EPORTAGE
VER EEN
1ARDSE HEL
UmhlülSROTUIiM
Burt Lancaster: een
zachtmoedige held
k
ans
1de
t van
ermann
WARTET ZATERDAG 17 JUNI 1972
Kunst TOB K19
!jr J. van Doorne
23 delijk in het begin van de winter 1939-1940 stierf in een straf-
j Wladiwostok de Russische dichter Osip Emiljewitsj Mandel-
ij was jood en christen. Hij was in 1891 in Warschau geboren
ti 1 algemeen beschouwd als een van de grootste dichters, zo
ui grootste, van zijn generatie.
werd hij gearresteerd omdat
ie (edicht geschreven had waar-
>pi fel werd aangevallen. Hij
datzelfde jaar gedeporteerd
stadje in het zuiden van
keerde na drie jaar naar
(waar hij gewoond had) te-
'i d na enkele maanden op-
jarresteerd en sitierf in een
iemand weet onder welke om-
.„den, niemand kent de datum
ijden en zelfs staat de plaats
31 maal vast.
ri n van de vele miljoenen die
tussische regering zijn omge-
r's uwe, Nadjezjda Mandelstam
en het is haar gelukt haar
over de jaren '34-'39 naar
m te doen overbrengen. Die
zijn thans in het Neder-
^"jrschenen.
Mandelstam heeft van haar
tp^rinneringen aan gebeurtenis-
lersonen een ontroerend en
boek samengesteld. Het
ei n diepe indruk op me ge-
11 Iet boek is veel meer dan
;en relaas van feiten; het
ei i rampzalige situatie van de
'r de intelligentsia in het Stali-
Rusland. Vooral het leven
n^urs. In Rusland is de kunst
de literatuur een staatszaak:
moet het regime dienen,
in hij niet staat maken op de
i die schrijvers ten deel val-
jj ïelstam, die aanvankelijk ze-
afwijzend stond tegenover
tlistisch regime, herkende in
si kkeling van de binnenlandse
al spoedig verschrikkelijke,
trekken. Hij wilde als chris-
:eker niet onttrekken aan het
;ijn land en volk, maar hij
niet doen als ogendienaar
leider en een leiding die zich
it bedronken. Hij leerde in-
als een socialistische staat
zijn doctrines niet baseert
-istelijk-humanistische idee
_le tot de enkele mens, hij tot
J ^deformeert.
yamentele kritiek die in dit
rI|de communistische staat ge-
irdt, maakt het boek tot een
van grote waarde,
unmunistische filosofie komt
acte grootheid voor: het
schrijfster wijst er, mede
man te citeren op, dat er
is. In abstracte zin dan. Het
It gevormd door de individu-
[gaat om de enkele mens. De
meest gruwelijke zaken werden ge
woon door ze te verdedigen als zijnde
ten gunste van het volk.
De werkelijkheid was nog erger. De
revolutie had gebruik gemaakt van
terreur en geweld om het verdorven
tsaristische regime te vernietigen. De
consolidering van de revolutie ging
eveneens gewelddadig. Het geweld
werd tot methode. De nieuwe macht
hebbers vam Stalin af tot de gering
ste ambtenaar, niet geremd door een
christelijk-humanistische ethiek, offer
den miljoenen op om het staatsbestel
onaantastbaar te maken en bedronken
zich aan de macht. Hun methodiek
was perfide: aanbrengen, verraden en
verklikken werden tot deugdzame
handelingen verheven. Voor het min
ste geringste werden mensen gedepor
teerd en in kampen opgesloten, waar
zij stierven als ratten. Gezinnen wer
den uit elkaar gerukt. Wie een fami
lielid had dat in de molen van de
ongerechtigheid was geraakt, had wei
nig hoop meer op een (altijd betrek
kelijk) vrij leven. Om futuliteiten
kreeg men straf en die straf stond in
geen enkele verhouding tot wat ge
beurd of gedaan was* Men kon doodge
woon als staatsgeevaarlijk beschouwd
worden: om afkomst, om ontwikke
ling.
Het ging allemaal om de staat, het
volk, het socialisme. De door macht
bedwelmde priesters van die afgoden
vochten ieder voor hun plaats, hun
positie. Zij verteerden elkaar menig
maal, maar nieuwe priesters namen
hun plaats in.
De bureaucratie groeide in Rusland
uit tot een grotesk monster. Wat
Kafka in zijn 'Het proces' beschrijft,
groeide onder Stalin tot realiteit.
Werkelijk onvoorstelbare gebeurtenis
sen worden in de 'Memoires' beschre
ven.
De Mandelstams gingen om met, of
kenden persoonlijk de grote Russische
auteurs van hun tijd. Ook vele kleine.
Maar zij hebben Mandelstam niet
kunnen redden van een tweede op
niets gebaseerde, arrestatie die tot
zijn dood leiden zou.
Duidelijk wordt in dit boek de moei
lijke positie waarin auteurs verkeer
den. Wilden zij doorgaan met publice
ren en daardoor hun bevoorrechte
positie behouden, dan moesten zij het
regime naar de ogen zien of verraad
plegen aan eigen overtuiging en ta
lent. Velen trachtten een tussenweg
te vinden, die tot bloedeloze litera
tuur leidde.
Nadjezjda Mandelstam
Mandelstam kon dat niet.
Het boek is eveneens van waarde om
de aantekeningen die grote figuren
betreffen, zoals bijvoorbeeld Paster
nak. Voorzichtig gezegd dragen zij
niet bij tot hun verering. Maar me
vrouw Mandelstam zegt ervan, dat
men het hun niet kwalijk mag nemen
dat zij soms transigeerden; ten tijde
van de Stalinistische terreur stond
protesteren gelijk met ondergang.
De schrijfster wijst erop, dat de Stali
nistische terreur niet zomaar uit de
lucht is komen vallen: de besten van
het Russische volk hebben de drei
ging ervan te laat opgemerkt. Tot de
fouten van denkers en schrijvers re
kent zij dat zij zich verzoenen wilden
met het Sowjet-regime. En dat niet
uit lafheid, maar uit solidariteit met
het bevrijde 'volk'. Die houding be
reidde ongewild de terreur een grote
kans.
Het regime besliste dat het volk ideo
logisch moest worden opgevoed. Dat
werd fataal. Er groeide een generatie
op, die geweld en wreedheid de nor
maalste zaken ter wereld vond. Zij
dienden immers het volk en zijn ideo
logie?
In onze tijd schijnt de terreur belang
rijk te zijn afgezwakt. Maar de doe
trine is gebleven, de ideologie. Daar
om geloof ik, dat deze memoires niet
alleen maar van historische waarde
zijn, maar ook als waarschuwing en
ontmaskering kunnen dienen. Vooral
de kritiek op de Sowjet-geloofsleer,
een kritiek die van het humanistische
denken uitgaat, maakt dit boek van zo
grote waarde. Het is van belang, er
hier op te wijzen, dat de Mandelstams
humanisme in hun boek zien als de
uit het christendom voortgekomen le
vensleer. Vandaar dat zij niet anti-
marxistisch denken, maar wèl anti
communistisch.
De 'Memoires' zijn mevrouw Mandel
stams eerste boek. Het werk is in vele
korte hoofdstukken verdeeld, die soms
een deel van de verhaalgang en soms
een brok cultuurgeschiedenis geven.
De stijl is levendig; de terughoudende
manier van schrijven bewijst dat de
schrijfster een grote geestelijke adel
dom bezit.
De vertaler heeft de schrijfster in
Rusland opgezocht; van zijn gesprek
ken met haar geeft hij aan het einde
van het boek verslag.
Een 'Aanhangsel' is toegevoegd; twee
van Mandelstams gedichten die vaak
in de memoires worden aangehaald,
zijn daarin opgenomen; het eerste ge
dicht was de aanleiding tot Mandel
stams ondergang.
Het boek is van verhelderende noten
voorzien en van een uitgebreid naam
register van de erin voorkomende per
sonen, aangevuld met bio- en biblio
grafische bijzonderheden.
Ik heb bewondering voor de verta
ling. Te vreemder vind ik het, dat de
vertaler tientallen malen 'hun'
schrijft, waar 'hen' op zijn plaats is.
Nadjezjda Mandelstam: 'Memoires'.
Uit het Russisch door Kees Verheul
Bij G. A. van Oorschot te Amsterdam.
Aantal pagina's 479. Gebonden. Met
vijf pagina-grote portretten. Prijs
35.
J. Klei
ihreef de sportjournalist
j eereboom een boekje over
nstra (ik vraag me af of
in gerieve van jongere le-
moet zetten: destijds een
d voetballer). 'Een kleine
'e weliswaar, in afwach-
Q het driedelige werk, dat
.udwig de wereld zal in-
j maar goed, het begin is
aar gaat het om', zo spotte
sd Bomans, voor wie de
jning van deze vrucht van
»om's vlijt de aanleiding
tot een fraaie satire. Bo-
^as ook erg dankbaar dat
Peereboom ons ervoor
ïuwde, in Lenstra de Über-
i te zien of hem te hinde-
-t onze buitensporige ado-
tijk', schreef Bomans, 'dat
e verdienste van dit boek-
het maat houdt. Peere-
[ervalt niet in de fout, die
ing van Eckermann's ge
en met Goethe somtijds be-
dat hij in hem een über-
ziet
'mans vijftig jaar werd, heeft
zelf geïnterviewd:
uw leven geslaagd?'
mate'.
dus tevreden op de afgelopen
euw terug?'
uiterste voldoening
irmiggelt vijftig werd, had
dit vraaggesprek:
Carmiggelt is vijftig gewor-
Jar blijft de tijd. Ik stapte bij
inen met de blijde tred van
die eindelijk eens een vak-
dervragen gaat. En werkelijk,
oad zich terdege voorbereid,
'd voor het raam een Chinese
e bekijken en ik moest hem
er porren, eer hij uit zijn
bakker werd. 'Een Kwin Yu
fci hij afwezig, 'vermoedelijk
tweede dynastie.'
Omslagfoto van 'Herinneringen aan Godfried Bomans'
'Je bent zeker dol op Chinese kunst?'
'Och, ik geef er eigenlijk geen bal
om. Maar het is belangrijk, in wat
voor toestand een interviewer zijn
slachtoffer aantreft en zo'n prent doet
het altijd
Bomans schreef ook een bijdrage voor
het liber amicorum 'Simon Carmig
gelt vijftig jaar'. Daaruit de volgende
flarden:
'Het verschil tussen Carmiggelt en
mij is, dat hij niets te zeggen heeft
en het heel aardig zegt, terwijl ik
eigenlijk nog minder te vertellen heb,
maar het zó doe, dat de mensen het
wel drie maal moeten overlezen, voor
ze merken dat er niets staat. Het is
een gave. Daarom hoef je je nog niet
op de borst te slaan Daarom ga
ik ook heel gewoon met hem om. Ik
bel aan, ik eet een hapje mee
Het gebeurt wel, dat Carmiggelt een
van zijn eigen stukjes aan mij voor
leest. Vaak durft hij niet, maar dan
roep ik uit mezelf: 'Komaan Simon,
de pudding is op, nu een cursiefje',
want zo noemt hij die dingen. Dan
moet je zien, hoe hij begint te glun
deren! Ook zijn vrouw en kinderen
beginnen te stralen, maar er komt
toch ook iets angstigs in hun blik, dat
begrijp je. 'tis of ze denken: hoe
haalt vader het in zijn hersens om die
rommel uitgerekend aan meneer Bo
mans voor te lezen? Maar dacht je,
dat ik iets liet merken? Ik pas wel
op. Geen van die luitjes ziet, dat ik
me eigenlijk rot zit te vervelen. Ik
lach royaal mee bij die passages,
waarvan ik vermoed dat ze geestig
bedoeld zijn en soms sla ik mp op dp
knieën van pret, och, 't kost zo weinig
en je doet er die mensen zo'n gewel
dig plezier mee
Dat was Bomans, de man die als geen
ander de kunst verstond van het
dóórprikken van gelegenheidspraat en
uitgerekend de nagedachtenis van
hém eren we met een boek*), dat
wel niet bol staat van gelegenheids
praat maar dat toch op een belang
rijk deel van z'n ruim driehonderd
pagina's verhalen herbergt waaraan
elke zin voor betrekkelijkheid ont
breekt. Wie de inleiding van nog
geen drie pagina's achter de rug
heeft, weet dan al dat Bomans een
nationale figuur, een begenadigd
schrijver, een briljante dit en dat
was, wiens foto's we eerbiedig als
ikonen hebben te bekijken (want
waarom zou samensteller en inleider
Van der Plas anders de mensen die
thuis nog een foto van Bomans had
den liggen en die voor dit boek
afstonden, bedanken voor hun bijdra
ge aan de 'iconografie'?).
Begrijp me goed, ik schaar me onver
kort onder de schare bewonderaars
van Godfried Bomans, de rij boeken
die ik van hem in de kast heb staan
verschaffen me regelmatig veel en
groot genoegen, en toen ik de
citaten waarmee dit verhaal begint,
opzocht knoopte ik er prompt een
paar uur Bomans-lezen aan vast. Ik
ben ook graag bereid met een ernstig
gezicht uiteenzettingen te beluisteren
of te lezen, waarin uitgelegd wordt
wie er nu precies achter die satiren
en dwaasheden schuilging en waaröm-
ie er zich achter wenste te verstop
pen. En ik weet ook drommels goed
dat Bomans de laatste tijd af en toe
door zo'n barrière heenbrak, zijns on
danks misschien: ik denk nu aan die
dagboeknotities van een ontredderde
Bomans op Rottumerplaat. Maar lieve
deugd!, dit hoeft toch nog niet mee te
brengen dait we nu ook bepaalde eigen
aardigheden van hem op een serene
hoogte neerzetten? In deze herinne
ringen aan Bomans komt bijvoorbeeld
zijn zin voor genootschapje-spelen ter
sprake. Best, natuurlijk hoort dat er
bij, maar mag je dan in een bepaald
geval niet zeggen dat je dit of dat
gewoon een beetje kinderachtig vindt?
Er staan ook enge dingen in dit boek,
die regelrecht een gevolg zijn van
laat ik met Bomans zeggen: de
fout van Eckermann. De arts W. J.
Huygen heeft het erover dat Bomans
veel rookte en praat nu over 'de niet
te dragen straf voor mijn verzuim als
arts' omdat hij, Huygen, z'n vriend
niet 'met alle macht van dit gevloekte
gif' had afgehouden. Glazenier Joep
Nicolas denkt dat Bomans 'in de een
zaamheid van zijn prachtige duinen-
tuin (-) vaak de zucht van de Gekrui
sigde (moet) hebben geslaakt: Eloï,
Eloï. Lama Sabachtani'. Collega Her
man van Run kan het ook fraai:
'Bang voor de droesem in zichzelf
schonk hij uitsluitend de klare wijn
van mooie woorden.' En de schrijven
de componist Wouter Paap vertelt
hijgerig dat Bomans bepaalde passa
ges uit een muziekstuk 'tot de bodem'
wenste te 'doorproeven.'
'kHad nog een paar dingen aange
streept, maar ik ben nu mijn irritatie
over al die verhoogde tonen wel kwijt
en tenslotte is het er mij om te doen.
dit boek met enige nadruk aan te
bevelen in de aandacht van de lief
hebbers van Bomans. Er staan name
lijk voldoende waardevolle bijdragen
in. Om te beginnen attendeer ik op
het geweldige opstel van Harry Mu-
lisch, dat uit de Haagse Post hierheen
gehaald werd. Daarna komt, voor mij
althans, de knappe analyse die Kees
Fens eerst in De Volkskrant en nu
hier geeft. Rex Bomans is bezig met
^Godfried en zijn vader'. Een citaat:
'Dan denk ik weer aan de vele wande
lingen die wij met vader rondom
Haarlem maakten. En voor alles her
inner ik mij zijn onvergetelijke verha
len Is Godfried die vader verge
ten? Ik weet het niet. Ik geloof dat
hij gebiologeerd is geweest door de
vaderfiguur, die blijkbaar zijn eigen
ontwikkeling an jongen tot man in
de weg stond.' Carmiggelt zegt dat hij
het feit 'dat men déze man nimmer
een letterkundige prijs heeft gegeven,
zeer potsierlijk (heeft) gevonden.'
Antwerpens burgemeester Craeybeckx
('wiens naar heel anders gespeld,
wordt dan een Hollander in zijn on
eindige onschuld vermoeden kan',
merkte Bomans op in 'Een Hollander
ontdekt Vlaanderen'), deze burge
meester dan zag 'iets aarzelends. iets
terughoudends, iets zwevends' in de
'wijze van gaan' van Bomans. Jan
Lokin belicht ook even de figuur van
mevrouw Bomans, dr. W. A. M. Pe
ters vertelt over de Nijmeegse tijd,
Van der Plas zelf is doende met 'het
mysterie Bomans' (en nuchterder dan
zijn opgewonden inleiding voorin
't boek zou doen vermoeden), Harry
Prenen is natuurlijk present en er
zijn posthume bijdragen van Lodewijk
van Deyssel en Anton van Duinker
ken, alsmede een bibliografie, punktu-
eel verzorgd door mej A. M. de
Meijer en twintig pagina's beslaand.
Een en ander moge voldoende zijn
om de begeerte naar 'Herinneringen
aan Godfried Bomans' aan te wakke
ren. En laten we niet in de fout van
Eckermann vallen en de nagedachte
nis van Bomans niet hinderen (d.w.z.
schaden) door buitensporige adoratie.
Want daaraan onttrekt hij zich van
daag in zijn werk nóg.
'Herinneringen aan Godfried Bo
mans', onder redactie van Michel van
der Plas. Uitg. Elsevier, Amsterdam/
Semper Agendo, Apeldoorn; 303 pag.
(waarvan 32 fotopagina's); prijs
17,50.
door dr. H. S. Visscher
Burt Lancaster is op maat geknipt voor de rol van de sterke held,
de 'he-man'. Hij was dat ooit ook in een film als Zinnemanns
'From here to eternity', waar hij te midden van alle slapheid en
verveling van Pearl Harbour de stoere zwijger en de atletische
minnaar was. Hetgeen niet wegneemt dat hij daar uiteindelijk
met zoveel duizend andere Amerikanen in Pearl Harbour
toch ook de verliezer was, dank zij de verraderlijke luchtaanval
van de Japanners.
Maar vooral ia latere films heeft
Lancaster een andere 'image' opge
bouwd: geen zwijgende, stoere
held, maar een zachtmoedige 'un
derdog': een mens die een al dan
niet duidelijk verleden met zich
draagt en tengevolge daarvan in
een min of meer vernederde posi
tie verkeert. In 'The birdman of
Alcatraz' was hij de tot levenslang
veroordeelde gevangene, die tij
dens zijn gevangenschap een aan
doenlijke liefde met vogels op
bouwde en een wijs en zachtmoe
dig vogelkenner van naam werd.
In Frank Perry's sterk symbolische
film 'The swimmer' was hij de
vreemde en vervreemde 'held', die
op weg is naar zijn huis via de
privé-zwembaden van zijn rijke
vrienden en kennissen, en tenslot
te ontdekt, dat zijn huis een tries
te en zeer verlaten woning is ge
worden. De film eindigt met het
beeld van Lancaster, ineengedoken
als een hoop ellende, midden in
een leeg en verlaten vertrek.In
Frankenheimers 'The gypsy moths'
is hij een ouder wordende para
chutespringer, die met twee andere
parachutespringers shows op het
Amerikaanse platteland geeft: een
vermoeide man, voor wie het alle
maal niet zo heel erg meer hoeft,
en die tenslotte te pletter slaat
doordat hij te laat zich weet te
bevrijden uit de illusie van ge
wichtsloosheid tijden sde 'vrije val'.
In zijn nieuwste film, 'Valdez is
coming', is hij een uiterst zacht
moedige en nederige held: een
Mexicaanse politieman, die door de
blanke establishment uit de hoogte
behandeld wordt en zich dat gedul
dig laat aanleunen, totdat hij het
opneemt voor de Indiaanse vrouw
van een neger, die door hem per
ongeluk wordt doodgeschoten tij
dens een belegering van diens
huis. De belegering geschiedt op
aanwijzing van de trotse en niets
ontziende hereboer Tanner, die de
neger ten onrechte als een
moordenaar heeft aangewezen. De
regie van de film is in handen van
de van het toneel afkomstige regis
seur Edwin Sherin en men kan
niet zeggen, dat Sherin zich al als
een volmaakt filmmaker ontpopt.
Het scenario rammelt nogal eens,
de situering met name die van
de lokaties in het gebergte, tijdens
de tweede helft van de film is,
dankzij een ontoereikende monta
ge, vrij onduidelijk, en ook verlie
zen zijn personages zich nogal eens
in weinig functionele handelingen.
Maar opzet en idee zijn op zichzelf
interessant, zoals ook de mise-en-
scène in het eerste deel van de
film. Ongetwijfeld zal Lancaster
daar de hand in gehad hebben; hij
is niet, zoals Paul Newman en
Marlon Brando, een man die erop
uit is om zelf te regisseren, maar
hij heeft de macht en het kapitaal
om uit te zoeken wèt hij spelen
wil en hij wil dan ook nog wel
eventjes vertellen, hoe het alle
maal moet.
Lancasters generatie is niet bang
om oud te worden. In 'Valdez is
coming' is Lancaster-Valdez oud
vanaf het eerste moment waarop
de camera hem oppikt als hij op
een boerenwagen meerijdt naar de
beschieting van de hut van de
neger. Hij ziet er ongeschoren en
shabby uit een vermoeide held,
maar zijn ogen zijn heel helder en
klaar en allerminst uitgeblust. Dat
is hijzelf ook niet, naar heel duide
lijk blijkt uit het zwaar sarcasti
sche samenspraakje dat hij met
zijn vriend Diego ten tonele voert
om de schijnheiligheid van de
blanke establishment te parodië
ren.
Het is zonneklaar dat hij, zelf een
Mexicaan, het opneemt voor de
verdrukte minderheden: de belaag
de neger, de ongenaakbaar zwijgza
me Indiaanse, zijn Mexicaanse
vrienden. Maar hij verdraagt alles,
totdat hij, na Tanner bij herhaling
gemaand te hebben om een schade
vergoeding voor de Indiaanse
vrouw, 'gestraft' wordt doordat hij.
met zijn armen vastgebonden op
een primitief kruis, de wildernis
wordt ingezonden. Aan symboli
sche duidelijkheid laat dat niets te
wensen over: de heilsmythe, die zo
dikwijls a»n de basis van de 'wes
tern' ligt, is onloochenbaar aanwe
zig.
Valdez verschijnt, na zijn 'kruisi
ging' waar hij het als door een
wonder levend vanaf brengt, in
een geheel andere gedaante, vast
besloten de door hem geëiste scha
devergoeding van Tanner te incas
seren: hij diept zijn oude, kleurige
uniform op, dat hij vroeger als
Apachenjager in dienst van het
Amerikaanse leger gedragen heeft.
In de mythologische structuur heet
dat de epifanie: de godheid, eerst
zo nederig en zwak, openbaart zich
plotseling als de Hogere en de
Machtige. De film bereikt dan in
de observering van deze nieuwe
Valdez geweldige visuele hoogte
punten. Want hoe 'machtig' hij
ook is met zijn 'olifantengeweer'
en op hoe verschrikkelijke wijze
hij ook huishoudt onder zijn ach
tervolgers hij blijft een stram
me oude held een aandoenlijk
eenzame en pathetische figuur in
zijn kleurige uniform. Dat uniform
had hij ver weggestopt nadat hij
de jacht op Apachen gestaakt had,
omdat hij zoals hijzelf zegt, 'wij
zer' geworden is. Hij heeft niet
alleen het treurige lot van onder
drukte minderheden ontdekt
hij is zich bewust geworden dat
hijzelf tot zo'n onderdrukte min
derheid behoort. En dus pakt hij
opnieuw zijn verschrikkelijke ge
weer en gaat over tot geweld.
Maar zijn doden vallen als verre,
kleine figuurtjes in de weidse tota
len van het landschap. De nadruk
blijft liggen op de overwinnende
kracht van zijn goedheid; de tegen
standers met wie hij oog in oog
komt te staan Tanner, diens
maitresse en diens ruige opper
man overwint hij niet door het
geweld. Zelfs de psychopathische
jonge blaag die Valdez voortdu
rend op de hielen zit, zwicht daar
voor, als hij de bewusteloos ge
raakte Valdez naar later blijkt
van diens martelkruis bevrijdt
Het geweld is er niettemin
onmiskenbaar. Als er een bepaal
de grens van lijdzaamheid en dul
den overschreden is, treedt het
onherroepelijk, en dan plotseling
legitiem geworden, aan de dag.
Men herkent daarin de structuur
van Peckinpah's grandioze studie
van het geweld: 'The straw dogs'.
David, de zachtmoedige held, de
intellectueel, verdraagt wat hem
wordt aangedaan met een einde
loos geduld zozeer dat zijn
vrouw hem lafheid verwijt. Maar
er komt een punt waarop hij naar
het geweld grijpt en dan doet
hij het genadeloos en verschrikke
lijk. Het is niet moeilijk om hier
allerlei extreme politiek-ideologi-
sche redeneringen van onze tijd lo
te ontdekken.
In beide films wordt bewust naar
een punt toegewerkt, waarop het
geweid opeens legitiem lijkt te zijn
geworden. Het is gevaarlijk en ver
warrend. In Peckinpah's film zegt
David aan het slot dan ook, als hij
in zijn auto door de mist rijdt, dat
hij 'de weg niet meer weet'. In
'Valdez is coming' hinkt het scena
rio op twee gedachten, door ener
zijds te laten sterven zoals stervers
in 'westerns' dat nu eenmaal doen:
spectaculair maar op grote afstand
en anderzijds door Valdez in de
directe confrontatie met zijn tegen
standers in de eerste plaats te
laten winnen door zijn innerlijke
kracht. Peckinpah is eerlijker, dat
is wel duidelijk.
Het is al gezegd: Sherin is een
beginnend regisseur; hij weet zijn
sterk en bloeiend aanvangende
film niet tot het einde op hetzelf
de peil te houden. Maar wel wist
hij van Lancaster een merkwaardi
ge en fascinerende zachtmoedige
held te maken. En dat is dan weer
eens heel wat anders dan de
wreedaardige Italiaanse 'dollarban
dieten' van de spaghetti-westerns.