DE GEHANGENEN IN DE TURFSCHUUR UE KELLNER WAS UE POSTBODE vandaag Beroepings- werk MINDER ui+ MEER (- TROUW/KWARTET ZATERDAG 17 JUNI 1972 Op 9 juli wordt in Den Briel herdacht, hoe daar vier eeuwen geleden negen tien katholieken zonder proces door de Geuzen zijn vermoord. Rector Th. van Vugt schreef over die Brielse julinacht 1572 een boekje onder de titel 'De gehangenen in de turfschuur' (uitg. Gooi en Sticht, Hilversum, 67 pag., prijs f 5,60). Kerk/Binnenland T2 De Amsterdamse gereformeerde kerkhistoricus prof. dr. C. Augustijn schreef naar aanleiding van Van Vugt's boekje bijgaand artikel, dat vandaag ook in het r.k. dagblad De Tijd verschijnt. De volgende week hopen De Tijd èn wij een artikel over de Gorcumse martelaren te plaatsen van de Tilburgse dogma ticus prof. dr. J. F. Lescrauwaet m.c.s., die de zaak van de r.k. zijde belicht. door prof. dr. C. Augustijn Het is merkwaardig stil gebleven rondom 1 april: geen feesten, wei nig aandacht in de pers voor de gebeurtenissen van vierhonderd jaar geleden. En dat, terwijl het goed te verdedigen valt dat de inneming van Den Briel door de geuzen op 1 april 1572 zoiets betekent als het begin van de onafhankelijkheid van Nederland. Honderd jaar geleden was dat wel even anders. De officiële feestrede naar, professor M. de Vries, verklaar de toen: 'Drie eeuwen zijn over die gebeurtenis heengesneld, drie eeuwen met al haar lief en leed. Maar wat ook de tijd in zijn rusteloozen stroom mocht venwelgen. de eeuwiggedenk- waardigc dag van den eersten-April 1572 blijft onuitwischbaar geprent in het hart van Neerlands volk.' Des te meer valt het op, dat een andere gebeurtenis uit datzelfde jaar wel met enig vertoon wordt herdacht. Op 9 juli 1572 werden negen katholie ke priesters en kloosterlingen zonder vorm van proces op bevel van Lumey, dé aanvoerder van do geuzen, in Den Briel vermoord. Op 9 juli a.s. zal ter herdenking daarvan in Den Briel een kerkdienst plaatsvinden, waarin kardi- O&al Alfrink zal voorgaan. Een offi cieel comité is gevormd onder voorzit terschap van dr. M. A. M. Klorapé, dat deze dienst en andere activiteiten Vóórbereidt. Vanwaar dit verschil in aandacht? De tiering van 1 april is een nationale «beurtenis. Is de herdenking van 9 juli een intern-katholieke aangelegen heid? Honderd jaar geleden lagen der- gplijke zaken heel duidelijk. Natuur lek had toen een protestant niets te ihaken met katholieke martelaren. Maar een katholiek had ook niets te maken met 1 april. Zo schreef de hervormde predikant A. W. Bronsveld ra 1872 over de arril-feesten: 'Het feest heeft een protestantsch karakter gehad. Men roept de geuzen, men roept Marnix, men roept Willem van Oranje niet uit hun graf, zonder dat een rilling van afschuw vaart door 411e roomsch gebeente.' Hij vertelt flan verder, dat 'de roomschen hier te lande' in de laatste jaren wel eens jyat positiever waren gaan spreken Óver het Oranjehuls. Gelukkig was daar nu een eind aan gekomen. ■*t Stond dan ook meer dan vreemd: die oranjesjerpen over die zwarte ge waden. Het April-feest heeft hen ech ter ontmaskerd.' U kunt hier zien, hoe sterk in die tijd het antipapisme was. Voor deze predikant en waarlijk niet voor hem alleen! behoorden de katho lieken toch echt niet tot het Neder- ^idse volk. tijden zijn enigszins veranderd: de ■warte gewaden behoren bijna even zeer tot het verleden als de oranje- ■jcrpen. Maar ook belangrijker dingen Üijn veranderd. Vóór mij ligt een boekje over de 'martelaren van Gor- kum', zoals de negentien vermoorde katholieken meestal genoemd worden. t)e geschiedenis is gauw verteld. In juni 1572 werd Gorkum veroverd door de geuzen. Negentien wereldgeestelij ken en monniken werden daarna op gesloten. Uit angst voor de reacties van de bevolking bracht men hen over naar Den Briel. Daar zaten al twee geestelijken uit andere plaatsen gevangen en weldra werden er nog twee aan toegevoegd. Van dit gezel schap van drie-en-twintig werden er negentien opgehangen ln een oude turfschuur, nadat ze op allerlei ma nieren bespot waren. Twee werden voorlopig gespaard, twee zijn op het allerlaatste moment aan^de dood ont snapt door afvallig te worden; één van die twee is een jongen van acht tien jaar. Geen ontluistering 'De gehangenen in de turfschuur', geschreven door rector Th. van Vugt, geestelijk verzorger van een bejaar dentehuis. is een interessant boekje geworden. Het is (voorlopig) het laat ste uit een hele reeks. Vooral nadat deze negentien martelaren door paus Pius IX ln 1867 heilig verklaard wa ren, zijn er nl. heel wat geschriften over hen geschreven. Een vergelijking ia wel interessant. Het blijkt al gauw, dat het feitenmateriaal in al deze boekjes hetzelfde is. Geen wonder, want er is maar een beperkt bronnen materiaal. Maar daardoor komen de verschillen, die er toch zijn, des te duidelijker naar voren. Laat ik een enkel voorbeeld noemen. In Den Briel vond ook een soort van 'theologisch verhoor' plaats van de zeven belangrijkste gevangenen. In 1908 schrijft J. A. F. Kronenburg, zeker niet de slechtste van de oudere schrijvers over de martelaren, daaro ver: 'Geheel dit tafereel herinnert ons aan het schijnverhoor van Christus voor den Hoogen Raad der Joden. Evenals de goddelijke Verlosser daar de waarheid zijner leer in het helder ste licht deed stralen, maar slechts schimp en mishandeling inoogstte, en toen om de waarheid ter dood is gebracht, evenzoo hebben zijne bloed getuigen voor deze vergadering der beulen eerst de leer van Christus, de leer der Katholieke kerk duidelijk bewezen, maar zijn daarna vermoord door hunne rechters, die, omdat zij boos waren en slecht deden, de duis ternis beminden en het licht haatten.' Bij Van Vugt is dat geworden: 'De standpunten zijn nu wel duidelijk. Een disputatie zegt Lumey weinig: houding zeg hem méér. Het slot van de zitting geeft geen rechter die zijn dreiging intrekt' Een tweede voorbeeld, nu over één der martelaren. Van Vugt vertelt over hem, dat hij een scrupulant uit bene pen familie was, die afgeknapt was toen hij als pastoor in Frankrijk van spionage verdacht werd. Bij Kronen burg is dat: 'Ootmoed en zuiverheid waren zijne lievelingsdeugden, maar toen hij uit nederigheid slechts met groote moeite er in bewilligd had het H. Priesterschap te ontvangen, dacht hij zoo lang en met zooveel angst over die verheven waardigheid en zijn eigen nietigheid na. dat zijne geest vermogens er eenigszins door ge krenkt werden.' Het is wel duidelijk: in dit nieuwe boekje zijn de mensen en de gebeur tenissen veel menselijker geworden. Dat betekent nog geen ontluistering. Integendeel nu de mensen weer mensen zijn geworden, komt hun ge loofsmoed, die ze midden in zwakheid getoond hebben, voor mijn gevoel veel beter uit Wat zestig jaar geleden •Is stichtend werd ervaren, ervaren wij nu als goedkope stichtelijkheden. U merkt wel: ik vind het een plezie rig geschrift. Ik heb ook wel critiek: het taalgebruik is soms niet al te best en de schrijver vertelt teveel voor mensen die de feiten al kennen; daar door is zijn verhaal niet altijd even duidelijk. Maar dat neemt niet weg, dat ik het een goed geheel vind. - En de protestanten? Maar ik wil het niet alleen over de studie van de heer Van Vugt hebben. Het is interessant, ook eens in te Kian op de herdenking van dit jaar. et comité dat deze herdenking orga niseert, doet zijn best om aan deze herdenking een oecumenisch karakter te geven. Ik heb niet de indruk, dat de protestantse kerken staan te trap pelen van ongeduld om daaraan hun medewerking te verlenen. Je kunt je ook afvragen, of een plechtige en landelijke herdenking met eerder te genstellingen zal verscherpen dan de oecumene dienen. Dergelijke vragen moeten we ook niet onder tafel wer ken, maar open en eerlijk bespreken. Een eerste punt, dat dan aan de orde Eteld moet worden, is de herden- g van Juist de katholieke martela ren. Er zijn in de Jaren vóór 1572 van protestantse kant in leder geval enige duizenden mensen om hun geloof te rechtgesteld. Past daar niet eerder een herdenking? Nu, dat zal wel waar zijn. Een andere vraag is, tot wie men dit verwijt moet richten. De protes- cina, Martyrum Gorrnmieniium. De martelaren van Gorkum. Gravure uit eind zeventiende, begin achttiende eeuw. tanten zijn op dit punt kennelijk nogal nailatig. Dat Is vroeger wel anders geweest. Het oudste protestant se Nederlandse martelaarsboek dateert al van 1559, dus midden in de tijd van de vervolgingen. Tot in de acht tiende eeuw zijn daarvan 24 drukken bekend. Ruim honderd jaar geleden is dat boek nog eens een keer herdrukt en daarna valt er een stilte. Ik hoop, dat bij de herdenking straks in Den Briel ook de martelaren van protestantse kant genoemd zullen worden en ik verwacht dat ook wel. Het tweede Vaticaanse concilie is daarin trouwens al voorgegaan. In één van de officiële uitspraken van dit concilie wordt volmondig erkend, dat ook in christenen van andere kerken de Heilige Geest werkt, die 'sommi gen onder hen tot het vergieten van hun bloed toe heeft gesterkt.' Als dit element bij de herdenking in juli zijn plaats krijgt, is dat een positieve bijdrage tot de oecumene. Heiligverklaring Maar hier ligt natuurlijk niet het belangrijkste knelpunt. De martelaren van Gorkum zijn in de zeventiende eeuw zaliggesproken en in 1867 heilig- verklaard. Hier begint iedere prote stant te steigeren. Kan een kerk zoiets doen" Ieder christen belijdt in het Apostolicum dat de kerk is 'de ge meenschap der heiligen'. Gaat het dan nog aan, om een bepaalde groep van christenen nog eens in bijzondere ma te tot heiligen te verklaren? Daar komt nog bij, dat de procedure die leidt tot een officiële heiligverkla ring niet altijd een even verheffende indruk maakt Er zit een element van willekeur in. Waarom b.v. wél de martelaren van Gorkum en niet die van Alkmaar en Roermond, die in hetzelfde jaar om hun geloof ver moord zijn, maar nooit heiligver- klaard? De heiligverklaring van 1867 valt ook niet los te denken van de situatie van ruim honderd jaar geleden. Paus Pius IX was toen in een hevig conflict gewikkeld met de Italiaanse staat over het bezit van de z.g. 'Kerkelijke Staat'. Die Kerkelijke Staat was het nog altijd grote gebied, waarover de paus ook wereldlijk heerser was. Pas in 1871 werd dat door de Italiaanse troepen ingenomen. In die strijd heb ben de Nederlandse zouaven. een con tingent katholieke Nederlandse vrij willigers, een niet onbelangrijke rol gespeeld. Heel de heiligverklaring van de martelaren van Gorcum heeft wel het één en ander te maken met de bereidwilligheid van de Nederlandse katholieken om paus en kerk te ver dedigen. Bij de officiële heiligverkla ring wees de paus er dan ook op. dat de goddelijke voorzienigheid ervoor had gezorgd, dat deze plaats vond 'in onze tijd, waarin een afschuwelijke en verborgen oorlog aan Christus, aan zijn Rijk en aan zijn plaatsvervanger op aarde wordt aangezegd onder de schijn van politieke vrijheid.' Nu wil ik daar ook weer niet al te zwaar aan tillen. De verhoudingen waren honderd jaar geleden nu een maal anders dan op het ogenblik. De kerkpolitiek, die hier om de hoek komt kijken, vindt haar exacte tegen beeld in het sterke antipapisme, dat aan protestantse zijde leefde. In zo'n situatie is de 'schuldvraag 'gelukkig nooit te beantwoorden. Bovendien in een heiligverklaring zit ook een stukje kerkelijke folklore, dat best bewaard mag blijven en waar je niet al te moeilijk over moet doen. Trou wens: is het uitsluitend folklore? Vo rig jaar las ik, dat een Pools priester zaliggesproken is, omdat hij in de laatste wereldoorlog in een concentra tiekamp in de meest letterlijke zin van het woord zijn leven voor een ander had gegeven. Er hoeft voor mij geen paus aan te pas te komen, om dat uit te spreken. Maar laat ik maar eerlijk zeggen, dat het mij toch wel iets doet. Wat houdt het in? Maar hiermee is natuurlijk nog niets gezegd over de belangrijkste vraag. Wat houdt een heiligverklaring eigen lijk in? Zij betekent, dat iemand op grond van de bijzondere gaven, die de Heilige Geest in hem gewerkt heeft, in en door de kerk mag worden vereerd. In de verering van de mens wordt God vereerd. Bovendien mag de heilige in bepaalde gebeden als voor spraak bij God worden aangeroepen. Bij elkaar ligt dat alles wel heel ver af van de protestantse geloofsbele ving. Het is daarom goed, eens terug te gaan naar de hervormingstijd en te bezien, hoe men toen van protestantse kant over dergelijke dingen dacht. Er was toen heel veel critiek op dit punt, een critiek die er trouwens reeds lang vóór de reformatie was. De heiligenverering in de late middeleeu wen was tot zulke dwaze uitwassen gekomen, dat afwijzing daarvan ook overal te horen was. Het valt daarom op, dat één der oudste protestantse geloofsbelijdenissen, die van Augs burg (1530), er niet alléén negatief tegenover staat. Het heet daar: 'Over de heiligenverering leren zij, dat de gedachtenis der heiligen kan plaats vinden, opdat wij hun geloof en goe de werken navolgen.Maar de Schrift leert niet, de heiligen aan te roepen of aan de heiligen hulp te vragen, omdat zij ons Christus alleen als "middelaar, zoenmiddel, hogepries ter en voorspreker voor ogen stelt.' Het is duidelijk, wat hier in de heiligenverering wordt goedgekeurd: zij kunnen voorbeelden ter navolging zijn. Er wordt nog aan toegevoegd: zoals de keizer in zijn oorlog tegen de Turken een voorbeeld kan nemen aan David. Maar de afwijzing is niet min der duidelijk. Zodra het 'Christus al leen' in de verdrukking komt, is het mis! Elf jaar later, in 1541, stelt een aantal katholieken en protestanten gezamen lijk een belijdenis op, die een samen leven in één kerk mogelijk moet ma ken. Zij formuleren dat men 'de heili gen moet loven en him gedachtenis plechtig moet vereren om ons tot hun navolging op te wekken en opdat wij gemeenschap hebben met hun ver diensten.' Wanneer dit ontwerp in bredere kring wordt besproken, heb ben de protestanten hiertegen geen bezwaren. Maar in hetzelfde stuk staat ook. dat men God kan bidden, dat hij ons door de verdiensten en de gebe den der heiligen helpe. Zelfs staat er, dat het niet te veroordelen is, als iemand de heiligen met name aan roept. Tegen deze laatste twee punten dienen de protestanten duidelijk hun bezwaren in: dat ka absoluut niet! Ik noem nog een laatste voorbeeld uit de reformatietijd, de Nederlandse Ge loofsbelijdenis van 1561. Daarin wordt niet afzonderlijk over de heiligen ge sproken. maar wel staat er een duide lijke waarschuwing in artikel 26, dat gaat over Christus als onze middelaar: 'Het is dus enkel wantrouwen, dat geleid heeft tot de gewoonte om de door A. J. Klei De hervorniiif gemeente van Dalfarn heeft tegen het eind van de vorige eeuw een paar jaar een predikant gehad, dus later ala Haags dominee (van 1883 tot zijn plotselinge dood op nieuwjaarsdag 1029, in een stad-lram) zou schitteren: dr. F. van Gheel Gildemeester, de man wiens grapjes in ker kelijk Nederland zrrtig doorverteld werden ("Weet je wat Gildemeester onlangs deed op een verga dering.' Zal ik ie vertellen, üe spreker hegnn langzaam en plechtig: onze gereformeerde vaderen, waarde hoorners en Gildemeester vulde in: hadden gereformeerde kindertjes.*) en wiens pre ken op vaderlandse gedenkdagen snel gedrukt en hij duizenden werden verspreid. Maar wat nu Dalfsen betreft, waar meester kon tevreden zijn over zijn Van Gheel Gildemeester verweg wo- actie. Een paar weken hierna moest pende gemeenteleden te paard of til- hij in Zwolle preken. Gildemeester bury bezocht: daar trof de jonge do minee een p->.stbodo aan die elke dag en ook zondags van Zwolle naar DaJf. sen lopen moest om brieven te bestel len. Aan die zondagsarbeid moet een eind komen, vond Gildemeester. Hij ging zijn kennissenkring en de ge meente langs en verzamelde een lange rij handtekeningen onder een verkla ring dat ondergetekenden het niet nodig vonden en ook niet wilden dat hun brieven zondags bezorgd werden. Vervolgens schreef Gildemeester naar hoge pleten in het postwezen, naar het ministerie zelfs, en het gevolg was dat de postbode werd vrijgesteld van zondagsdienst Een mooi resultaat. Van Gheel Gilde- nam zijn gerij en in Zwolle aangeko men stalde hij in de Buitensociëteit. Daar zag hij tot zijn verbazing de postbode, keurig in rok gestoken, op zich afkomen. De man kwam hem har telijk bedanken voor zijn bemoeienis sen: want ziet u dominee, nu kan ik me de héle zondag als kellner verhu ren. Dit fraaie verhaal kwam in mijn her innering toen Ik onlangs voor de zoveelste maal een debatje meemaakte over, zeg maar, horizontaal en verti kaal en daarbij, ook voor de zoveelste keer, de volgende redenering vernam: Je kunt nu wel zeggen dat die jonge lui van tegenwoordig zo kritisch zijn en overal doorheen prikken, maar waar krijg je ze nou nog voor als 't er op aankomt? Ja, de straat op met een spandoek, dat willen ze wel. of schreeuwen op het Binnenhof, maar écht er op uitgaan, je ergens voor inzetten? Ho maar! Man dan moest je vroeger hebben. Mijn vader hè? die zal dan wel een horizontalist geweest zijn, maar die sjouwde wat af: de kerkeraad, de kiesvereniging, de vak bond, het schoolbestuur.enfin, de hele bups. Zo ging dat betoog en ik vlak deze redering niet uit. Ik weet te goed dat de mannenbroeders heel wat méér de den dan rondom het harmonium zin gen van Boven de starren of Zouden wij ook eenmaal komen. Goed, ze zouden d'eerkroon dragen, maar niet- dan nadat zij hier beneden een be hoorlijke steen hadden bijgedragen. Want die christelijke school moest er komen en blijven, de werkman kon je niet in de kou laten staan, aarzelende kiezers dienden opgepord te worden en als je geroepen werd tot het kerkelijk ambt. mocht je geen dank-je zeggen. In 't verlengde van die mannenbroe ders zie ik de dominees van toen: heus niet allemaal starre lieden, voor wie de wereld uit plichten en verbo den bestond. Neem iemand (en nu komt hij weer) als Gildemeester; sjiek, gelovig, vroom, geestig èn sociaal bewogen. Hij ging daar in Dalfsen voor die postbode aan de gang, onge vraagd, en de ervaring die hij daar mee opdeed, heeft hem niet weerhou den zich later in te zetten voor de arbeiders, wier noden hij zag en wier grieven hij begreep. Daarom stichtte hij een christelijke volksbond en zon der dat je nu kunt beweren dat hij strukturen aanpakte of zo, zag Gilde meester drommels goed dat je er met pannen soep ronddelen niet bent. Van daar ook zijn plan de mensen te ontwikkelen en hij heeft verschei dene cursussen geleid en gegeven. Wie over Van Gheel Gildemeester bezig is. komt met verhalen. Hier is er weer een. Op een avond besluiten een paar jongens achter in de zaal. waar Gildemeester zou spreken, hem te pesten: zodra hij wat zeggen wou, begonnen zij met hun voeten te trap pelen. Gildemeester roept over het lawaai heen: 'Jullie doen me aan r.ijn vrouw denken.' Nieuwsgierige stilte. Gildemeester gaat verder: 'Ja, want als de dienstbode iets vergeten heeft, zegt ze: wie z'n hersens niet gebruikt, moet zijn benen gebruiken.' Er werd niet meer getrappeld. Maar goed, dat was toen. Dat was in een tijd dat meisjes het een eer vonden bij de dominee te 'dienen', ja dat ook, maar ik bedoel: een tijd dat je wat kon opbouwen en het resultaat kon aanwijzen. De gemeente breidde zich uit, de confessionele partij won, de arbeiders richtten zich op en de christelijke school bloeide. Maar van daag (en we gaan hetzelfde rijtje weer langs) zitten we met de kerk in de knoop, is christelijke partijvor ming niet vanzelfsprekend, hoeft geen mens in onze omgeving gebrek te lijden en ben je heus niet dapper als je je kind naar een christelijke school stuurt. Maar dan komt de vraag: wóérvoor moeten die mensen, die we achter een spandoek zien en niet met het VU- busje, dan in de benen komen? Voor een soort school, die sinds jaar en dag een gewoon gegeven is? Voor een heiligen te onteren in plaats van hen te eren.' Wij zien hier, hoe in de loop van de jaren de tegenstellingen tussen katho lieken en protestanten zich verscherpt hebben. Er wordt nu niets positiefs meer gezegd over de heiligenverering. Door de heiligen te willen eren, on- teert men ze, want het wil zeggen dat men Christus als de enige middelaar van God en mensen wantrouwt. Uit dit alles blijkt wel, dat voor de pro testanten van de zestiende eeuw alles vast zit op één ding: Christus is de «nige die ons bij God brengt! Gesprek is nuttig Ik heb de indruk dat wij van deze 'vaderen' van de zestiende eeuw nog wel iets kunnen leren. De kernvraag zal ook nu moeten zijn: zet u de heiligen niet apart? Worden zij geen concurrenten van Christus?. De nieu we katholieke catechismus spreekt erg sober over de heiligen. Toch wordt er over hen gezegd: 'Sommige grote hei ligen en goede mensen zijn krachtiger aanwezig dan anderen. Duidt dit op een al-verder-verrezen-zijn?' Ik moet zeggen, dat ik me bij de laatste zin helemaal niets kan denken. Er zit iets indrukwekkends in het telkens terugkerende protest van de reformatietijd: Christus alleen. Daar bij moeten wij dan natuurlijk goed bedenken, dat de katholiek dadelijk antwoordt: maar wat denk je nu ei genlijk van ons? Geloof je werkelijk, dat voor ons Christus niet de enige is, die ons weer bij God brengt? Hij legt dan uit, dat het bij de heiligen nooit gaat om die mensen op zichzelf, maar dat het in de heiligen juist gaat om Christus. Welnu, juist daarom is .een gesprek over deze dingen bijzonder nuttig. Ik vind het belangrijk, dat wij via de herdenking van de martelaren van Gorkum én als protestanten én als katholieken weer eens met onze neus op zulke belangrijke vragen worden gedrukt. Het gaat waarachtig niet om iets bijkomstigs. Het is dan ook jam mer, dat de protestanten zich zo gere serveerd opstellen. Zij zouden een prachtige gelegenheid hebben, om diepgaande en vaak critische vragen te stellen. De oecumene wordt er alleen maar door gediend, als wij elkaar zulke vragen stellen. Enkele vragen Daar komt nog iets anders bij. De katholiek heeft op dit punt ook wel enkele vragen aan de protestant voor te leggen. Hoe komt het eigenlijk, dat de protestanten al gauw niets meer weten te zeggen over de heiligen? In het begin nog wel. 'Opdat wij hun geloof en goede werken navolgen': dat is nogal wat. Maar in de geloofsbele ving is het al snel verdwenen. Zeker in onze tijd zou het geen kwaad kunnen, als wij ons zouden spiegelen aan mensen, protestanten en katholie ken, die hun leven gegeven hebben voor hun geloof. Hoe komt het eigen lijk, dat in de protestantse geloofsbe leving wel de gedachte van de voorbe de van de gelovigen voor elkaar een grote plaats inneemt, maar dat daar bijna niet de gedachte leeft, dat de gelovige die al bij de Heer is, nog altijd voor ons bidt tot God? Is dat niet een verschraling van de oerbij- belse idee van de gemeenschap der heiligen? Maar eigenlijk druk ik me helemaal verkeerd uit. Het gart er niet om, dat wij als protestanten vragen voorleg gen aan katholieken of als katholie ken vragen stellen aan protestanten. Wij moeten als christenen elkaar én onszelf afvragen: Wie is Christus voor ons? Wat beteken! de gemeenschap der heiligen voor ons? Is er in Chris tus niet een gemeenschap, die zelfs door de dood niet wordt opgeheven? Ik ben misschien een heel eind afge dwaald van het boekje van de heer Van Vugt De heb van zijn historisch verhaal genoten. Maar ik "vind het nog belangrijker, dat ik mede door zijn geschrift weer eens heb nage dacht over alle vragen, die daardoor opgeroepen worden! VERWARD EN GEVLUCHT Wij worden in de verhalen van sis ingeleid in de geheimen vt Here God en van ons mensenl Niet om het nu allemaal haarq weten te komen, maar om het te trekken, zoals die beide mend de hof van Eden de vijgebla aantrokken. Het eerste wat we (3,7) is dat de ogen vam de mensen geopend worden. Ze b ken iets, nl. dat ze naakt zijn. V pig niet veel, na wat hen voorg geld is. Erg verstandig worden a van het eten van de boom. De m king van hun naaktheid leidt dat ze om zich heen zien o bedekking voor te vinden. Et gebeurt dan ook, vijgebladerea bijzonder groot, daar is een kleed van te maken. Wij wordei niet ingelicht omtrent hun gevo Ze ontdekken iets en doen dan Er zit in dat bedekken iets vs verwarring die zij ten opzichtt elkaar ervaren. Er is iets verdw Het argeloze is weg. De overt! van het gebod heeft als eerste u king dat er iets stuk is. Tussen mensen is het niet als eerst verhouding is anders geworden, der open, er zit nu iets tussen, dan komt de grote eigenaar va hof. Hij wandelt in de avondk de HERE God zelf. Ze hadde waarschijnlijk op kunnen rek maar nu overvalt het hen. Er een schuilplaats gevonden wo Tussen het geboomte, in de str duiken die twee weg. God kon aan, voorheen een heilstijding, een onheilsbericht. Ook met God iets. Ook tussen God en hen moet iets komen, ook blad, nu struiken. De mens verbergt zii1 wat voorhanden is, in de ni Waar God hem uitgehaald heef zijn partner te zijn, dat is preci schuilplaats waar de mens denkt te zijn voor Gods bemoe Ook nu geen gevoelens. Daden wel gevoelens weer, maar ze hier niet bij. Het gaat om feitei iets onthullen van hoe het alle geworden is. Een beschamende tic. Mensen zonder God, vervr van elkaar en van God. Dingei over na te denken, nu we meeie ten, nl. dat God kwam en riep: 1 zijt gij? (Genesis 3.7,8). arbeidersbeweging, waarvan het be weeg zich sereen afspeelt aan afgezon derde conferentietafels? Voor een par tij waarvan ze thuis horen dat-ie niet meer deugt? Voor een kerk .-ja. wét voor een kerk? We kunnen niet terug naar de tijd van tilbury's en debatavonden, naar de tijd waarin je met vergaderen en collecteren iets tastbaars kon berei ken: een kerkeraad die óm ging, een zetel er bij in de raad, een fleurig schoolgebouw.wij zitten in een we reld waarin het om je heen althans voor 't oog allemaal dik in orde is en wat moet je aan met wat er verderop allemaal niet deugt.? Een andere soort koffie drinken, jaja, en die Iaat zich best smaken terwijl we op de t.v. zien hoe mensen elkaar afmaken. Je kunt tjonge-tjonge zeg gen, maar er zijn er ook die de straat op gaan. Goed dat zal ook gebeuren uit verveling, uit belustheid op een rel en weet ik wat voor nare dingen meer, maar er kan ook zoiets inzitten als wat vroeger omschreven werd als opkomen voor de ere Gods op alle terreinen des levens. Want bommen gooien en aarde verschroeien zijn de Godonterende dingen waar wij anno 1972 elke dag tegenaan kijken en dus mee te maken hebben. NED. HERV. KERK Bedankt: voor IJsselstein: A. J. F mer te Woudenberg; voor Driebe W. Bloemendaal te Apeldoorn; Zevenhuizen: W. Kruidenier te huizum. GEREF. KERKEN Kand. P. J. M. Hoogstraten, Kerli 41 te Santpoort, kan 'szondagij kerken dienen. Beroepen: te Maasdijk: E. C. 1 Vroomshoop. GEREF. GEMEENTEN Beroepen: te Borsele, Goudswi Krimpen aan den IJssel, Nieuwi Rilland Bath, Rotterdam-W., St. j' land en te Scherpenisse: kandj Hofman te Klaaswaal: te Hoog< Terneuzen en te Waardenburg: 1 A. Bac te Moerkapelle. BAPT. GEMEENTEN Beroepen: te Muntendam: W. Hej te Lemmer; te Enschede: J. van J te Sneek. NED. HERV. KERK Afscheid: van Drk bergen: W. man, ber. te Ameide en Tienho van IJsselstein: J. Vos, ber. te Put van Hoornaar: G. Bos, ber. te Te de aan Zee; van Groningen: G. Moorsel, ber. te Nieuwendijk; va Heerenhok-Nieuwdorp: P. Wan ber. te Zeist; van Nieuwe Tonge: J Verkade, ber. te Montfoort, waar zaterdag 24 juni intrede zal doen; Wassenaar als vic: Th. H. G. H ber. te Westzaan, om daar teveni geref. kerk als predikant te diena Intrede: te Lunteren: F. Brouwer Honselersdijk; te Eindhoven: J. nenburg uit Steenderen en Br horst; te Eibergen: L. A. Hoedema voorheen docent theol. hogeschoc Djakarta; te Beetsierzwaag, Nijb en Olderterp: T. Huitema, kand Nijbeets, waar hij sinds 1 sept. werkzaam is. GEREF. KERKEN Afscheid: van Hollum: H. R. Nieu huis, ber. te Papendrecht; van Alj a d. Rijn: G. O. N. Veenhuizen, bel Zutphen; van Drachten: D. Klop burg, ber. te Oost- en West-Soub Intrede: te Driebergen-Rijsenburj van der Linden uit Andel (NB Halle en te Doetinchem: kand. H Boer uit Veenendaal; te De kand. W. K. Scholten uit Bunnik. GEREF. KERKEN (VRIJG.) Afscheid: van Hilversum: C. Bijl, te Groningen-N. BAPT. GEMEENTEN Intrede: te Doetinchem: H. van Werf uit Den Haag. (ADVERTENTIE) Verschenen: Bloemlezing uit de bijbel. In eigentijdse vertaling. Veel informatie. Rijk geïllustreerd met tekeningen en kleurenfoto's. Prijs 19,50. VERKRIJGBAAR IN DE BOEKHANDEL Nederl. Bijbel Genootschap Haarlem

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1972 | | pagina 2