DE GEHANGENEN IN DE TURFSCHUUR
UE KELLNER WAS UE POSTBODE
vandaag
Beroepings-
werk
MINDER ui+
MEER
(- TROUW/KWARTET ZATERDAG 17 JUNI 1972
Op 9 juli wordt in Den Briel herdacht, hoe daar vier eeuwen geleden negen
tien katholieken zonder proces door de Geuzen zijn vermoord. Rector Th. van
Vugt schreef over die Brielse julinacht 1572 een boekje onder de titel 'De
gehangenen in de turfschuur' (uitg. Gooi en Sticht, Hilversum, 67 pag., prijs
f 5,60).
Kerk/Binnenland T2
De Amsterdamse gereformeerde kerkhistoricus prof. dr. C. Augustijn schreef
naar aanleiding van Van Vugt's boekje bijgaand artikel, dat vandaag ook in
het r.k. dagblad De Tijd verschijnt. De volgende week hopen De Tijd èn wij
een artikel over de Gorcumse martelaren te plaatsen van de Tilburgse dogma
ticus prof. dr. J. F. Lescrauwaet m.c.s., die de zaak van de r.k. zijde belicht.
door prof. dr. C. Augustijn
Het is merkwaardig stil gebleven rondom 1 april: geen feesten, wei
nig aandacht in de pers voor de gebeurtenissen van vierhonderd jaar
geleden. En dat, terwijl het goed te verdedigen valt dat de inneming
van Den Briel door de geuzen op 1 april 1572 zoiets betekent als het
begin van de onafhankelijkheid van Nederland.
Honderd jaar geleden was dat wel
even anders. De officiële feestrede
naar, professor M. de Vries, verklaar
de toen: 'Drie eeuwen zijn over die
gebeurtenis heengesneld, drie eeuwen
met al haar lief en leed. Maar wat
ook de tijd in zijn rusteloozen stroom
mocht venwelgen. de eeuwiggedenk-
waardigc dag van den eersten-April
1572 blijft onuitwischbaar geprent in
het hart van Neerlands volk.'
Des te meer valt het op, dat een
andere gebeurtenis uit datzelfde jaar
wel met enig vertoon wordt herdacht.
Op 9 juli 1572 werden negen katholie
ke priesters en kloosterlingen zonder
vorm van proces op bevel van Lumey,
dé aanvoerder van do geuzen, in Den
Briel vermoord. Op 9 juli a.s. zal ter
herdenking daarvan in Den Briel een
kerkdienst plaatsvinden, waarin kardi-
O&al Alfrink zal voorgaan. Een offi
cieel comité is gevormd onder voorzit
terschap van dr. M. A. M. Klorapé, dat
deze dienst en andere activiteiten
Vóórbereidt.
Vanwaar dit verschil in aandacht? De
tiering van 1 april is een nationale
«beurtenis. Is de herdenking van 9
juli een intern-katholieke aangelegen
heid? Honderd jaar geleden lagen der-
gplijke zaken heel duidelijk. Natuur
lek had toen een protestant niets te
ihaken met katholieke martelaren.
Maar een katholiek had ook niets te
maken met 1 april. Zo schreef de
hervormde predikant A. W. Bronsveld
ra 1872 over de arril-feesten: 'Het
feest heeft een protestantsch karakter
gehad. Men roept de geuzen, men
roept Marnix, men roept Willem van
Oranje niet uit hun graf, zonder dat
een rilling van afschuw vaart door
411e roomsch gebeente.' Hij vertelt
flan verder, dat 'de roomschen hier te
lande' in de laatste jaren wel eens
jyat positiever waren gaan spreken
Óver het Oranjehuls. Gelukkig was
daar nu een eind aan gekomen.
■*t Stond dan ook meer dan vreemd:
die oranjesjerpen over die zwarte ge
waden. Het April-feest heeft hen ech
ter ontmaskerd.'
U kunt hier zien, hoe sterk in die
tijd het antipapisme was. Voor deze
predikant en waarlijk niet voor
hem alleen! behoorden de katho
lieken toch echt niet tot het Neder-
^idse volk.
tijden zijn enigszins veranderd: de
■warte gewaden behoren bijna even
zeer tot het verleden als de oranje-
■jcrpen. Maar ook belangrijker dingen
Üijn veranderd. Vóór mij ligt een
boekje over de 'martelaren van Gor-
kum', zoals de negentien vermoorde
katholieken meestal genoemd worden.
t)e geschiedenis is gauw verteld. In
juni 1572 werd Gorkum veroverd door
de geuzen. Negentien wereldgeestelij
ken en monniken werden daarna op
gesloten. Uit angst voor de reacties
van de bevolking bracht men hen
over naar Den Briel. Daar zaten al
twee geestelijken uit andere plaatsen
gevangen en weldra werden er nog
twee aan toegevoegd. Van dit gezel
schap van drie-en-twintig werden er
negentien opgehangen ln een oude
turfschuur, nadat ze op allerlei ma
nieren bespot waren. Twee werden
voorlopig gespaard, twee zijn op het
allerlaatste moment aan^de dood ont
snapt door afvallig te worden; één
van die twee is een jongen van acht
tien jaar.
Geen ontluistering
'De gehangenen in de turfschuur',
geschreven door rector Th. van Vugt,
geestelijk verzorger van een bejaar
dentehuis. is een interessant boekje
geworden. Het is (voorlopig) het laat
ste uit een hele reeks. Vooral nadat
deze negentien martelaren door paus
Pius IX ln 1867 heilig verklaard wa
ren, zijn er nl. heel wat geschriften
over hen geschreven. Een vergelijking
ia wel interessant. Het blijkt al gauw,
dat het feitenmateriaal in al deze
boekjes hetzelfde is. Geen wonder,
want er is maar een beperkt bronnen
materiaal. Maar daardoor komen de
verschillen, die er toch zijn, des te
duidelijker naar voren.
Laat ik een enkel voorbeeld noemen.
In Den Briel vond ook een soort van
'theologisch verhoor' plaats van de
zeven belangrijkste gevangenen. In
1908 schrijft J. A. F. Kronenburg,
zeker niet de slechtste van de oudere
schrijvers over de martelaren, daaro
ver: 'Geheel dit tafereel herinnert ons
aan het schijnverhoor van Christus
voor den Hoogen Raad der Joden.
Evenals de goddelijke Verlosser daar
de waarheid zijner leer in het helder
ste licht deed stralen, maar slechts
schimp en mishandeling inoogstte, en
toen om de waarheid ter dood is
gebracht, evenzoo hebben zijne bloed
getuigen voor deze vergadering der
beulen eerst de leer van Christus, de
leer der Katholieke kerk duidelijk
bewezen, maar zijn daarna vermoord
door hunne rechters, die, omdat zij
boos waren en slecht deden, de duis
ternis beminden en het licht haatten.'
Bij Van Vugt is dat geworden: 'De
standpunten zijn nu wel duidelijk.
Een disputatie zegt Lumey weinig:
houding zeg hem méér. Het slot van
de zitting geeft geen rechter die zijn
dreiging intrekt'
Een tweede voorbeeld, nu over één
der martelaren. Van Vugt vertelt over
hem, dat hij een scrupulant uit bene
pen familie was, die afgeknapt was
toen hij als pastoor in Frankrijk van
spionage verdacht werd. Bij Kronen
burg is dat: 'Ootmoed en zuiverheid
waren zijne lievelingsdeugden, maar
toen hij uit nederigheid slechts met
groote moeite er in bewilligd had het
H. Priesterschap te ontvangen, dacht
hij zoo lang en met zooveel angst
over die verheven waardigheid en zijn
eigen nietigheid na. dat zijne geest
vermogens er eenigszins door ge
krenkt werden.'
Het is wel duidelijk: in dit nieuwe
boekje zijn de mensen en de gebeur
tenissen veel menselijker geworden.
Dat betekent nog geen ontluistering.
Integendeel nu de mensen weer
mensen zijn geworden, komt hun ge
loofsmoed, die ze midden in zwakheid
getoond hebben, voor mijn gevoel
veel beter uit Wat zestig jaar geleden
•Is stichtend werd ervaren, ervaren
wij nu als goedkope stichtelijkheden.
U merkt wel: ik vind het een plezie
rig geschrift. Ik heb ook wel critiek:
het taalgebruik is soms niet al te best
en de schrijver vertelt teveel voor
mensen die de feiten al kennen; daar
door is zijn verhaal niet altijd even
duidelijk. Maar dat neemt niet weg,
dat ik het een goed geheel vind. -
En de protestanten?
Maar ik wil het niet alleen over de
studie van de heer Van Vugt hebben.
Het is interessant, ook eens in te
Kian op de herdenking van dit jaar.
et comité dat deze herdenking orga
niseert, doet zijn best om aan deze
herdenking een oecumenisch karakter
te geven. Ik heb niet de indruk, dat
de protestantse kerken staan te trap
pelen van ongeduld om daaraan hun
medewerking te verlenen. Je kunt je
ook afvragen, of een plechtige en
landelijke herdenking met eerder te
genstellingen zal verscherpen dan de
oecumene dienen. Dergelijke vragen
moeten we ook niet onder tafel wer
ken, maar open en eerlijk bespreken.
Een eerste punt, dat dan aan de orde
Eteld moet worden, is de herden-
g van Juist de katholieke martela
ren. Er zijn in de Jaren vóór 1572 van
protestantse kant in leder geval enige
duizenden mensen om hun geloof te
rechtgesteld. Past daar niet eerder
een herdenking? Nu, dat zal wel waar
zijn. Een andere vraag is, tot wie men
dit verwijt moet richten. De protes-
cina, Martyrum Gorrnmieniium.
De martelaren van Gorkum. Gravure uit eind zeventiende, begin
achttiende eeuw.
tanten zijn op dit punt kennelijk
nogal nailatig. Dat Is vroeger wel
anders geweest. Het oudste protestant
se Nederlandse martelaarsboek dateert
al van 1559, dus midden in de tijd
van de vervolgingen. Tot in de acht
tiende eeuw zijn daarvan 24 drukken
bekend. Ruim honderd jaar geleden is
dat boek nog eens een keer herdrukt
en daarna valt er een stilte.
Ik hoop, dat bij de herdenking straks
in Den Briel ook de martelaren van
protestantse kant genoemd zullen
worden en ik verwacht dat ook
wel. Het tweede Vaticaanse concilie is
daarin trouwens al voorgegaan. In één
van de officiële uitspraken van dit
concilie wordt volmondig erkend, dat
ook in christenen van andere kerken
de Heilige Geest werkt, die 'sommi
gen onder hen tot het vergieten van
hun bloed toe heeft gesterkt.' Als dit
element bij de herdenking in juli zijn
plaats krijgt, is dat een positieve
bijdrage tot de oecumene.
Heiligverklaring
Maar hier ligt natuurlijk niet het
belangrijkste knelpunt. De martelaren
van Gorkum zijn in de zeventiende
eeuw zaliggesproken en in 1867 heilig-
verklaard. Hier begint iedere prote
stant te steigeren. Kan een kerk zoiets
doen" Ieder christen belijdt in het
Apostolicum dat de kerk is 'de ge
meenschap der heiligen'. Gaat het dan
nog aan, om een bepaalde groep van
christenen nog eens in bijzondere ma
te tot heiligen te verklaren?
Daar komt nog bij, dat de procedure
die leidt tot een officiële heiligverkla
ring niet altijd een even verheffende
indruk maakt Er zit een element van
willekeur in. Waarom b.v. wél de
martelaren van Gorkum en niet die
van Alkmaar en Roermond, die in
hetzelfde jaar om hun geloof ver
moord zijn, maar nooit heiligver-
klaard?
De heiligverklaring van 1867 valt ook
niet los te denken van de situatie van
ruim honderd jaar geleden. Paus Pius
IX was toen in een hevig conflict
gewikkeld met de Italiaanse staat over
het bezit van de z.g. 'Kerkelijke
Staat'. Die Kerkelijke Staat was het
nog altijd grote gebied, waarover de
paus ook wereldlijk heerser was. Pas
in 1871 werd dat door de Italiaanse
troepen ingenomen. In die strijd heb
ben de Nederlandse zouaven. een con
tingent katholieke Nederlandse vrij
willigers, een niet onbelangrijke rol
gespeeld. Heel de heiligverklaring van
de martelaren van Gorcum heeft wel
het één en ander te maken met de
bereidwilligheid van de Nederlandse
katholieken om paus en kerk te ver
dedigen. Bij de officiële heiligverkla
ring wees de paus er dan ook op. dat
de goddelijke voorzienigheid ervoor
had gezorgd, dat deze plaats vond 'in
onze tijd, waarin een afschuwelijke en
verborgen oorlog aan Christus, aan
zijn Rijk en aan zijn plaatsvervanger
op aarde wordt aangezegd onder de
schijn van politieke vrijheid.'
Nu wil ik daar ook weer niet al te
zwaar aan tillen. De verhoudingen
waren honderd jaar geleden nu een
maal anders dan op het ogenblik. De
kerkpolitiek, die hier om de hoek
komt kijken, vindt haar exacte tegen
beeld in het sterke antipapisme, dat
aan protestantse zijde leefde. In zo'n
situatie is de 'schuldvraag 'gelukkig
nooit te beantwoorden. Bovendien
in een heiligverklaring zit ook een
stukje kerkelijke folklore, dat best
bewaard mag blijven en waar je niet
al te moeilijk over moet doen. Trou
wens: is het uitsluitend folklore? Vo
rig jaar las ik, dat een Pools priester
zaliggesproken is, omdat hij in de
laatste wereldoorlog in een concentra
tiekamp in de meest letterlijke zin
van het woord zijn leven voor een
ander had gegeven. Er hoeft voor mij
geen paus aan te pas te komen, om
dat uit te spreken. Maar laat ik maar
eerlijk zeggen, dat het mij toch wel
iets doet.
Wat houdt het in?
Maar hiermee is natuurlijk nog niets
gezegd over de belangrijkste vraag.
Wat houdt een heiligverklaring eigen
lijk in? Zij betekent, dat iemand op
grond van de bijzondere gaven, die de
Heilige Geest in hem gewerkt heeft,
in en door de kerk mag worden
vereerd. In de verering van de mens
wordt God vereerd. Bovendien mag de
heilige in bepaalde gebeden als voor
spraak bij God worden aangeroepen.
Bij elkaar ligt dat alles wel heel ver
af van de protestantse geloofsbele
ving.
Het is daarom goed, eens terug te
gaan naar de hervormingstijd en te
bezien, hoe men toen van protestantse
kant over dergelijke dingen dacht. Er
was toen heel veel critiek op dit
punt, een critiek die er trouwens
reeds lang vóór de reformatie was. De
heiligenverering in de late middeleeu
wen was tot zulke dwaze uitwassen
gekomen, dat afwijzing daarvan ook
overal te horen was. Het valt daarom
op, dat één der oudste protestantse
geloofsbelijdenissen, die van Augs
burg (1530), er niet alléén negatief
tegenover staat. Het heet daar: 'Over
de heiligenverering leren zij, dat de
gedachtenis der heiligen kan plaats
vinden, opdat wij hun geloof en goe
de werken navolgen.Maar de
Schrift leert niet, de heiligen aan te
roepen of aan de heiligen hulp te
vragen, omdat zij ons Christus alleen
als "middelaar, zoenmiddel, hogepries
ter en voorspreker voor ogen stelt.'
Het is duidelijk, wat hier in de
heiligenverering wordt goedgekeurd:
zij kunnen voorbeelden ter navolging
zijn. Er wordt nog aan toegevoegd:
zoals de keizer in zijn oorlog tegen de
Turken een voorbeeld kan nemen aan
David. Maar de afwijzing is niet min
der duidelijk. Zodra het 'Christus al
leen' in de verdrukking komt, is het
mis!
Elf jaar later, in 1541, stelt een aantal
katholieken en protestanten gezamen
lijk een belijdenis op, die een samen
leven in één kerk mogelijk moet ma
ken. Zij formuleren dat men 'de heili
gen moet loven en him gedachtenis
plechtig moet vereren om ons tot hun
navolging op te wekken en opdat wij
gemeenschap hebben met hun ver
diensten.' Wanneer dit ontwerp in
bredere kring wordt besproken, heb
ben de protestanten hiertegen geen
bezwaren. Maar in hetzelfde stuk staat
ook. dat men God kan bidden, dat hij
ons door de verdiensten en de gebe
den der heiligen helpe. Zelfs staat er,
dat het niet te veroordelen is, als
iemand de heiligen met name aan
roept. Tegen deze laatste twee punten
dienen de protestanten duidelijk hun
bezwaren in: dat ka absoluut niet!
Ik noem nog een laatste voorbeeld uit
de reformatietijd, de Nederlandse Ge
loofsbelijdenis van 1561. Daarin wordt
niet afzonderlijk over de heiligen ge
sproken. maar wel staat er een duide
lijke waarschuwing in artikel 26, dat
gaat over Christus als onze middelaar:
'Het is dus enkel wantrouwen, dat
geleid heeft tot de gewoonte om de
door A. J. Klei
De hervorniiif gemeente van Dalfarn heeft tegen het eind van de vorige eeuw een paar jaar een
predikant gehad, dus later ala Haags dominee (van 1883 tot zijn plotselinge dood op nieuwjaarsdag
1029, in een stad-lram) zou schitteren: dr. F. van Gheel Gildemeester, de man wiens grapjes in ker
kelijk Nederland zrrtig doorverteld werden ("Weet je wat Gildemeester onlangs deed op een verga
dering.' Zal ik ie vertellen, üe spreker hegnn langzaam en plechtig: onze gereformeerde vaderen,
waarde hoorners en Gildemeester vulde in: hadden gereformeerde kindertjes.*) en wiens pre
ken op vaderlandse gedenkdagen snel gedrukt en hij duizenden werden verspreid.
Maar wat nu Dalfsen betreft, waar meester kon tevreden zijn over zijn
Van Gheel Gildemeester verweg wo- actie. Een paar weken hierna moest
pende gemeenteleden te paard of til- hij in Zwolle preken. Gildemeester
bury bezocht: daar trof de jonge do
minee een p->.stbodo aan die elke dag
en ook zondags van Zwolle naar DaJf.
sen lopen moest om brieven te bestel
len. Aan die zondagsarbeid moet een
eind komen, vond Gildemeester. Hij
ging zijn kennissenkring en de ge
meente langs en verzamelde een lange
rij handtekeningen onder een verkla
ring dat ondergetekenden het niet
nodig vonden en ook niet wilden dat
hun brieven zondags bezorgd werden.
Vervolgens schreef Gildemeester naar
hoge pleten in het postwezen, naar
het ministerie zelfs, en het gevolg
was dat de postbode werd vrijgesteld
van zondagsdienst
Een mooi resultaat. Van Gheel Gilde-
nam zijn gerij en in Zwolle aangeko
men stalde hij in de Buitensociëteit.
Daar zag hij tot zijn verbazing de
postbode, keurig in rok gestoken, op
zich afkomen. De man kwam hem har
telijk bedanken voor zijn bemoeienis
sen: want ziet u dominee, nu kan ik
me de héle zondag als kellner verhu
ren.
Dit fraaie verhaal kwam in mijn her
innering toen Ik onlangs voor de
zoveelste maal een debatje meemaakte
over, zeg maar, horizontaal en verti
kaal en daarbij, ook voor de zoveelste
keer, de volgende redenering vernam:
Je kunt nu wel zeggen dat die jonge
lui van tegenwoordig zo kritisch zijn
en overal doorheen prikken, maar
waar krijg je ze nou nog voor als 't
er op aankomt? Ja, de straat op met
een spandoek, dat willen ze wel. of
schreeuwen op het Binnenhof, maar
écht er op uitgaan, je ergens voor
inzetten? Ho maar! Man dan moest je
vroeger hebben. Mijn vader hè? die zal
dan wel een horizontalist geweest
zijn, maar die sjouwde wat af: de
kerkeraad, de kiesvereniging, de vak
bond, het schoolbestuur.enfin, de
hele bups.
Zo ging dat betoog en ik vlak deze
redering niet uit. Ik weet te goed dat
de mannenbroeders heel wat méér de
den dan rondom het harmonium zin
gen van Boven de starren of Zouden
wij ook eenmaal komen. Goed, ze
zouden d'eerkroon dragen, maar niet-
dan nadat zij hier beneden een be
hoorlijke steen hadden bijgedragen.
Want die christelijke school moest er
komen en blijven, de werkman kon je
niet in de kou laten staan, aarzelende
kiezers dienden opgepord te worden
en als je geroepen werd tot het
kerkelijk ambt. mocht je geen dank-je
zeggen.
In 't verlengde van die mannenbroe
ders zie ik de dominees van toen:
heus niet allemaal starre lieden, voor
wie de wereld uit plichten en verbo
den bestond. Neem iemand (en nu
komt hij weer) als Gildemeester;
sjiek, gelovig, vroom, geestig èn sociaal
bewogen. Hij ging daar in Dalfsen
voor die postbode aan de gang, onge
vraagd, en de ervaring die hij daar
mee opdeed, heeft hem niet weerhou
den zich later in te zetten voor de
arbeiders, wier noden hij zag en wier
grieven hij begreep. Daarom stichtte
hij een christelijke volksbond en zon
der dat je nu kunt beweren dat hij
strukturen aanpakte of zo, zag Gilde
meester drommels goed dat je er met
pannen soep ronddelen niet bent. Van
daar ook zijn plan de mensen te
ontwikkelen en hij heeft verschei
dene cursussen geleid en gegeven.
Wie over Van Gheel Gildemeester
bezig is. komt met verhalen. Hier is
er weer een. Op een avond besluiten
een paar jongens achter in de zaal.
waar Gildemeester zou spreken, hem
te pesten: zodra hij wat zeggen wou,
begonnen zij met hun voeten te trap
pelen. Gildemeester roept over het
lawaai heen: 'Jullie doen me aan r.ijn
vrouw denken.' Nieuwsgierige stilte.
Gildemeester gaat verder: 'Ja, want
als de dienstbode iets vergeten heeft,
zegt ze: wie z'n hersens niet gebruikt,
moet zijn benen gebruiken.' Er werd
niet meer getrappeld.
Maar goed, dat was toen. Dat was in
een tijd dat meisjes het een eer
vonden bij de dominee te 'dienen', ja
dat ook, maar ik bedoel: een tijd dat
je wat kon opbouwen en het resultaat
kon aanwijzen. De gemeente breidde
zich uit, de confessionele partij won,
de arbeiders richtten zich op en de
christelijke school bloeide. Maar van
daag (en we gaan hetzelfde rijtje
weer langs) zitten we met de kerk in
de knoop, is christelijke partijvor
ming niet vanzelfsprekend, hoeft geen
mens in onze omgeving gebrek te
lijden en ben je heus niet dapper als
je je kind naar een christelijke school
stuurt.
Maar dan komt de vraag: wóérvoor
moeten die mensen, die we achter een
spandoek zien en niet met het VU-
busje, dan in de benen komen? Voor
een soort school, die sinds jaar en
dag een gewoon gegeven is? Voor een
heiligen te onteren in plaats van hen
te eren.'
Wij zien hier, hoe in de loop van de
jaren de tegenstellingen tussen katho
lieken en protestanten zich verscherpt
hebben. Er wordt nu niets positiefs
meer gezegd over de heiligenverering.
Door de heiligen te willen eren, on-
teert men ze, want het wil zeggen dat
men Christus als de enige middelaar
van God en mensen wantrouwt. Uit
dit alles blijkt wel, dat voor de pro
testanten van de zestiende eeuw alles
vast zit op één ding: Christus is de
«nige die ons bij God brengt!
Gesprek is nuttig
Ik heb de indruk dat wij van deze
'vaderen' van de zestiende eeuw nog
wel iets kunnen leren. De kernvraag
zal ook nu moeten zijn: zet u de
heiligen niet apart? Worden zij geen
concurrenten van Christus?. De nieu
we katholieke catechismus spreekt erg
sober over de heiligen. Toch wordt er
over hen gezegd: 'Sommige grote hei
ligen en goede mensen zijn krachtiger
aanwezig dan anderen. Duidt dit op
een al-verder-verrezen-zijn?'
Ik moet zeggen, dat ik me bij de
laatste zin helemaal niets kan denken.
Er zit iets indrukwekkends in het
telkens terugkerende protest van de
reformatietijd: Christus alleen. Daar
bij moeten wij dan natuurlijk goed
bedenken, dat de katholiek dadelijk
antwoordt: maar wat denk je nu ei
genlijk van ons? Geloof je werkelijk,
dat voor ons Christus niet de enige
is, die ons weer bij God brengt? Hij
legt dan uit, dat het bij de heiligen
nooit gaat om die mensen op zichzelf,
maar dat het in de heiligen juist gaat
om Christus.
Welnu, juist daarom is .een gesprek
over deze dingen bijzonder nuttig. Ik
vind het belangrijk, dat wij via de
herdenking van de martelaren van
Gorkum én als protestanten én als
katholieken weer eens met onze neus
op zulke belangrijke vragen worden
gedrukt. Het gaat waarachtig niet om
iets bijkomstigs. Het is dan ook jam
mer, dat de protestanten zich zo gere
serveerd opstellen. Zij zouden een
prachtige gelegenheid hebben, om
diepgaande en vaak critische vragen
te stellen. De oecumene wordt er
alleen maar door gediend, als wij
elkaar zulke vragen stellen.
Enkele vragen
Daar komt nog iets anders bij. De
katholiek heeft op dit punt ook wel
enkele vragen aan de protestant voor
te leggen. Hoe komt het eigenlijk, dat
de protestanten al gauw niets meer
weten te zeggen over de heiligen? In
het begin nog wel. 'Opdat wij hun
geloof en goede werken navolgen': dat
is nogal wat. Maar in de geloofsbele
ving is het al snel verdwenen. Zeker
in onze tijd zou het geen kwaad
kunnen, als wij ons zouden spiegelen
aan mensen, protestanten en katholie
ken, die hun leven gegeven hebben
voor hun geloof. Hoe komt het eigen
lijk, dat in de protestantse geloofsbe
leving wel de gedachte van de voorbe
de van de gelovigen voor elkaar een
grote plaats inneemt, maar dat daar
bijna niet de gedachte leeft, dat de
gelovige die al bij de Heer is, nog
altijd voor ons bidt tot God? Is dat
niet een verschraling van de oerbij-
belse idee van de gemeenschap der
heiligen?
Maar eigenlijk druk ik me helemaal
verkeerd uit. Het gart er niet om, dat
wij als protestanten vragen voorleg
gen aan katholieken of als katholie
ken vragen stellen aan protestanten.
Wij moeten als christenen elkaar én
onszelf afvragen: Wie is Christus voor
ons? Wat beteken! de gemeenschap
der heiligen voor ons? Is er in Chris
tus niet een gemeenschap, die zelfs
door de dood niet wordt opgeheven?
Ik ben misschien een heel eind afge
dwaald van het boekje van de heer
Van Vugt De heb van zijn historisch
verhaal genoten. Maar ik "vind het
nog belangrijker, dat ik mede door
zijn geschrift weer eens heb nage
dacht over alle vragen, die daardoor
opgeroepen worden!
VERWARD EN GEVLUCHT
Wij worden in de verhalen van
sis ingeleid in de geheimen vt
Here God en van ons mensenl
Niet om het nu allemaal haarq
weten te komen, maar om het
te trekken, zoals die beide mend
de hof van Eden de vijgebla
aantrokken. Het eerste wat we
(3,7) is dat de ogen vam de
mensen geopend worden. Ze b
ken iets, nl. dat ze naakt zijn. V
pig niet veel, na wat hen voorg
geld is. Erg verstandig worden a
van het eten van de boom. De m
king van hun naaktheid leidt
dat ze om zich heen zien o
bedekking voor te vinden. Et
gebeurt dan ook, vijgebladerea
bijzonder groot, daar is een
kleed van te maken. Wij wordei
niet ingelicht omtrent hun gevo
Ze ontdekken iets en doen dan
Er zit in dat bedekken iets vs
verwarring die zij ten opzichtt
elkaar ervaren. Er is iets verdw
Het argeloze is weg. De overt!
van het gebod heeft als eerste u
king dat er iets stuk is. Tussen
mensen is het niet als eerst
verhouding is anders geworden,
der open, er zit nu iets tussen,
dan komt de grote eigenaar va
hof. Hij wandelt in de avondk
de HERE God zelf. Ze hadde
waarschijnlijk op kunnen rek
maar nu overvalt het hen. Er
een schuilplaats gevonden wo
Tussen het geboomte, in de str
duiken die twee weg. God kon
aan, voorheen een heilstijding,
een onheilsbericht. Ook met God
iets. Ook tussen God en hen
moet iets komen, ook blad, nu
struiken. De mens verbergt zii1
wat voorhanden is, in de ni
Waar God hem uitgehaald heef
zijn partner te zijn, dat is preci
schuilplaats waar de mens
denkt te zijn voor Gods bemoe
Ook nu geen gevoelens. Daden
wel gevoelens weer, maar ze
hier niet bij. Het gaat om feitei
iets onthullen van hoe het alle
geworden is. Een beschamende
tic. Mensen zonder God, vervr
van elkaar en van God. Dingei
over na te denken, nu we meeie
ten, nl. dat God kwam en riep: 1
zijt gij? (Genesis 3.7,8).
arbeidersbeweging, waarvan het be
weeg zich sereen afspeelt aan afgezon
derde conferentietafels? Voor een par
tij waarvan ze thuis horen dat-ie niet
meer deugt? Voor een kerk .-ja. wét
voor een kerk?
We kunnen niet terug naar de tijd
van tilbury's en debatavonden, naar
de tijd waarin je met vergaderen en
collecteren iets tastbaars kon berei
ken: een kerkeraad die óm ging, een
zetel er bij in de raad, een fleurig
schoolgebouw.wij zitten in een we
reld waarin het om je heen althans
voor 't oog allemaal dik in orde is
en wat moet je aan met wat er
verderop allemaal niet deugt.?
Een andere soort koffie drinken, jaja,
en die Iaat zich best smaken terwijl
we op de t.v. zien hoe mensen elkaar
afmaken. Je kunt tjonge-tjonge zeg
gen, maar er zijn er ook die de straat
op gaan. Goed dat zal ook gebeuren
uit verveling, uit belustheid op een
rel en weet ik wat voor nare dingen
meer, maar er kan ook zoiets inzitten
als wat vroeger omschreven werd als
opkomen voor de ere Gods op alle
terreinen des levens. Want bommen
gooien en aarde verschroeien zijn de
Godonterende dingen waar wij anno
1972 elke dag tegenaan kijken en dus
mee te maken hebben.
NED. HERV. KERK
Bedankt: voor IJsselstein: A. J. F
mer te Woudenberg; voor Driebe
W. Bloemendaal te Apeldoorn;
Zevenhuizen: W. Kruidenier te
huizum.
GEREF. KERKEN
Kand. P. J. M. Hoogstraten, Kerli
41 te Santpoort, kan 'szondagij
kerken dienen.
Beroepen: te Maasdijk: E. C. 1
Vroomshoop.
GEREF. GEMEENTEN
Beroepen: te Borsele, Goudswi
Krimpen aan den IJssel, Nieuwi
Rilland Bath, Rotterdam-W., St. j'
land en te Scherpenisse: kandj
Hofman te Klaaswaal: te Hoog<
Terneuzen en te Waardenburg: 1
A. Bac te Moerkapelle.
BAPT. GEMEENTEN
Beroepen: te Muntendam: W. Hej
te Lemmer; te Enschede: J. van J
te Sneek.
NED. HERV. KERK
Afscheid: van Drk bergen: W.
man, ber. te Ameide en Tienho
van IJsselstein: J. Vos, ber. te Put
van Hoornaar: G. Bos, ber. te Te
de aan Zee; van Groningen: G.
Moorsel, ber. te Nieuwendijk; va
Heerenhok-Nieuwdorp: P. Wan
ber. te Zeist; van Nieuwe Tonge: J
Verkade, ber. te Montfoort, waar
zaterdag 24 juni intrede zal doen;
Wassenaar als vic: Th. H. G. H
ber. te Westzaan, om daar teveni
geref. kerk als predikant te diena
Intrede: te Lunteren: F. Brouwer
Honselersdijk; te Eindhoven: J.
nenburg uit Steenderen en Br
horst; te Eibergen: L. A. Hoedema
voorheen docent theol. hogeschoc
Djakarta; te Beetsierzwaag, Nijb
en Olderterp: T. Huitema, kand
Nijbeets, waar hij sinds 1 sept.
werkzaam is.
GEREF. KERKEN
Afscheid: van Hollum: H. R. Nieu
huis, ber. te Papendrecht; van Alj
a d. Rijn: G. O. N. Veenhuizen, bel
Zutphen; van Drachten: D. Klop
burg, ber. te Oost- en West-Soub
Intrede: te Driebergen-Rijsenburj
van der Linden uit Andel (NB
Halle en te Doetinchem: kand. H
Boer uit Veenendaal; te De
kand. W. K. Scholten uit Bunnik.
GEREF. KERKEN (VRIJG.)
Afscheid: van Hilversum: C. Bijl,
te Groningen-N.
BAPT. GEMEENTEN
Intrede: te Doetinchem: H. van
Werf uit Den Haag.
(ADVERTENTIE)
Verschenen:
Bloemlezing uit de bijbel.
In eigentijdse vertaling.
Veel informatie.
Rijk geïllustreerd met tekeningen
en kleurenfoto's.
Prijs 19,50.
VERKRIJGBAAR IN DE
BOEKHANDEL
Nederl. Bijbel Genootschap
Haarlem