneer ik dus
zulk een, door die nlet-Gereformeer-
de kerkeraad als wettig samengeroe
pen ambtelijke dienst ga bijwonen,
dan stel ik mij daarmee toch mede
onder 'die ambtelijke' dienst, en ER
KEN ik die, voor mijn deel toch ook
ALS wettig? Ik stel mij dan mede
onder de ontvangers van de groetze-
gen tan de dienaar des Woords in
de Naam des Heren, cn ontvang
van hem de ambtelijke uitgesproken
zegen des Heren voor ik 'heenga in
vrede'? Maar die vrede kan er dan
voor mijn gereformeerd geweten niet
komen. Want ik nam deel aan de
dienst tan een het bij de velen
zo onpopulaire maar volop confes
sionele woord moet er maar uit
VALSE KERK Dwz. van een on
wettige kerk die de gelovigen niet
vergadert naar de norm en de eis
des Heren.
We weten heel goed zelfs uit
eigen ervaring dat dit voor het
vlees heel bitter kan zijn. Zo komt
het immers voor dat vader en moe
der wel met hun trouwende zoon of
Ds. E. H. Nagel (achter de auto links op de voorgrond) bij een demonstratie van priesters en
predikanten tegen de oorlog in Vietnam.
zijn duizenden verslaan, maar ik
geloof er totaal niet in. Ik word
dodelijk vermoeid van dit vreselijke
enthousiaste, deze stralende glim
lachjes, waarbij de goegemeente zich
regelmatig gedragen moet als de ne
gers in de United States. Ik geloof
graag dat al die kinderen het me
nen, als ze zo zingen. Maar voor mij
hoeft het niet. Het is gemaakt en
gekunsteld en onecht. Het staat
dwars op onze volksaard. Toen in de
actie Kerk-66-2000 indertijd werd op
gemerkt dat de mensen bij het
Avondmaal er toch wat vrolijker uit
zouden moeten zien, heb ik me hoge
lijk verbaasd over zulk soort opmer
kingen. We zijn geen mensen om
maar continu te staan stralen in
zo'n dienst. Wat ik van een neger
direct accepteer, accepteer ik van
Nederlanders niet'.
dochter naar het stadhuis gaan voor
de huwelijkssluiting, maar dat ze
daarna hun kinderen alleen moeten
laten gaan naar de kerk, waar hun
huwelijk bevestigd zal worden.
En dan is dat niet een daad van
liefdeloosheid, of kerkelijke hoog
moed, of iets van dat fraais, maar
van eenvoudige gehoorzaamheid aan
hun belijdenis in Zondag 34 van de
Heid. Cat., dat ze eer van alle
schepselen zullen afgaan en die va
ren laten, dan dat zij in het aller
minste tegen Gods wil zullen doen.
En ook van ware liefde tot hun
kinderen, opdat ze daarmee ook nog
een uiterste appèl kunnen doen op
het geweten van hun kind'.
Het derde knipsel is uit het hervorm
de blad Woord en Dienst waarin ds.
A. A. Spijkerboer uit Amsterdam-
Noord en dr. J. van der Werf uit
Utrecht een briefwisseling over de
kerkdienst zijn begonnen. Ik neem
een stuk uit de brief van dr.
Van der Werf en mijn keus werd
bepaald door de overweging dat je
de laatste tijd soms kunt waarnemen
een dankbaarheid over een soort
van opgetogen christen-zijn, die me
op z'n minst voorbarig lijkt (die
dankbaarheid bedoel ik), omdat je
geestelijk niet altijd op je tenen
kunt staan. Dr. Van der Werf zegt
het zo:
'Als ik de uitzendingen van de
N.C.R.V. via de televisie bekijk,
waarbij Sipke van der Land in een
gemeentesamenkomst voorgaat cn
jongerenkoren ons tracteren op dit
soort muziek, dan zeg ik doodeen
voudig: het zal voorlopig nog wel
HET WAAROM VAN DE
Het verhaal van 'de eerste f
vol trekken die ons bekenogntru
maken met de wijze waaropF
mensen omgaat. Wij hebbe»)
hoe de eerste mensen bemej
ze naakt waren, daarin
door het aantrekken van blal
hoe zij zich daarna verborg^ di
struikgewas. Daarop volgde d
tige mededeling dat God dejl
Zich riep en tot hem zei:
gij?' De mesns, zo staat er i
dat het vrees is die hem
kruipen, een vrees die wortel
ontdekking van de naakthe[
dan komt er opnieuw een vri
van men op 't eerste gedoepa:
willen zeggen dat ze overt
'Wie heeft u te kennen gegfieKe
gij naakt zijt. Hebt gij van Jgeda
gegeten, waarvan Ik u verbtf
te eten?' Ijk n
Vraagt de HERE God niet],
bekende weg? Hij weet toefen
gebeurd is. Weet de vertellerflende
de HERE God alwetend is?'van
zit anders. De verteller isp woi
geinteresseerd in de eigenge v:
GodiS, waarover theologen »en d
druk maken, dan in het feyfer b
HERE God de Levende is. D»jn t
mens omgaat in gesprek, in te i
antwoord. Zelfs nadat die n»lend(
feitelijk de rug toegekeerd hdl te
dat zo. Er is geen alwetenq eersl
hier het gesprek voortijdig 11 vai
ken. De mens wordt volkomefh wo
waar hij was. Hij moet zelf] dat
draad komen met wat hijBt zij
heeft. Hij moet het zelf uih gee
Hij moet de HERE God |et tal
over de toedracht en hij mofensivi
toelichting uitspreken wat (Ier c
hem aan de hand is. Dat di
hem niet op. Dat moet z^atssi
belijdenis worden. Hij heeft qn ee:
dat moment dat en dat verlan ei
daan, het geldt een concrete Es d
niets met algemene gezichtspfcet n
maken heeft. Algemene gezi in 1
ten vertroebelen hier en vrijfet bi
ons leven. Het gaat om het [dat i
en mijn daad, daar kom ik nijt eer
uit. En Hij die daarnaar vrafckeli
delt evenmin naaar algemenepegei
punten; maar als de levend etfs d
God van de mensen. Dat lichjet g
door deze bittere vraag heen.gens
en b
-hinr
GEREF. KERKEN (VRIJG.; U"
Intrede: te Baarn: H. Kiezel^61
Almkerk r9'
Almkerk pen
Beroepen: te Kampen: F. vanr
te Haarlem: te Zaandam: J.£
Wieringermeer.
:tell
,eid<
CHR. GEREF. KERKEN
Bedankt: voor Middelburg: \k
stra te Werkendam
GEREF. GEMEENTEN
aam
age.
Beroepen: te Westkapelle:
man te Rijssen; te Rotterda
monde: L. Blok te Beekbergei
GEREF. GEM. IN NED.
Bedankt: voor Leerdam: J.
te Rijssen.
ingt
ulle
et e
NED. HERV. KERK
Afscheid: van Veendam: R. H(
te Coevorden.
Intrede: te Nieuwendijk: G.
sel uit Groningen: te Ame
Kalkman uit Driebergen; te Pi ER!
Vos uit IJsselstein; te Terhei am
Zee: G. Bos uit Hoornaar; te Ofae I
ne: W. C. Verstoep uit Haarlejt
van het Ned. bijbelgenootsc rwi
Maastricht: S. IJpma uit Rij Is.
te Heteren: kand. C. van A tnir\
Utrecht; te Westzaan: kand. 1 t.bz
Hulst, uit Wassenaar, die te eve
geref. kerk van Westzaan als tve
zal gaan dienen; te Peize: kan gro
S. de Vries uit Groningen. psst
Benoemd: door de generale syiejg
alg. secretaris van de hervorm
draad: A. Dronkers jr. te Ams eei
Bedankt: voor Zeist: J. C. Sell
te Putten.
PRÉPARATOIR gcH-xanuieeri ï™1
roepbaar verklaard op art. 6 Kt
Sonneveld, Borneostraat 42.
gen.
GEREF. KERKEN
Afscheid: van Oss: J. J. Bi
ber. te Arnhem: van Kami
Warner, ber. te Hollandsche'
Groningen-Z.: R. J. Beukema.
Amstelveen-Buitenveldert.
Intrede: te Papendrecht: R.
wenhuis uit Hollum (Amela Ne
Werkendam: G. de Jong uit D
te Veendam en te Meeden: J.
Klaauw uit Rotterdam-Charl rijt
Noordwijk: R. S. Elgersma u de
sen-Rijswijk; te Hilversum: m
Bouma uit Heerhugowaard. ipe
Emeritaat verleend aan C. B.
te Bussum, pred. v. evangeb n*
kondiging onder Israël (heef£.
afscheid genomen).
Aangenomen: de benoeming
werker van het alg. diakonaal
te Utrecht (werelddiakonaat)f*
van Dijk te Kampen.
ALG. DOOPSGEZ. SOC.
Afscheid: van Meppel en Zwi
mej. H. C. Leignes Bakhoven
emeritaat
BAPT. GEMEENTEN
Intrede: te Zutphen: H. van d
uit Den Haag.